26

BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 16 | 2020 26 SERIE AMBTENAAR IN OORLOGSTIJD DOOR: LENNERT SAVENIJE FOTO’S: SPAARNESTAD De arbeidsbemiddeling werd in de Tweede Wereldoorlog naar Duits voorbeeld gereorganiseerd. Dit met het oog op de uitzending van werkloze arbeiders naar Duitsland. Achteraf gaat voor de werkloosheidsbestrijding hetzelfde op als voor andere beleidsterreinen: de bezetting leidde hier tot centralisatie en planmatige aansturing binnen het openbaar bestuur. OPRICHTING RIJKSARBEIDSBUREAU AFGEKEKEN VAN NAZI’S CENTRALE AANPAK WERKLOOSHEID Tijdens de jaren dertig van de twintigste eeuw groeide het aantal werklozen in Nederland naar recordhoogten. Hoewel bepaalde sectoren van de Nederlandse economie al langer onder druk stonden, bracht de Beurskrach van 1929 een kettingreactie van economische problemen op gang. De crisis dwong tot het nemen van nieuwe maatregelen om werklozen te ondersteunen, al dan niet door werkverschaffingsprojecten te initiëren. Na het begin van de Duitse bezetting drong de vraag ‘hoe nu verder?’ zich als vanzelfsprekend ook binnen de gelederen van dit beleidsterrein op. Niet in de laatste plaats omdat de nationaal-socialistische bezetter zich uit eigen belang met de arbeidsbemiddeling in Nederland ging bemoeien. ‘Wie helpt mij aan werk, onverschillig wat’. Met deze leus, geschreven op een zelfgemaakt reclamebord, vroeg een inwoner van Deventer om hulp in 1937. Johannes Gerards werd gefotografeerd terwijl hij over de lokale Brink liep, niet vermoedend dat zijn foto daardoor zou uitgroeien tot een iconische afbeelding van de crisistijd. Sinds het begin van de jaren dertig telde Nederland honderdduizenden personen met hetzelfde probleem als Johannes. In 1936 golden zo’n 414.500 van de circa 8,5 miljoen Nederlanders als werkloos of werkzoekend. Een ongekend maatschappelijk probleem, want de overwegend mannelijke werkzoekenden fungeerden destijds vaak ook als kostwinner voor hun gezin. AFWACHTEND Hoewel de ernst van de situatie werd onderkend, ging de Nederlandse regering onder aanvoering van ARP-politicus Hendrikus Colijn aanvankelijk afAMBTENAAR IN OORLOGSTIJD De serie ‘Ambtenaar in oorlogstijd’ laat zien dat de Duitse bezetting kansen bood aan Nederlandse ambtenaren om beleidsterreinen naar hun hand te zetten. Deel 7: arbeidsbemiddeling. legenheid en teren op de hulp die hen werd geboren. De werklozensteun werd in Nederland aan het begin van de jaren dertig verzorgd door een vrij ingewikkeld geheel van werkloosheidsverzekeringen, een landelijke steunregeling en een sterk decentraal georganiseerde en verzuilde armenzorg. Dit traditionele en verhoudingsgewijs vrij omvangrijke sociale vangnet kon de toename van werklozen niet zomaar bolwerken. Om een verdere ontwrichting van het sociale stelsel – met alle neveneffecten van dien – te voorkomen, was een betere organisatie van de werklozenhulp gewenst. De druk moest van de ketel, zo bleek bijvoorbeeld toen er in 1934, in reactie op een verlaging van de steunuitkering, rellen uitbraken in de Jordaan in Amsterdam. wachtend met de economische crisis om. Een zo ‘natuurlijk’ mogelijk herstel van de nationale economie, die ondanks alle problemen zeker niet geheel was ingestort, gold als leidraad voor het crisisbeleid. ‘Wanneer geld wordt ingepompt en ge houdt met pompen op, dan stijgt onmiddellijk uw werkloosheid’, liet Colijn zich nog in 1938 ontvallen tijdens een Tweede Kamerdebat. Geduld was een schone zaak: de broekriem moest door de hele samenleving worden aangehaald terwijl gepoogd werd om het economisch herstel te bevorderen. Voor werklozen betekende dit wachten op het aantrekken van de werkgeSOCIALE DIENSTEN Op initiatief en in dialoog met volksvertegenwoordigers, vakbonden en ambtelijke commissies werd de werklozenhulp stapsgewijs gereorganiseerd in de jaren dertig. Lokale armenbesturen hervormden zich – voor zover dat niet al was gebeurd – in gemeentelijke sociale of maatschappelijke diensten met een bredere taakopvatting. Op rijksniveau werden de werklozenzorg, werkverschaffing en steunverlening overgeheveld naar een nieuw ministerie van Sociale Zaken. Meer ambtenaren dan ooit tevoren hielden zich zodoende vanaf midden jaren dertig bezig met het werklozenvraagstuk dat als maatschappelijk thema hoog op de agenda van de volksvertegenwoordigende organen bleef staan. Het ontvangen van steungeld was niet vrijblijvend en bedoeld als noodoplossing. Werklozen konden gesommeerd worden om in het kader van de steun werkzaam

27 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication