0

GEBRUIKERSHANDLEIDING

Vertaling van originele gebruikershandleiding NOV 2019

VOORWOORD GOUPIL verwelkomt u graag als klant. Deze handleiding is geschreven om u te helpen uw Goupil elektrisch voertuig te bedienen en te onderhouden. Het bevat uitgebreide informatie over de werking van Goupil G2 modellen. Voordat u uw voertuig voor het eerst in gebruik neemt raden wij u aan de tijd te nemen om de inhoud van deze handleiding zorgvuldig te lezen. Als u alle onderdelen van de handleiding heeft gelezen, gelieve deze bij het voertuig te bewaren voor toekomstige raadpleging van deze handleiding Dit voertuig is ontworpen voor maximale prestaties en minimaal onderhoud. Naleving van aanbevolen onderhoudsprocedures zal de levensduur verlengen. Als onderdeel van ons beleid om onze producten continu te verbeteren, behouden wij het recht om zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen aan te brengen in specificaties en apparatuur. Onderhoudsprocedures zijn in deze handleiding opgenomen en moeten worden gelezen voordat u uw voertuig in gebruik neemt. De informatie in deze handleiding is geen vervanging voor interne veiligheidsvoorschriften, verzekeringsclausules en landelijke voorschriften. GARANTIEVOORWAARDEN De garantie die geldt voor een nieuw voertuig is de garantie van de verkoper die apparatuur of fabricagefouten omvat, in het volgende uiteenzet: NIEUWE UITRUSTINGSGARANTIE Elk nieuw product wordt geleverd met een garantie van de verkoper tegen uitrustingvoorschriften, of fabricagefouten die zich voordoen tijdens de in het verkoopcontract gespecificeerde periode. Onder deze garantie is de verplichting en aansprakelijkheid van de verkoper beperkt tot reparatie of vervanging van een onderdeel dat tijdens normaal gebruik en/of onderhoud beschouwd is als defect en de redelijk geprijsde reparatie en/ of vervanging van de betreffende onderdelen gedurende de garantieperiode, van de datum van levering, lease-aankoop of lease, onder voorbehoud dat de opstartdatum van het voertuig door de koper bij de verkoper is geregistreerd. Indien de opstartdatum niet bij de verkoper is geregistreerd, is de datum die als eerste verkoopdatum, huurovereenkomst of huurovereenkomst is behouden, de datum waarop het voertuig is verzonden vanaf de fabrieksplaats. Deze garantie vervangt elke andere expliciete of impliciete garantie en verplichting en aansprakelijkheid van de verkoper voor deze garantie, exclusief transport en andere kosten of aansprakelijkheid voor directe, indirecte of opeenvolgende schade en vertraging door een fout. De garantie wordt ongeldig geacht indien het voertuig buiten zijn capaciteit of in omstandigheden die niet door de leverancier worden aanbevolen wordt gebruikt, of als onderdelen worden gebruikt of technisch gewijzigd zonder voorafgaande goedkeuring van de verkoper. Gebruikershandleiding G2 | 3

INHOUD I - VEILIGHEID ...................................................................7 I.1. VEILIGHEID staat bij ons voorop ..................................................7 I.2. HOOFDPUNTEN .............................................................................7 I.2.1. Informatie voor chauffeur .............................................................7 I.2.2. Eisen voor bestuurder ....................................................................7 I.2.3. Rijvaardigheidslessen ....................................................................7 I.3. Voor elk gebruik ............................................................................8 I.4. Belangrijk .......................................................................................8 II - ALGEMENE INFORMATIE ..............................................9 II.1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN .....................................................9 II.1.1. Dimensionale diagrammen * ......................................................9 II.1.2. Technische karakteristieken ........................................................9 II.1.3. Prestaties ........................................................................................10 II.1.4. Toegestane hellingen ....................................................................10 II.1.5. Voertuig identificatie .....................................................................10 II.2. INTERIEUR ....................................................................................11 II.3 BUITENKANT..................................................................................12 III - DETAILS ......................................................................14 III.1. VERLICHTING/CLAXON ..............................................................14 III.2. RUITENWISSER/RUITENWASSER ..............................................14 III.3. HANDREM ...................................................................................15 III.4. CONTACTSLOT EN CONTACTSLEUTEL .....................................16 III.5. BEDIENINGSKNOPPEN ...............................................................17 III.6. ZEKERINGENKASTJE (ONDER HET DASHBOARD) ...................18 III.6.1. Zekeringen en relais .....................................................................18 III.7. VERLICHTING ..............................................................................19 III.8. 12V ACCESSOIRES AANSLUITING .............................................19 III.9. DISPLAY ......................................................................................20 III.9.1. Schermpje ......................................................................................21 III.10. ELECTRISHE BOX ......................................................................22 III.11. STOELEN ...................................................................................23 IV - VOORZORGSMAATREGELEN .......................................24 IV.1. PRE-OPERATING CHECKS ..........................................................24 IV.2. RECOMMENDATIONS FOR USE ..................................................24 V - RIJDEN ........................................................................26 V.1. STARTEN ......................................................................................26 V.1.1. Rijden ...............................................................................................26 V.2. ACTIERADIUS ...............................................................................26 V.2.1. Eind van de actieradius .................................................................26 V.3. STOPPEN ......................................................................................27 V.4. INVLOED VAN TEMPERATUUR OP DE ACCU (LITHIUM) ..............27 V.5. BEDRIJFSMODUS ........................................................................28 V.5.1. Low speed modus .........................................................................28 V.5.2. High speed modus ........................................................................28 VI - OPLADEN EN ONDERHOUD VAN DE ACCU’S ................29 VI.1. OPLADEN VAN DE HOOFDACCU ................................................30 VI.1.1. Veiligheid ........................................................................................30 VI.1.2. Oplaad problemen ........................................................................30 4 | G2 Gebruikershandleiding

VI.2. DE LADER ....................................................................................31 VI.2.1. Procedure van het opladen van de accu .................................31 VI.3. OPLADEN VAN LITHIUM ACCU’S ...............................................32 VI.4. ACCU LAADSTATUS ...................................................................32 VI.4.1. Winter modus ................................................................................33 VI.5. ONDERHOUD VAN DE ACCU ......................................................34 VI.5.1. Waterniveau van de loodzuur accu ..........................................34 VI.5.2. Ventileren van de oplaadruimte .................................................35 VI.5.3. Reinigen van de hoofdaccu ........................................................35 VI.5.4. Het voertuig stallen ......................................................................35 VI.5.5. Opslag van de accu’s...................................................................35 VI.5.6. Controle van de hoofdaccu ........................................................36 VII - SERVICE .....................................................................37 VII.1. BANDEN .....................................................................................37 VII.1.1. Gebruik van een banden reparatie spray ................................37 VII.1.2. Opkrikken van het voertuig ........................................................38 VII.2. SLEPEN ......................................................................................38 VII.2.1. Het slepen van het voertuig ......................................................38 VII.2.1. Het voertuig stallen .....................................................................39 VII.3. RUITENWASSER.........................................................................39 VII.4. SERVICE FREQUENTIE ...............................................................40 VII.5. ONDERHOUD INTERIEUR EN BUITENKANT .............................41 VII.5.1. Onderhoud interieur en buitenkant voertuig ..........................41 VII.5.2. Anti-roest bescherming .............................................................41 VII.6. RECYCLING ................................................................................41 VIII - OPTIES .....................................................................42 VIII.1. EEN AANHANGER SLEPEN .......................................................42 VIII.2. ELECTRISCHE VERWARMING ..................................................42 Gebruikershandleiding G2 | 5

6 | G2 Gebruikershandleiding

I - VEILIGHEID I.1. VEILIGHEID STAAT BIJ ONS VOOROP We stellen uw veiligheid voorop. Dit gedeelte bevat belangrijke informatie, aanbevelingen, voorstellen en voorzorgsmaatregelen die u moet lezen en opvolgen voor uw veiligheid en de veiligheid van de passagiers. Deze handleiding bevat de minimale informatie die nodig is om het voertuig te kunnen bedienen. Onderhoudswerkzaamheden dienen door gekwalificeerd personeel te worden uitgevoerd. I.2. HOOFDPUNTEN I.2.1. Informatie voor de chauffeur U moet deze gebruikershandleiding lezen en begrijpen voor u het voertuig voor de eerste keer gebruikt. U moet bekend zijn met de regels en normen die deze voertuigen en het gebruik ervan regelen. I.2.2. Eisen voor bestuurder Alleen bestuurders die in het gebruik van dit voertuig zijn getraind, mogen het gebruiken. Deze training omvat de kennis van de regels van uw werkgever, de verkeersregels, de instructies in deze handleidingen en alle geldende voorschriften voor dit type voertuig. LET OP : Chauffeurs moeten wettelijk oud genoeg zijn om te rijden. I.2.3. Rijvaardigheidslessen De rijvergunning wordt aan de bestuurder afgegeven na dat deze door het hoofd van de vestiging is beoordeeld op geschiktheid voor het besturen van het voertuig De beoordeling bevat: - Een geschiktheidstest uitgevoerd door een beroepsarts. - Een test op kennis en vaardigheden die nodig zijn om veilig te rijden. - Een test op de kennis van instructies die op de plaats van het gebruik moeten worden nageleefd. Kijk op de openbare weg naar de geldende wetgeving volgens het gekozen type goedkeuring. LET OP : Voor meer informatie over de training van chauffeurs, neem contact op met een erkende organisatie. WAARSCHUWING Dit voertuig mag niet op de openbare weg rijden zonder registratie of verzekering Gebruikershandleiding G2 | 7

VEILIGHEID I.3. VOOR ELK GEBRUIK Om uw veiligheid en veiligheid van passagiers te waarborgen, moet u de volgende punten nakomen voordat u uw Goupil bestuurt: - Controleer of de lichten en de richtingaanwijzers correct werken. - Controleer de conditie en de druk van uw banden. - Controleer of de remmen goed werken. - Zorg ervoor dat uw ramen schoon zijn om een goed zicht te garanderen. - Zorg ervoor dat er geen objecten de pedalen kunnen belemmeren. - Pas uw spiegels aan. - Rijd niet als uw capaciteit verminderd is (medicatie, alcoholgebruik en/of drugs, vermoeidheid). - Volg de verkeersregels. - Blijf binnen de snelheidslimieten. - Wees bewust van de omstandigheden op het wegdek, de weersomstandigheden en pas uw rijgedrag aan aan de lading die u vervoert. OPGELET De bestuurder is ten alle tijde verantwoordelijk voor zijn/haar passagiers en de veiligheid van het voertuig. Zorg ervoor dat de passagier op de juiste plaats zit en een veiligheidsgordel draagt, en houdt alle delen van uw lichaam binnen het voertuig wanneer het in beweging is. OPGELET: Verleng accuduur/ Zet stroomverbruikende elementen zoveel mogelijk uit. I.4. BELANGRIJK De G2 is een elektrisch voertuig en zoals bij ieder elektrische voertuig moet de gebruiker de accu aan het eind Langdurige opslag van de dag opladen wanneer deze minder dan 50% opgeladen is. van het voertuig met een te lege accu kan de accu beschadigen. OPGELET Het voertuig is niet geschikt voor gebruik op wegen met slecht wegdek of die overstroomd zijn of ruw terrein. Bij het niet naleven van deze aanbevelingen zal de garantie komen vervallen 8 | G2 Gebruikershandleiding

II - ALGEMENE INFORMATIE II.1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN II.1.1. Dimensionale diagrammmen * *In millimeter II.1.2. Technische karakteristieken BESCHRIJVING Goedkeuring Electromagnetische compatibiliteit Elektrische beveiliging Aantal personen Draaicirkel Transmissie Voor Remmen Achter Voor Ophanging Banden Parallelisme (unladen) Electrisch systeem Voltage Motor Vermogens regelaar Gewicht van de batterijen (afhankelijk van uitvoering) Oplaadtijd Oplader RC900 48 V 21 A Loodzuur 5.8 kWh 164 kg 6 uur Output (hoofd): 48 V DC, 21 A, 900 W Vooruit Snelheid Min/Max Temperatuur (Lithium) Rijdend In opslag Nominaal vermogen (S2 30 minuten) Max vermogen Achter Afmeting Druk EIGENSCHAPPEN L7e-Cu R10-05 UE n°3/2014 2 (inclusief chauffeur) 4.70 m Versnellingsbak + differentieel Hydraulische remmen met Ø260 mm schijvens Hydraulische remmen met Ø230 mm drum Mc Pherson type Mc Pherson type 175/70/R14 2.5 bar (3.0 bar bij gebruik) Front: 0 mm 48 V (hulp 12 V circuit) 29 V 5.1 kW 11.5 kW 48 V 350 A Lithium 5.2 kWh 45 kg 6.5 uur 8.6 kWh 76 kg 11 uur Stroomvoorziening: 230 V~, 16 A regulier stopcontact Output (Lithium): 48 V DC, 21 A, 900 W Low speed: 10 km/h High speed: 30 km/h Achteruit: 10 km/h -20°C -10°C 45°C 35°C Gebruikershandleiding G2 | 9

ALGEMENE INFORMATIE II.1.3. Prestaties Capaciteit accupakket (kWh) Autonomy when half-charged Loodzuur 5.8 Until 45 km Lithium 5.2 Until 61 km 8.6 Until 100 km II.1.4. Toegestane hellingen Maximale helling onbeladen (%) Maximale helling bij maximaal toegestane lading (%) Maximale helling bij beperkt vermogen (%) (Lithium) 25 18 12 II.1.5. Voertuig identificatie L7e VERSIE Fabricage plaatje in cabine onder bestuurdersstoel 10 | G2 Gebruikershandleiding

ALGEMENE INFORMATIE II.2. INTERIEUR (1). Ventilatieroosters (2). Claxon (3). Stuur (4). Voorwaartse aandrijving/achteruitrijhendel Ruitenwisser (5). Bedieningsknoppen (6). Temperatuur/ventilatie controle* (7). Display (8). Bluetooth speaker* (9). Contactslot met stuurvergrendeling (10). Rempedaal (11). Versnellingspedaal (12). Handrem (13). Opbergvak/bekerhouder (14). 12V accessoire aansluiting (15). USB stekker * Optioneel Gebruikershandleiding G2 | 11

ALGEMENE INFORMATIE (16). Deurhendel (17). Raambediening 12 | G2 Gebruikershandleiding

ALGEMENE INFORMATIE II.3. BUITENKANT (18). Parkeerverlichting / grootlicht / dimlicht / dagverlichting (22). Centrale accu oplaatpunt (Hoofd accu)* (19). Richtingaanwijzers (20). Achteruitkijkspiegel* (21). Nummerplaat (23). Tractie accu (Hoofd accu)* (24). Aansluitpunt voor accu (25). Zekeringenkastje (26). Noodstop (27). Ruitenwisser vloeistof (28). Remolie tank (29). Oplaad LED (30). Mistlicht (31). Achteruitrijlicht Gebruikershandleiding G2 | 13

III - DETAILS III.1. VERLICHTING/CLAXON A B VOOR- EN ACHTERLICHTEN Draai ring A in gewenste positie MISTLICHT Draai ring B in gewenste positie. Licht uit Dagrijverlichting Dimlicht/Grootlicht CLAXON Druik op het uiteinde van de hendel Achter mistlicht uit Achter mistlicht aan RICHTINGAANWIJZERS Beweeg de hendel naar boven of beneden, al naar gelang de gewenste richting OPMERKING : De daglichtlampen gaan automatisch aan als de sleutel in het contact is geplaatst en gaan automatisch uit als de positielampen zijn ingeschakeld. III.2. RUITENWISSER/RUITENWASSER F Voorwaartse aandrijving F N R N A R Achteruit aandrijving RUITENWISSER: Draai ring A in gewenste positie. RUITENWASSER: Trek de hendel naar u toe. 14 | G2 Gebruikershandleiding Neutraal F N R F N R

DETAILS III.3. HANDREM Om de handrem los te laten, hef de hendel licht op en druk op de knop. Breng de hefboom volledig naar beneden. 1 0 Handrem aan Handrem uit OPGELET: Zorg er altijd voor dat de handrem stevig aan staat wanneer u het voertuig verlaat. Zorg ervoor dat de handrem stevig aan staat op heuvels en hellingen. De mechanische handremhendel activeert de achterwielremmen OPGELET: Controleer bij het rijden of de handrem volledig omlaag is (lichtje moet uit zijn) om oververhitting en schade te voorkomen. NOODSTOP (26): LET OP Gebruik de noodstop niet om het voertuig uit te zetten. Het mag alleen gebruikt worden als het voertuig is geparkeerd. Gebruikershandleiding G2 | 15

DETAILS III.4. CONTACTSLOT EN CONTACTSLEUTEL (S) ANTI-DIEFSTAL SLOT • Openen: Beweeg de sleutel lichtjes en draai het stuur. • Sluiten: Verwijder de sleutel uit de ontsteking en draai het stuur tot het anti-diefstal slot klikt. (M) CONTACT AAN • Het contact staat aan, u kunt nu met het voertuig rijden. • De controlelampjes gaan aan. • De dagverlichting gaat aan. LET OP Schakel het voertuig nooit uit wanneer deze in beweging is. Wacht altijd tot het voertuig volledig tot stilstand is gekomen. Het contact schakelt automatisch ook de stuurbekrachtiging en de rembekrachtiging uit. 16 | G2 Gebruikershandleiding

DETAILS III.5. BEDIENINGS KNOPPEN Gevaren licht Vooruit rijden waarschuwing*. Low speed Voorruitverwarming High speed Waarschuwings driehoek op dak* en/of zwaailicht* Vorst waarschuwing* Blower / Electrische verwarming* * Optioneel Gebruikershandleiding G2 | 17

DETAILS III.6. ZEKERINGENKASTJE (ONDER HET DASHBOARD) (32). Zekeringen / Relais (33). OBD plug (34). Winterstand schakelaar* III.6.1. Zekeringen en Relais FUSES: C357-F1 C357-F2 C357-F3 C357-F4 C357-F5 C357-F6 C357-F7 C357-F8 C359-F1 C359-F2 C359-F3 C359-F4 C359-F5 C359-F6 C359-F7 C359-F8 C215-F1 C215-F2 C215-F3 C215-F4 C257-F1 C257-F2 C257-F3 C257-F4 C260-F1 C260-F2 C260-F3 C260-F4 NA NA 30 A 12 V DCDC 5 A 48 V Controller NA 10 A Dagverlichting 10 A Ruitenwasser 30 A Ruitenwisser NA 10 A Vooruit rijden waarschuwing 5 A Blower (48 V)* 15 A Verwarming (12 V)* NA NA NA 5 A Lithium accu (12 V)* 15 A Claxon 15 A OBD 5 A Display NA 30 A verlichting 15 A Gevaren licht NA NA 25 A Verwarming* 15 A Optie 15 A Sensoren / AK5* 20 A Voorruit verwarming RELAYS C357-R3 C357-R1 C357-R4 C357-R2 C359-R3 C359-R1 C359-R4 C359-R2 C215-R2 C215-R1 C257-R2 C257-R1 C260-R2 C260-R1 K115 C193 C255 C261 Plug detectie Controller / KSI Dagverlichting Ruitenwisser NA Blower* Lithium accu RL3* 12 V Schakelaar Achteruitrijverlichting Remlichten Gevarenlicht Lithium accu RL1* Voorruit verwarming Verwarming* NA Zoemer (temp)* Zwaailicht/driehoek Optie(48 V) 18 | G2 Gebruikershandleiding * Optioneel

DETAILS III.7. VERLICHTING VOORKANT Parkeerlicht Grootlicht/Dimlicht Richtingaanwijzers Dagverlichting ACHTERKANT Remlicht Achteruitrijverlichting Mistlamp Kentekenplaat verlichting P21 P21W P21W W5W LED LED PY21W Oranje lamp LED LET OP Voor voertuigen voorzien van een laadklep kunnen de achterlichten niet gezien worden wanneer de laadklep naar beneden staat. De gebruiker moet daarom andere gebruikers waarschuwen voor de aanwezigheid van het voertuig met een waarschuwingsdriehoek of ander waarschuwingsbord. III.8. 12V ACCESSOIRES AANSLUITING De accessoireaansluiting en de USB-stekker bevinden zich aan de zijkanten van het scherm. Ze zijn actief wanneer het contact is ingeschakeld. Accessoires op de 12V-stekker mogen niet worden overschreden. 100W en 24W voor de USB-stekker. LET OP : Beschadig de aansluiting niet door ongeschikte stekkers te gebruiken. Steek de stekker volledig in het stopcontact om oververhitting en schade aan de zekering te voorkomen. Sluit het deksel van het stopcontact wanneer deze niet wordt gebruikt Sluit geen stroomvoorzienende accessoires aan. Gebruikershandleiding G2 | 19

DETAILS III.9. DISPLAY Linker richtingaanwijzer Rechter richtingaanwijzer Dimlicht Achter mistlicht Grootlicht Handrem aan Remvloeistof tekort Storing Snelheidsmeter 20 | G2 Gebruikershandleiding

DETAILS III.9.1. Schermpje ONDERHOUD De onderhoudsindicator geeft aan dat u zo snel mogelijk moet stoppen en voorzichtig moet rijden. Het kan tegelijkertijd oplichten met andere lichtindicatoren. MODUS: Als u op de modusknop drukt, kunt u de kilometerteller, dagteller fouten (zie hieronder) of SOC (laadstatus van de accu’s) weergeven. Lang indrukken maakt het mogelijk om de triprecorder te resetten. STORINGEN Deze indicator licht op wanneer de controller een fout detecteert (startvolgorde, stoelsensor, laag waterniveau (alleen loodbatterij *), elektrische fout). Deze indicator licht ook op wanneer de BDI onder of gelijk is aan 5% (knipperlicht). Als deze indicator oplicht bij de remstoring, moet u zo snel mogelijk stoppen. * Optioneel Gebruikershandleiding G2 | 21

DETAILS III.10. ELECTRISCHE BOX (35). Oplader (36). Voltage converter (37). Contactor (38). Controller (39). Claxon (40). Vooruitrij signaal* LET OP: Iedereen die elektrisch of niet-elektrisch onderhoud verricht op de accu’s of onderhoud uitvoert in de omgeving van de accu’s, moet hiervoor worden gecertificeerd overeenkomstig de geldende voorschriften. 22 | G2 Gebruikershandleiding * Optioneel

DETAILS III.11. STOELEN STOELEN AANPASSEN : • Trek aan hendel A, • Zet de stoel in de gewenste positie, • Laat de knop los. LET OP Pas de stand van de stoel nooit aan tijdens het rijden. VEILIGHEID De bestuurdersstoel is uitgerust met een sensor die de motor uitschakelt wanneer de chauffeur niet in de stoel zit. Het voertuig is uitgerust met 3-punts veiligheidsgordels die gedragen moeten worden wanneer het voertuig in beweging is. Gebruikershandleiding G2 | 23

IV - VOORZORGSMAATREGELEN IV.1. VOORZORGSMAATREGELEN Voer voor elk gebruik systematisch een voertuigcontrole uit: Identificeer alle apparatuur die niet werkt, eventuele lekkages of eventuele storingen die de onmiddellijke aandacht vereisen om het voertuig veilig te laten rijden. De niet-beknopte lijst van onderstaande controles is opgesteld om de gebruiker in staat te stellen alle controles uit te voeren voordat hij het voertuig ingebruik neemt. ACCU’S De accu’s vereisen regelmatig onderhoud. Als u de accu’s niet onderhoud volgens deze handleiding, kunnen deze beschadigd raken of foutmeldingen en brandwonden veroorzaken. (zie hoofdstuk V en VI). CONTROLE Zorg ervoor dat alle onderdelen van het voertuig correct werken. VEILIGHEIDS APPARATUUR Zorg ervoor dat alle veiligheidsapparatuur goed functioneert. VERLICHTING EN SIGNALERING Zorg ervoor dat de verlichting goed werkt (zie III.7.). REMMEN • Controleer eventuele lekkages van of beschadigen van remslangen. • Controleer of de remmen correct werken, zodra u begint te rijden. BANDEN • Zorg dat de banden de juiste druk hebben (zie II.1.2). • Controleer de banden op beschadigingen of vreemde voorwerpen in het loopvlak. • Zorg dat de wielmoeren correct zijn aangedraaid (81 N.m). LET OP Controleer regelmatig de ruitenwisservloeistof en de remvloeistof. IV.2. AANBEVELINGEN VOOR GEBRUIK RIJDEN • Verlaag uw snelheid als u een kruising of rotonde nadert. • Pas uw rijgedrag aan op uw omgeving. • Rijd niet in een risicogebied, tenzij er toestemming is verleend. • Vertel uw werkgever als u een ongeluk heeft gehad of als er een probleem is met het voertuig. • Zorg ervoor dat de deuren van uw voertuig gesloten en vergrendeld zijn voordat u gaat rijden. 24 | G2 Gebruikershandleiding

VOORZORGSMAATREGELEN LADEN EN LOSSEN • Zorg dat de lading niet uit het voertuig kan vallen tijdens het rijden. • De maximale belasting die door de fabrikant is opgegeven, niet overschrijden. • Wees extra voorzichtig wanneer de lading de hoogte, breedte of lengte van het voertuig overschrijdt. • Verdeel de lading correct en zeker deze tijdens het transport. • Neem niet meer dan 2 personen mee (inclusief bestuurder). LET OP Voordat u uw voertuig laadt, weeg het voertuig om het maximumgewicht te controleren dat u kunt laden om te voldoen aan het toegestane bruto voertuiggewicht. Het maximaal toegestane gewicht per as is aangegeven op de fabrikantplaat. Dit moet gerespecteerd worden om schade aan de voertuigstructuur te voorkomen. RESERVEONDERDELEN EN ACCESSOIRES Wanneer u reserveonderdelen en/of accessoires installeert, gebruik alleen onderdelen die door de fabrikant zijn goedgekeurd. LET OP Bij gebruik van onderdelen en/of accessoires die niet goedgekeurd zijn door Goupil Industrie komen alle garanties te vervallen. APPARATUUR Gebruik alleen apparatuur welke is goedgekeurd door Goupil bij vervanging van onderdelen. Controleer ten alle tijden de onderdelen die vervangen zijn. NIET TOEGESTAAN Het volgende is niet toegestaan: • Het voertuig rijden zonder rijbewijs of een onbevoegde persoon laten rijden. • Een lading vervoeren die de laadcapaciteit van het voertuig overschrijdt. • Plotseling remmen, tenzij u een noodstop hoeft uit te voeren. • Bochten nemen met te hoge snelheid. • Verkeersborden negeren. • Meer passagiers meenemen dan aangegeven in het voertuig. • In de buurt van een opladende batterij roken. • Metalen onderdelen op batterijelementen plaatsen. • Het voertuig optillen met behulp van iets anders dan een krik. Gebruikershandleiding G2 | 25

V - RIJDEN V.1. STARTEN • Controleer of de stroomonderbreker niet is aangesloten. • Schakel het voertuig in met de contactsleutel. • Wacht tot het scherm aan gaat. • Zet de Voorwaarts-Achterwaarts hendel in de gewenste positie. • Laat de handrem los. • Druk voorzichtig op het gaspedaal. V.1.1. Rijden Rijd enkel met één voet om te voorkomen dat u beide pedalen(gas en rem) tegelijk intrapt. Dit zorgt voor voortijdige slijtage van de remmen en transmissie-onderdelen en vermindert de actieradius van het voertuig. MOTORREM: Het voertuig heeft een elektrische motorrem. Bij iedere rembeweging of daling wordt stroom in de tractiebatterij geregenereerd. Het is echter aan te raden om het voertuig te vertragen met de voetrem wanneer naar beneden gereden wordt. LET OP De Lithiumaccu laadt geen regeneratiestroom op als de accu tussen 98% en 100% is geladen . LET OP Het overschakelen van voor- naar achteruit rijden kan alleen als het voertuig stil staat. V.2. ACTIERADIUS De afstand die nog gereden kan worden ziet u op de accu-indicator De belangrijkste redenen die de actieradius beïnvloeden zijn: Lage accutemperatuur, veel optrekken en stoppen, steile wegen , ‘sportief’ rijden, gebruik van elektrische accustatus en veroudering. Hoe een bestuurder rijdt heeft een directe invloed op de levensduur van de accu. Agressief rijden kan de accu en het bereik beïnvloeden. Agressief rijden kan een energiebesparingsmodus activeren. Dit kan op zijn beurt leiden tot accubesparingsmodus en tot tijdelijke immobilisatie van het voertuig. V.2.1. Eind van de actieradius Aan het eind van de actieradius dient u de ‘power save mode’ in te schakelen Dit voorkomt het leegtrekken van de tractie accu’s. verwarming, lage bandenspanning en 26 | G2 Gebruikershandleiding

RIJDEN V.3. STOPPEN • Trek de handrem aan. • Zet de vooruit-achteruit hendel in ‘neutraal’. • Haal de contactsleutel uit het contactslot. • Blokker de wielen van het voertuig indien nodig. V.4. INVLOED VAN TEMPERATUUR OP DE ACCU (LITHIUM) LET OP: Laat uw voertuig tijdens de warmste momenten van de dag niet in volle zon geparkeerd staan. De hitte kan de levensduur van de accu verminderen en de garantie op de accu ongeldig maken. Bij temperaturen hoger dan 40 ° C kan het voertuig in gedegradeerde modus werken om energie te besparen. Start het voertuig niet wanneer de accutemperatuur lager is dan -20°C of hoger dan 45°C. Meter Temperatuur Lager dan -20°C Van -20°C to 10°C Van 10°C to 40°C Van 40°C to 45°C Hoger dan 45°C Kleur codering: Het voertuig zal niet starten van 100% to 15% van 15% to 0% Verminderde prestaties Normale prestaties De capaciteit van de tractie-accu vermindert naar mate deze meer wordt gebruikt. Als u echter aan de gebruiksaanbevelingen voldoet, verhoogt u de levensduur van de accu en voorkomt u dat deze eerder vervangen moet worden dan nodig is. Niet-naleving van deze aanbevelingen kan de garantie van de tractie-accu ongeldig maken. Gebruikershandleiding G2 | 27

RIJDEN V.5. BEDRIJFSMODUS Uw voertuig heeft een aantal bedrijfsmodi die de maximale bereikbare snelheid en energieverbruik beïnvloeden. Low speed High speed V.5.1. Low Speed modus In ‘Low Speed modus’ heeft het voertuig een maximum snelheid van 10 km/h. V.5.2. High Speed modus In ‘High Speed modus’ heeft het voertuig een maximum snelheid van 30 km/h. 28 | G2 Gebruikershandleiding

VI - OPLADEN EN ONDERHOUD VAN DE ACCU’S Iedereen die elektrisch of niet-elektrisch onderhoud verricht op de tractiebatterijen of onderhoud verricht in de nabijheid van deze batterijen, moet hiervoor gecertificeerd worden volgens de UTE C 18-550 regelgeving. Volg de gebruikersinstructies op die bij het laadstation worden weergegeven. Wacht op de benodigde instructies van de deskundigen voordat u verder onderhoud uitvoert. Draag beschermende kleding en een veiligheidsbril. Volg de veiligheidsaanbevelingen op met de normen NF C 15-100 §554, DIN VDE 0510, DIN VDE 0105 paragraaf 1 Niet roken. In verband met explosie- en brandgevaar is open vuur en roken verboden in de buurt van de accu. Voorkom kortsluitingen: explosie en brandgevaar. Aangezien de metalen onderdelen van de accuelementen altijd worden ingeschakeld, mag u nooit voorwerpen of gereedschap op de accu plaatsen. Als batterijzuur in contact komt met uw huid of ogen, spoel met veel water en win onmiddellijk medisch advies in. Spoel de kleding waar zuur op zit langdurig met water. Elektrolyt is zeer corrosief. Draai de accu nooit ondersteboven. De garantie vervalt in geval van niet-naleving van de gebruiksaanwijzingen of reparaties met reserveonderdelen niet origineel zijn, bij willekeurige interventies of bij toevoeging van “verzurende” producten. Gebruikershandleiding G2 | 29

OPLADEN EN ONDERHOUD VAN DE ACCU’S VI.1. OPLADEN VAN DE HOOFDACCU VI.1.1. Veiligheid Plaats nooit voorwerpen of gereedschap op de accu. Dit kan de accu beschadigen, kortsluiting of zelfs een explosie veroorzaken. Volg de aanwijzingen op de accu’s, zoals de DIN VDE 0510, VDE 0105, deel 1 en VDE 0117. De garantie is ongeldig in geval van niet-naleving van de gebruiksaanwijzingen en/of bij reparaties met reserveonderdelen die niet origineel in geval van willekeurige interventies en/of toevoeging van additieven aan de elektrolyt. zijn, INFORMATIE i Nieuwe hoofd-accu’s zijn op volle capaciteit na ongeveer 15 lading-ontladingscyclussen. Om de levensduur van de accu te optimaliseren, raden we aan om accu’s op te laden wanneer ze tussen 70% en 80% capaciteit bereiken en de accu’s eenmaal per maand gedurende 48 meer uren op te laden. LET OP Het voertuig kan niet worden gebruikt als de laadstekker in een contact is aangesloten. Stroomverbruik is hoog wanneer het voertuig oplaadt: tot 16A. Controleer daarom of het laadsysteem in goede staat is en gedurende enkele uren zonder risico’s stroom kan leveren (raadpleeg uw elektricien). Sluit het voertuig nooit aan met een verlengkabel. Hoofd-accu’s mogen nooit ontladen voorbij de afknijpspanning om beschadiging van accu-elementen te voorkomen. Als dit het geval is, is de garantie ongeldig. Gebruik beschermende kleding. Voeg nooit zuur toe omdat dit de accu’s kan beschadigen. Water moet alleen aangevuld worden met gedemineraliseerd of gedistilleerd water, na het laden. Het gebruik van elk ander water kan de gebruiksduur van accu’s verminderen. Laad het voertuig minstens een keer per maand op. Wij adviseren u de lader permanent in het stopcontact te plaatsen om de accu te kunnen opladen. Laad de accu volledig op tijdens koude periodes om de hoofd-accu’s te behouden. NIET-NALEVING VAN DEZE AANBEVELINGEN ZAL DE GARANTIE ONGELDIG MAKEN Als de VI.1.2. Oplaad problemen batterijlading wordt onderbroken (aansluitprobleem met het elektrische koord, temperatuurprobleem, enz.), verschijnt er een bericht op het display en het lampje “acculading” (rood) gaat aan. (cf VI.4). Om dit bericht te verwijderen sluit u het voertuig weer aan op het stopcontact, wacht 15 seconden en trek dan de stekker eruit. Als dit vaak gebeurt, neem dan contact op met uw dealer of garage. 30 | G2 Gebruikershandleiding

OPLADEN EN ONDERHOUD VAN DE ACCU’S VI.2. DE LADER (Laadstatus:zie II.3.) De lader start automatisch op basis van een vooraf gedefinieerde cyclus, wanneer de lader op het stopcontact is aangesloten. De technologie van de lader optimaliseert het opladen van de verschillende het voertuig accucellen met een geluidsbelasting langdurig wanneer oplaadt. Het is daarom raadzaam om het voertuig langdurig (48 uur) een keer per maand te laden. Deze onderhoudslading verwijdert sulfaatkristallen en vergelijkt de 4 cellen van de accu. De laadcyclus wordt opgeslagen bij elke acculading. Dit stelt het onderhoudsteam in staat om eventuele ladingfouten op te nemen, problemen die zich hebben voorgedaan en de accu status. Om de acculading te behouden wanneer het gebruik is, houd de lader in het stopcontact. voertuig langere tijd niet in LET OP Het voertuig kan niet worden gebruikt als de stekker in het contact is aangesloten. VI.2.1. Procedure voor het opladen van de accu Voor u de accu gaat opladen: • Schakel het voertuig uit en haal de sleutel uit het contact. • Zet de noodschakelaar op ‘ON’ (zie pag. 15). De accu opladen : • Steek de stekker in het stopcontact (zie II.3). • Laad de accu volledig op (zie VI.4). • Koppel de laadstekker van het voertuig door deze een kwartslag te draaien. • LET OP Een volledige lading duurt 8 tot 12 uur, afhankelijk van het type accu en ontlading. LET OP Het stoppen met laden voordat de automatische cyclus van de lading eindigt zal de capaciteit van de accu verminderen en veroorzaakt een storing in het geheugen van de lader. Korte herhaalde ladingen (snelle lading) kunnen de garantie ongeldig maken. OPMERKING De BDI is gereset bij 75% opladen. Voorbeeld: Als het voertuig wordt opgeladen bij een BDI van 80%; zal het display ook 80% aangeven ala het voertuig wordt gestart, ook als de accu volledig is opgeladen. Gebruikershandleiding G2 | 31

OPLADEN EN ONDERHOUD VAN DE ACCU’S VI.3. OPLADEN VAN LITHIUM ACCU’S Voor u de accu gaat opladen: • Schakel het voertuig uit en haal de sleutel uit het contact. • Zet de noodschakelaar op ‘ON’ (zie pag. 15). De accu opladen : • Steek de stekker in het stopcontact (zie II.3). • Laad de accu volledig op (zie VI.4). • Koppel de laadstekker van het voertuig door deze een kwartslag te draaien. OPMERKING : Een volledige oplading geeft 5 tot 10 bedrijfsuren afhankelijk van de batterijcapaciteit en de laadstatus. LET OP Gedeeltelijke lading is toegestaan, maar de batterij moet volledig opgeladen worden ten minste elke 5 laadbeurten of eens in de 3 maanden. NIET NAKOMEN VAN DEZE REGEL ZAL DE GARANTIE DOEN VERVALLEN VI.4. ACCU LAADSTATUS Het opladen van de accu wordt weergegeven met een LED lampje op het dashboard (zie II.3). Het led knippert groen tijdens het opladen, het zal sneller knipper namate een hogere BDI is bereikt. Als het led lampje niet meer brandt LED lampje rood is het opladen Als het knippert, gaat er iets mis met het gereed. opladen. 32 | G2 Gebruikershandleiding

OPLADEN EN ONDERHOUD VAN DE ACCU’S Bij niet gebruik van het voertuig- immobilisatie-(Lithium accu) De onderstaande instructies worden gegeven om de prestaties van uw accu te behouden en moet worden nageleefd. Niet-naleving van deze instructies kan de garantie van de tractieaccu ongeldig maken. - - Als de geplande immobilisatieperiode minder dan een maand bedraagt: zijn er zijn geen specifieke aanbevelingen. Als de geplande immobilisatieperiode tussen een maand en drie maanden bedraagt: moet u het voertuig opladen/ontladen tot de vermogensmeter tussen maximaal 50 en 80% aangeeft. VI.4.1. Winter modus Wintermodus kan gebruikt worden om de lading te beperken voor lange opslagperioden. Als het voertuig een lange periode niet gebruikt gaat worden, druk dan op de knop op het dashboard en laad het voertuig vervolgens op. Het laadniveau is automatisch beperkt tot 70% Een indicatie verschijnt dan op het beeldscherm. LET OP De batterij kan onherstelbare schade lijden als deze langere tijd wordt opgeslagen met minder dan 15% oplaadcapaciteit of meer dan 69% NIET-NALEVING VAN DEZE AANBEVELING ZAL DE GARANTIE doen vervallen. LAAT het voertuig NOOIT langer dan 1 maand ongebruikt. met een lading minder dan15% of hoger dan 69%. Als het voertuig langer dan 3 maanden niet wordt gebruikt: Als het voertuig langer dan 3 maanden niet gebruikt wordt, raden wij u sterk aan om de accu na deze 3 maanden volledig op te laden en met het voertuig te gaan rijden tot de accu half leeg is. Daarna de accu meteen weer opladen tot maximaal 69%. VEILGHEID M.B.T. TOT DE TRACTIE ACCU GEBRUIK NOOIT brandblusser met water. Gebruik een CO2 blusser met droog poeder of schuim. Open NOOIT de accu. Nooit in de accu boren of zagen. Pas NOOIT de elektrische systemen aan zonder toestemming van de fabrikant. Voer ALTIJD de aanbevolen inspecties uit Ga NOOIT naar een zone aangeduid met een gele driehoek en een zwarte bliksemschicht. Volg de instructies op het dashboard nauwlettend op. Verlaat het voertuig onmiddelijk bij rookontwikkeling. Het niet opvolgen van deze veiligheidinstructies kan tot letsel leiden. Gebruikershandleiding G2 | 33

OPLADEN EN ONDERHOUD VAN DE ACCU’S VI.5. ONDERHOUD VAN DE ACCU VI.5.1. Waterniveau van de Loodzuur accu Controleer regelmatig of de niveauvlotters op hun hoogste positie zijn na elke vulling. Stel indien nodig het elektrolytniveau van elke cel elke 10 ladingen aan. Gebruik het bijgeleverde vulpakket: • Plaats de fles gedemineraliseerd water bovenop het voertuig. • Open de dop van de fles (A). • Verbind de vulslang met het voertuig (B). • Open het fles ventiel (C). • Ontkoppel de verbinding als circulator (D) stopt met draaien. LET OP Pas het elektrolytniveau van elke accucel elke 10 ladingen aan. LET OP Vul elektrolyten enkel NA het laden bij met gedemineraliseerd of gedistilleerd water om te voorkomen dat het overstroomt tijdens het laden. WATER NIVEAU VLOTTERS LET OP: Controleer regelmatig of de filter niet verstopt is en de slang niet geknikt is. 34 | G2 Gebruikershandleiding

OPLADEN EN ONDERHOUD VAN DE ACCU’S VI.5.2. Ventileren van de oplaadruimte Zorg voor goede ventilatie van de ruimte waarin voertuigen worden onderhouden en gestald, in overeenstemming met brandvoorschriften en om gevaar te voorkomen. Ventilatie is nodig om waterstofdampen te verwijderen uit ruimtes waar van accu’s worden opgeladen. Volg hierbij de wetteljke regelgeving. VI.5.3. Het reinigen van de hoofdaccu Maak de accu’s schoon met een borstel en maak gebruik van een bicarbonaatoplossing. Spoel na met schoon water. Droog de accu’s en breng een anticorrosief middel op de nokken en aansluitingen aan. Zorg ervoor dat de nokken en kabels correct zijn vastgezet en geen sporen van sulfaat hebben. LET OP Gebruik nooit een hogedrukreiniger om de accu’s schoon te maken. VI.5.4. Het voertuig stallen Als het voertuig langdurig niet gebruikt wordt laat u de stekker van de lader in het stopcontact zitten. De lader controleert en regelt de lading om optimale capaciteit te behouden. VI.5.5. Opslag van de accu’s Bewaar de accu’s in een droge en vorstvrije ruimte. Als de accu’s langdurig ongebruikt blijven, moet u de stekker van de oplader uit het stopcontact verwijderen. Als het niet mogelijk is om de accu’s volledig op te laden, voert u een maandelijkse lading uit. Gebruikershandleiding G2 | 35

OPLADEN EN ONDERHOUD VAN DE ACCU’S VI.5.6. Controle van de hoofdaccu Draag altijd beschermende kleding en een veilgheidsbril. Werk volgens de veilgheidsnormen NF C 15-100 §554, DIN VDE 0510, DIN VDE 0105 paragraph 1. Controleer iedere maand de accuspanning. De spanning moet 12 V/cel zijn en de elektrolytdichtheid moet 1,30 kg/l zijn. De metingen moeten 15 minuten na het einde van de lading genomen worden, met de lader losgekoppeld. Open de vulcellen van de accucel. Neem met behulp van de zuurmeter een monster van een voldoende hoeveelheid elektrolyt. Lees de aangegeven waarde op de zuurmeter en laat het in het onderhoudslogboek opnemen. Spuit de elektrolyt terug in de cel. Herhaal de procedure voor alle cellen. LET OP Indien er na een ladingscyclus een verschil in dichtheid (> 0.3kg/l) optreedt tussen de cellen en de waarden lager zijn dan 1.30 kg/l, is een lading nodig om de elementen te balanceren. Vervang de accucellen als dit niet mocht werken. 36 | G2 Gebruikershandleiding

VII - SERVICE EN ONDERHOUD VII.1. BANDEN Type: 175/70/R14 Druk: 2.5 Bar LET OP Controleer de druk van de banden als deze koud zijn. Bij vervanging van de. banden moet rekening gehouden worden met de lading- en snelheidsindexen. Controleer en stel de druk minstens een keer per maand bij. Onthoud dat drukmeters niet helemaal nauwkeurig zijn en gekalibreerd moeten worden. Controleer visueel op inkepingen, blaren en schade aan de flanken. Controleer de diepte van het loopvlak met gebruik van een profielmeter. Maak het ventiel schoon, plaats een ventieldopje en controleer op eventuele lekken (vooral na het oppompen van de band). Verwijder steentjes en andere voorwerpen uit het loopvlak. VII.1.1. Gebruik van een banden reparatie spray Wanneer u het vreemde voorwerp wat een gat in de band heeft veroorzaakt heeft verwijderd moet u de banden reparatie spray goed schudden en deze verticaal houden terwijl u de spuitknop zo lang mogelijk indrukt: de spuitbus moet helemaal in de band worden geleegd. De inhoud van de fles moet ervoor zorgen dat de band volledig opgepompt wordt. Rijd vervolgens langzaam met uw voertuig om het product gelijkmatig in de band te verdelen. Het gat wordt zo snel gedicht. Gebruikershandleiding G2 | 37

SERVICE EN ONDERHOUD VII.1.2. Opkrikken van het voertuig Gebruik een 4T krik om een lekke band te vervangen, (optioneel) en plaats zoals hieronder getoond: OPMERKING : Zorg ervoor bij het vervangen van het wiel dat de aanbevolen 81 Nm wordt gehandhaafd. VII.2. SLEPEN Gebruik het sleepoog aan de voorkant van het voertuig om deze te slepen. Het voertuig mag alleen zonder lading worden getrokken en gewicht op de haak mag niet hoger zijn dan 1050 kg. Voordat u het voertuig sleept, ontgrendel de stuurkolom, beweeg de richtingskeuze hendel naar de N-positie. Het voertuig moet ‘s nachts verlicht worden. Aan de geldende sleepregels moet worden voldaan. 38 | G2 Gebruikershandleiding

SERVICE EN ONDERHOUD VII.2.1. Het stallen van het voertuig Gebruik altijd de handrem als u het voertuig stalt. (1). Spanbanden (2). Houtblok VII.3. RUITENWASSER De ruitensproeiervloeistoftank bevindt zich aan de achterkant van het voertuig. Vul de tank met een alcoholvrije ruitensproeiervloeistof. Gebruikershandleiding G2 | 39

SERVICE EN ONDERHOUD VII.4. SERVICE FREQUENTIE Jaarlijks onderhoud of nadat de gespecificeerde afstand is afgelegd (welke als eerste bereikt is). Benodigde controle, onderhoud en vervanging van onderdelen HOOFD ACCU ACCU’”S (LITHIUM) STUUR en ASSEN Controleer het elektrolytniveau van de acu’s Reinigen van de accu’s met een vochtige doek Reinigen en vastdraaien van accu’s (zelfde voor hulpaccu). Diagnostisch. Controleer de stuurkogels en veringskogelgewrichten. Controleer de stuur- en ophangkogelgewrichten. Controleer de aanslag van de voorbuitenmoer. Controleer de spanning van het stuurwiel. Controleer de kogelgewrichtspeling van de ophanging Controleer het remvloeistof niveau Remvloeistof vervangen Controleer de remmen REMMEN Controleer de remkabels op beschadigingen Controleer de remleidingen op beschadigingen VOORKANT: Controleer de remschijven ACHTERKANT: Controleer de remtrommels ELECTRISHE MOTOR BANDEN Controleren/aandraaien van aansluitingen Controleer op bandenslijtage Controleer de druk van de banden Controle van de wielmoeren Controleer het olieniveau van de assen TRANSMISSIE Controleer de aansluiting van de transmissiemoer Reductie tandwielasafvoer • • Alleen bij regelmatige controle van de assen. • • • • • Maandelijks. Maandelijks. Maandelijks. Maandelijks. Min: 2 mm Min: 5.5 mm Min: 2 mm Doorsnee Ømax: 230.5 mm 25 N.m 2.5 bar 81 N.m SAE 80W90, API GL5 130 N.m SAE 80W90, API GL5 (410 mL ±20 mL) • • • • • • • • 30 N.m DOT 4 SAE H-542 remvloeistof DOT 4 SAE H-542 remvloeistof 400uur 5000km 6 800uur 10,000km 12 Maanden Maanden 20,000km 18 50,000km 24 Maanden Maanden Elke 10 laadbeurten Maandelijks Maandelijks • Voorschriften en/of aanbevolen Gedistilleerd/ gedemineraliseerd water LET OP Aangezien remvloeistof redelijk agressief kan zijn dient u de kunststof onderdelen te beschermen wanneer u de remvloeistof controleert of bijvult. Veeg vloeistofsporen en sprays weg en spoel het kunststof na met schoon water en zeep. 40 | G2 Gebruikershandleiding

SERVICE EN ONDERHOUD VII.5. ONDERHOUD INTERIEUR EN BUITENKANT VII.5.1. Onderhoud interieur en buitenkant voertuig Om de buitenkant van het voertuig in goede staat te houden, zijn een paar dingen belangrijk: Parkeer indien mogelijk, het voertuig in een garage of afgedekt. geparkeerd moet worden, kunt u dat het beste in de schaduw doen. Als het voertuig buiten WASSEN VAN HET VOERTUIG Gebruik alleen een wasmiddel dat geschikt is voor het wassen van het voertuigwerk. Gebruik een zachte spons. Spoel grondig na met schoon water. LET OP: Kunststof onderdelen Gebruik geen producten die zuur, alcohol, keton, koolwaterstoffen, chlorideproducten of ether bevatten. Gebruik alleen een speciaal reinigingsmiddel en een zachte doek of spons. LET OP Gebruik nooit water op elektrische onderdelen (motor, accu’s, stroomonderbreker, oplader, enz.). Dit zal onherstelbare schade veroorzaken. LET OP Hogedrukreinigers kunnen alleen op het carrosserie worden gebruikt. (afstand minstens 1 meter. LET OP Was het voertuig niet terwijl u de accu oplaadt. VII.5.2. Anti-roest bescherming Uw Goupil heeft bescherming tegen roest. Er moeten echter enkele voorzorgsmaatregelen worden genomen om eventuele roestproblemen te voorkomen. FACTOREN DIE ROESTVORMING BEVORDEREN Roestvorming wordt aanzetten van modder in de carrosseriepanelen, Schade aan het lakwerk en andere beschermende coatings wanneer deze zijn geraakt door bijvoorbeeld steenslag. BESCHERM UW VOERTUIG TEGEN ROEST Controleer regelmatig het lakwerk om kleine schades op te sporen en hertsel zo snel mogelijk het beschadigde lakwerk. Controleer de onderkant van het chassis en verwijder opgehoopt zand, modder en andere stoffen. Indien nodig, onmiddellijk reinigen. VII.6. RECYCLING Onderdelen die versleten zijn en vervangen moeten worden dienen bij een gespecialiseerd bedrijf te worden ingeleverd. Aan het eind van de levensduur moet het voertuig naar een erkend recyclingsbedrijf gebracht worden. Gebruikershandleiding G2 | 41 versneld in sommige gebieden, b.v. in gebieden met relatief hoge in holtes en andere onderdelen. luchtvochtigheid, in vervuilde gebieden of in gebieden waar op wegen vaak wordt gestrooid. Het

VIII - OPTIES VIII.1. EEN AANHANGWAGEN SLEPEN Een aanhanger slepen zorgt voor zwaardere belasting op alle voertuigonderdelen. Daarnaast zorgt een aanhangwagen voor bepaalde voertuigreacties, zoals de kans op slippen bij slecht wegdek. Rijstijl en snelheid moeten daarom aan de omstandigheden worden aangepast. Bij gebruik van een aanhangwagen is het volgende belangrijk: - Kies een trekhaak die geschikt is voor uw voertuig en uw aanhangwager. - Controleer vóór het rijden of de lichten op de aanhangwagen correct werken. - Niet plotseling versnellen en/of remmen. - Maak geen abrupte bewegingen van het stuur of plotselinge verandering van richting. - Laad de aanhangwagen zo dat goederen gelijkmatig over de assen verspreid zijn. - Volg de instructies van de aanhangwagenfabrikant. - Controleer of de aanhangwagen geschikt is voor het voertuig. LET OP Neem geen hellingen van meer dan 10% met een aanhangwagen. Zorg het koppelstuk van de aanhanger goed passend is op de trekhaak van het voertuig. Maximale verticale trekkracht op trekhaak: 24.44 kg Maximale trekkracht voor koppelstuk: 239.8 N. LET OP Alle aanhangwagens met een gewicht van meer dan 250 kg, moeten remmen hebben. VIII.2. ELEKTRISCHE VERWARMING Met een 3 keuzeschakelaar op het dashboard regelt u de ventilator of verwarming. Blower UIT Verwarming 42 | G2 Gebruikershandleiding

Uw GOUPIL Dealer: Producent: GOUPIL - 2445 Avenue de la Vallée du Lot 47320 - Bourran - Frankrijk Importeur: Van Blitterswijk Eco-Mobiliteit BV - www.goupil-nederland.nl versie 1-2020

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
Home


You need flash player to view this online publication