13

Interview De Kaderrichtlijn Water werd dit jaar door de Europese Commissie bestempeld als ‘fit for purpose’. Maar er worden ook maatregelen uitgevoerd die in het kader van de zoetwatervoorziening onbegrijpelijk zijn. Denk bijvoorbeeld aan het verwijderen van stuwdammen. Is de KRW eigenlijk wel voldoende voorbereid op klimaatverandering? “Nee. In de KRW is klimaatverandering zonder meer onderbelicht. De richtlijn benoemt wel een duurzame watervoorziening voor de lange termijn, maar dat wordt in de rest van de richtlijn onvoldoende uitgewerkt. Er is te weinig aandacht voor waterkwantiteitsvraagstukken. Die worden altijd nader uitgewerkt vanuit de waterkwaliteitsdoelstellingen. Je mag als lidstaat wel kwantiteits- en klimaatadaptatiemaatregelen opnemen in plannen en programma’s, maar de verplichting daartoe is niet erg duidelijk. Je zou wel explicietere regels op het gebied van klimaat willen. Natuurlijk werkt men aan een nieuwe richtlijn voor hergebruik van afvalwater en verbetering van de zuivering, maar de aanpak van de zoetwatertekorten gaat op die manier op indirecte wijze.” Over waterkwantiteit gesproken. In Nederland werden er deze zomer veel nieuwe grondwaterputten geslagen. Mag dat zomaar? “Dat hangt af van de provinciale regels, maar het is natuurlijk niet wenselijk als veel mensen dat gaan doen omdat je dan niet weet hoeveel grondwater er waar onttrokken wordt en wat de effecten dan zijn. Het lijkt me heel zinvol om dat integraal te bekijken en door nieuw beleid te ontwikkelen kan dat worden gebruikt als een eerste stap naar verdere regulering. Dat kennen we ook uit het verleden waar provincies op basis van langetermijnbeleid mensen erop voorbereiden dat er op den duur bijvoorbeeld alleen nog maar grondwater voor hoogwaardig gebruik opgepompt mag worden. Je zou dan tevens kunnen kijken naar het beprijzen van grondwater.” Bent u eigenlijk betrokken bij het maken van Nederlands waterbeleid? “Wij spelen in sommige gevallen een rol in het beginstadium. De beleidsmakers willen dan weten wat juridische randvoorwaarden zijn en welke beginselen leidend zouden kunnen zijn. Zo is dat ook gegaan bij het opstellen van het Deltaprogramma Zoetwater. Daarna volgt er een traject waarbij alle stakeholders worden betrokken. Wij komen dan weer in beeld als de regels op papier worden gezet en als er vragen rijzen bij de implementatie en uitvoering. In al die fases hecht ik er altijd sterk aan samen te werken met mensen uit andere disciplines en met de praktijk, om zo samen op zoek te gaan naar de best werkbare oplossingen. Voorheen was de Commissie van Advies inzake de Waterstaatswetgeving een belangrijk adviesorgaan waar het om waterwetgeving ging, maar die commissie is helaas opgeheven en er is ook geen vervanging voor gekomen.” In Europa wordt nu gewerkt aan de herziening van de Drinkwaterrichtlijn. Onderdeel daarvan is dat drinkwaterbedrijven lekkages in de infrastructuur moeten verminderen. Verwacht u dat dat nog grote gevolgen zal hebben voor de Nederlandse drinkwatersector en hun toeleveranciers? “Dat verwacht ik eerlijk gezegd niet. In Nederland heeft de drinkwatersector behoorlijk geïnvesteerd in beheer en onderhoud. Wij hebben relatief lage lekpercentages als je dat vergelijkt met andere Europese landen. Ook als het gaat om uitfasering van schadelijke materialen die in contact met drinkwater komen, verwacht ik weinig negatieve gevolgen. De loden leidingen die afgelopen jaar in het nieuws kwamen, zijn in die zin een uitzondering en men is er gelijk mee aan de slag gegaan. Er is hier de afgelopen jaren ook flink geïnvesteerd in onderzoek. Wellicht dat zich dat nu zal uitbetalen.” Wat is er eigenlijk nodig voor het maken van nieuwe wetten en regels die duurzaamheid en innovatie bevorderen? “Zoals al eerder genoemd, zijn bestuurders met een rechte rug essentieel. Het waterbelang wordt vaak nog als een langetermijnbelang gezien en delft dan vaak het onderspit als er kortetermijnbelangen spelen, economische belangen, of als er verkiezingen aan komen. Daarnaast moet je in wetgeving doelen voor de lange termijn vaststellen, zodat de betreffende sectoren weten waar ze aan toe zijn en daar ook hun investeringen op kunnen richten. Met steeds veranderend beleid en wisselende verplichtingen is niet te werken, dan ben je een onbetrouwbare overheid. Verder moet je je realiseren je dat elk waterprobleem complex is en er vele partijen met bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn. Beleg daarom expliciet alle verantwoordelijkheden. Als iedereen weet wat hij moet doen, en daar ook op kan worden afgerekend kom je sneller tot resultaat. Voorkom dat een gezamenlijke verantwoordelijkheid uiteindelijk betekent dat niemand verantwoordelijkheid neemt. En last but not least: er moet echt meer aandacht - en dus ook middelen - komen voor uitvoering en handhaving.” Volgens Marleen van Rijswick is er in de Kaderrichtlijn Water te weinig aandacht voor waterkwantiteitsvraagstukken (foto: De Dommel). WATERFORUM NOVEMBER 2020 13

14 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication