170

Het kabinet stelt de randvoorwaarden voor de financiering en omvang van de ambtelijke organisatie vast. De ruimte aan de onderhandelingstafel op het departement is daarna beperkt, weet voormalig minister Johan Remkes uit ervaring. ‘Maar de minister van Financiën is gevoelig voor goede argumenten als de vastgestelde kaders te krap blijken. Een substantiële verkleining van de ambtelijke organisatie kan alleen als er ook taken wegvallen.’ Jazeker, hij is wel eens bij Gerrit Zalm ‘te biecht geweest’ zegt Johan Remkes, van 2002 tot 2007 minister van Binnenlandse Zaken en sinds 2010 Commissaris van de Koning(in) in Noord-Holland. ‘Ik heb een aantal keren gevraagd om meer financiële speelruimte dan eerder was afgesproken, bijvoorbeeld toen er onderhandelingen gaande waren over de politie-cao of de cao voor rijksambtenaren. Als minister ga je die onderhandelingen in met een bod dat door het kabinet gefiatteerd is. Dat beperkt de speelruimte enigszins, maar betekent niet dat je klem zit. Als de bonden met een reëel punt komen, ga je terug naar je collega van Financiën om te kijken wat mogelijk is. Een minister van Financiën moet weten dat er écht iets aan de hand is als een collega-minister langskomt met zo’n vraag. Bij Gerrit Zalm kon ik destijds met redelijke argumenten terecht. Daarbij geldt wel één belangrijke voorwaarde: die mogelijkheid moet je spaarzaam gebruiken. Als je de deur bij Financiën platloopt, verlies je totaal je geloofwaardigheid.’ Dat het kabinet de financiële en formatieve randvoorwaarden voor de ambtelijke organisatie stelt, daar is op zich niets mis mee, vindt Remkes. Dat kan toch wel spanning opleveren als het in de cao-onderhandelingen gaat over bijvoorbeeld te hoge werkdruk? ‘Als je de omvang van de ambtelijke diensten substantieel wilt verkleinen, zoals de rijksoverheid nu al een heel aantal jaren zegt – en met wisselend succes in de praktijk brengt –, dan moet dat wel gepaard gaan met ook een substantieel kleiner takenpakket. Dat is niet meer dan logisch. Nu de overheid zorgtaken naar gemeenten heeft overgeheveld en taken op het gebied van natuurbeleid naar provincies, is het niet onredelijk de ambtelijke organisatie van het Rijk wat te verkleinen.’ Ook rond benoemingen van hoge ambtenaren kunnen spanningen ontstaan, bijvoorbeeld als een minister per se een secretaris-generaal van de eigen politieke kleur wil. Heeft u zulke spanningen gezien? ‘Ik heb wisselende praktijken meegemaakt. Voor mijzelf heeft altijd als een paal boven water gestaan dat de kwaliteiten van een persoon boven alles gaan. Als je een directeur-generaal of een secretaris-generaal benoemt, wil je die voordracht met overtuiging kunnen brengen aan je collega’s in het kabinet – het gaat om voordrachten die het 168 STAAT VAN DE AMBTELIJKE DIENST 2015

171 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication