27

ESSAY 27 bestemmingsplannen, kwaliteit lokale democratie, verantwoording besteding publieke middelen) is ook een helder verwachtingsmanagement naar inwoners nodig over noodzakelijke procedures. Gerichte professionele ondersteuning van iemand die zowel de realiteit van het initiatief als het gemeentehuis kent, biedt hierbij uitkomst. HISKA UBELS IS ADVISEUR EN ONDERZOEKER BESTUURLIJKE SAMENWERKINGSVRAAGSTUKKEN EN -PROCESSEN professionalisering op basis van een financieel exploitatiemodel (bijvoorbeeld betaalde beheerder van een multifunctioneel centrum). Anders dan vaak wordt aangenomen ontwikkelt zelfsturingscapaciteit zich vooral bij kleine kerngroep(en) en niet bij een dorp als geheel. Met het terugtrekken van vrijwilligers verdwijnt ook vaak hun verworven kennis en inzichten voor het dorp. Verder is deze sterk afhankelijk van (publieke) subsidies, de mate en wijze van steun van institutionele partners (bijvoorbeeld gemeenten, provincies, woningcorporaties, zorgverzekeraars, banken) en de gestelde (verantwoordings-)voorwaarden. SUCCESFACTOREN Ondanks de uniekheid van elk initiatief is er wel degelijk een aantal algemenere succesfactoren aan te wijzen voor breed gewaardeerde resultaten. Hoe hoger de zelfsturingscapaciteit, hoe meer kans op succes. Er zijn enthousiaste en competente koplopers nodig die ook na verloop van tijd concrete resultaten blijven halen. Dit is geen sinecure; de meeste vrijwilligers zijn vooral bereid tot tijdelijke inzet voor projecten met een duidelijke kop en staart. De kans van slagen stijgt ook door brede steun en betrokkenheid vanuit het dorp, hetgeen op de langere termijn vooral lukt door regelmatige zichtbare resultaten. Anders dan vaak wordt verondersteld, lijkt sociale cohesie eerder een randvoorwaarde voor succes dan een uitkomst. Het helpt zeker als gemeenten investeren in een open en flexibele basishouding bij ambtenaren en bestuurders en een voor inwoners toegankelijke gemeentelijke organisatie(-structuur). Dit kan onder meer door het stimuleren van leerervaringen in de praktijk, het integraal oppakken van vraagstukken over de organisatiekolommen heen en de verankering van nieuwe werkroutines zowel in de organisatie als in beleid. Daar gemeenten ook wettelijke en publieke verantwoordelijkheden hebben (bijvoorbeeld BEPERKINGEN Vrijwilligers kunnen veel, maar er zijn zeker ook beperkingen. Ten eerste lijkt zelfredzaamheid op vrijwillige basis op dorpsniveau − zeker als het gaat over het overnemen van publieke taken op langere termijn − niet realistisch. Initiatieven leunen vooral op de schouders van kleine en daardoor vaak kwetsbare kerngroepen. Ook beschikken vrijwilligers niet altijd over de juiste competenties voor de (complexe) problemen waar ze voor komen te staan; er bestaat het risico van overbelasting, conflicten en afhaken. Verder kan de steun vanuit dorpen verdwijnen, bijvoorbeeld vanwege onbegrip over de activiteiten achter de schermen. Dit kan leiden tot misverstanden, spanningen, sociale tweedeling en aantasting van lokale leefbaarheid. Ten tweede berust de gemeentelijke roep tot meer inwonerbetrokkenheid met name op kostenbesparingen, terwijl in het beleidsdiscours de nadruk ligt op de (veronderstelde) materiële en sociale voordelen, zoals verbeterde leefbaarheid en toename van lokale samenwerking en burgerkracht. Meedoen vergt vaak jaren van intensieve vrijwillige inzet, waarbij vrijwilligers het aantal gewerkte uren niet financieel vertaald zien en wel tal van individuele en sociale risico’s lopen, zoals het ‘gevangen’ raken in ‘hun’ initiatief vanwege hun verantwoordelijkheidsgevoel of het risico van reputatieverlies. Ook blijkt dat het vooral de al actieve vrijwilligers zijn die in dit soort initiatieven het voortouw nemen en dat er nauwelijks sprake hoeft te zijn van verhoogde samenwerking in dorpen. Overheden gaan hier vaak in hun kosten-batenanalyse ten onrechte aan voorbij. Ten derde is het de vraag hoe dergelijke initiatieven voldoende democratisch kunnen worden georganiseerd en hoe hun legitimiteit op de lange termijn kan worden gewaarborgd. In de praktijk blijkt het lastig inwoners op dorpsniveau blijvend te betrekken; veel inwoners kunnen of willen domweg niet meedoen. Betrokken vrijwilligers zijn vaak ook slechts in beperkte mate representatief. Tevens ontbreken vaak de competenties en tijd om de vanuit democratisch oogpunt gewenste dialoog met het dorp te organiseren, zeker op langere termijn. Hierdoor krijgt een tegenmacht minder kans. ‘ Vrijwilligers kunnen veel, maar er zijn beperkingen’ Zowel vanuit fundamentele als politieke en praktische overwegingen verdient het aanbeveling de discussie rond de term ‘doe-democratie’ opnieuw aan te wakkeren. Deze normatieve term is vooral voortgekomen uit neo-liberalistische bezuinigingspolitiek en is misleidend. Iets op eigen houtje doen voor de samenleving om door overheidsbezuinigingen veroorzaakte gaten te vullen, hoe gewaardeerd de uitkomsten ook, hoeft an sich weinig met democratie te maken te hebben. Want aan het laatste ligt in principale verkiesbaarheid, representativiteit en verantwoording ten grondslag; die vind je terug bij de representatieve democratie. Het is daarom tijd voor een zorgvuldige en genuanceerde discussie over waar nu de balans hoort te liggen. In beginsel zijn gemeenten verantwoordelijk voor de lokale democratie, welzijn en leefbaarheid. GRENZEN Op grond waarvan mag en kan ze op democratische gronden iets verwachten van vrijwilligers en waar liggen enerzijds de fundamenteel democratische en ethische en anderzijds de praktische grenzen? En hoe moeten gemeenten die verantwoordelijk zijn voor het publieke welzijn zich verhouden tot verschil in participatiegraad en -competenties binnen, maar ook tussen wijken en dorpen? Veel inwoners hebben geen zin of andere redenen om niet mee te doen en dat is hun goed recht. Zij vinden wellicht dat de gemeente aan de lat staat en hebben hun stem uitgebracht via de representatieve democratie. Het is in deze tijd van complexe vraagstukken meer dan ooit ook belangrijk dat lokale bestuurders stevig in hun rol staan; als gekozen vertegenwoordiger en als bewaker van de lokale democratie. En garant staan voor een daadkrachtige en zelfbewuste lokale overheid die heldere kaders stelt. Niet alleen omdat uit de praktijk blijkt dat ze bij het ‘loslaten’ van verantwoordelijkheden naar inwoners vanuit een andere rol vaak juist meer betrokken raken dan ooit daarvoor. Maar ook omdat ze aan de vooravond staan van niet eerdere vertoonde en omvangrijke collectieve opgaven waarbij inwonerbetrokkenheid van cruciaal belang is, zoals vanuit de nieuwe Omgevingswet en het Klimaatakkoord. BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 31 | 2020

28 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication