288

Rijksambtenaren ervaren de overheid in de eerste plaats als werkgever. Dat die overheid ook wetgever is, levert soms spanning op, is de ervaring van staatsraad Ralph Pans, eerder werkzaam bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat. De aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever is volgens Pans nog steeds groot, al is een baan in de buurt van het Binnenhof wel iets heel anders dan bij een gemeente. Ralph Pans heeft vanuit heel verschillende functies gewerkt voor en met de overheid: als wethouder en burgemeester, als secretaris-generaal op het ministerie van Verkeer en Waterstaat, als voorzitter van de directieraad van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en sinds 2013 met wat meer afstand als staatsraad bij de Raad van State. Een loopbaan die hem een breed perspectief heeft gegeven op de verhouding tussen overheid en ambtelijke organisatie. Hoe heeft u die verhouding ervaren in uw tijd op het ministerie? ‘Als secretaris-generaal heb je een wat buitengewone positie. Je bent werknemer, maar ook de bestuurder die namens de minister het overleg met de ondernemingsraad voert. In de praktijk zit je dichter bij de minister als werkgever dan bij je collega-werknemers. ‘De gemiddelde werknemer ziet het ministerie in de eerste plaats als werkgever, niet als overheid. Mensen werken met ziel en zaligheid aan de klus waarvoor ze zijn aangenomen. Je rechten en arbeidsvoorwaarden zijn vergelijkbaar met die van werknemers in andere sectoren. Maar natuurlijk werk je in een politieke context en zo nu en dan zijn er situaties waarin die context heel belangrijk is. De overheid heeft een voorbeeldfunctie; de manier waarop de organisatie werkt, ligt onder een vergrootglas. Fouten in de werkwijze van de organisatie worden de overheid extra zwaar aangerekend. ‘Soms is er spanning tussen de politiek en de organisatie. Als er een politieke keuze wordt gemaakt die de organisatie treft – reorganisatie, diensten uitbesteden of juist in huis halen, een nullijn vaststellen voor ambtenarensalarissen – dan heeft de politiek het primaat. Voor zo’n keuze wordt niet eerst met de or overlegd. Bij Verkeer en Waterstaat heb ik meegemaakt dat de or zich verzette tegen een voornemen van de minister. Het enige dat je dan als or kunt doen, is naar de Ondernemingskamer gaan, die een uitspraak doet over het conflict.’ Een overheid die een voorbeeldfunctie heeft én wil bezuinigen – dat levert toch spanning op? ‘Zeker. De overheid zegt al jarenlang geen geld te hebben voor verbetering van de ambtelijke organisatie en rechtspositie, waardoor het kan gebeuren 286 STAAT VAN DE AMBTELIJKE DIENST 2015

289 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication