10

Engelenhaar Toen ze de gelagkamer binnenkwam, had de dochter van de herbergier hem allang gezien: een grote, dikke, behaarde zwarte spin. Hij liep over de vloer van de herberg en de dochter begon te gillen. Niet dat ze erg bang was voor spinnen, maar ietwat eng vond ze hen wel. “Oh,” riep ze,” lelijk mormel! Maak dat je wegkomt!” De spin maakte dat hij wegkwam. Hij klom tegen de muur op en verstopte zich in een spleet tussen de muur en het plafond van de gelagkamer. “Zou ik werkelijk zo lelijk zijn?” vroeg de spin zich af, toen hij zich uit de voeten maakte, “Hoe het ook zij, mijn webben zijn altijd prachtig.” Hij spon een mooi, behaaglijk web en zocht er een goed plaatsje in om de nacht door te brengen. De volgende morgen werd de spin verrast door de herbergierster. “Wat?!” Een spinnenweb in mijn mooie, schone gelagkamer?!” Ze rende naar de bezemkast, haalde er een grote ragebol uit en veegde met één haal het prachtige web naar beneden. “Daar ga je,” riep ze en joeg de spin met haar ragebol weg. “Ik vind je afschuwelijk, met die lange poten van je. Ik kan jullie niet uitstaan!” De spin zocht een veilig heenkomen in de stal, die achter de herberg gelegen was. “Niemand houdt van me!” jammerde hij en begon uit louter ballorigheid een web te spinnen van de ene balk naar de andere. In deze omgeving werd hij tenminste door niemand lastig gevallen. De dieren die in de stal stonden waren de spin ook wel dankbaar: in zijn web ving hij de vliegen, die de beesten nogal plaagden als het warm weer was. “Nu maak ik me tenminste nuttig,” dacht de spin, “en als ik nu ook nog eens wat mooier was, “ voegde hij er met een zucht aan toe. Omdat dat nu eenmaal niet zomaar kon, begon hij een nog groter web te spinnen. Het werd het fijnste web, dat ooit door een spin gemaakt was. Toen de spin al een flink aantal dagen aan zijn nieuwe web gewerkt had, hoorde hij op een nacht in de stal onder hem rumoer: er klonken stemmen en lichtjes flikkerden in het donker. Hij kon niet precies ontdekken wat er aan de hand was, maar toen hij ‘s morgens wakker werd en naar beneden keek, zag hij in een van de voederbakken onder hem een kindje liggen. Een jonge vrouw boog er zich overheen, terwijl een iets oudere man met een vriendelijk gezicht er glimlachend naar stond te kijken. De baby begon te huilen. “Ach, hij heeft het koud,” zei de moeder, ”Ik heb al het stro dat ik kon vinden om en over hem heen gelegd, maar het is zeker nog niet genoeg.” Dit was dè grote kans voor de spin. Hij kwam met zijn prachtige nieuwe web van zijn slaapplek omlaag en legde het aan de voeten van de moeder. Het web was zo zacht als de pluisjes van paardenbloemen. De moeder raapte het op en schikte het warm om de baby heen. Het kindje hield bijna dadelijk op met huilen en viel spoedig tevreden in slaap. De spin stond er trots bij te kijken. Toen zei Maria, de moeder, tegen hem: ”Wat een mooi geschenk voor ons kindje! Wat wil je als beloning hebben?” De spin vouwde zijn voorpoten samen en zei: ”Oh, alstublieft, als ik toch alleen maar een beetje mooier zou mogen worden. Dan hebben de mensen misschien niet zo’n hekel aan me.” “Da’s jammer,” zei Maria, ”dat kan ik niet doen. Je moet zo blijven als je geboren bent. Maar ik kan er wel voor zorgen dat de mensen blij worden als ze je zien. Als iemand voortaan een spin ontdekt zal hij zeggen: ”Ha, een spin! Dat betekent geluk!” Tot op de dag van vandaag mag je het ontdekken van een spin als een teken van geluk beschouwen. En ter herinnering aan de spin, die Maria zo’n mooi geschenk gegeven heeft, hangen we gouden en zilveren draden als ‘engelenhaar’ in de kerstboom. © BerT roDenBurG

11 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication