0

1 Ledenblad nr 85-augustus 2018 jaargang 8 De wereld is diep En dieper dan de dag zich dacht. Maar ook wordt gratis digitaal toegestuurd aan circa 900 adressen in Vlaanderen en Nederland Secretariaat Pictores Beauvoorde: Marie-Cécile Clerinx tel 058 51 52 96 of GSM 0476 752 404 , Dijkweg 5 8670 Oostduinkerke. Bezoek onze Website: www.pictores.be Ons Atelier Gouden-Hoofdstraat 44 Beauvoorde / elke woensdag open Inhoudstafel 1. Voorwoord 2. Art and Fear - Kunst en Angst (9) 3. Citaten (18) 4. Het mooie Verhaal van de Argonauten 5. Gehoord, Gelezen, Gezien (12) 6. Hoe situeren wij Edouard Manet ? 7. 8. De raadselachtige Francis Bacon 9. Schildercursus Aristides (3) 10. Windenergie 1. Voorwoord We waren te gast op het KANTELING 2018 - evenement : ‘BREDERO in BEAUVOORDE’ We hebben genoten vooral ook omdat Gerbrand Bredero voor ons minder bekend was. De manier waarop onze kennismaking verlopen is, was zeer logisch in elkaar geknutseld en leerrijk voor nietliterairs als wij zijn. Eén ding heeft ons geërgerd…en daar kunnen de eminente organisatoren van deze Kanteling niets aan veranderen. Bredero heeft ²ééééééééééééééééééééééééé ‘Vreemde’ maar Boeiende composities

2 een schildersopleiding gehad maar geen enkel werk van hem heeft ‘de tand des tijds’ doorstaan. Dat is nu eenmaal een onherroepelijk feit. Ons, Pictores van Beauvoorde, treft dat in het bijzonder. We hebben er dus het gissen naar welk soort schilder Bredero geweest is. Daarom zijn we op zoek gegaan naar zijn leermeester Francesco Badens. Die Francesco ook wel Franciscus Badensis (Antwerpen, 1571 – Amsterdam, 1618) was een Zuid-Nederlands kunstschilder die tussen 1593 en 1598 in Italië verbleef. Zelf was hij met zijn ouders uit Antwerpen weggevlucht in 1576 om aan de Spaanse Furie te ontsnappen. Zijn Italiaanse opleiding gaf hem in Amsterdam de bijnaam ‘de Italiaanse Schilder’. Zijn atelier was tegelijk een galerie waar klassieke schilderijen verkocht werden. Hieruit kunnen we afleiden dat Bredero ook wel in de toenmalig algemene stijl zal geschilderd hebben. In het testament van zijn vader, een welstellende schoenmaker, makelaar en belastingspachter zijn van zoon Gerbrand drie schilderijen vermeld met Bijbelse of klassieke onderwerpen: David en Batshebe, David en Abigaël, Thisbe en Fortuna. De eerste twee onderwerpen zijn bijbels, het laatste is Oudgrieks. Zulke onderwerpen waren gemeengoed onder de toenmalige gevestigde schilders. Denk aan de werken van Rembrandt. Verder is het duidelijk dat eminente kunstenaars in het toenmalig Amsterdam elkaar kenden. Zo schreef Joost van den Vondel een gedachtenis aan Bredero bij diens afsterven. Andere prominente kennissen waren C.P.Hooft, de dochters van Roemers Visser (Maria Tesselschade), Rembrandt Van Rijn, Samuel Coster en Hugo De Groot. De samenleving in Noord-Nederland was er verwonderlijk ruimdenkend maar toch wisselend volgens de politieke actualiteit. Zo was Bredero geen echt geëngageerd kunstenaar. Dit in tegenstelling met Vondel (door zijn bekering uit de gunst geraakt van zijn vriend P.C.Hooft), Hugo de Groot (ontsnapping uit zijn gevangenis in een boekenkist),Oldenbarneveldt (onthoofd onder beschuldiging van verraad). Voor de rest was de samenleving zeer gemengd: katholieken en protestanten van zeer variërende belijdenissen probeerden samen te leven. De meningsverschillen tussen remonstranten en contraremonstranten (ivm predestinatie) werden politiek misbruikt door Maurits van Nassau (later prins van Oranje). Wij menen dat Bredero als gezonde opportunist zich daar niet veel mee bemoeide.

3 2. KUNST EN ANGST (9) uit het Engels met titel ‘Art and Fear’ ISBN 0-9614547-3-3 Schrijvers: David Bayles en Ted Orland vertaald door Marleen Herpelinck Vervolg hoofdstuk VI Competitie Zonder twijfel: er is onder kunstenaars een wedijver. Het zit in onze genen. Goeie atleten rekenen op dat surplus van energie alleen maar door het feit dat ze in staat zijn de loper naast hen in te halen. Goede kunstenaars zijn gestimuleerd door deadlines voor tentoonstellingen en publicatiedata, zo kunnen ze 20 uur aan een stuk werken om een werk af te werken, beter dan hun vorige. De noodzaak af te werken voert nieuwe energie toe en dat komt je werk ten goede. Het is een supplement dat je gewone inzet komt aanvullen. In een gezond klimaat is de kunstenaar niet competitief met een ander dan zichzelf. Ongelukkig genoeg is een gezond kunstklimaat even zeldzaam als een eenhoorn. We leven in een maatschappij die aanzet tot competitie meer dan goed is en die zeer harde normen stelt aan wie wil winnen. Het is gemakkelijker kunstenaars te evalueren op basis van de waardering die ze reeds ontvingen dan in termen van kunstwerken die ze reeds gemaakt hebben. En als dat gebeurt interesseert de competitie zich niet aan het maken van werk maar aan het verzamelen van de bewijzen van erkenning en succes van je werk. Extreem gezegd ontspoort een zodanige competitie in onnodig (en soms vernietigend) vergelijken van het succes van de een met dat van een ander. Zo kon W.C.Fields echt woedend worden alleen maar bij het horen van de naam van Charlie Chaplin. Milton is levenslang depressief geweest door zichzelf voortdurend aan Shakespeare te meten. Solieri ging nog een stap verder en werd ziek telkens hij zijn muziek vergeleek met die van Mozart (En bij wie van ons zou dat anders zijn?) De vrees niet genoeg erkenning te krijgen leidt tot verdriet en bitterheid. De vrees niet zo goed te zijn als een collega maakt je depressief.

4 We moeten toegeven dat weinigen van ons hier boven kunnen staan en enkel maar een zweem van afgunst ervaren als iemand anders een prijs in de wacht sleept waarop we zelf mikten. Eventjes bouderen in een competitie is heel normaal en heeft niets te maken met genieten van je succes door je concurrenten in de grond te trappelen. Het is trouwens ook moeilijk victorie te kraaien als je ingebeelde mededingers helemaal niet van je bestaan op de hoogte zijn. Sommigen kunnen al een eeuw dood zijn. Het mag zeer plausibel zijn dat zij niet winnen en dat uzelf vroeg of laat zult verliezen. Uiteindelijk zal dat altijd maar vergelijken je alleen maar het onderspit doen delven. Welke norm je ook gebruikt, al wie aan een competitie deel neemt denkt hetzelfde: wij weten zeer goed waar in welke rangorde wij gerangschikt zijn. Gretige competitoren checken zichzelf voortdurend. Obsessieve competitoren nemen zichzelf als norm maar dat is dan ook een lukslag maar een lukslag die werkt. Dit doet ze echt harder werken en dikwijls levert dat goede carrièrekansen op. Als zelfbewustzijn zo nauw aan rangorde gekoppeld is ten aanzien van het kritisch publiek wordt de motivatie naar werk dat de toppen haalt extreem. Als je helemaal niet weet hoe je eigen werk te beoordelen kan de inzet de wereld te overtuigen van je eigen kwaliteiten, van je werkelijk een topartiest maken. In theorie is dat allemaal ok – je moet alleen maar de juiste norm vinden om je prestaties te meten. Wat competitie in de kunst moeilijk maakt is eenvoudig dat er slechts zelden een consensus is over wat je beste werk is. Meer nog wat belangrijk is, is niet of het beter of slechter is dan het vorige maar wel of het gelijkend is of verschillend. Betekenisvolle vergelijking van twee fuga’s van Bach is niet hoe je ze moet evalueren ten aanzien van elkaar maar wel degelijk hoe ze in elkaar zitten. Als het allemaal goed vlot in je kunstproductie dan hebben alle werken die je maakt een eigen toekomst, ongeacht hoe ze door je publiek individueel gewaardeerd worden. Alles daargelaten zijn het toch je eigen kinderen. Men kan argumenteren en dat je er ook eens aan moet denken variaties te maken op je werken. Een enkele artistieke inspiratie kan wellicht heel wat variërende antwoorden uitlokken.

5 Periodes met hoge productie zetten je ertoe aan een uitgebreid oeuvre op te bouwen, een oeuvre waarin alle stukken (ook de afgekeurde voorschetsen die nooit aan een galeriemuur zullen hangen) een kans krijgen een rol te spelen. Als alles normaal gaat denk je er wellicht nooit aan of je handelt door een inwendige aandrang, omdat je je zegezeker voelt, of je met een deadline werkt of onder de charme werkt van een nieuwe gedachte – dat allemaal zijn bronnen van energie voor de werken die je maakt. Doelbewust navigeren doorheen je systeem Kunstenaars zijn een taai volkje. Ze slagen erin hun eigen systeem te ontwerpen zodat ze hoe ook erin slagen exact te doen wat zij willen. Michelangelo schilderde het plafond van de Sixtijnse Kapel in opdracht van de Kerk. Ansel Adams fotografeerde Moonrise, Hernandez maakte kunst voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Eame’s meubels en Avedon-modestijl geraakten bekend en bewezen dat kunst te vinden is zelfs in extreem Moonrise commerciële situaties met kitschproducten. Inderdaad is er het onthutsend maar sterk argument dat veel kunstwerken – zelfs grote werken – op een schaalgrootte als het Parthenon of het Gedenkteken van de Oorlog in Vietnam – een koper moeten gehad hebben reeds voor aan de uitvoering van het kunstwerk begonnen werd. Het komt er erop aan zo’n uitvoeringen in opdracht te beletten door te sijpelen in je eigen werken nadien. Werken in opdracht laat je ongemerkt verglijden naar een meer commerciële stijl. Dat is echt hinderlijk met kunstvormen die op grote schaal (en goed betaald) commercieel kunnen toegepast worden. Het komt erop aan in zulke gevallen de opdrachtgever zeer duidelijk te maken dat u alleen wet hoe het kunstwerk er moet uitzien.

6 Voor sommige kunstenaars is het een afweging of zelfs een weigering van de opdracht. In de kersttijd presenteren balletgezelschappen een ongehoord groot aantal versies van de Notenkraker. Het is het enige ballet dat genoeg ticketverkoop garandeert om hen nog eens een jaar te laten bestaan. Net zo bij filmproducers. Ongeacht de inhoud van hun film, weten zij welke beelden erin zullen slagen de kostprijs te dragen van zo’n productie. De meeste kunstenaars echter zijn echt niet in staat klaar te zien in de ingewikkeldheid van het kunstnetwerk. Soms lijkt het inderdaad dat willekeurig experimenteren met kunst niet tot succes leidt. Maar anderzijds is het ook zo dat kunstenaars die trouw een zichzelf opgelegde discipline volgen (zoals in vijfvoetige jamben schrijven of alleen maar te componeren van pianosolo’s), erg ongeschikt zijn om in te gaan op eisen van opdrachtgevers. Goedmenende vrienden van Edward Weston konden een kofiemaatschappij ervan overtuigen een toelage te verlenen aan de kunstenaar om foto’s te maken voor hun tijdschrift. De enige voorwaarde die gesteld werd was dat het koffieproduct van de firma ergens zou voorgesteld worden in die foto’s. Weston is een legendarisch fotograaf van kleine dingen. Maar het feit dat ergens een heel kleine koffiekan moest afgebeeld worden bleek voorde kunstenaar een niet te overkomen probleem. Het zou van uit het standpunt van de kunstenaar zo moeten zijn dat de relaties met opdrachtgevers zulke details echt niet als top belangrijk zouden geacht worden. Dit zou inderdaad een gezond principe van sponsoring moeten zijn want sommige kunsten (als film en literatuur) kunnen maar moeilijk de sprong maken van ontwerp naar uitvoering zonder een behoorlijke financiële investering. Schrijvers vinden het volkomen normaal manuscripten te schrijven mits verwaarlozing van al wat daarmee samen gaat – proeflezen, vorm, het drukken, het uitgeven en de reclame laten ze allemaal aan de uitgever over. Sommige kunstenaars beschouwen dan juist dit laatste als een wezenlijk element van hun kunstarbeid. De vele ‘inpakkunstwerken’ van Christo zijn vormen van performance-kunst die slechts door weinigen gesmaakt worden. Het toppunt van zijn performances was een origineel werk waaraan hij in het museum alles toevoegde dat ermee te maken had: mappen, werktekeningen, correspondentie, logistiek enz. Als dat alles geen indruk op je maakt moet je van één ding overtuigd zijn: na je dood wordt al wat je maakte op die manier op de markt gebracht. Maar als het waar is dat de kunstenaar als een bedreigde (dier)soort geconfronteerd is met hedendaagse technieken eigen aan economie en marketing, dan blijft er toch één vraag over: hoe komt het dan dat de mythe van de eigenzinnige kunstenaar – de Ionïer (Grieks) die alleen zijn eigen hart volgt – bij elke nieuwe generatie zo voorspelbaar ontstaat? Een mogelijk antwoord vinden we als we kijken naar dingen die in het verleden

7 het de moeite waard maakten om aan kunst te doen. Er is arbeid die mensen aanspreekt en begeestert, ofwel geraakt de mens geïnteresseerd in het verwerken van een of ander materiaal ofwel kiest de mens de weergave uit van materie als zodanig, dat alles is arbeid die waarachtig maakt. Zo’n arbeid, ongeacht de waardering die hij hedendaags al of niet krijgt zet aan tot kunst. Een tweede antwoord brengt ons misschien dichter bij de kunst. De oorsprong van kunst is dikwijls verbonden met nutswaarde of rituelen. In zeer oude tijden waren het basisbehoeften die leiden tot kunst als een vorm van cultuur en was zelfexpressie het middel om persoonlijke ervaring en vaardigheid tot cultuur te laten bijdragen. Het rituele vinden wij terug in de bizon geschilderd op een grottenwand ,bloeide open in tijden van succesrijke grote godsdiensten en verviel tenslotte tot het niveau van sensatie en decoratie. Wat nutstoepassingen betreft, wij denken aan pijlpunten in obsidiaan (gesteente) en gebakken potten, zij kregen voortdurend meer ingewikkelde vormen en evolueerden naar massaproducten. In de huidige tijd wordt kunst niet meer als cultuur gezien en wordt zelfexpressie een doel op zichzelf. Het mag wel zo heten dat dit niet een optimale kunstvorm is - maar niemand zegt ook dat wij een ideale kunsttijd beleven. 3. Citaten (18) CITATEN... WIE IS WIE? (18) Ter inleiding Iedere mens speurt al eens graag de nachtelijke hemel af op zoek naar sterren of sterrenformaties. Die belangstelling is van alle tijden. Vaak zag men er vroeger een voorteken in. Astrologie en astronomie liggen voor menigeen nog altijd dicht bijeen. "De sterren zijn ons gunstig gezind." Zo horen wij wel eens. En de horoscoopgegevens zijn gebaseerd op de sterrenbeelden. Vandaag de dag noemen wij ook onze idolen 'sterren'. "Als ik een ster ben, dan zijn het de mensen die mij tot ster maakten." Aldus de Amerikaanse actrice Marilyn Monroe (1926-1962). De term 'ster' kan inderdaad heel wat betekenissen hebben. Al is het maar het vervelende resultaat van een steentje in de voorruit van onze wagen...

8 Bijdrage 18 : vijf citaten in verband met de STER(REN) 18.1 "Niemand kijkt naar wat zich voor zijn voeten bevindt; wij staren allemaal naar de sterren." (Quintus Ennius) De Zuid-Italiaanse Griek Quintus Ennius (239-169 voor Chr.) wordt wel eens de 'vader van de Latijnse dichtkunst' genoemd. Grieks en ook Latijn vormden geen probleem voor hem. Zo bewerkte en vertaalde hij meerdere werken van de Griekse dramaturg Euripides en publiceerde hij het grote historische epos "Annales" dat de totale geschiedenis van Rome beschreef en waarvan slechts een 600-tal verzen zijn bewaard. Aanvankelijk had Ennius het niet bijzonder breed. Maar hij kreeg de steun van meerdere rijke Romeinen. Zijn grote beschermheer was Marcus Fulvius Nobilior wiens zoon Quintus ervoor zorgde dat Ennius als Romeinse staatsburger werd erkend. Die Marcus Fulvius was generaal én politicus (onder meer consul en censor). Hij nam Ennius mee op zijn strijdtocht tegen de Aetolische Bond (een Griekse bond van de streken ten noorden van de Korinthische Golf) die hij overwon bij de stad Ambracia (189 voor Chr.). Ennius schreef nadien een toneelstuk over de inname van deze stad, het huidige Arta. Laatstgenoemde was trouwens op meerdere literaire vlakken actief : epiek, poëzie, tragedie. Met zijn 'Satiren' (die vaak een stichtend karakter hadden) leverde hij baanbrekend werk waarvoor hij heel wat navolging kreeg. Later liepen heel wat bekende auteurs, onder andere Cicero, hoog op met deze schrijver. 18.2 "Onze voornaamste plichten schitteren als sterren." (William Wordsworth) De Engelse dichter William Wordsworth (1770-1850) vestigde zich na zijn studies te Cambridge in Frankrijk. Toen de Franse revolutie er te bloedig werd, liet hij zijn lief en hun kind achter en keerde hij terug naar Engeland. Wroeging was lange tijd één van zijn problemen. Samen met Samuel Coleridge gaf hij in 1798 'Lyrical Ballads' uit, dit in een romantische stijl. In de inleiding van de volgende uitgave van dit werk werd de nodige commentaar gegeven : "De essentie van de poëzie is het beschrijven van de eigen gevoelens, waarbij kunstmatige regels (zoals in het classicisme) worden losgelaten en waarbij de natuur een centrale plaats inneemt." Ook het taalgebruik diende minder stijf en bevattelijker te zijn. In 1807 kende hij succes met zijn 'Poems in Two Volumes'. In dat jaar trad hij in het huwelijk met zijn jeugdvriendin Mary Hutchinson. Maar de dood van twee van zijn vijf kinderen en ook de breuk met zijn geestesgenoot Coleridge - samen vormden ze de 'Lake Poets' (dichters uit het Lake District) - werkten zwaar op hem in. Ondanks zijn literaire

9 bijval ging hij toen de sombere en ongelukkige toer op. Inspiratie en productiviteit namen zo zienderogen af. Wordsworth stierf te Ambleside in 1850. Nog datzelfde jaar publiceerde zijn weduwe zijn lang autobiografisch gedicht 'The Prelude'. 18.3 "Gelukkig is hij die in de herinnering aan een zonnige jeugd een ster bezit in 's levens duister." (Berthold Auerbach) De Duits-Joodse dichter-schrijver Mozes Baruch Auerbach (gekend als Berthold Auerbach) is geboren in 1812 in de regio Württenberg (Wurtenberg). Zijn studies wijsbegeerte brachten hem ertoe zich te verdiepen in de ideeën van de Nederlandse denker Baruch Spinoza (17de eeuw) en geleidelijk afstand te nemen van het orthodoxe jodendom. Zijn eerste geschriften waren vooral van filosofische aard. Maar in 1843 publiceerde hij 'Dorpsverhalen uit het Zwarte Woud' waarin hij de realistische toer opging en waarmee hij zich bijzonder populair maakte. Ook in zijn volgende boeken wist hij op rake wijze de Zuid-Duitse bevolking te beschrijven en dan vooral de plattelandsboeren van de Beierse Alpen en het Zwarte Woud. In 1861 verscheen 'Auf der Höhe' dat achteraf in diverse talen werd omgezet. De lezer bewonderde hierin vooral de fijnzinnige psychologische ontleding van de personages. 'Walfried' (1874) was onder meer geïnspireerd door de sfeer rond de drang naar de Duitse eenmaking en de (in 1871 gewonnen) Frans-Duitse oorlog. In 1882 overleed hij in het Franse Cannes. In de jaren vooraf was hij nog erg productief geweest met 'Nach dreissig Jahren' (1876), 'Der Forstmeister' (1879) en 'Brigitta' (1880). Berthold Auerbach wordt nu zo wat aanzien als de oprichter van de Duitse 'tendensroman' waarin fantasie en fictie worden gebruikt als middel om invloed uit te oefenen op de publieke opinie. 18.4 "Wat mij betreft weet ik niets zeker, maar naar de sterren kijken zet me aan het dromen." (Vincent van Gogh) Vincent van Gogh (°1853 te Zundert) was de zoon van een predikant. Werk als kunsthandelaar te Londen en Parijs duurde niet lang, een zending in de Belgische mijnstreek Borinage als evangelieprediker evenmin. Terug thuis, nu te Nuenen, startte hij zijn carrière als artiest, dit in een sociaal-realistische stijl. Na een kort verblijf te Antwerpen (1885) arriveerde hij bij zijn broer Theo te Parijs (1886). Hij kwam er in contact met impressionisten, maar wilde een eigen stijl. In 1888 vestigde hij zich in het zuiderse Arles waar hij niet alleen worstelde met het schilderen maar ook met zichzelf : in een waanzinsaanval sneed hij zijn rechteroor af. Hij werd opgenomen in een gesticht te Saint-Rémy de Provence. Zijn werk werd er somberder van kleur maar ook feller bewogen, dit via cipressen, wolkenformaties, zonnen. In 1890 trok hij naar Auvers ter verzorging bij een dokter, maar nog

10 hetzelfde jaar pleegde hij er in een zoveelste vlaag van zinsverbijstering zelfmoord. Verkocht hij tijdens zijn leven zo goed als niets, dan werden zijn naam en invloed achteraf bijzonder groot. Zijn emotioneel geladen kunstwerken vormden de weerspiegeling van zijn innerlijk gevoelsleven, dit via de eigen plastische middelen als kleur, lijn, vlak en vorm. Zijn wisselvallige gemoedsbeleving doorzinderde de uitgebeelde natuurelementen. Velen zien in Van Gogh eigenlijk de voorloper van het latere expressionisme. 18.5 "Het is niet zo moeilijk verheven gedachten te koesteren als de sterren stralen." (Marguerite Yourcenar) De Frans-Amerikaanse schrijfster Marguerite Yourcenar (1903-1987) heette eigenlijk Marguerite Cleenewerck de Crayencour (bemerk het anagram!). Ze verloor heel vlug haar moeder die van Belgische adel was. Vader zorgde voor een veelzijdige opleiding. Als kind bracht ze veel vakanties door op de Zwarte Berg waar ze een grote bewondering voor de In 1950 vestigde ze zich dicht tegen de Canadese grens. De Amerikaanse natuurrijkdom van het Heuvelland ontwikkelde. Humanisme en rationalisme lagen haar als auteur eveneens nauw aan het hart. Haar eerste publicatie kwam er in 1929 met 'Alexis ou le traité du vain combat'. Tien jaar later ging ze wonen te New York.vertaalster Grace Frick was er haar levensgezellin. Daar, in het landhuis 'Petite Plaisance', kwamen nog veel werken van Yourcenar tot stand. Dit dankzij of ondanks de lange winterperiodes (zeven maanden!). Voor 'L'oeuvre au noir' (1968) ontving ze de Prix Femina. Met 'Archives du Nord' (1977) behandelde ze het verleden van haar familie. Ze was de allereerste vrouw die werd opgenomen in de Académie Française (1980). In 1982 was ze te Belle (Bailleul) de eregast wanneer de Stichting Marguerite Yourcenar boven de doopvont werd gehouden. Dit Frans-Vlaams initiatief kwam er met als doel : het behoud van de flora, fauna en natuurschoon van de heuvels langs weerskanten van de grens. In het Noord-Franse Sint-Janskappel (Saint-Jans-Cappel) is de Villa Marguerite Yourcenar vandaag de dag een soort residentie voor schrijvers. Dat dit bouwwerk iets te maken zou hebben met de voorouders van Yourcenar blijkt historisch niet correct te zijn. Marguerite Yourcenar die reeds sedert 1947 Amerikaanse was, overleed op het eiland waar ze woonde in december 1987. Stef Declerck, Poperinge

11 ---------------------Philip James Bailey Engels dichter 1816-1902 Evenals de nacht sterren brengt, zo leert de smart ons waarheden. ------------------------Henry S. Haskins Amerikaans aforist en schrijver 1875-1957 Er is veel meer bekend over de sterren dan over reumatiek. ---------------------------------Thomas Carlyle Schots schrijver en historicus 1795-1881 De eeuwige sterren schijnen zodra het donker genoeg is. ----------------------------------Henry Wadsworth Longfellow Amerikaans dichter 1819-1892 De ouderdom heeft niet minder voordelen dan de jeugd, ofschoon van ander uiterlijk. Als de zon ondergaat, komen er sterren aan de hemel, die men bij dag niet ziet. --------------------Gilbert Keith Chesterton Engels schrijver 1874-1936 Men kan de kosmos begrijpen, maar nooit het ego; het ego is verder weg dan een ster. -----------------------------4. Het mooie Verhaal van de Argonauten Ooit was de wereld klein. De grote cultuurlanden lagen als een krans rond de Middellandse Zee: de ‘Mare Nostrum’, onze Zee. Achtereenvolgens kwamen ze tot bloei: de Egyptische cultuur,de Griekse, Perzische, Romeinse, Spaanse en Franse cultuur, gezegend en bevoordeligd door een mild klimaat en een rustige zee waarop triremen en trotse hooggetuigde zeilschepen hun zoglijnen trokken.

12 Mild als haar klimaat en zowat de moeder van die grote verscheidenheid heeft de Griekse beschaving haar bevruchtende rol gespeeld. Met enig voorbehoud voor beperkte slavernij was ze tegelijk de wieg van politieke democratie. Haar bouwstijlen, haar beelden, haar toneelspelen en haar filosofische teksten vond men en nu nog altijd vindt men ze doorheen het Mediterraan gebied: haar tempels en amfitheaters maakten de kusten rond Syracuse (Sicilië) tot een cultuurgebied dat Griekser is dan Grieks. Aan de oorsprong hiervan, daterend uit een tijd dat de Grieken hun eerste zeetochten maakten, liggen mythologische sagen vol fantasie en droom en reeds het heimwee naar nieuwe inzichten dat ook onze generatie tekent. Zeker, die verhalen, door de dorpsoudsten verteld aan luisterende kinderen op de pleinen en in de steegjes van hun stadstaten, waren propvol fantasie en onwaarschijnlijkheden, te gek om uit te vinden maar boeiend tegelijk, modellen waren het voor onze sprookjes van Grimm en Andersen en …aliens. Tegelijk waren ze nuchter.’ De Oud-Griekse godsdienst was "een religie zonder dogma's, zonder credo en bijna geen priesters, die zich beperkte tot een geheel van culten gebaseerd op min of meer geloofwaardige mythes. Zij kende zo weinig eenheid dat men er beter in het meervoud over spreekt.’ Die mythes werden aaneen gebreid tot volksverhalen met stof voor veel vertelavonden in de schemeravonden op de Griekse Agora : we kennen ze uit de geschriften van Apollonios van Rhodos (3e eeuw v. Chr.) die ze optekende toen al eeuwenoud doorverteld. Voor hem was er Homeros. Samen beschrijven ze de heldendaden van twee generaties jongeren: Homeros heeft het over Troyes oorlog met Achilles de snelvoetige, en Zeus de wolkenverzamelende en Vader van Goden en Mensen. Apollonius heeft het over de avonturen van een daarop volgende jongere generatie: Jason, zoon van koning Aeson van Iolkos, Herakles (Hercules), zoon van de oppergod Zeus en Alkmene, de koningin van Mykene. En daar is ook nog Orpheus, de dichter en Minnaar van Euridikè… Hoe kon het anders. Geïsoleerd door bergruggen in hun stadstaten maar open naar zeeën die het land doorsneden, trokken deze jonge Grieken erop uit, nationalisten ten voeten uit maar weinig ontwikkeld, het hoofd vol dromen. Uit die beperking en openheid hoefden ze niet wijd uit te varen om zich in vijandelijk gebied te wanen en ergens in een niet ver afgelegen stad een koning van zijn troon te stoten. Koningen waren er genoeg en schoonwangige weduwen-koninginnen waren vlug bereid met de vreemdeling het bed te delen…

13 Ons boeien die verhalen omdat ze doorheen de eeuwen kunstenaars ertoe verleidden die thematiek in hun inspiratie op te nemen. Zowel literair als muzikaal, in beelden en schilderijen vinden wij Troje en de Argonauten terug. Het Verhaal van de Argonauten is eigenlijk een vervolg op het oud mythisch verhaal van het ‘Gulden Vlies’. Dit vlies is eigenlijk een gedroogde geitenhuid die toebehoorde aan de gouden ram die de kinderen van koning Athamas, prins Phrixus en prinses Helle, wegvoerde op een vlucht. Maar net als ooit de vrouw van Lot was ook Helle te nieuwsgierig en stortte in zee waar je nu nog de Hellespont hebt. Phrixus alleen bereikte zijn doel, offerde de ram en hing de gouden vacht op in een bos in het koninkrijk Colchis (Oostkust Zwarte Zee). Jason is eigenlijk een koningszoon uit Iolkos (ten Noorden van Athene) waaraan de troon ontnomen werd door zijn halfoom Pelias. De geboorte en de jeugd van Jason volgen zowat hetzelfde patroon als dat van ons aller Sneeuwwitje. Zo arriveert de blondgelokte prins op het kasteel van Pelias om zijn rechten op de troon op te eisen. De koning doet een listig voorstel: Jason wordt koning als hij erin slaagt de gouden geitenhuid uit Colchis terug te halen. Dus roept Jason zijn vrienden bijeen om een boot te bouwen: de Argos, en het avontuur aan te gaan. Het loont de moeite de bemanningslijst van de Argos door te nemen. Stuk voor stuk zijn het jonge kerels waar telkens een legende aan verbonden is, rolpatronen voor de Griekse jeugd. 1.Acastus, zoon van koning Pelias 2.Actor, zoon van Deion de Phociër 3.Admetus, prins van Pherae 4.Amphiaraus, de ziener uit Argos 5.Kleine Ancaeus de Lelegiër van Samos 6.Machtige Ancaeus uit Tegea in Arcadië 7.Argos de Thespiër, de ontwerper en bouwer van de Argo 8.Ascalaphus de Orchomeniër, zoon van Ares 9.Asterius, zoon van Cometes, een Pelopiër 10.Atalanta van Calydon, de maagdelijke jaagster Weerom een sneeuwwitje-verhaal. Atalanta is een koningsdochter maar als baby ongewenst. Ze wordt gezoogd door een beer en ontwikkelt zich tot een geducht berendoder. Geweigerd als Argonaut neemt ze wraak door Peleus te verslaan. Verliefd op Hippomenes vluchten ze voor de jaloerse Aphrodite. Het liefdespaar wordt door Zeus in twee leeuwen veranderd.

14 11.Augias, zoon van Koning Phorbas uit Elis Herakles (Hercules) is gekend om zijn hem opgelegde taken die de kracht van de mens te boven gaan. Een van die taken was de reiniging van de stallen van Augias. Vandaar de uitdrukking: ‘een Augiasstal reinigen’. 12.Butes uit Athene, de bijenmeester 13.Caeneus de Lapith, die ooit een vrouw was geweest. Nadat Caenis door Poseidon is verkracht, mag ze van de zeegod een wens doen. Hierop wenst ze een onkwetsbare man te zijn, zodat ze niet meer misbruikt kan worden. Aldus geschiedt, waarbij Caenis ook de naam 'Caeneus' krijgt. Later verliest Caeneus desondanks een strijd met centauren, omdat ze hem de grond inslaan. 14.Calaïs, de gevleugelde zoon van Boreas 15.Canthus de Euboeër 16.Castor, de Spartaanse worstelaar, een van de Dioscuren 17.Cepheus, zoon van Aleus de Arcadiër 18.Coronus de Lapith, uit Gyrton in Thessalië 19.Echion, zoon van Hermes, de heraut 20.Erginus uit Milete 21.Euphemus uit Taenarum, de zwemmer 22.Euryalus, zoon van Mecisteus, een van de Epigonen 23.Eurydamas de Dolopiër, van het meer Xynias 24.Herakles uit Tiryns, de sterkste man die ooit geleefd heeft Herakles (Hercules) was de zoon van de oppergod Zeus en de koningin van Mikene: Alkmene. Als baby doodt hij reeds de slangen die Hera, Zeus’vrouw, hem toestuurt om hem te doden. Hij is vooral bekend om zijn 12 werken, stuk voor stuk onmogelijke taken. Zeus moet een geweldige minnaar geweest zijn want zijn ‘bruidsnacht’ bij Alkmene duurde drie dagen en drie nachten waarbij de aarde in duisternis gehuld werd. 25.Hylas de Dryopiër, knecht van Herakles 26.Idas, zoon van Aphareus uit Messene 27.Idmon uit Argos, Apollo's zoon 28.Iphiclus, zoon van Thestius de Aetolian 29.Iphitus, de heerser uit Phocis 30.Jason, de kapitein van de expeditie Zoon van koning Aeson van Iolkos, de held van het verhaal. 31.Laërtes, zoon van Arceisius de Argiver 32.Lynceus, De uitkijker, broer van Idas 33.Medea, dochter van koning Aietes en latere vrouw van Jason Dochter van Aietes die de eigenaar is van het gulden vlies. Verliefd op Jason spant zij met hem samen tegen haar vader en wordt lid van de bemanning van

15 Argos. 34.Melampus uit Pylus, zoon van Poseidon 35.Meleager van Calydon 36.Mopsus de Lapith 37.Nauplius de Argiver, zoon van Poseidon, een noterende navigator 38.Oileus de Locriër, vader van Ajax 39.Orpheus de Thraciër, dichter De man die met zijn fluitspel er bijna in slaagde zijn geliefde Euridikè uit de onderwereld terug te halen. Maar Euridikè was nieuwsgierig en keerde zich om… 40.Palaemon, zoon van Hephaestus, de Aetoliër 41.Peleus de Myrmidoniër (vader van Achilles) De vader van de latere Troje-strijder die ooit de strijd verloor tegen Atalanta van Calydon. 42.Peneleos, zoon van Hippalcimus, de Boeotiër 43.Periclymenus uit Pylus, de zoon van Poseidon, kon van gedaante veranderen 44.Phalerus, de Atheense boogschutter 45.Phanus, de Kretenzer zoon van Dionysus 46.Philoctetes, zoon van Poeas Hij maakte deel uit van de Argonauten en was een persoonlijke vriend van Herakles. Na diens dood ontving hij Herakles' pijl-en-boog. Omdat hij leed aan een voetwonde die maar niet genas, en die een niet te harden stank verspreidde, liet Odysseus hem tijdens de afvaart naar Troje achter op het eiland Lemnos 47.Poeas, zoon van Thaumacus de Magnesiër 48.Polydeuces, de Spartaanse bokser, een van de Dioscuren 49.Polyphemos, zoon van Elatus, de Arcadiër, niet te verwarren met Polyphemos de cycloop 50.Staphylus, zoon van Dionysus 51.Theseus, held van Athene en Attika Vooral bekend om het doden van de Minotaurus (Kreta) 52.Tiphys, de stuurman, uit Siphae Bij de bouw van de Argos is godin Athena bezig met het zeil; Tiphys (centrum) houdt de zeilspanner en Argos (rechts) zit aan de rem (zie figuur). 53.Zetes, broer van Calaïs. Het verhaal is eindeloos. De doelstelling is dus het terughalen van het Gulden Vlies. Hiertoe wordt een schip gebouwd met 50 roeispanen. Ter bescherming werd de boeg gemaakt uit een stuk

16 van de Sprekende Eik van Dodona, en bezield door Pallas Athena.In voorchristelijke tijden was de eikencultus in heel Europa verspreid. In Epirus, een wilde streek in het noordoosten van Griekenland, bevond zich het oudste Griekse orakel, de Heilige Eik van Dodona. Aan de voet van de berg Tamaros stond de tempel van Zeus, oppergod van de Grieken. Daar groeien nog steeds zeer oude eiken 1. De episode op het eiland Lemnos De vrouwen van Lemnos voelen zich verwaarloosd door hun mannen en doden ze. De jonge frisse argonauten zijn er zeer welkom en zorgen bij hun vertrek voldoende nieuwe bevolking achter te laten. 2. Bij Persephone Deze is de dochter van godin Demeter. Hades, de god van de onderwereld ontvoert haar maar Demeter bekomt dat haar dochter jaarlijks een tijdje uit de onderwereld kan terugkomen. Dit verklaart de mooie seizoenen Lente en Zomer. 3. Aan de Hellespont zijn ze te gast op het trouwfeest van koning Cyzicus. Die trouwde met Clite, de dochter van Merops. Tijdens het banket werden de bewakers van de Argo aangevallen door zes reuzen. In het gevecht doodde Herakles ze alle zes. Door een misverstand doodt Herakles koning Cyzicus . Maar…het incident werd opgehelderd en de vriendschap werd weer hersteld. De vrouw van de dode koning hing zichzelf van verdriet op. Door de ongunstige wind moesten ze nog eens twaalf dagen op het eiland verblijven. Hera stuurde een vogel met bericht: de Argonauten moesten een standbeeld van Cybele plaatsen op de berg Dindymus, omdat ze de kinderen (de zes reuzen) van moeder Aarde hadden gedood. Toen ze dat hadden gedaan, werd de zee weer kalm. 4.Afscheid van Herakles Ze moesten aan land gaan, om een nieuwe roeispaan te maken en het water te verversen. Ondertussen Hylas, de knecht van Herakles op zoek naar drinkwater. Bij de Pegaefontein kwam Hylas nimfen tegen. Ze waren verliefd op hem geworden en lokten hem mee naar het water en trokken hem erin. Ondertussen gingen de Argonauten weer verder met hun reis terwijl ze Herakles achter lieten. Dit gebeurde door toedoen van Zeus die Herakles er op wees dat hij nog aan zijn 12 werken moest werken. 5. Een boksmatch met Amycus en de raad van koning Phineus Amycus is een woesteling die Argonauten uitdaagt tot een gevecht dat ze natuurlijk winnen. Verder ontmoeten ze koning Phineus die uitgemergeld is van de honger: twee harpijen ontnemen hem zijn voedsel. De zonen van Bores: Zetes en Calais,

17 knappen dat karweitje voor hem op. Phineus geeft hen raad hoe ze de gevaarlijke Bosphorusengte kunnen passeren. Dat lukt hen dan ook op het randje van de staart van een duif. Sindsdien is het een veilige route voor zeelieden. 6.Tegenslagen en de bronzen vogels Twee argonauten sterven: stuurman Tiphys en ziener Idmon. Hierop maken ze kennis met metaalsmedende Chalibiërs. Zwermen bronzen vogels vallen hen aan. Ook dat overwinnen ze dank zij de goede raad van koning Phineus. 7.Aankomst op Colchis Koning Aietes herinnerde zich een voorspelling dat als hij het vlies zou geven dat hij zijn heerschappij verloor. Hij was niet van plan om het vlies weg te geven, het was een van zijn kostbaarste bezittingen. Dus bedacht hij een opdracht die onmogelijk was om uit te voeren. Hij zei tegen Jason: "Ik zal blij zijn als ik het Gulden Vlies aan je kan overhandigen, maar eerst moet je twee stieren aan een ploeg spannen die vuuradem hebben. Dan moet je het veld ploegen, en in de groeven van de aarde moet je de tanden van een draak strooien. Uit deze tanden groeien bewapende mannen, ze zullen je aanvallen. Je moet ze neer slaan met één arm." 6. Les Femmes Fatales Ten einde raad weet de mooie Jason zijn charmes bij de vrouwen uit te spelen uit te spelen. Medea, de dochter van de koning krijgt op bevel van Aphrodite een liefdespijl te incasseren uit de boog van Eros. Stapelverliefd spant ze samen met Jason tegen haar vader en broer. Jason doodt broer Aposyrtus. Maar Medea legt zich daarbij neer. Samen roven ze het Gulden Vlies en brengen het naar de tempel van Zeus. 7. Geen happy end Jason wordt verliefd op een prinses van Korinthe, met de naam Creüsa, en was vastbesloten om met haar te trouwen, ondanks alles wat Medea voor hem had gedaan. Medea vergiftigt Creusa samen met haar vader Kreon, de koning van Korinthe. Daarna vermoordde Medea haar eigen kinderen uit het huwelijk met Jason. Ze wist dat de kinderen een leven zonder inhoud kregen. Haar kinderen zouden slaven worden van Korinthe, of anders worden vermoord. Medea vluchtte op haar strijdwagen die werd voortgetrokken door draken en Jason bleef alleen achter als een eenzame man, rouwend over zijn jonge bruid en zijn geliefde kinderen. Jason was niet langer in de gunst bij de goden, omdat hij zijn woord had gebroken met Medea. Hij werd een dakloze, oude man zonder vrienden.

18 Lang na de dood van Jason hing het Gulden Vlies nog in de tempel van Zeus. Heel Griekenland kon het aanschouwen, als herinnering aan de heroïsche daden van Jason en de Argonauten. Afbeeldingen van het Argosschip v.l.n.r. Athena - Typhis - Argos Mooi! Herakles Jason en het Gulden Vlies

19 De gevleugelde tweelingen Zetes en Calais verlossen koning Phineus van de kwaadaardige harpijen Mission Impossible: Geslaagd ! De heldendaden van de Argonauten

20 De gouden pels van de heilige bok heeft dus nog lange tijd in de tempel van Zeus gehangen. Ergens zal er dus wel een verband geweest zijn tussen populaire verhalen als het verhaal van Troje en dat van de Argonauten enerzijds en anderzijds godsdienst en daarmee samengaande cultuur. Onze vraag is wat wij hieruit kunnen leren voor onze eigen zgn. christelijke cultuur die op sterven na dood is (cfr. wat gebeurt vandaag in die ‘Mare Nostrum’?) Het gaat niet op deze vraag te beantwoorden in exclusieve bewoordingen: ook die Griekse cultuur heeft haar hoogten en laagten en tenslotte haar ondergang gekend. Toch menen wij een onderscheid te moeten maken tussen Oudgriekse verhalen en het verhalenboek dat wij de Christelijke Bijbel noemen. Het grote verschil is dat die Griekse verhalen veel minder dwingend karakter hadden. Ze werden verteld als entertainment en de jonge Grieken die erop uit trokken om net als Jason grootse avonturen te beleven, ervoeren al heel vlug dat in het werkelijke leven te land en ter zee geen gevleugelde godenzonen hen ter hulp kwamen snellen. Verhalen zijn mooi en kunnen fantastisch inspireren zolang ze geen dwingende geloofs- en gedragsplicht opleggen. Wij herhalen de zin uit onze inleiding: In het oude Hellas was de Oudgriekse godsdienst "een religie zonder dogma's, zonder credo en bijna geen priesters, die zich beperkte tot een geheel van culten gebaseerd op min of meer geloofwaardige mythes”. Zeker was er geen Congregatie van Geloofsleer… Dit was hun sterkte en…onze zwakte ?! 5. Gehoord, gelezen, gezien (12) Het weten of overwegen waard... of niet? Ter inleiding Wie belangstelling heeft voor cultuur staat ook open voor de maatschappij en de wereld waarin hij of zij leeft. In deze rubriek 'Gehoord, gelezen, gezien' speuren wij sedert vorig jaar interessante berichten over die leefwereld op. Wij vermelden daarbij uiteraard telkens onze geschreven bron en de oorspronkelijke auteur.

21 12.01 ROYAAL BEDEELD. Onder deze titel kondigde Hans Boffel in 'Knack' een dubbeltentoonstelling aan in de Koninklijke Musea te Brussel. Dit met Jan Fabres 'My Queens' en Hiroshi Sugimoto's 'Still Life' : "De dialoog tussen hedendaagse en oude kunst is een beproefd exporecept. Zo blijkt tot tweemaal toe in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België. Tussen taferelen van barokschilder Jacob Jordaens plaatst Jan Fabre met feestelijke punthoedjes getooide 'My Queens' : monumentale marmeren bas-reliëfs, een ode aan de vrouwen in Fabres leven. Ze omringen zijn sculptuur van kroonprinses Elisabeth - en zo verbindt een koninklijke link het heden met het verleden en de toekomst. Ook de wereldvermaarde Japanse kunstenaar Hiroshi Sugimoto is present met zwart-wit foto's van wassen beelden waarmee hij dode vorsten tot leven lijkt te toveren. Ze weerspiegelen het werk van grote Vlaamse meesters, die Sugimoto beschouwt als pioniers van de fotografie. Adembenemend! Nog tot 19 augustus in het KMSKB Brussel." 12.02 MUSEUM ANTARCTICA. In de rubriek 'Kort' in het Nederlandse tijdschrift 'Quest Braintainment' vonden we volgende kleine bijdrage : "Pinguïnpoep, oude voorraden en beschimmelde papieren, die verwacht je wel te vinden in een hut op Antarctica die al meer dan een eeuw leeg staat. Maar een mooie aquarel van een dode boomkruiper, een Europese zangvogel? Dat niet direct. NieuwZeelandse conservatoren troffen het kunstwerk aan toen ze begonnen met de restauratiewerkzaamheden aan de historische hut in het oosten van Antarctica. Het bouwwerk werd in 1912 gebruikt door de leden van de Britse Terra Nova-expeditie, die onder leiding van Robert Falcon Scott als eersten ooit de zuidpool probeerden te bereiken. Een van de expeditieleden was natuuronderzoeker én kunstenaar Edward Wilson (1872-1912). Hij schilderde het vogeltje, maar hij zou het kunstwerk nooit mee terugnemen naar Engeland. Samen met Scott en drie anderen overleed Wilson op Antarctica door de honger en het slechte weer, niet lang na het bereiken van de zuidpool." 12.3 DE MAGIE VAN HET VOORLEZEN. Hoe kun je kinderen nog warm maken voor boeken in deze digitale tijden? Voorlezen, dat is het magische woord. In 'Fokusmijnkind' zorgde Ann Ceurvels in haar 'Chronicle' voor een warm pleidooi : "Zet je op de grond met je gekruiste benen als stoeltje en hou je kind dicht tegen je aan. Wanneer je kind met zijn rug tegen je aanleunt, zal het je warmte voelen en de trillingen van je stem ervaren wanneer je voorleest. Dat geeft rust en vertrouwen.

22 Stilaan beginnen ze zelf naar bepaalde boekjes te grijpen. Volg die keuze. Bekijk die boekjes. Merk ze op en doe er wat mee. Ga op zoek naar wat je kind fijn vindt. Maak je geen zorgen wanneer ze steeds weer naar datzelfde verhaal vragen. Meestal is dat net dat boekje dat jij niet zo helemaal je-van-het vindt. Kinderen houden van voorspelbaarheid, en van steeds hetzelfde verhaal herbeleven. Dat geeft hen vertrouwen en rust. Dring dus vooral geen boekenkeuze op, dat werkt ontmoedigend. En ga al zeker niet doorzetten wanneer ze eens even niet zo lang willen luisteren of lezen. De ene dag is de andere niet. En elke nieuwe dag betekent een nieuw moment om een poging te wagen. Ik beloof je dat achter dat delicate samenzijn zoveel meer zit : het eerste contact met taal, met verhalen, met illustraties, met verschillende thema's. En dit steeds binnen een veilige cocon, samen met mama, papa of begeleider." 12.4 ARCHITECTURAAL BRUTALISME. Voor de reeks 'Interieur' in 'Weekend' had Iris De Feijter het onder de titel 'Brutal Attraction' over het brutalisme in de bouwkunst: "Brutalisme is overal, als we architectuurtijdschriften en boekhandels mogen geloven. De architectuurstroming uit de jaren 50, 60 en 70 blinkt uit in soberheid : met ruwbouwmaterialen zoals bekist beton en glas werden huizen, kerken en culturele centra opgetrokken. De architectuurrevolutie werd aangestoken door Le Corbusier, de Zwitserse bouwmeester... Brutalisme beleefde een momentum in naoorlogs Europa. Door de ravage was er nood aan nieuwe huizen, winkelcentra en overheidsgebouwen, maar de oorlog had diepe financiële putten geslagen. Brutalistische architectuur bood een goedkope oplossing. Al kozen veel architecten ook los van het budget voor de stijl. Ze waardeerden de eerlijke uitstraling en de sculpturale kwaliteiten. Brutalisme werd voorgesteld als een positieve optie voor vooruitstrevende, moderne stadswoningen. Al raakte dat progressieve imago in verval : vanaf de jaren 80 werd de grauwe betonarchitectuur verguisd. Onze term brutalisme is een leenvertaling van het Franse 'béton brut', wat zoveel betekent als ruw beton. Maar over die term is veel discussie. Veel zogenaamde brutalistische architecten willen helemaal niet zo genoemd worden." 12.5 POSTWAARHEIDSTIJDPERK. In 'MO' bracht Gie Goris een recensie over het jongste werk van Susan Neiman betreffende nepnieuws. In de titel gebruikte hij een citaat van Nietzsche : "Ze vertroebelen het water om het diep te laten lijken." De auteur opende als volgt : "Tientallen jaren postmodernistische theorie, met als uitgangspunt de overtuiging van Foucault dat waarheid en macht inwisselbaar zijn, hebben de intellectuele

23 achtergrond gevormd van wat nu het postwaarheidstijdperk wordt genoemd." Zo schrijft Susan Neiman in haar essay 'Verzet en rede in tijden van nepnieuws'. En even verder : "Het is geen verrassing dat Breitbart en de zijnen de bruikbaarheid van het postmodernisme expliciet hebben erkend : als niets waar is en alles slechts als een verhaal wordt opgevat, dan hoef je alleen maar een nieuw dominant verhaal te creëren om de huidige politieke orde te ondermijnen." Neimans boekje heeft het voordeel dat het een aspect van het debat over écht nieuws belicht dat al te vaak over het hoofd gezien wordt : de filosofische legitimatie of onderbouw van de huidige, lichtzinnige omgang met feit, waarheid en werkelijkheid. Die fundamenten bestaan niet louter uit postmoderne filosofische overtuigingen, maar ook uit scheefgetrokken evolutionaire psychologie (die concludeert dat de mens alles doet uit eigenbelang) en neo-liberale economie. Het is die combinatie die dodelijk is." Vooraf had Goris in zijn inleiding verwezen naar zijn titel : "Dit citaat van Nietzsche vat de visie van Susan Neiman op het fenomeen nepnieuws samen : het is een gevaarlijke uiting van een diepgeworteld wantrouwen tegen waarheid en idealen. Ze wijst als aanstichters de postmodernisten met de vinger na." 12.6 LANDBOUW ANDERS? In 'Knack' brak VUB-professor Jonathan Holslag een lans voor betere landbouwvoorwaarden : "Vandaag loopt het al mis in de supermarkt. We geven steeds meer uit aan eten, maar de boer krijgt steeds minder. In 2000 besteedden Belgische gezinnen 3300 euro aan voeding. Daarvan kreeg de boer afgerond 960 euro : ongeveer een derde. In 2010 besteedden we 4200 euro aan voeding. De boer kreeg 800 euro : minder dan een vijfde. We geven blijkbaar vooral geld uit aan merken, aan verpakking en distributie. Om hun winstmarges te handhaven, persen groothandels boeren en hun personeel uit. En dan zwijg ik nog over hun bestelwagentjes en verpakkingsafval, waarvan wij als consument uiteindelijk de rekening betalen. Een betere landbouw begint door het contact tussen boer en klant te herstellen. Door werk te maken, met andere woorden, van korte ketens. Boeren proberen nu wat ademruimte te krijgen door bijvoorbeeld 'eerlijke melk' aan te bieden. Dat zal pas werken wanneer het verhaal achter die melk zichtbaar wordt. We kunnen de landbouw wat meer naar de stad brengen, maar we zouden de stad vooral opnieuw naar het land moeten lokken, omdat het er mooi en gezond is. Dat veronderstelt integraal boeren : met het oog op voeding en met het oog op natuur, identiteit en toerisme. Met korte ketens draaien we de kostenstructuur om : een grotere beloning voor de boer, een kleinere voor intermediaire spelers."

24 12.7 VAKANTIECULTUUR. Onder de titel 'Neem je tijd' bracht Carlos Desoete in 'Kerk en Leven' enkele vakantiemijmeringen naar voor. Dit was zijn eerste deel : "Vakantie is tijd hebben, de riem eens afleggen van dat dagelijkse ritme van moeten werken, organiseren, vergaderen of druk bezig zijn. Neem je tijd en geniet ervan met volle teugen. Neem je tijd om te rusten en uit te slapen, om op verhaal te komen bij jezelf en bij elkaar, om te genieten van de zon en van 't getrommel van de regen op het dak, van het uitgesteld bezoek en van de toevallige ontmoetingen onderweg. Neem je tijd voor die klus die je al lang had willen doen en om nadien content te zijn dat het er eindelijk van gekomen is. Neem je tijd voor elkaar, voor je liefsten, je bekenden, en voor de vreemde voorbijganger en geniet van de babbel en van het ontmoeten. Neem je tijd om er eens uit te trekken. Het doet er niet toe waarheen of hoe ver. Als je onderweg maar kan thuiskomen bij vrienden en bekenden, en vooral bij jezelf. Neem je tijd om niets te doen, maar om gewoon te zijn. Geniet ervan." Stef Declerck, Poperinge 6. Hoe situeren wij Edouard Manet ? Edouard Manet (1832-1883) Wie zegt Edouard Manet denkt meteen aan ‘Le Déjeuner sur l’Herbe’ en aan het Impressionisme. Wij merken een opmerkelijk verschil tussen de schilderstijl van dit ‘déjeuner’ en die van zijn latere impressionistische werken. Wij zochten naar een verklaring hiervan. Enerzijds stellen we vast dat Manet zo ongeveer de eerstgeborene was van de Franse Impressionisten. Hij was ook de kortst levende en is vroeg aan zijn kunstenaarsoplei

25 ding begonnen. Dit alles maakt dat bij hem zijn klassiek realistische stijl langer invloed gehad heeft en dat hij niet voldoende zijn ommezwaai naar een vrijer Impressionisme heeft kunnen waarmaken. Manet moet als jonge kunstenaar reeds de komst van de nieuwe trend aangevoeld hebben. In zijn biografie worden meningsverschillen vermeld met zijn eerste leraar Thomas Couture die een synthese nastreefde tussen neoclassicistisch realisme en romantiek. Couture slaagt hierin schitterend: zie ‘Les Romains de la Décadence’ hieronder. Later liep het voor Couture minder goed af. Hem werd gevraagd het doopsel te schilderen van de zoon van Napoleon III. Het werk moest zowat de tegenhanger worden van Davids ‘Kroning van Napoleon I’. Die Gerard David was op zijn beurt de leermeester geweest van Couture. Beiden waren ze dus zowat de hofschilders van een Napoleon. Thomas Couture geraakte in onmin met de architecten van het Louvre waar een speciale afdeling zou ingericht worden om de Napoleondynastie te eren. Prompt stopt Couture de nochtans eervolle opdracht (Napoleon III wordt zelfs als protest overgeschilderd) en trekt zich als leraar terug in de provinciale academie van zijn geboortestad Senlis. Een fameuze afgang toch. Een schilderij waarvoor talrijke voorstudies gemaakt waren-bemerk het overschilderd gezicht van Napoleon III Het zelfrespect van de kunstenaar heeft het gehaald op oneindige promotiekansen

26 La postéritité n'a pas suivi ce jugement enthousiaste. L'art de la peinture a pris une tout autre direction que celle où se trouvait Couture lorsqu'il peignit ce tableau, et l'appréciation se ressentit vite de l'évolution accomplie. Couture, célèbre du jour au lendemain, ne retrouva jamais pareil succès... Wij wijdden nogal breedvoerig uit over deze leermeester van Edouard Manet. Dit om verschillende redenen. 1. De toch enigszins ondergewaardeerde Thomas Couture maakt onder meer duidelijk dat de klassieke schilderkunst als stijl in Frankrijk is blijven bestaan ongeacht het veel vrijere impressionisme en opvolgende stijlen hiervan. 2. Wanneer wij vernemen dat Manet met eerbied zijn leermeester vermeldt maar tegelijk zijn kritiek heeft ten aanzien van diens stijl, kunnen wij op zijn minst een onaangepastheid vermoeden bij Manet wellicht zowel ten aanzien van het Claccicisme als ten aanzien van het Impressionisme. Manet is een typische overgangsfiguur tussen die twee genres. Wij vinden bijvoorbeeld het eerste van hem gekende werk: ’De Absintdrinker’ zeer ondermaats. 3. Anderzijds lezen wij: ‘De schilderijen van Borremans grijpen schilderstechnisch ergens gedeeltelijk terug naar de periode in de schilder-/kunstgeschiedenis van de 18de eeuw. In een periode die net voor de opkomst van de fotografie een grote invloed had, zoals in de Academische kunst, maar ook in het zeer persoonlijke werk van Édouard Manet en Degas.’ 4. Wij vonden enige overeenstemming in de volgende twee werken: De Gitarist (Manet) Borremans

27 De wetenschap dat hij 25 jaar na zijn dood in het Louvre zou hangen, zou Manet plezier hebben gedaan. Maar dertien jaar voor zijn dood zag het daar niet naar uit. Aan het begin van de jaren jaren zeventig verandert zijn stijl. Die wordt opener, vrijer, avontuurlijker en dus ook wisselender. Waar Manet iemand was die invloed uitoefende op anderen, wordt nu ook zichtbaar dat hijzelf naar zijn tijdgenoten kijkt en op zijn beurt hun invloed ondergaat, al blijft het vooral een stijlkwestie. Hij begint naar wordt beweerd buiten te schilderen, misschien voor het eerst in 1870. Feitelijk dobbert Manet gedurende heel zijn carrière tussen twee polen: zijn klassiek realisme en anderzijds zijn verlangen naar impressionistisch schilderen. Vandaar ook middelmatige werken die noch het ene noch het andere zijn. Middelmatig vinden wij zeker ook ‘De terechtstelling van Maximiliaan’ en zelfs zijn ‘Olympia’. In ‘Nana’ kan misschien Borremans weer inspiratie vinden. Met zijn strandzichten vordert Manet moeizaam naar een vrijere interpretatie. Toch moet hij het afleggen tegen de concurrentie van de nochtans wat oudere Eugène Boudin wiens strandschilderijen veel losser en opener zijn.

28 Manet Eugène Boudin Uiteindelijk geraakt Edouard Manet toch vertrouwd met vrijer impressionistisch werken.

29 Edouard Manet was een hardwerkende genie. Grotere vrijheid en losheid is hem niet in de schoot geworpen. Zelfs is het zo dat het classicisme waaruit hij vertrokken is hem altijd nog deels bijgebleven is. Zo komen wij tot een topwerk als dit ‘Portret van Emile Verhaeren’, klassiek en impressionistisch tegelijk : een wonderlijk mengsel dat voor een keer ons aller Gerbrand Bredero ongelijk geeft wanneer hij schrijft: ‘Het Schone van Natuur passeert toch alle Kunst’….’t kan Verkeren!’

30 7. ‘ Vreemde ‘ maar Boeiende Composities Foutieve compositie van Edouard Manet: zijn ‘un Bar aux Folies-Bergère’. Het zou oneerlijk zijn Manets kunstenaarschap te kleineren op basis van fouten in een van zijn werken. Een objectieve benadering van het werk van deze kunstenaar vind je in dit blad in het artikel: ‘Hoe situeren wij Edouard Manet?’, hierboven. Niettemin heeft de waarheid haar rechten: dit schilderij is vormcompositorisch een onhandig in elkaar geprutst geval. Het is duidelijk dat de achtergrond de weerkaatsing is door een spiegel van wat zich voor de verkoopster bevindt (van waar ze naartoe kijkt). Dit is inderdaad een vondst want zo krijgt de toeschouwer een dieptezicht dat zich als het ware tot drie niveaus uitstrekt. Daarentegen staat dat Manet hierbij toch wel erg slordig tewerk is gegaan: hij heeft een loopje genomen met wetten van optica en perspectief. Om haar weerspiegeling zo zijdelings naar rechts verschoven waarschijnlijk te maken, moet men noodzakelijk veronderstellen dat de spiegel schuin staat tov de verkoopster: van rechts naar links achteruit lopend. We besluiten hieruit dat de heer met de hoge hoed en de snor, zich bevindt vlak voor de verkoopster, daar waar wij zelf staan te kijken. De verticale leuning links zichtbaar zou dan de weerspiegeling zijn van een balkon: we zien inderdaad nog volk afgebeeld onder het balkon (achter de uitgestalde wijnflessen). Uit dit alles volgt dat de naar achter wijkende spiegel de leuning zou moeten weerkaatsen als een van rechts naar links dalende lijn. Ook de twee bolvormige lampen kunnen onmogelijk op een horizontale lijn liggen… Dit gezegd zijnde hebben wij de indruk dat Edouard Manet toch geen volbloed impressionist was. Ook in dit schilderij is de centrale plaats van de figuur nog een overblijfsel van zijn klassieke realistische vorming. in

31 8. De raadselachige Francis Bacon ‘The Sensation without the boredom of its conveyance’ ‘Het gevoel zonder het vervelende verhaal’ "Wat de moderne mens verlangt," zegde de Franse symbolische dichter Paul Valéry, " is the grin without the cat”, het gevoel zonder het vervelende verhaal." Francis Bacon hield van dit citaat en Damien Hirst en Marc Quinn waren gek op de werken van Francis Bacon. Wie dat wist was de kunsthandelaar Jeffrey Deitch (New York) en deze suggereerde dan ook deze uitspraak als titel voor zijn tentoonstelling in Brooklyn. Bacon citeerde Valéry om juist uit te drukken dat moderne kunst, inbegrepen realistische kunst zoals de zijne, het wel kon stellen zonder verklarend verhaal, dus zonder toegevoegde literaire waarde. Kunst moet inderdaad streven naar onmiddellijk begrip zodat uitgebreid commentaar onnodig wordt. Hoe wij kunst moeten beoordelen wordt ons door ouderen aangereikt en inderdaad sterkt ons dat in ons kritisch vertrouwen. Het is echter naast de kwestie te denken dat dit ook maar iets te maken zou hebben met literaire thema’s zoals ze aan modern kunstwerk heel dikwijls gekoppeld worden. Ik kan me niet inbeelden dat je in ernst kunt zeggen dat liefde en dood en natuur thema’s zijn die enkel letterkundig relevant zijn met uitsluiting van de beeldende kunsten. Er is genoeg van deze thematiek overdadig aanwezig in de werken van Titiaan, Rembrandt, Rubens en Picasso. Wij stellen vast dat bovenstaande gedachte zeker in tegenspraak is met wat we in dit ledenblad in lang voorbije nrs gepubliceerd hebben rond semiotiek : een ding zou alleen maar verrijkt kunnen worden door toegevoegde betekenissen uit een literaire context. Het nieuwmodische idee van een kunstwerk dat op eigen kracht een eigen betekenis moet hebben met uitsluiting van alle toegevoegde context heeft ongetwijfeld haar waarde. Maar zo extreem opgevat zouden dan ook de opvattingen van de kunstenaar en de dromen zoals kunst ze oproept bij de toeschouwer helemaal van geen tel mogen zijn. Bacon zal wel in die zin gedacht hebben. Bij zijn ‘Studie naar het Menselijk Lichaam’ uit 1949 heeft Bacon ongetwijfeld zo’n directe betekenisdragende indruk willen brengen. Als hij logisch is met de eigen opvattingen van kunstzelfstandigheid mag hij nooit zijn eigen inzichten verwoorden. Doet hij het wel dan dringt hij zijn betekenis op aan de toeschouwer. Als alle context uit den boze is, moet iedereen zwijgen. De menselijke figuur op het schilderij van Bacon is zodanig geabstraheerd van herkenbare details dat er niet veel ruimte overblijft om als derde (toeschouwer) betekenissen aan het werk toe te voegen. Daar is dus Bacon opzettelijk verantwoordelijk voor. Hij modelleert de menselijke gestalte met dikke penseelstreken als zou het een voorstudie moeten worden van een standbeeld. Zijn mens verwerft hierdoor een

32 lichamelijkheid die we bijvoorbeeld ook bij Permeke’s figuren opmerken en waarbij het als een winst gezien wordt de ontspanning en de beweeglijkheid van de figuur te beperken. Ook de stap vooruit is ingehouden en mist de vrije amplitude van Rodins ‘Homme qui marche’. De rode kleuren in het gordijn voegen naar onze mening geen warmte toe of is deze opzettelijk geweerd door enkele lichte toetsen in blauw op het lichaam? Dit schilderij kan je inderdaad een meesterwerk noemen als het de mens voorstelt in al zijn decadentie, atrofie, eenzaamheid en verworpenheid. Zo spreekt die figuur mij toe, ik heb er inderdaad geen context voor nodig! Damien Hirst en Marc Quinn: zijn twee Engelse schilders en kunstverzamelaars uit de groep Young British Artists (ca 1990) – hun principes over de zelfstandigheid van een kunstwerk, waarmee we wel gedeeltelijk akkoord gaan, blijken uit hun opvatting over kunst verzamelen: ‘dit is net iets dat je van uit de zee toespoelt en op het strand vindt’. A grin without the cat is de titel van een film uit 1977 die de opkomst weergeeft van linkse politieke partijen in de wereld (bv Zuid-Amerika). Die partijen missen volgens de film alle waarachtigheid. Ze zijn zonder betekenis. Ook de oorspronkelijke titel van de film ‘Le fond de l’air est rouge’ duidt op de betekenisloosheid die we eveneens in de postmoderne kunstopvattingen terugvinden. 9. Schildercursus Juliette Aristides (3) Samenvatting van: De Klassieke School / Schildertechnieken Juliette Aristides Uitg.THIRION – ART ISBN 970 90 43 91 155 9

33 Deel 2 : Tijdloze Beginselen Hoofdstuk 2 : Compositie – Twee Lessen bij dit tweede Hoofdstuk Les 1 : Monochrome Meesterkopie Schilderen Juliette Aristides is wel zeer klassiek in haar methodiek. De overgang van tekenen naar schilderen gebeurt volgens haar het best via monochroom (één kleur) schilderen. Hierbij gaat de aandacht dan ook zeer gemakkelijk naar de verschillende tonaliteiten die ook ‘grijzen’ genoemd worden. Het komt er dus vooral op aan het schilderij op te bouwen uit de juiste toonwaarden. Gebruikte materialen: olieverf,penselen,doek,terpentine,medium,vod,palet,paletmes Meesterwerk kiezen: liefst een werk met een beperkt kleurengamma – dit voorbeeld hoeft geen monochroom werk te zijn wel integendeel: een verschil in kleur doet je nadenken over de na te streven toonwaarde (welk soort ‘grijs’?) Schilderij opzetten: liefst werk je met een reproductie die dezelfde afmetingen heeft als het te beschilderen doek – de gekozen kleur hoeft niet noodzakelijk zwart te zijn – bijvoorbeeld kan gewerkt worden met gelijke delen rauwe omber en gebrande sienna met toevoeging van zwart of wit om de kleur een lichtere of meer donkere toonwaarde te geven – maak hiervan voldoende voorraad in toonwaarden van 1 tot 9. Meesterkopie schilderen: Breng de tekening op je doek over met de vrije hand of via calqueerpapier – de basis wordt als een gewassen tekening gemaakt bijvoorbeeld met gebrande omber – tenslotte overschilderen met dekkende verf: beginnen met de donkerste partijen - geleidelijk overgaan naar de lichtere delen – nu en dan afstand nemen tav je schilderij – nauwkeurig werken.

34

35 Les 2 : Monochrome Gipsmodelschildering Gipsmodellen worden gewoonlijk gemaakt als afgietsels van beroemde sterke werken in steen of brons. Zo’n model schilderen laat ons toe ons in te leven in de gedachtengang en de inspiratie van beroemde kunstenaars. Tegelijk oefent het ons in het tweedimensionaal uitschilderen van een driedimensionaal, dus ruimtelijk gegeven. De witte kleur van het gips ontslaat ons niet van het zoeken naar allerlei delicaat van wit afwijkende kleurtonen maar bevrijdt ons wel van een moeilijk te beheersen uitbundig kleurenpalet. Verder is een gipsmodel ideaal omdat het in rust is en dat de belichting constant kan gehouden worden.Dit is natuurlijk anders voor een levend model in de natuur. - Materialen: olieverf, penselen, doek of paneel, terpentine, medium, vod,palet,paletmes, gipsmodel, eventueel draperie, schietlood. - Schilderij opzetten: het gipsmodel wordt naast het doek opgesteld – er wordt veelvuldig gebruik gemaakt van het schietlood om uit te maken waar welke punten liggen ten opzichte van elkaar – dikwijls afstand nemen ter controle - Verzorg het aanbrengen van een eventuele draperie: de plaats op het beeld en het samenspel van beeld, draperie en licht is belangrijk. - Let op de toonwaarde van de achtergrond en vergeet de slagschaduwen niet die diepte geven aan je schilderij. - Gipsmodelschilderij maken: maak een tekening van het model op je doek – maak eventueel een voorbereidende waarden- of kleurenstudie - duid vooraf de boven- en onderkant van je schilderij aan en teken eerst de grote lijnen met een penseel -schilder de grote getinte kleurvlakken VAN BINNEN NAAR BUITEN en vergeet niet de schaduwen erop te leggen -kleur de schaduwen en de draperie in op de achtergrond. Zo isoleer je de lichte delen op de voorgrond en kun je beter de vormen inschatten op hun juistheid-concentreer je NIET op de lijnen maar wel op de grote tonale massa’s die ruimtelijkheid brengen -leg je schaduwen aan uitgaande van de kernschaduwen-breng ook op kleine vlakken toongradaties aan voortdurend vergelijkend met de kernschaduw-verzorg de kleine vormen binnen de grote vormen telkens van donker naar licht

36 -let op de randen die moeten variëren naar scherp contrasterend snijden naar zacht genuanceerde overgangen

37 10. Windenergie Sommige nieuwe lezers van ons ledenblad vragen zich af wat de windmolenfoto zonder commentaar, betekent op het einde van elk nummer. Ons principe is dat kunst een luxebeleving is waarvoor een minimum van goede levensvoorwaarden nodig is. Twee van die levensvoorwaarden zijn: schone lucht zonder radioactiviteit en kunnen leven zonder gevaar op een fatale ramp. Die voorwaarden zijn niet vervuld met alle reeds aanwezige gevolgen van dien. Omdat het al of niet afschaffen van kerncentrales en kernwapens in België een onderdeel is van de op gang zijnde verkiezingen, wensen wij niet met een of andere politieke partij geassocieerd te worden. Vandaar ons voorlopig stilzwijgen.

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
Home


You need flash player to view this online publication