229

bijzondere van het werken in en voor de publieke dienst benadrukt. 2 CONTRACTUALISERING In het ambtenarenrecht valt een trend van contractualisering van de rechtspositie te bespeuren. Die maakt het verschil met werknemers aanzienlijk minder groot dan op het eerste gezicht lijkt. Strikt juridisch gezien berust het werkzaam zijn als ambtenaar op een aanstellingsbesluit, een eenzijdige rechtshandeling. Een ambtenaar wordt benoemd, een werknemer sluit een overeenkomst. Een eerste relativering van het onderscheid is dat de verhoudingen tussen werkgever en werknemer naar burgerlijk recht ook weer niet zo tweezijdig en gelijkwaardig zijn als ze op het eerste gezicht lijken. Het hele arbeidsrecht is er nu juist op gebaseerd dat er een groot machtsonevenwicht bestaat tussen deze partijen. Daarom is de ruimte om vrijelijk te contracteren over arbeidsverhoudingen – te denken valt aan vakantiedagen, ontslaggronden of loon bij ziekte – met dwingend recht beperkt. Het gros van de werknemers heeft ook niet veel te onderhandelen bij het afsluiten van de arbeidsovereenkomst, zij worden min of meer eenzijdig ingeschaald in de cao-systematiek of het functiegebouw van de werkgever. Voorts staat de werknemer onder het gezag van de werkgever. Deze is bevoegd om eenzijdig voorschriften te geven aan de werknemer omtrent de orde rond en de inhoud van de arbeid. Belangrijker is echter dat de verhoudingen tussen overheidswerkgever en ambtenaar ook weer niet zo eenzijdig liggen. Die zijn veeleer wederkerig, contractueel van aard. Aan de aanstelling gaan sollicitatiegesprekken en onderhandelingen over salaris en werktijden vooraf. Daarover bereiken partijen op enig moment een akkoord, een wilsovereenstemming. De aanstelling is niet meer dan een formele laatste stap om dat akkoord ook bindend te maken. In zekere zin is de aanstelling een essentieel vormvoorschrift, maar geen materiële eis. De wijze waarop de aanstelling de individuele rechtspositie regelt, is goed vergelijkbaar met hoe arbeidsvoorwaardenakkoorden tussen overheidswerkgevers en centrales van overheidspersoneel de collectieve arbeidsvoorwaarden regelen. Eerst bereiken partijen een akkoord, dat ook wel eens ‘overheids-cao’ wordt genoemd. Daarna volgt de vertaling van dat akkoord in de ambtelijke rechtspositieregelingen; dat zijn formeel eenzijdig door de overheidswerkgever vastgestelde wettelijke voorschriften over de onder die werkgever werkzame ambtenaren, waarop overigens weer het overeenstemmingsvereiste van toepassing is. Feitelijk gaat het dus om een wettelijke vertaling, of eigenlijk een vantoepassingverklaring, van de met de bonden overeengekomen arbeidsvoorwaarden. NORMALISERING. EEN PROCESSIE VAN ECHTERNACH OF EEN RITUELE DANS? 227

230 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication