233

weer het eigene van het werken voor de overheid sterker wordt geaccentueerd, in beleid en in de regelgeving. Een goed voorbeeld van deze tendens is ook de aanscherping van de regels rond de vrijheid van meningsuiting en contacten met de pers van rijksambtenaren. Verschillende incidenten rond het gebruik van de sociale media tonen aan dat van ambtenaren soms meer terughoudendheid wordt verwacht dan van een doorsneeburger. Nogmaals, het is niet allemaal nieuw, maar toch krijgt een en ander weer wat meer nadruk de laatste jaren. De Wet normering topinkomens is een ander belangrijk voorbeeld. Op grond van deze wet mogen het salaris en de ontslagvergoeding van bestuurders van (semi)publieke instellingen, uiteenlopend van ministeries tot woningcorporaties, niet meer bedragen dan een wettelijk vastgelegd maximum. Ook bonussen zijn verboden. De wet moet excessieve beloningen voorkomen en moet ervoor zorgen dat er zuinig met publieke gelden wordt omgesprongen. De overheid grijpt hier rechtstreeks in de arbeidsvoorwaarden van bepaalde publieke functionarissen in. Zeker wat het bonusverbod betreft zit daar de gedachte achter dat zij niet door geldelijk gewin gedreven mogen worden. Zij moeten de publieke zaak op grond van andere motieven willen dienen. In die zin is werken voor de overheid dus toch bijzonder. Opvallend is wel dat de wet zowel op ambtenaren als werknemers van publieke instellingen van toepassing is. Niet de ambtenaar als zodanig is dus bijzonder, maar degene die voor een publieke instelling werkt. Opvallend is verder dat de wet, naar de letter genomen, afspraken - contractuele bedingen - boven de wettelijke plafonds verbiedt.76 De regels gelden echter ook voor ambtenaren. Kennelijk is een op afspraken gebaseerde arbeidsovereenkomst met een te hoog salaris in de optiek van de wetgever hetzelfde als een ‘eenzijdig’ aanstellingsbesluit als ambtenaar waarin een te hoge bezoldiging is opgenomen. 5 CONCLUSIE Het beeld van de karavaan die rustig voorbijtrekt, terwijl de honden blaffen, heeft een hoog clichégehalte. Wat de normalisering betreft klopt het echter wel. Los van de wet die normalisering tot doel heeft, speelt er een aantal autonome tendensen. Aan de ene kant lijken werknemer en ambtenaar steeds meer op elkaar. Aan de andere kant is er ook een aantal ontwikkelingen dat de positie van de ambtenaar toch weer verbijzondert. 76. Art. 2 lid 1 WNT: ‘Partijen komen geen bezoldiging overeen die per kalenderjaar meer bedraagt dan de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3.’ NORMALISERING. EEN PROCESSIE VAN ECHTERNACH OF EEN RITUELE DANS? 231

234 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication