16

De Nederlandse ambtenaar is van oudsher loyaal aan de overheidsorganisatie en de politieke bazen. Ook in tijden van taakstellingen en veranderingen blijft de betrokkenheid aan de publieke zaak groot. Het interview met Ralph Pans (hoofdstuk 26) laat zien dat de overheid ook in tijden van bezuinigingen een aantrekkelijke werkgever kan blijven. De werkinhoud van de ambtenaar maakt daarin het verschil. 5 CAO-ONTWIKKELINGEN Echter, met de langdurige nullijn (die inmiddels is beëindigd) voor de ambtenarensalarissen is wel een sterk beroep gedaan op de ambtelijke loyaliteit. Deel IV gaat over de ontwikkelingen in de cao en de normalisering van de ambtelijke status. Bij deze onderwerpen is de ambtenaar subject van beleid, zoals vele maatschappelijke sectoren en partijen dat ook vaak zijn. Uiteraard laten de vakbonden horen wat ze ervan vinden en dat blijkt ook uit de stand van zaken bij de cao’s. Enkele sectoren is het gelukt cao’s af te spreken met een beheerste loonontwikkeling en tegelijkertijd ook een aantal vernieuwingen in de arbeidsvoorwaarden te realiseren. Met de aanpassingen van het pensioenstelsel bleek het echter moeilijk om een relatie te leggen tussen de pensioentafel en de cao-tafel. Het na de zomer afgesloten loonakkoord voor de publieke sector heeft een kader geschapen voor de sectorale loonafspraken. Dit akkoord kan evenwel niet op de steun van de FNV rekenen, waarmee een conflict is ontstaan tussen FNV enerzijds en kabinet en de drie andere bonden anderzijds. De toekomst zal duidelijk maken wat de consequenties zijn van dit conflict en of het blijvende schade aanricht. Ambtenaren zijn ook onderwerp van veranderingen bij de normalisering van de rechtspositie. De normalisering van de ambtelijke rechtspositie is een proces dat al sinds de jaren ’80 gaande is. Met het initiatiefwetsvoorstel wordt de arbeidsverhouding tussen overheidswerkgevers en -werknemers juridisch op dezelfde wijze geregeld als tussen bedrijven en werknemers. De vraag is of er met een genormaliseerde juridische arbeidsverhouding ook sprake is van een ‘normale’ arbeidsrelatie? Hoofdstuk 18 gaat hier nader op in. Of het zover zal komen is echter nog altijd onduidelijk aangezien de stemming in de Eerste Kamer nog niet heeft plaatsgevonden. Hoofdstuk 19 laat zien dat de ambtelijke aanstelling en het tweezijdige contract al sterk naar elkaar toe zijn gegroeid en stelt dezelfde vragen die in de Eerste Kamer spelen: waartoe dient dit. De hoofdstuk 21 en 22 belichten de normalisering van de rechtspositie respectievelijk vanuit de jonge ambtenaar en vanuit de ambtenaar in het algemeen. 14 STAAT VAN DE AMBTELIJKE DIENST 2015

17 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication