0

Handboek Straatriolering kunststof rioolsystemen ontwerp en aanleg van vrij verval

Inhoudsopgave Inleiding 1 Eisen en materiaalkeuze 1.1 Materiaalinformatie 2 Dimensionering 2.1 2.2 2.3 2.4 Sleepspannigen en slijmhuid Het gescheiden rioolstelsel Het gemengde rioolstelsel Verbeterd rioolstelsel 3 Ondergronds gedrag en buisklasse keuze 3.1 3.2 3.3 3.4 Flexibiliteit van buis en grond Aanvulgroepen Vervorming in de praktijk Keuze buisklasse en benaming 4 Kunststof inspectieputten 4.1 4.2 4.3 Functies en eisen inspectie, controle en reiniging Puttenstaat Bijzondere kunststof putten pag 4 pag 5 pag 7 pag 9 pag 14 pag 14 pag 18 pag 19 pag 21 pag 21 pag 22 pag 23 pag 25 pag 28 pag 28 pag 30 pag 30 2 Straatriolering Handboek Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl

5 Praktische ontwerpaspecten en aanlegadviezen pag 31 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 Beluchting en ontluchting van rioolstelsels Parallelriolen Fundering van kunststof riolen Aansluiting van op staal gefundeerde riolen op onderheide constructies Lozing van media met hoge temperaturen Aanlegadviezen inclusief putten Aansluitingen Standpijpconstructies en richtlijnen voor de toepassing van zettingshulpstukken 6 Renovatie en relining 7 Algemene informatie 7.1 7.2 7.3 Hydraulische basis Opslag en transport Normen en richtlijnen pag 31 pag 31 pag 31 pag 31 pag 32 pag 33 pag 34 pag 35 pag 37 pag 38 pag 38 pag 38 pag 40 www.wavin.nl Straatriolering Handboek 3

Dit Technisch Handboek heeft tot doel iedereen die betrokken is bij vrij-verval straatrioleringen te informeren over de mogelijkheden van kunststof rioolsystemen en een antwoord te geven op veel voorkomende vragen met betrekking tot ontwerp en constructies. Kunststoffen worden toegepast vanaf het lozingstoestel tot aan de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Voor kunststof straatriool wordt bijna uitsluitend PVC gebruikt. Hebt u vragen, wensen of praktijk– problemen, waarop dit handboek geen antwoord verschaft, dan verzoeken wij u deze aan ons voor te leggen, evenals uw suggesties voor aanpassingen en aanvullingen. Aangezien onze leidingsystemen in de praktijk worden verwerkt onder omstandigheden die buiten onze waarneming vallen, kan voor de in dit handboek verstrekte gegevens geen aansprakelijkheid worden aanvaard. Met de uitgave van dit hand boek vervallen alle eerder gepubliceerde technische gegevens. Het kunststof straatriool In het begin van de jaren zestig werden in Nederland de eerste PVC straat riolen in gebruik genomen. Vanwege problemen met andere buismaterialen werden de PVC riolen in eerste instantie gelegd in gebieden met een slechte grondslag. De veronderstelling dat de flexibele PVC buis zich in deze slappe grond als een ‘vis in het water’ zou voelen bleek juist: veel van de problemen werden overwonnen. Het gebruik van PVC als rioolbuis heeft zich sinds die eerste toepassingen stormachtig ontwikkeld. Dat komt onder andere door het ondergronds gedrag (het flexibele gedrag) van de PVC rioolbuizen. Door ontwikkelingen als die van de gestructureerde wand (3 lagen buis) voor afvoer doeleinden, zal het gebruik nog verder toenemen. Reeds eerder verschenen technische handboeken Huis- en Kolkaansluitingen Riool- waterpersleidingen Binnenriolering Lijnafwatering Montage Richtlijnen R.M.P. Tegra putten 4 Straatriolering Handboek Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl

1. Eisen en materiaalkeuze Vrij-verval riolering moet aan een aantal criteria voldoen. De eisen zijn: Goede hydralische eigenschap pen en handhaving daarvan. Lange technische levensduur. Een blijvend waterdicht systeem. Vrij-verval riolering van PVC heeft de volgende kenmerken: Goede hydraulische eigen schap pen en handhaving daarvan In verband met de dimensionering zijn van belang de diameter, het verhang en de wandruwheid (die bij kunststoffen blijvend laag is). Hierdoor zijn ook de sleepspan nin gen laag. Indien af te voeren materiaal bezonken is, komt dit bij relatief lage stroomsnelheden weer in beweging. Dit wordt mede veroorzaakt door de gesloten gladde wand van kunststoffen waardoor geen aanhechting plaatsvindt. De invloed van een eventueel ontstane slijmlaag in de buis is bij kunststoffen dan ook beduidend lager dan bij andere materialen. Hierdoor heeft het kunststof riool het voordeel dat er minder vaak gereinigd hoeft te worden en relatief met minder druk gereinigd kan worden of dat er met minder verhang kan wor den ontworpen. Hulpstukken en inspektie putten zijn zodanig ontworpen dat hydraulisch zo weinig mogelijk storingen zullen optre den. Lange technische levensduur De toepassing van PVC is nu ca. 45 jaar oud. In Nederland werd het op het eind van de vijftiger jaren voor het eerst als straatriool toegepast. Onderzoek aan opge gra ven buizen heeft aangetoond dat deze buizen veelal nog vol doen aan de tegenwoordig te stel len eisen en dat er geen enkele aanleiding is om een beperkte levensduur te veronderstellen. In Nederland mag dan ook veilig worden aangenomen dat de levensduur van PVC riolen 100 jaar is. Dit geldt ook bij toepas sing als vuilwaterriool (dwa) in een gescheiden rioolstelsel. Voor een lange technische levensduur is het volgende van belang: Grond- en verkeerslasten worden door de flexibele PVC buis elastisch opgevangen. In de bodem vormt iedere buis een storend element. Hoe dichter het gedrag en de flexibiliteit van de buis bij die van de grond komen, des te minder storend is dat buis ele ment. In het hoofdstuk `onder gronds gedrag’ wordt hier nader op ingegaan. Ook axiale flexibiliteit is een groot voordeel. Ongelijkmatige zetting van de grond is niet altijd te voor komen. Flexibele buizen volgen deze ongelijkma tige grondzettingen gelijkmatig zonder grote knikken of be las tingen van de verbindingen en zonder dat lekkage in de verbindingen ontstaat. Dichtheid Vloeisterkte Rek bij breuk E-modulus Smeltpunt Vicat verwerkingspunt Soortelijke wamte g/cm3 N/mm2 % PVC 1,40 50-55 N/mm2 3000 ˚C ˚C kJ/kg.K 1,00 Warmtegeleidingscoëff. W/k.m. 0,16 ca. 90 80 Thermische belasting mag geen invloed op het materiaal en op het gedrag van de buis hebben. In huisaansluitingen zijn tempe raturen gemeten tot ca. 70º C, PVC rioolleidingen zijn hier tegen bestand. In het straatriool zullen de tempe raturen veelal niet hoger zijn dan incidenteel 40 á 50º C. Dit is dus geen enkel probleem. Het leidingsysteem moet che misch bestendig zijn. Tegen de normaal in huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater voorkomende chemicaliën is PVC in hoge ma te bestand. Mede daarom wordt ook voor binnenriolering, waar de verdunning van de geloosde stoffen nog minimaal is, bijna uitsluitend PVC toe gepast. PVC is ook bestand tegen het soms in hoge con centraties in riolen voorkomen de zwavelwaterstof en zwavel zuur. PVC is bestand tegen de in de bodem natuurlijk voorko mende agressieve stoffen, zo als in potkleigronden, bruin kool gronden enz. Aanvullende beschermingsmaatregelen zijn voor PVC dan ook niet nodig. PVC is ongevoelig voor de pH-waarde van de omgevende grond en van het af te voeren medium. PE 80 0,945 (<20) 22 50-150 > 600 250-1750 119-131 125 2,30 0,43 Afb. 1. Fysische eigenschappen van PVC, PE 80 en PE 100. PE 100 0,955 (<20) 23 > 600 250-1750 120-135 127 2,30 0,43 Lineaire uitzettingscoëff. m/m˚C 0,8.10-4 1,6-2,2.10-4 1,6-2,2.10-4 www.wavin.nl Straatriolering Handboek 5

50 40 30 PVC 20 oC PVC/CPE 20 oC PVC-A 20 oC PVC 20 oC 20 PVC 60 oC HPE 20 oC 15 PVC-A 60 oC MPE 20 oC PVC/CPE 60 oC 10 9 8 7 6 5 4 ZPE 80 oC 3 PVC 60 oC MPE 20 oC PVC-A 20 oC PVC/CPE 20 oC ZPE 20 oC PVC-A 60 oC HPE 80 oC HPE 20 oC MPE 80 oC PVC/CPE 60 oC ZPE 20 oC 2 1h 10h 1 dag Beproevingsduur Afb. 2. De relatie tussen tijd, temperatuur en breukspanning in PVC en PE. Uiteraard kunnen er stoffen in chemisch verontreinigde grond aanwezig zijn die buismaterialen kunnen aantasten. Dit geldt ook voor PVC. Omtrent de toe te passen kunststof leidingen in chemisch verontreinigde grond kan het beste contact worden opgenomen met Wavin. Een blijvend water dicht systeem PVC riolen zijn waterdicht. Dit wordt o.a. bereikt door het ge bruik van gefixeerde manchetten in de verbindingen. Ook bij water druk van buitenaf, door grondwater, blijven de verbindingen waterdicht, zelfs bij een grote mate van vervorming van de PVC buizen en bij hoekverdraaiingen in de verbindingen. De waterdicht heid wordt mede bereikt door de eenvoud van de verbindingen, waar door foutieve montage na genoeg uitgesloten is. Voor normen voor vloeistofdichte riolering verwijzen wij u door naar de CUR/ PBV aanbeveling 51 (Milieutechnische ontwerp criteria voor bedrijfs rioleringen). 100h 1000h 1 week 1 maand 10.000h 1 jaar 100.000h 10 jaar 15 jaar 6 Straatriolering Handboek Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl Tangentiële wandspanning (N/mm2)

1.1 Materiaalinformatie PVC en PE algemeen 50 PVC Het polyvinylchloride is eind 19e eeuw ontdekt toen geleerden ob serveerden dat het pas samen gestelde chemisch-organische gas vinylchloride onder invloed van zonlicht een vreemde reactie vertoonde. Onder in de reactie vaten vond men een witte neer slag van vast materiaal. Aanslui tend onderzoek aan het nieuwe polymeer veroorzaakte grote op winding en iets later eveneens grote teleurstelling. De geleerden waren verbaasd over de goede chemische eigenschappen. Al gauw kwam men ook tot de conclusie dat dit materiaal niet eenvoudig kan worden verwerkt in bruikbare toepassingen. Dus PVC was wederom een grote weten schap pelijke ontdekking zonder ogenschijnlijke toepassingsmoge lijk - he den. De wereld vergat deze unieke kunststof. Pas na 1920 werd verder onderzoek ter hand genomen, hetgeen eind dertiger jaren resulteerde in op ontwikke lings schaal geproduceerde PVC buizen. De gigantische behoefte aan goede en vooral goedkope leidingsystemen na WO II versnel de de ontwikkeling van de PVC buisindustrie. Polyetheen (PE) Ook deze kunststof is bij toeval ontdekt in 1933. De eerste pro duc tie startte vlak voor het begin van WO II en was volledig be stemd voor de oorlogsindustrie. Pas na de oorlog is dit zgn. lage dichtheid polyetheen commerciëel in steeds grotere hoeveelheden in een grote verscheidenheid van gebruiksartikelen ingezet. De ontdekking van nieuwe polyme risatie technieken leverde het hoge dichtheid polyetheen op. Latere verbeteringen in het proces maak ten het mogelijk om PE-typen volgens nauwere 40 30 20 Elasticiteitsproeven bij 20 ˚C 10 12 34 Rek (%) Afb. 3. Spannings-rekdiagram PVC. Uit deze grafiek zijn de minimale spanningen af te lezen waaraan het materiaal kontinu gedurende een bepaalde tijd en bij een vastgestelde tem pe ratuur kan worden blootgesteld. Bij een minimale breukspanning van 25 N/mm2 gedurende vijftig jaar en een veiligheidskoëfficient van 2 bedraagt volgens KIWA de toelaatbare langeduurspanning 12,5 N/mm2. Uit de grafiek is ook af te lezen dat bij kortstondige belasting de breuk span nin gen en de elasticiteitsmoduli hoger zijn. Deze ‘extra stijfheid’ is van belang bij legoperaties. www.wavin.nl Straatriolering Handboek 7 Tangentiële wandspanning (N/mm2) 1 min. 10 min. 1000 min. 10.000 min. 100.000 min. 50 jaar 100 min.

en specifiek op toepassing en verwerking gerichte specificaties te fabriceren. Materiaaleigen schappen De fysische eigenschappen zijn weergegeven in afbeelding 1. De eisen die gesteld worden aan de minimale permanente spanning, waarbij na een bepaalde tijd breuk optreedt bij bepaalde temperatu ren, zijn weergegeven in afbeel ding 2. De toelaatbare span ningen zijn voor PVC 12,5 N/mm2 en voor HPE 5 N/mm2. De relatie tussen spanning en rek van PVC en HPE is weergegeven in afbeeldingen 3 en 4. Met behulp van deze afbeeldingen kan een indruk worden verkregen van de span ningsrelaxatie bij toepassing van PVC als straatriool. r 6 5 4 3 2 1 12 345 6 Rek (%) Afb. 4. Spannings-rekdiagram voor staven van HPE bij 23 ˚C. Volgens KIWA bedraagt de toelaatbare langeduurspanning 5 N/mm2. In nog sterkere mate dan bij PVC geldt, dat de kortstondige belasting van HPE vele malen groter is dan de langdurige belasting. Vooral bij ingewikkelde legoperaties is dit een groot voordeel. Net als bij PVC bestaat bij HPE een verband tussen het gedrag bij kortstondige en langdurige belasting bij verschillende temperaturen. 8 Straatriolering Handboek Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl Tangentiële wandspanning (N/mm2) 1 uur 1 jaar 10 jaar 50 jaar

2. Dimensionering De basisgegevens voor de dimen sionering zijn de af te voeren hoe veelheden afvalwater en regen water die op de gebruikelijke wijze zijn bepaald. De ontwerp grond sla gen worden als bekend veronder steld. Er zal hier dus maar summier op worden ingegaan. Spe ciale aan - dacht wordt besteed aan de rela tie tussen de benodigde sleep span ningen en de bepaling van diameter en verhang. De rela tie tussen verhang, diameter, stroom snelheid en capaciteit wordt weer gegeven in afbeelding 5. In deze afvoergrafiek wordt als wand ruwheid voor kunststoffen 0,05 mm aangehouden en wordt uit ge gaan van schoon water van 10 ˚C wat ongeveer overeenkomt met vuil water van ca. 16 ºC. Voor hogere temperaturen kan een correctie worden aangebracht met behulp van afbeelding 6. Voor een afwijkende wandruwheid kan afbeelding 7 worden gehanteerd. In een rioolstelsel treden ook hy draulische verliezen op ten gevol ge van inlaten, verbindingen en in spektieputten. In plaats van al deze waarden apart te wegen, wordt bij een rioolontwerp gere kend met een bedrijfswand ruw heid kb. Voor nietkunststof bui zen van korte lengte wordt gere kend met een kb van 1,5 mm. Uit metingen is gebleken dat voor vuilwaterriolen van kunststof een kb van 0,4 mm verantwoord is (zie afbeelding 8). Voor hemel water riolen van een gescheiden stelsel kan een kb-waarde van 0,25 mm worden gehanteerd (zie afbeelding 9). 10 15 100 wandruwheid k mm 0,05 ...... 95 90 0,7 1,0 1,5 2,0 V= 0,5 85 100 % is schoon water van 10 oC 100 % is afvalwater van 16 oC 3,0 m/s 0,02 0,25 0,40 debiet Q % 100 ...... 104 89 86 Afb. 7. Invloed van de wandruwheid op het debiet. 20 30 40 50 60 oC Afb. 6. Drukverliesafname als functie van de watertemperatuur en de stroomsnelheid. www.wavin.nl Straatriolering Handboek 9 Drukverlies in %

verhang m/m drukverlies Pa/m Afb. 5. Afvoergrafiek voor schoon water van 10 ˚C, overeenkomend met vuil water van 16 ˚C (k=0,05, Dj=werkelijke binnendiameter). 10 Straatriolering Handboek Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl debiet in m3 -1 415 10 4 3 4 5 10 2 3 3 4 5 10 2 2 3 4 5 2 10 5 4 3 2 1 10 -5 2 3 4 5 -4 10 23 45 10 -3 23 45 -2 10 debiet in m3 /sec 23 45 -1 10 23 45 1 k = 0,05 mm 23 45 10 0 /h 2 3 4 23 45 71 23 45 7102 3457 10 23 45 710 23 45 710 23 1 3 4 5 2 -1 10 3 4 5 2 -2 10 3 4 5 2 -3 10 3 4 5 2 -4 10 Di mm 5 4,5 4 3,5 3 2 1,8 1,6 1,4 1,2 1 0,9 0,8 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 2,5 2 1,8 1,6 1,4 1,2 1 0,9 0,8 0,7 0,6 0,5 0,1 Di mm 10 12 15 20 25 30 40 50 65 80 100 50 65 80 100 125 150 200 250 300 400 500 600 800 1000 V m/s V m/s

10 debiet in m3 100 4 1000 5 6789 23 45 67 89 23 45 67 89 9 8 7 6 5 4 3 1: 50 2 0,1 /h 1: 100 1: 150 1: 200 1: 250 1: 300 1: 400 1: 500 1: 600 1: 800 1: 1000 9 0,01 8 7 6 5 4 3 2 9 0,001 8 7 6 5 4 3 2 Gladde wand Ultra-Rib 2 34 56 78 9 110 45 67 89 10 23 45 67 89 debiet in l/sec 23 45 67 89 100 debiet in m3 /h 2 100 23 45 67 89 1000 Kb = 0,4 mm 0,0001 34 56 78 9 1000 23 4 Afb. 8. Afvoercapaciteit van een PVC vuilwaterriool en gemengd riool met kb = 0,40 mm. www.wavin.nl Straatriolering Handboek 11 Verhang in m/m drukverlies in m/m 3,0 2,0 1,5 1,0 0,7 V= 0,5 m/s 110 125 160 200 250 250 315 300 400 400 500 630

10 debiet in m3 100 4 1000 5 6789 23 45 67 89 23 45 67 89 9 8 7 6 5 4 3 1: 50 2 0,1 /h 1: 100 1: 150 1: 200 1: 250 1: 300 1: 400 1: 500 1: 600 1: 800 1: 1000 9 0,01 8 7 6 5 4 3 2 9 0,001 8 7 6 5 4 3 2 Gladde wand Ultra-Rib 2 34 56 78 9 110 45 67 89 10 23 45 67 89 debiet in l/sec 23 45 67 89 100 debiet in m3 /h 2 100 23 45 67 89 1000 Kb = 0,25 mm 0,0001 34 56 78 9 1000 23 4 Afb. 9. Afvoercapaciteit van een PVC hemelwater rioolbuis. Bij een bedrijfswand- Ruwheid kb = 0,25 mm. 12 Straatriolering Handboek Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl Verhang in m/m drukverlies in m/m 3,0 2,0 1,5 1,0 0,7 V= 0,5 m/s 110 125 160 200 250 250 315 300 400 400 500 630

Diameter (d) m 2 1,5 20 15 1 0,9 0,8 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 3 0,2 3000 4000 10 9 8 7 6 5 4 Hulplijn Vullingsgraad % 30 Sleepspanning (τ) N/m2 Verhang (I) 100 80 60 40 30 20 10 8 6 4 3 2 1,5 1 0,8 0,5 0,4 0,2 0,1 0,9 0,7 0,5 0,3 * 90 70 50 30 40 50 60 70 80 90 9 7 5 *** ** 100 150 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 1500 2000 10 2 10 3 Afb. 10. Benodigde verhang in Relatie tot de diameter en de vullingsgraad om de benodigde sleepspanning te bereiken. www.wavin.nl Straatriolering Handboek 13 A B1 B2 A2 A1 PVC B PVC

2.1 Sleepspanningen en slijmhuid Om alle vuil af te voeren is een minimale sleepspanning nodig. Speciaal bij minimale afvoeren is deze sleepspanning van belang. De benodigde sleepspanningen in vuilwaterriolen van kunststof van het gescheiden stelsel varëren tussen 0,5 en 1,5 N/m2 . Voor andere materialen dan kunststof fen is dat 1 tot 3 N/ m2 . De relatie tussen benodigde sleepspanning en verhang bij een bepaalde vullingsgraad en diameter is weergegeven in afbeelding 10. Indien ook bij kleine afvoeren geen bezinking optreedt, kan gesproken worden van zelfreini gen de riolen. Voor zelfreinigende riolen is bij een minimale afvoer meer verhang nodig dan over het algemeen in de vlakke gebieden van Nederland wordt toegepast, veelal om economische redenen, (zie afbeelding 11). Daarom zal in veel Nederlandse rioolstelsels be zinking optreden. Om dit bezon ken materiaal weer in beweging te krijgen is meer energie nodig dan voor de benodigde sleepspan ning. Doordat in kunststof riolen geen hechting aan de wand op treedt komt het bezonken Ondanks de goede eigenschap pen van kunststof zal ook daar een slijmhuid op de buiswand kunnen ontstaan. Onderzoek door het British Hydraulic Research Station (BHRS) heeft uitgewezen dat de gemeten kb-waarde ten gevolge van het ontstaan van een volledige slijmhuid bij PVC de helft is van die bij grés; een derde ten opzichte van asbest cement en een kwart van de kb-waarde van beton, gemeten onder dezelf de condities. Met deze gegevens is in afbeelding 12 de relatie weer gegeven tussen de capaciteit en het verhang voor een buis van ø 200 mm. Dit gegeven onder streept de conclusies die kunnen worden getrokken naar aanleiding van afbeelding 10. mate riaal weer sneller in beweging dan bij riolen met een min of meer po reuze materiaalstructuur Hierdoor zullen kunststof riolen over het algemeen minder slib bevatten waardoor reinigen minder frequent hoeft plaats te vinden of sneller verloopt. Indien gewenst kan ook met minder verhang ontworpen worden (zie voorbeelden bij afbeelding 10). 2.2 Het gescheiden rioolstelsel Hierbij worden vuilwater en straat- en dakhemelwater kompleet ge scheiden afgevoerd. Alle vuilwater gaat naar de rwzi (rioolwaterzui ve ringsinrichting of installatie). Alle hemelwater gaat naar het opper vlaktewater en/of wordt geïnfiltreerd in de bodem. Een nadeel is dat er gerekend moet worden op een zeker percentage verkeerde aan sluitingen, waardoor het open baar water wordt belast. Ook af ge voerd straat vuil zal het open baar water belasten. Voordeel is dat de aanvoer naar de rwzi regel matig is en dat deze rioleringsbuis kleiner kan worden ontworpen. Het vuilwaterriool De globale afvoer van een gebied kan worden vastgesteld als be kend is: het aantal woningen per ha., de gemiddelde woningbezet ting, het gemiddeld waterverbruik en een schatting van het percen tage van het waterverbruik dat geloosd wordt (veelal 80 of 90%). Voor een nadere dimensionering wordt de gemiddelde vuilwater- af voer veelal vastgesteld op 10 à 13 l/h. inwoner. Er wordt gere kend met een vullingsgraad van 600%. De relatie tussen geheel en ge deeltelijk gevulde leidingen is weergegeven in afbeelding 13. Benodigde sleepspanning (N/m2) * Vuilwaterriool gescheiden stelsel ** Hemelwaterriool gescheiden stelsel *** Gemengde stelsels Voorbeeld A: bij ø300 mm en een vullings graad van 10% is voor PVC bij een benodigde sleepspanning van 1 N/m2 is dan een Kunststof 0,5 tot 1,5 1 tot 2 1, tot 3 Beton 1 tot 3 2 tot 4 3 tot 6 Voorbeeld B: als bij een benodigde sleepspanning van 2 N/m2 van een ander materiaal een verhang van 1:200 nodig (Al). Bij een nietkunststof materiaal met een benodigde sleep span ning van 2 N/m2 verhang van ca. 1:100 een vereiste (A2). dan kunst stof dezelfde ø 300 ook 1:200 gelegd wordt, dan is een vullings graad van 23% nodig om die beno digde sleep span ning te ver krijgen (B2). Bij kunststof is de be nodigde vullingsgraad dan 10% (Bi). Het vuilwaterriool van een ge schei den stelsel wordt dikwijls gedimensioneerd op een afvoer die gelijk is aan 1,5 maal de ge mid delde vuilwaterafvoer. Dit in verband met eventuele foutieve aansluitingen van regenwater, aansluitingen van drainage en het grondwater dat door voegen en andere verbindingen in het riool komt. Bij kunststof riolen hoeft met de laatste factor in geen geval te worden gerekend. 14 Straatriolering Handboek Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl

Geen zelfreinigende riolen Zelfreinigende riolen Kapitaalkosten van rioolgemalen Minimum van kosten voor Nederlandse omstandigheden Exploitatiekosten van rioolgemalen Kosten van rioolreiniging Kapitaalkosten van riolen *) Constante waarde van jaarlijkse kosten Gemiddeld verhang van de riolen Afb. 11. Kosten van een rioolstelsel In relatie tot het verhang. 100 50 20 10 5 4 3 2 1 50 m3/uur Afb. 12. Invloed van de slijmhuid op verhang en capaciteit. Van enkele rioolmaterialen. Bij ø 200 mm. H D - = waterdiepte diameter 1.0 0.9 0.8 Vvol 0.7 0.6 0.5 0.4 0.3 zonder Thormann's luchtcorrectie 0.2 0.1 00.1 0.20.3 0.40.5 Qged Qvol 0.60.7 0.80.9 Vged Vvol Afb. 13. Debiet en stroomsnelheid in een gedeeltelijk gevulde buis met en zonder luchtcorrectie. www.wavin.nl Afb. 14 Soort regen en intensiteit. Straatriolering Handboek 15 1.01.1 1.21.3 zware regen 15 à 20 42 à 56 stort bui 100 277 intensiteit soort regen motregen Qged Vged Qvol = = = = Afvoer bij gedeeltelijke vulling Gemiddelde snelheid bij gedeeltelijke vulling Afvoer bij volle vulling Gemiddelde snelheid bij volle vulling Qged Qvol Vged Vvol 100 200 500 Na vaststelling van de vereiste capaciteit en het verhang (zie afbeelding 10) kan met behulp van de afbeeldingen 13 en 8 de ver eiste diameter definitief worden bepaald. In verband met mogelijke verstop pingen wordt voor het vuilwater straatriool (hoofdriool) als prak tisch kleinst toepasbare diameter ø 160 mm aangehouden, mits de aansluitingen niet groter zijn dan ø 110 mm. Bij aansluitingen ø 125 mm zal voor het straatriool (hoofd riool) minstens ø 200 mm worden gekozen (zie ook 5.8). Beton Gres PVC 1: 100 1: 200 1: 250 1: 300 1: 400 1: 500 1:1000 Het hemelwaterriool De afvoer van hemelwater moet zodanig zijn dat dit zonder on nodige wateroverlast plaatsvindt. De intensiteit van regens verschilt sterk (zie afbeelding 14). Om tech nische en economische re denen is het niet mogelijk om een hemel waterriool zodanig te dimensio ne ren dat alle neerslag altijd onmid de llijk door het hemelwaterriool kan worden afgevoerd. Ook de totale hoeveelheid neer slag die op een bepaald gebied valt zal niet geheel door het riool stelsel worden afgevoerd. De hoe veelheid die tot afstroming komt hangt onder andere af van het verharde oppervlak. Het verharde oppervlak kan be paald worden met behulp van af beelding 15 of met behulp van de afvloeiingscoëfficiënt van afbeel ding 16 waarmee het totale op pervlak vermenigvuldigd moet wor den. Door het verharde opper vlak te vermenigvuldigen met de intensiteit van de regenbui kan de af te voeren hoeveelheid hemel water worden bepaald. mm/h 0,25 lichte regen 1 à 5 I/s. ha 0,7 28 à 14 Verhang in ‰ Totale kosten *) (f/ha)

350 Om ver schillende redenen wordt in Neder land uitgegaan van een permanente regenintensiteit met on eindige regenduur, afbeelding 17. 300 250 Waarde ontleend aan het rioleringsplan van een bemalingsgebied Bron: DHV 200 Deze waarden zijn verkregen door ervaring en door verwerking van neerslaggegevens, o.a. stippen grafieken. Met behulp van zoge naam de ‘5 minuten’ regengege vens kunnen theoretische regen krommen worden vervaardigd. Enkele te hanteren regenkrommen zijn weergegeven in afbeelding 18, met daarin diverse regenintensi tei ten. 150 100 50 'Best fit' 10 20 30405060708090 100 110 120 130 Aantal woningen per ha Afb. 15. Relatie verhard oppervlak. En aantal woningen per hectare. wijktype voor oude stadskernen; zeer dichte bebouwing voor nieuwere stadsdelen; gesloten bebouwing voor nieuwere stadsdelen; open bebouwing voor nieuwere wijken met parken en tuinen voor onbebouwde en niet verharde terreinen (sport- en rangeerterreinen) voor parken aard van oppervlak daken gesloten wegdek (asfalt, beton) klinkerbestrating steenslagwegen grind- en sintelwegen Afb. 16. Afvloeiingscoëfficiënt. a 0,7 0,5 0,3 0,2 0,1 0 a 0,8 0,8 0,7 0,3 0,15 - - - - - - - - - - - a 0,9 0,7 0,5 0,3 0,2 0,1 a 0,95 0,95 0,85 0,6 0,3 Bij grote regenbuien zal eerst het hemelwaterriool gevuld worden. Als deze `berging’ gevuld is en de afvoercapaciteit van het riool is bereikt, dan zal het meerdere hemelwater op straat blijven staan. De berging van een riool stelsel wordt uitgedrukt in mm. nuttige inhoud riool in m3 mm berging = 1 x verhard oppervlak in ha Voor de berekening van de ber ging kan niet altijd zonder meer de inhoud van de buizen worden genomen, maar alleen de be schik bare berging (zie afbeelding 19). De dimensionering van het hemelwaterriool kan op twee manieren tot stand komen: Na keuze of berekening van het (waterspiegel)verhang en vaststelling van de gewenste capa citeit kan met afbeelding 8 de diameter bepaald worden. Na berekening van de daaruit voort vloeiende berging kan zoals weergegeven in afbeelding 20 de duur en de omvang van water op straat worden be paald. Uitgegaan wordt van een ge middeld toelaatbaar aantal malen dat wateroverlast op treedt (dikwijls wordt 1 x per 5 jaar gekozen). 16 Straatriolering Handboek Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl Verhard oppervlak per woning (m2 )

soort gebied ontwerpregen l/s.ha vlakke gebieden hellende gebieden 1) kwetsbare gebieden 1) (promenades, vliegveldplatforms, enz.) niet kwetsbare gebieden (veel open water op korte afstanden) 60 90 90 à 120 45 1) mogelijk ernstiger waterbezwaar bij veelvuldige overschrijding Afb.17. Ontwerp regenintensiteit voor verschillende gebieden. 120 l/s.ha 50 45 P = 25 40 35 30 25 P = 2 20 15 10 5 0 0153045607590 105 120 135 150 165 180 Regenduur in min. Afb. 18. Twee mogelijke regenkrommen berekend met behulp van 5 minuten regengegevens met diverse ontwerp regeninstanties. Met behulp van de theoretische regenkrommen wordt de daaruit voortvloeiende benodigde berging en de benodigde afvoercapaciteit bepaald, uitgedrukt in I/s.ha, ook wel ontwerpregenintensiteit genoemd. De riooldiameter kan worden bepaald door de ont werp regenintensiteit te ver menigvuldigen met het ver harde oppervlak. In de praktijk zal blijken dat de berging dik wijls tussen 3 en 5 mm zal variëren. P = 1 20 15 10 5 0 P = 10 P = 5 40 35 30 25 Afhankelijk van situatie en opbouw van het rioolstelsel zal door één rioolbuis zelden meer dan het hemelwater van een oppervlak van 4 á 5 ha. naar het oppervlaktewater moeten worden afgevoerd. Dit betekent dat he mel waterriolen net als vuilwater riolen uitstekend en zeer eco nomisch in kunststof kunnen worden uitgevoerd. Het gebruik van één materiaalsoort met dezelfde grote lengte heeft bovendien grote voordelen. In één sleuf gelegd, kan zeer snel en eco nomisch gewerkt worden, ook met ongelijke aanlegnivo’s. P = gemiddelde herhalingstijd in jaren 90 l/s.ha 60 l/s.ha 50 45 Ten onrechte wordt er wel eens vanuit gegaan dat de minimum diameter van hemelwaterriolen ø 300 mm moet zijn. Dit is echter een overblijfsel uit het verleden toen de kleinste rioolbuis ø 30 cm was. Een goede vuistregel is dat de minimum diameter bepaald wordt door de huis- en kolk aansluiting. Is deze ø 125 mm dan moet het straatriool minstens ø 200 mm zijn; zijn er veel aan sluitingen ø 160 mm dan is de minima le diameter van het straatriool ø 250 mm (zie ook hoofdstuk/paragraaf 5.8). Verder wordt deze bepaald door hydrau lische en bergings over wegingen als hiervoor omschre ven. In verband met de vaststelling van duur en omvang van water op straat moet bedacht worden dat dit indicaties zijn, gebaseerd op theoretische regenkrommen. Bovendien zal afhankelijk van plaats en straatnivo het aantal mm dat tijdelijk op straat staat sterk verschillen. www.wavin.nl Straatriolering Handboek 17 45 l/s.ha Neerslag in mm Neerslag in mm

2.3 Het gemengde rioolstelsel Het gemengde rioolstelsel zal in nieuwe rioleringsontwerpen niet meer worden toegepast, tenzij het een ontwerp betreft, dat deel uitmaakt van een reeds gere aliseerd plan. Bij het gemengde rioolstelsel worden vuilwater en hemelwater door hetzelfde buizen stelsel afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). De afvoercapaciteit wordt veelal beperkt tot 2 á 5 maal de droogweerafvoer (d.w.a.). Het dimensioneren van een gemengd riool kan vrij gecompliceerd zijn. Door de grotere diameter zal bij de d.w.a. de in paragraaf 2.1 behandelde benodigde sleep span ning om het vaste 17 16 15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 materiaal in beweging te houden praktisch nooit gehaald worden. Bij neer slag zal van veel buien het meeste water in het riool geborgen moeten/kunnen worden, waarna het via een rioolgemaal richting rwzi wordt gepompt. De ledigings tijd van het stelsel is de tijd die nodig is om de gehele berging leeg te pompen en is afhankelijk van de grootte van de berging en de afvoercapaciteit naar de rwzi. Voor gemengde stelsels werd in het verleden wel een ledigingstijd van 10 uur toegestaan. Tegen woordig wordt 15 á 20 uur toelaatbaar geacht. Het is niet moge lijk het stelsel zodanig te ontwer pen dat al het regenwater kan worden afgevoerd naar de rwzi. Daarom zijn bij het gemengde rioolstelsel regenover storten aanwezig waar een aantal ma len per jaar sterk verdund riool water wordt geloosd op het oppervlaktewater. De waterkwaliteitsbeheerders stellen eisen aan de overstort frequentie. Deze wordt bepaald door de berging van het stelsel en door de pompovercapaciteit (p.o.c.). De p.o.c. is de maximale pomp(gemaal)capaciteit vermin derd met de d.w.a. De p.o.c. wordt gerelateerd aan het afvoer end oppervlak en wordt uitgedrukt in mm/h. De berging van gemeng de stelsels zal in het algemeen 6 á 10 mm bedragen. De toegestane overstortfrequentie zal door de waterbeheerders onder andere afhankelijk worden gesteld van de opnamecapaciteit van 1 Berging, overcapaciteit, frequentiegrafiek van de Bilt 1926 t/m 1962 2 3 4 5 6 7 8 9 10 12 14 16 18 20 25 30 40 50 60 80 100 150 200 300 00,2 0,4 0,6 0,8 1,0 1,2 1,4 1,6 1,8 2,0 2,2 2,4 2,6 2,8 3,0 3,2 Overcapaciteit (mm/h) Voor afvoer van regenwater beschikbare afvoercapaciteit betrokken op het verharde oppervlak Afb. 21. Veldkampgrafiek, gemiddelde overstortfrequentie per jaar, als functie van berging en pompoverkapaciteit. 3,4 3,6 3,84,0 4,2 4,44,6 4,8 18 Straatriolering Handboek Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl Berging (mm) In het rioolstelsel beschikbare berging, betrokken op het verharde oppervlak

het ontvang ende oppervlak tewater en zal tussen 3 en 10 maal per jaar liggen. Voor de theoretische berekening hiervan wordt weer gebruik gemaakt van de gere gi streerde regengegevens. Hiervoor kunnen weer de stippen grafieken worden gebruikt. Om het tellen in stippengrafieken te vermijden is de grafiek van Veld kamp opge nomen (afbeelding 21) waarin de gemiddelde overstortfrequentie per jaar kan worden afgelezen. De berging van het gemengde stelsel is die hoeveelheid water die in het stelsel geborgen kan worden en die niet in het opper vlaktewater zal komen. Te onder scheiden zijn: Onderdrempel of statische berging. Dit is de berging onder het nivo van de overstort drem pel. Voor een goede berekening zal het in het riool aanwezige slib en de d.w.a. afgetrokken moeten worden van het berekende rioolvolume. Het volume van de d.w.a. wordt soms verrekend met het volume van o.a. inspectieput ten. Bovendrempel of dynamische berging is de berging beneden de waterspiegelverhanglijn bij maximale p.o.c., verminderd met de statische berging en zonder dat de overstort in werking treedt. De dynamische berging kan worden bepaald met behulp van de volgende gegevens: ontwerp regenintensiteit, verhouding maximale pompcapaciteit /d.w.a., verhard oppervlak per inwonerequivalent en de bovendrempel inhoud. Met behulp van afbeel ding 22 kan dan worden afgelezen welk percentage van de boven drempelinhoud kan worden 27 26 25 24 23 22 21 20 19 18 17 16 15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Pompkapaciteit = 10 dwa 9 dwa 8 dwa 7 dwa 10 dwa 6 dwa/9 dwa 8 dwa 5 dwa 7 dwa 4 dwa/6 dwa 5 dwa 3 dwa 4 dwa 3 dwa 60 l / (s.ha) 90 l / (s.ha) 1 dwa = 10 l / (inw.h) 0102030405060 Afwaterend oppervlak (m2 /inw.) Afb. 22. Dynamische berging. gere kend tot de dynamische berging. Net als bij de statische berging zal rekening moeten worden gehouden met het aanwezige slib- en d.w.a.- volume. Bij vlakke gebieden is de dynamische berging van beperkte betekenis. Bij hellende gebieden kan de dynamische berging wel van belang zijn. Deze kan worden verkregen door stuwconstrukties of knijpriolen. www.wavin.nl Straatriolering Handboek 19 Bovendrempelberging in % van de bovendrempelinhoud

2.4 Verbeterde rioolstelsels Zowel het gemengde als het gescheiden stelsel hebben voor- en nadelen die zowel op het milieutechnische als het econo mische vlak liggen. Dit heeft geleid tot verbeterde versies van deze stelsels. Een korte beschrij ving van een enkel model is hier op zijn plaats. Het verbeterd gemengd stelsel Een nadeel van een gemengd stelsel is dat de lozingen stoots gewijs plaatsvinden met een hoge vuilbelasting ten gevolge van losgewoeld vuil dat bezonken is in een droge periode. Soms wordt getracht dit te beperken door de overstortfrequentie omlaag te brengen. Dit kan door de berging te vergroten of de p.o.c. te verhogen. Het vergroten van de berging door grotere buisdia meters heeft als nadeel dat bij d.w.a. de vullingshoogte nog minder wordt met als gevolg meer slibaf zettingen. Bij het verhogen van de pot. zal de stootsgewijze belasting van de rwzi groter worden. Een zeer goede methode om de vuilbelasting van het openbaar water bij overstorten te beperken is het creëren van bezinkreser voirs achter de overstortdrempel. Omdat deze reservoirs tevens een bergende functie hebben wordt gesproken van bergingsbezinkreservoir. Het reservoir heeft een overstortdrempel naar het open baar water Uitgangspunt is dik wijls dat 800% van het over te storten water ca. 20 minuten in de bezinktank moet zijn geweest om bezinkbare stoffen te laten bezinken. Als vuistregel kan worden gehanteerd dat het volume van bergingsbezinktanks 1,5 á 2 mm van het desbetref fende verhard oppervlak is. Het bezonken vuil wordt na afloop van de regenbui weer terugge voerd naar het rioolstelsel. Omdat bij bergbezinktanks de vuilbelasting van het openbare water sterk om laag gebracht kan worden, wordt door de beheerder dikwijls een hogere overstortfrequentie toege staan. Ook bij het toepassen van werveloverstorten en micro zeven wordt de vuillast verminderd. Het verbeterd gescheiden stelsel Nadeel van een gescheiden stelsel is dat alle regenwater en daardoor ook alle vuil wat zich op daken en wegen bevindt, alsmede de afvoer van valse aansluitingen, in het oppervlaktewater komt en daar het milieu kan belasten. Vooral het eerste regenwater van een bui kan veel straatvuil bevat ten. Bij het verbeterd gescheiden stelsel is het hemelwaterriool voor zien van een overlaat of overstort. Hierdoor wordt het hemelwater van kleine regenbuien en het eerste deel van grotere buien via het vuilwaterriool of via een bemaling naar de rwzi ge bracht. Het gevolg is dat alleen de grotere buien tot overstortten komen. De overstortfrequentie zal 20 tot 50 maal per jaar bedra gen en de vuilbelasting zal sterk gereduceerd zijn. Op het ogenblik wordt het verbeterd gescheiden stelsel gezien als de milieu tech nisch beste oplossing, hoewel de kosten hoog zijn. 20 Straatriolering Handboek Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl

3. Ondergronds gedrag en buisklasse keuze De eerste toepassingen van PVC als straatriool dateren van het eind van de vijftiger jaren. De toepassing ontstond door problemen metandere materialen in de slappe grondsoorten. Sindsdien is het gebruik van PVC rioolbuizen sterk toegenomen. In eerste instantie werd een zeer flexibele buis met een diameterwanddikteverhouding van 65 (buisklasse 65) toegepast met de gedachte dat de PVC buis alleen zou moeten dienen om de gemaakte opening in de grond in stand te houden. De invloed van de sleuf werd daarbij verwaar loosd. In zanderige gronden klopte dit wel enigszins maar in samendrukbare grond bleek de flexibiliteit van klasse 65 wel erg groot en traden grote radiale vervormingen op. Veel van de buizen uit deze beginperiode vervullen hun functie nog steeds met vervormingen tot 30 à 35% (afplatting van de diameter). Toch was deze vervor ming aanleiding om op uitge breide schaal onderzoek te doen naar het ondergrondse gedrag van flexibele buizen. Tot medio 2000 zijn buisvervorm ingsme tin gen verricht aan vele kilometers operationeel riool, waarvan 10.000 m is gemeten onder auspiciën van KOMO. Daardoor is een zeer gedegen inzicht verkre gen in het gedrag van PVC als straatriool. In dit hoofdstuk wordt het principe van het ondergronds gedrag besproken. Wat de gemeten vervormingen betreft worden alleen de gegevens behandeld van de met een verdichtbaar grondmateriaal omhulde buizen. De resultaten zijn vastgelegd in het eindrapport van de KOMO-werkgroep ‘Praktijk erva ringen van de Kommissie Rioolbuizen van Thermoplastische Kunststof’, in Vervormingsmetin gen aan operationele PVC straat rio lerin gen’ en in de Wavin-publi catie ‘Ontwerpen van kunststof riolen’ van 26 oktober www.wavin.nl 1982. In deze laatste uitgave worden tevens de met klei en veenachtig materiaal omhulde straatriool buizen van PVC behandeld. Bovendien wordt dit laatste behandeld in het Technische Handboek ‘Waterlei din gen en Rioolpersleidingen’. De flexibiliteit van PVC is een nuttige eigenschap met betrek king tot de flexibele grondom geving, zoals uit het volgende zal blijken. 3.1 Flexibiliteit van buis en grond De buis in de grond Een kunststof rioolsysteem wordt gekenmerkt door een laag gewicht per strekkende meter, relatief weinig verbindingen, goede waterdichtheid en een grote mate van flexibiliteit in axiale en in radiale richting. De axiale flexibiliteit geeft voor de len bij het optreden van (ongelijk matige) zettingen zonder dat daardoor hydraulische nadelen, zoals openstaande voegen, ontstaan. Door de radiale flexibiliteit zal de buis ook in die richting beïnvloed worden door het gedrag van de grond. Ook dit heeft aanwijsbare voordelen. Als de grond naast de buis inklinkt, zal de buis vervormen. Dit voor komt dat de belasting op de buis groter wordt, zoals bij starre Afb. 23. Verschil in belasting en grondgedrag bij starre en flexibele buizen. grondsoort Veen Slappe klei Klei-achtig zand Zavel Los Zand Dicht gepakt zand grind Eg in N/mm2 0,1 - 0,5 1,5 - 5,0 3,0 - 10 10 - 15 10 - 20 50 - 80 100 - 200 6 - 20 12 - 40 40 - 60 40 - 80 200 - 320 400 - 800 n-waarden PVC SN 4 / kl41 PVC SN 8 / kl34 0,4 - 2 0,2 - 1,1 3,4 - 11 6,7 - 22 22 - 34 22 - 45 112 - 180 225 - 450 Afb. 24. Flexibiliteit van PVC buizen ten opzichte van de grond n>1: de buis is flexibeler dan de omringende grond. Straatriolering Handboek 21

n = Eg Eb x ( rm rm e ) = {} 33 1/2 Eg Eb ( Du e Du e waarin: E = elasticiteitsmodulus van de grondg E = elasticiteitsmodulus van het buismateriaalb = gemiddelde buisstraal = buisklasse D = uitwendige buisdiameteru e = wanddikte Formule 1 Formule van Voellmij. U UU DD zich dus flexibel t.o.v. zijn omgeving zal gedragen, met alle voordelen van dien. Door deze flexibiliteit is het vervormen van een flexibele buis altijd een indirect verschijnsel. RRS C B QQ N N A Afb. 25. Sleufmodel. buizen wel het geval zal zijn (afbeelding 23). Als de buis flexibeler is dan de omringende grond, dan neemt de grond bij overbelasting het grootste deel van de belasting op, waardoor geen breuk of scheur in de buis ontstaat. Daarom is het van het grootste belang te weten of een buis zich flexibel of star zal gedragen t.o.v. de omringende grond. Dit kan bepaald worden met de formule van Voellmij (zie formule 1). Is n groter dan 1 dan is de buis flexibeler dan de omringende grond. Voor de verschillende grondsoorten zijn in afbeelding 24 de n- waarden vermeld voor de diverse PVC buisklassen. Voor Eb is 2000 N/mm2 aangehouden. Hieruit blijkt dat zelfs de met veen om hulde buis niet of nauwelijks stijver is dan de grond en 22 Straatriolering Handboek C B De grond rondom de buis Nu vastgesteld is dat PVC buizen flexibeler zijn dan de omringende grond en flexibel gedrag van de buizen in ieder geval voor een deel veroorzaakt zal worden door het gedrag van die grond, moet de omhullende grond nader worden beschouwd. Dit kan het best gedaan worden aan de hand van een sleufmodel (afbeelding 25). De bovenbelasting en het gewicht van de grond T+R+S moet worden gedragen door de sleufwanden, de buis en de grond Q. Het aandeel van de buis wordt bepaald door de flexibiliteit van de buis ten opzichte van de stijfheid van de grond Q (n-waarde in de formule van Voellmij). Een starre buis, die nagenoeg onvervormbaar is ten opzichte van grondmassa Q, zal een groot deel van de last dragen (afbeelding 23). Een flexibele buis, die elastischer is dan grondmassa Q, zal iets vervormen en daardoor zal de last op de buis kleiner worden en op Q groter. Door deze grotere belas ting op Q zal deze verder verdich ten en wel afhan-1 ) kelijk van de initiéle verdichtingsgraad, die was bereikt bij het verdichten van Q. Door deze grotere verdichting en stijfheid van Q wordt de potentiële horizontale tegendruk, die grond massa Q kan leveren, ook groter De grootte van de vervorming wordt dus in eerste instantie tijdens de aanvulling bepaald door de stijfheid van de buis en enigs zins door die van de grond en na de aanvulling mede door de inklinking van de grond Q naast de buis. Vervormingsfasen Door de inwendige diameter te meten tijdens de aanleg en deze meting te herhalen tot de vervor ming niet meer toeneemt, ontstaat een goed beeld van het vervor mingsgedrag in de tijd. Uit deze metingen kan een tijd/ver vorm ingskurve verkregen worden. Uit afbeelding 26 die gebaseerd is op meetresultaten, kan ook gelezen worden dat de vervor ming optreedt in twee fasen: Fase 1: de beginvervorming treedt op tijdens en direkt na de aanleg. Fase 2: de vervorming neemt na de aanleg gedurende enkele maan den tot enkele jaren nog toe tot een definitieve eind ver vorming is bereikt. Uit de metingen is ook gebleken dat deze definitieve eindver vor ming bij zwaar en intensief verkeer, bij buisomhullingen met verdichtbaar grondmateriaal als zand en zavel, al na enkele maanden bereikt is. Bij buisom hullingen met slappere grond soorten nam na enkele jaren de vervorming niet meer toe (punt x in afbeelding 26). Als geen ver keers invloed aanwezig is zal de eindvervorming pas in een later stadium bereikt worden (punt y in afbeelding 26). Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl

X σv % Y σv % 2 σv fase 1 fase 2 tijd % 1 De sleufaanvulling naast de buis wordt veelal niet gericht ver dicht, maar krijgt door aan trap pen enige onregelmatige ver dich ting. Daardoor kan onre gel matige inklinking optreden. De rest van de sleufaanvulling wordt soms met enige zorg aangebracht, Afb. 26. Tijd/vervormingscurve. 3.2 Aanvulgroepen De beginvervorming en de toename direct daarna worden bepaald door de grondsoort waarmee de buis wordt om huid maar vooral door de wijze waarop deze grond in de sleuf wordt gebracht. De toename van de vervorming na de aanleg tot de uiteindelijke vervorming is bereikt, wordt voornamelijk bepaald door de optredende inklinking van de grond in de sleufaanvulling ter hoogte van de buis. De mate van deze inklinking wordt bepaald door het verschil tussen de dichtheid die de grond heeft gekregen tijdens het aanvullen en die bereikt wordt als er een nieuw evenwicht is ontstaan (de grond kan dan niet verder worden verdicht of wordt niet zwaarder belast). Beide factoren worden dus bepaald door de grondsoort en hoe hier mee gehandeld wordt. Daarom wordt er een onder ver deling gemaakt in aanvulgroepen, waarin de grondsoort wordt vermeld en de zorg die aan het installeren van de buis wordt gegeven. De onderverdeling is ook van toepassing op de mate waarin de grond rondom de buis na de aanleg nog inklinkt ten opzichte van de definitieve situatie. Ter illustratie zullen hier alleen de aanvulgroepen `zand en kleiig zand A, B en C’ behandeld worden. Voor de overige werkwij zen wordt verwezen naar de www.wavin.nl Wavin-uitgave `Ontwerpen van kunststof riolen’ en de genoemde Eindnota van KOMO, waarin dezelfde classificatie wordt aan gehouden. Bij de omschrijving hierna wordt meteen de prak tische uitvoering betrokken. Aanvulgroep zand en kleiig zand A De sleufbodem is vlak en ter plaatse van de buis over geringe diepte losgemaakt. De buisop leg ging is regelmatig en lijn- en puntbelastingen worden verme den. De onderzijkant van de buis wordt goed aangevuld. Afhankelijk van de buisdiameter wordt de aanvulling naast de buis in één of twee lagen aan gebracht en goed verdicht. Dit gebeurt meestal mecha nisch. Mede door de grondeigen schap pen zal over de hoogte van de buis slechts een beperkte verdere inklinking van de grond optreden. De verdere sleuf aanvul ling is niet van belang voor de verdere vervor ming,maar wordt wel zorgvuldig uitgevoerd. Aanvulgroep zand en kleiig zand B De sleufbodem is redelijk vlak en niet doelbewust losgemaakt. De ondersteuning van de buis is onregelmatig en er zijn plaat se lijk lijn- en puntbelas tingen. De onderzijkant van de buis wordt niet zorvuldig aangevuld. Aanvulgroep zand en kleiig zand C De sleufbodem is niet vlak en niet losgemaakt. De buisop leg ging is zeer onregelmatig en er treden veelvuldig lijn- en punt belastingen op. De buis wordt plaatselijk met grond vast gelegd. De aanvulling naast de buis wordt ruw uitgevoerd waar bij deze niet of praktisch niet wordt verdicht. De dicht heid van deze grond is matig tot slecht waardoor aanzienlijke inklin king kan optreden. De rest van de sleufaanvulling wordt in één keer onzorgvuldig aangebracht. 3.3 Vervormingen in de praktijk Door Wavin zijn in vele landen van Europa, maar voor het merendeel in Nederland, bijna 1.000 metin gen uitgevoerd aan meer dan 30.000 m operationeel riool. Veel buisstrengen zijn meerdere malen gemeten, soms gedurende 20 jaar Daarnaast is in een uitge breid onderzoek in speciaal aan gelegde proefvelden het gedrag van vele buissoorten en buis mate rialen zorgvuldig vergeleken onder gecon ditioneer de omstandigheden. De metingen werden uitgevoerd met specifieke meetapparatuur. De gemeten ver vorming over de lengte van de streng wordt in procenten van de nominale buitendiameter geregi streerd op een papierstrook. Bij groepering van de meetresul taten bleek dat de aanvulgroep en de buisklasse de bepalende fac toren zijn voor Straatriolering Handboek 23

de gemeten vervor ming. Na statistische bewerking konden curves berekend worden waarbij de gemiddelde vervorming uitgezet werd tegen de tijd na aanleg. Hierna zijn de resultaten weergegeven van de gemeten operationele riolen die met zand, kleiig zand of gemengde grond zijn omhuld. Hoewel de buisklassen 65 (SN 2) en 51 (SN 1) bijna niet meer worden toegepast zijn ze toch opgenomen in de overzichten om een beter inzicht te verschaffen. Invloed van aanvulgroep, buisklasse en tijdsperiode Aangezien de buisklasse en de aanvulgroep de meest invloed hebbende factoren zijn, zijn deze in afbeelding 27 uitgebreid weer gegeven. Buizen omhuld met zand, kleiig zand en gemengde grond geven dezelfde vervorming. De oorspronkelijke grondsoort waarin de buizen zijn gelegd is zand, kleiig zand, klei of veen. In het vervormingsresultaat geeft dit geen verschil te zien. Invloed van buisdiameter, oorspronkelijke grondsoort, gronddekking en verkeer Na rangschikking van de meetge gevens is geconstateerd dat de buisdiameter en de oorspron ke lijke grondsoort geen invloed hebben op de grootte van de vervorming. Uit de metingen is niets gebleken van een invloed van de gronddekking op de grootte van de vervorming. Bij dieper gelegen buizen (tot 6,5m) is wel gebleken dat de eindvervorming eerder bereikt wordt. De invloed van het verkeer is goed merkbaar tot 1 m dekking (zie afbeelding 28). Hierbij moet opgemerkt worden dat dekkingen minder dan ca. 0,7 m nagenoeg niet voorkomen. Bij de meer voor komende situatie, waarbij de dekking 1 à 1,5 m is, is de directe invloed van het verkeer op de vervorming nagenoeg te verwaar lozen. Bij PVC buizen met een grotere dekking dan 1,5 m is de invloed van het verkeer niet aan te tonen. Spreiding in de gemeten vervormingen De gemiddelde vervorming is het meest bruikbare kenmerk van de metingen voor onderlinge verge lijking. Uiteraard is de maximale vervorming wel een zeer belang rijk gegeven. Het verschil tussen maximum en gemiddelde vervor mingswaarde is een goede karak teristiek om de spreiding te be oor delen. Dit wordt geïllus treerd in afbeelding 29. Aanvulgroep zand A en kleiig zand A en gemengde grond A 10 X % 5 2 0 02 51015 jaren Aanvulgroep zand B en kleiig zand B en gemengde grond B 10 X % 5 2 0 02 51015 Aanvulgroep zand C en kleiig zand C en gemengde grond C jaren 15 10 X % 5 2 0 02 51015 jaren Afb. 27. Gemeten vervorming en de invloed daarop van de aan vul groep en de buisklasse in de tijd. PVC SN 1 PVC SN 2 PVC SN 4 PVC SN 8 24 Straatriolering Handboek Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl

x zwaar en intensief verkeer x normaal verkeer σv% y geen verkeer dekking kleiner dan 1 meter aanleg ca. 2 jaar 3 à 5 jaar 8 à 12 jaar tijd σv% x zwaar en intensief verkeer x normaal verkeer y geen verkeer dekking 1 tot 1,5 meter aanleg 3 à 5 jaar 2 à 3 jaar 8 à 12 jaar tijd Afb. 28 Verkeersinvloeden. a) verv. % b) verv. % c) verv. % gelijkmatige vervorming ongelijkmatige vervorming plaatselijke vervorming Afb. 29. Verschillend vervormingspatroon bij een gelijke gemiddelde vervorming. Samenvatting en conclusies Hoewel niet alle aspecten hier behandeld zijn, volgen hieronder toch de volledige conclusies uit het gehele onderzoek om een zo kompleet mogelijk beeld te geven. Uit de grote aantallen vervor mings - metingen aan operationele PVC riolen is gebleken dat, ondanks de grote variatie in omstandigheden, de gemiddelde vervorming van buizen klasse 41 (SN 4) en 34 (SN 8) minder dan 8% en de maximale vervor ming minder dan 12% is. (Kans op functieverlies ontstaat bij een vervorming van 30 à 35%). De resultaten, verkre gen uit de onderzoekprojecten, bevestigen de conclusies die getrokken kunnen worden uit het onderzoek aan operationele PVC riolen. Aanvulgroep Buisklasse SN 8 SN 4 SN 2 Afb. 30. www.wavin.nl Straatriolering Handboek 25 Zand, zanderige klei en gemengde grond A B 1 1,5 2,5 1,5 2,5 4 Bij een verschillend vervormings patroon kan een gelijke gemid del de vervorming horen. Gelijkmatige vervorming duidt op een gelijk matige uitvoering. Ongelijkmatige vervorming ontstaat door een variatie in grond en uitvoering, lokale inhomogeniteit of door axiale buiging. Het verschil tussen maximum en gemiddelde ver vor ming is een belangrijk gegeven. Daarom zijn in afbeelding 30 indi katieve waarden voor het ver schil tussen maximale en gemid delde vervormingen gegeven bij met zand, zanderige klei en licht gemeng de grond omhulde buizen. De toont dat bij een min der flexibele buis het verschil kleiner is en dat gaande van zand A naar zand 0 het verschil toeneemt. C 2,5 4,5 6,5 De invloed van de aanvulgroep op de optredende vervorming is groter dan de andere invloedhebbende factoren. De invloed van de buisklasse is alleen duidelijk tijdens het aanvul len van de sleuf. De toename van de vervorming na de aanleg is nauwelijks afhankelijk van de gebruikte buisklasse en sterk afhankelijk van de aanvulgroep. De uiteindelijke vervorming zal bij een betere aanvulgroep en bij een minder flexibele buis in een kortere tijd bereikt zijn. De invloed van de buisdiameter, de oorspronkelijke grondsoort en de gronddekking op de optredende vervorming is niet aan te tonen. De uiteindelijke vervorming is beperkt afhankelijk van het feit of er wel of niet sprake is van verkeersinvloed. Bij verkeersinvloed zal de uiteindelijke vervorming eerder bereikt worden. De invloed van het verkeer is alleen duidelijk bij een grond dekking kleiner dan 1m. De uiteindelijke vervorming van met (slappe) klei om hulde buizen is, afhankelijk van aanvul groep en buisklasse, 1,2 tot 1,5 maal groter dan die van met zand om hulde buizen. De vervorming van buizen die met veen zijn omhuld is minder dan die van de met (slappe) klei om hulde buizen. Buisklasse 41 (SN 4) is in bijna alle omstandigheden toe pas baar, ook wanneer er sprake is van aanvulgroep 0.

Tabelaanduiding NEN en EN Aanduiding volgens PVC buizen en hulpstukken buitenriolering vrij verval PVC buizen en hulpstukken Klasse 34 Klasse 41 Klasse 51* Klasse 65* Klasse 34 Klasse 41 Aanduiding volgens huidige NEN normen CEN normen SN 8 SN 4 SN 2 SN 1 PN 7,5 PN 6,3 persriolering * Zonder KOMO-keurmerk. Niet geschikt voor rioleringstoepassing Tabel Nen en EN. 3.4 Buisklassekeuze en benaming. (oude en nieuwe stijfheidaan duiding) Voor buitenriolering en voor druk buizen (vanaf 110 mm) zijn kunst stof producten op de markt met verschillende stijfheidklassen, namelijk klassen 34, 41, 51 en 65. Deze stijfheidklasse duidt op de verhouding tussen de diameter en de wanddikte van een volle wand kunststof buis. Met de introductie van de Europese normen voor PVC-, PP- en PE- leidingsy ste men wordt een nieuwe, uniforme stijf heidaanduiding ingevoerd: De SN aanduiding (Nominale Stijf heid - kla sse). zand HH en uitkomende grond zand Aanvulgroep Hoogte A 0,6-1 m SN 2 1-4m SN 2 Zand, zanderige klei en gemengde grond C B SN 4 SN 2 SN 4 >4 m SN 4 SN 8 SN 4 IT Ultra-Rib SN8 Afb. 31. Aanbeveling voor de minimaal te gebruiken PVC buisklasse bij de aanvulgroepen zand A, B en C, kleiïge zand A, B en C en licht gemengde grond A, B en C. SN8 IT Ultra-Rib SN8 SN 4 Belangrijkste reden is hiervoor de introductie van buizen met een zogenaamde gestructureerde wand (3-lagen buis). Het klasse getal kan bij deze buizen niet meer op grond van de verhouding van diameter en wanddikte wor den vastgesteld. De SN aan dui ding staat voor de vereiste ring stijf heid van de buis. De kracht die nodig is om de buis met een bepaalde snelheid tot 3% van de binnendiameter samen te druk ken, wordt omgerekend tot de ringstijfheid. Bijvoorbeeld: De huidige klasse 34-buizen voldoen aan een ring stijfheid van 8 kN/m2. In de nieuwe aanduiding krijgen deze buizen stijf heidklasse “SN 8”. In tabel Nen en EN staat een overzicht van oude en nieuwe benamingen. PE buizen worden per toepassing, water of gas, aangeduid met een PE soort, een SDR getal in com binatie met een drukklasse. Deze buizen worden minder vaak voor vrij-verval riolen gebruikt. PE bui zen worden veelvuldig toege past met kleine diameters in riool persleidingen. 26 Straatriolering Handboek Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl

De grondsoort waarmee de buis omhuld zal worden is veelal bekend. De wijze van aanvullen op het uit te voeren werk moet zo goed mogelijk ingeschat worden. Werk uitgevoerd volgens bestek of NPR 3218 kan al snel onder aanvulgroep A gerangschikt worden maar op het werk zal aanvulgroep B meer toegepast worden. Ook kunnen de omstan digheden zodanig zijn of kan zo weinig aandacht aan de uitvoering worden besteed, dat van aan vul groep 0 kan worden gesproken. Met behulp van de praktijkge ge vens van afbeelding 27 en de aan vulgroepen kan een keuze worden gemaakt voor wat betreft de buisklasse en kunnen de te verwachten vervormingen worden bepaald. Internationaal wordt een vervorming van 10 tot 15% toelaatbaar geacht. Om op eenvoudige wijze een snelle eerste keus te maken is het overzicht in afbeelding 31 opge nomen. Hierin wordt een aanbe ve ling gedaan welke PVC klasse of SKL (stijfheidsklasse), zowel oude als nieuwe benaming, minimaal toe gepast kan worden bij verschil lende dekkingen en aanvulgroepen. De toe te passen aanvulgroep met de daarbij behorende buisklasse is niet altijd een technische, maar ook een economische keuze, waarbij de kosten van de buis met de kosten van het leggen verge leken worden. Bij met verdichtbare grond (zand, kleiig zand, gemengde grond) omhulde buizen en een aanvulgroep B kan buis klasse SN4 (klasse 41) toegepast worden. Indien gekozen is voor aanvulgroep C en extra zekerheid gewenst is tegen onvoorziene gedragingen van de ondergrond en onverwachte problemen en onnauwkeurigheden bij de aanleg, kan deze worden verkregen door de toepassing van buisklasse SN8 (klasse 34). Ook om alle risico’s te mijden bij aanlegcalamiteiten en vanwege de wens om de veilig heid op te voeren, wordt dikwijls voor buisklasse SN8 (klasse 34) gekozen. Straatrioolbuizen om huld met kleiachtige en veen achtige materi alen zullen niet veel voorkomen, behalve daar waar geen of weinig verkeer verwacht wordt, omdat anders het wegdek te veel zal zakken. Gezien de onzekerheid bij de uitvoering en de grote invloed op de inklinking van eventueel later toch optre den de verkeers invloeden zal onder die omstan dig heden de keus van buisklasse SN8 (klasse 34) op zijn plaats zijn. Het toepassen van PVC rioolbuizen die minder flexi bel zijn dan klasse SN8 (klasse 34), zal niet resulteren in lagere vervormingen. www.wavin.nl Straatriolering Handboek 27

4. Kunststof inspectieputten Inspectieputten zijn een onmis baar onderdeel van een riool systeem. Wavin levert com plete kunststof leiding systemen en dus ook een kunststof inspectieput. Het spreekt vanzelf dat in een kunststof leidingsysteem, om economische en technische rede nen, het beste kunststof inspek tie putten kunnen worden toegepast. Kunststof putten zijn gemaakt van een gerecycled pvc schacht met een glasvezel versterkt polyester bodem. Ze zijn licht en sterk en er zijn ruime mogelijkheden tot aansluitingen in de bodem, in de schacht en, omdat de put rond is, onder alle hoeken. De chemische bestendig heid is boven iedere twijfel verhe ven. Door de aanleg constructie wordt bij inklinking of zakking het ontstaan van ‘putbulten’ voor komen. Aan de hand van de functie en de te stellen eisen zullen de mogelijkheden van de kunststof inspektieputten punt voor punt behandeld worden. 4.1 Functies en eisen 4.1.1 Inspectie, controle en reiniging Tijdens de oplevering van een rioleringswerk zal altijd een inspec tie van het aangelegde riool plaats vinden. Meestal via spiege len of video/tv insepctie. Het doel daarvan is de hoogte en de richting nogmaals te controleren, verbindingen en inlaten na te gaan op lekkage en te inspecteren of het riool schoon is. In verband met kosten en de beschikbare ondergrondse ruimte zal er naar gestreefd worden de afmetingen van de inspectieput zo klein mogelijk te laten zijn. Andere factoren voor de bepaling van de inspectieput diameter zijn: Toegang voor reinigingsapparatuur, T.V.-kamera en zuigslang. Afmetingen vanaf ø 200 mm zijn daarvoor vereist. Spiegelen vanaf straatpeil en het op afstand plaatsen van een afsluitplaat, -cilinder of -bal. Afmetingen tot ca. 1,5 m diepte: minimaal ø 400; tot 2 à 2,5 m diepte: ø 600. Mantoegankelijkheid met apparatuur: afmeting minimaal ø 800 tot een diepte van ca. 2 m, bij grotere diepte wint het toepassen van ø 1000 snel terrein i.v.m. de veiligheids voorzie ningen. 4.1.2 Richting verandering en samenkomst Veelal zal er naar gestreefd worden om richtingveranderin gen in de put te laten plaatsvin den, zodat het riool van put tot put in een rechte lijn ligt. Hier door zijn snelle, eenvoudige controle maat regelen mogelijk. Het moet mogelijk zijn door de keuze van de putdiameter dat alle diameters van het straat riool en de hoek waaronder deze bij de put samenkomen in de putwand opgenomen kun nen worden. Putbuizen worden meestal alleen toege past in de grote diameters riool. Hoogteverandering, waarbij een streng boven de putbodem in de schacht wordt aangesloten (afbeelding 32). Niet alle riolen worden in de bodem van de put aangesloten. Dit omdat een groot verhang van het maaiveld in verband met het risico van schietend water niet door het riool kan worden gevolgd en omdat kortere aftakkingen van het stelsel dan met minder dekking kunnen worden gelegd. Een nadeel is dat vuil en water naar beneden storten wat wel een hydraulische verstoring betekent. In enkele andere Europese landen wordt dat anders opgelost, afbeelding 33. De hydraulische storing in een put moet zo klein mogelijk zijn. Dit geldt vooral bij kleine afvoeren. Daartoe is het nodig dat: - Al het vuil onderin de put komt. Ook het vuil dat in de put komt via aansluitingen in de schacht moet onderin de put komen en geen kans krijgen uit te drogen. Vuil dat drijft en bij grote afvoeren of bij een beneden-stroomse belemmering soms hoog in de put aanwezig Afb. 32 Afb. 33. 28 Straatriolering Handboek Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl

is, moet ook weer in het diepste gedeelte terechtkomen om afgevoerd te worden. - De bodem van de put bij voorkeur zelfs nog gladder is dan die van de aansluitende buizen en een gesloten, niet poreus oppervlak heeft zodat geen hechting van vuil plaats vindt. - De overgang van de put op de aansluitende buizen zeer vloeiend verloopt zonder diepe of brede naden. - De put moet minstens een zo goede chemische bestendigheid hebben als de straatrioolbuis. Tegra-putten voldoen hieraan. 4.1.3 Constructie en belastingen De belastingen op een put zijn grond- en verkeersbelastingen. Bij gemetselde en betonnen putten moeten de verkeerslasten recht streeks door de put gedragen worden, omdat de rand met deksel bovenop de put wordt geplaatst. Profielring Detail A Bij kunststof inspectie putten wordt om de bovenrand van de put een vierkante betonnen stel plaat geplaatst met een inwendige diameter van 635 mm, met een overlap van 50 à 70 mm. Tussen stelplaat en op de boven zijde van de putwand is een rubber afdichting in de vorm van een manchet aangebracht om uit- en inspoelen van grond te verhinderen (zie afbeelding 34). Op de betonnen stelplaat wordt de putrand met deksel gesteld. De betonnen stelplaat rust dus op de grond en de verkeerslasten wor den dus via de betonnen plaat op de grond overgebracht en niet rechtstreeks op de put, zie afbeelding 35. Een nevenvoordeel is dat tijdens de aanleg geen stellagen metselwerk behoeven te worden aangebracht (uiteraard is dit wel mogelijk). Afb. 34 De hoogte van de stelplaten die voor kunststof putten worden gemaakt is 15 tot 30 cm; de meest gebruikte hoogte is 25 cm. Het grote voordeel van deze losse betonnen stelplaat die op de Afb. 35. grond rust is, dat deze (inclusief de putrand) meezakt als de grond inklinkt. De putrand blijft dus op dezelfde hoogte als het wegdek (of plantsoen). Hierdoor zullen geen bulten op het wegdek ontstaan. Bij de meeste deksel constructies mag deze inklinking zijn: de hoogte van de betonnen stelplaat vermindert met de over lap die bij de aanleg aanwezig was, maat a in de afbeeldingen 34 en 36. De hoogte die voor de stelplaat gekozen wordt, is afhan kelijk van de te verwachten inklin king. De zakking die de putrand www.wavin.nl ondergaat is de som van inklin king en zetting (zie afbeelding 36). Zou de inklinking groter worden dan de beschikbare maat a (in afbeelding 36) dan moet de weg herstraat of opgehoogd worden, en vervolgens kan de stelplaat opnieuw op hoogte gebracht worden. Ook kan de gietijzeren of betonnen putrand op hoogte gebracht worden met behulp van stellagen metselwerk. Afmetingen en mogelijke aansluitingen. Kunststof inspektieputten zijn in vele afmetingen verkrijgbaar, in iedere gewenste hoogte en met na genoeg onbeperkte aansluit mo ge lijkheden. De aan sluitmoge lijk he den bij de diverse putdiame ters zijn: Tegra ø 400 mm Voor rechtdoorgaande strengen t/m ø 315 mm Tegra ø 600 mm: Rechtdoorgaande strengen t/m ø 500 mm. Strengen onder een hoek van 90˚ en drie samen ko-mende strengen t/m ø 415 mm. Tegra ø 800 mm: Voor rechtdoorgaande strengen t/m ø 500 mm. Voor strengen t/m ø 400 mm onder een hoek van 90˚ Polyester ø 1000 mm: Voor rechtdoorgaande strengen t/m ø 630 mm. Voor strengen t/m ø 500 mm onder een hoek van 90˚. De schacht van de putten ø 800 en 1000 mm wordt via een kegel stuk centrisch gereduceerd tot de zelfde maat als de put ø 600 mm. Straatriolering Handboek 29

inklinking flex telescoop putdiepte zetting Afb. 36. Totale zakking van de put en putrand. z a z+a = som van zetting en inklinking Als mogelijke afdaling in de put gewenst is, kan tot 2 m diepte put diameter ø 800 mm toegepast worden, daarboven is ø 1000 mm aan te bevelen. Ook in verband met mogelijke bedwelming door rioolgas (persluchtmasker) is het veiliger voor diepere putten een grotere diameter te kiezen. 4.2 Puttenstaat Vele aansluitmogelijkheden, hoeken en aansluithoogten zijn mogelijk. Daarom is het gewenst een puttenstaat in te vullen waar al deze gegevens in verwerkt zijn. Hierbij wordt uitgegaan van de b.o.k. (binnen onderkant) van de op de put aan te sluiten riolen. De afstand van de b.o.k. tot de bovenkant van de putschacht, maat H in afbeelding 35 en 36, wordt dan opgegeven net als de horizontale hoek waaronder die aansluiting moet worden aangesloten. Op deze wijze kunnen geen misverstanden ontstaan. De geleverde putten zijn dan maatwerk. 4.3 Bijzondere kunststof putten a) De meest toegepaste bijzondere kunststof put is de overstortput. In het overstort schot kan ook een automa ti sche klep of een handbedien de schuif aangebracht worden. b) Een bezinkput, zie afbeelding 37. c) Ook putten in vakuümriolen, die voor buffering dienen en waarin de vakuümklep is gemonteerd, kunnen in kunst stof worden uitgevoerd. d) Ditzelfde geldt voor de pomp putten, met een grote variatie aan pompen te leveren, in een druk rioolsysteem, Zie afbeel ding 38. Ook deze putten kunnen uitste kend in kunststof worden uitge voerd. Het grootste voordeel is daarbij het geringe gewicht, waar door bij het transport en het plaat sen een grote kostenbesparing ontstaat. Afb. 37. Bezinkput. = zetting van de hele put (kan ook 0 zijn) = inklinking over hoogte d Afb. 38. Pompput. 30 Straatriolering Handboek Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl

5. Praktische ontwerp - aspecten en aanlegadviezen Naast de meer algemeen geldende en meer theoretische ontwerpaspecten zijn er veel prak tische onderwerpen die een goed ontwerp en een goed functioneren van een rioolstelsel kunnen beïn vloe den. Een aantal hiervan is in dit hoofdstuk beschreven. 5.1 Beluchting en ontluchting van rioolstelsels Ten gevolge van de variatie in de af te voeren hoeveelheden afval water zal de waterstand in de riolen variëren. Om ten gevolge hiervan te grote onderen over druk ken te voorkomen, dient men het stelsel te kunnen beluchten en ontluchten. Hiertoe moet het in verbinding staan met de buiten lucht. Bij het hemelwaterriool van gescheiden stelsels zal dit geen probleem zijn vanwege de h.w.a.- aansluitingen van de woningen. Bij het vuilwaterriool van het geschei den stelsel zal de veran de ring in druk gering zijn en wordt dikwijls ontworpen met een maxi mum vulling van 60% Bovendien is er een buitenluchtverbinding via de standpijpen van de binnenrio lering, mits deze als zgn. ontspan ningsleiding doorgetrokken zijn tot aan het dak. Bij toepassing in de binnenriolering van zgn. auto ma tische beluchters zal via de stand pijpen het riool alleen belucht en niet ontlucht worden. Problemen kunnen ontstaan als de in een rioolstelsel aanwezige lucht opgesloten wordt. Dit kan het geval zijn bij gemengde riool stelsels, waar in korte tijd grote nivo verschillen kunnen ontstaan en indien de regenwaterafvoeren (h.w.a.) van de woningen voorzien zijn van een waterslot (sifon). Als dan ook nog de bebouwing gering is, waardoor dus weinig stand pij pen als be- of ontluchting funge ren, of bij toepassing van de reeds genoemde automatische beluchters, kunnen er problemen ontstaan. Deze kunnen variëren van stank in de woningen tot het niet door willen lopen van straat- en trottoirkolken. Een praktische oplossing is dan het zo veel moge lijk verwijderen van de sifons uit de regenwaterafvoeren van de woningen. Indien dit niet mogelijk is vanwege stankoverlast kan het rioolstelsel op geselecteerde plaatsen worden voorzien van speciaal aangebrachte ont- en beluchtingsbuizen. 5.2 Parallelriolen Bij dieper gelegen straatriolen met grotere diameter kan ook gekozen worden voor een parallelriool waarop alle aansluitingen worden aangesloten. Dit parallelriool wordt dan weer aangesloten op de inspektieputten. Een voorbeeld hiervan waarbij het parallelriool recht boven het straatriool ligt is gegeven in afbeelding 39. Uiteraard is ook een parallelriool vlakbij de gevels mogelijk. De voordelen zijn: eenvoudiger onder houd, eenvoudigere aanslui t ingen, goedkoper straat riool en geen standpijp cala miteiten (wat vooral van belang is bij onder hei de riolen). Tevens is er een goed verhang in het parallelriool moge lijk, zodat in het parallelriool de benodigde sleepspanning kan worden bereikt. Dit systeem kan ook worden toegepast als het dieper gelegen straatriool gerenoveerd is met behulp van buis-in-buis methode (relining). Afb. 40. 5.3 Fundering van kunststof riolen In verband met de flexibiliteit van de buis zelf en in de verbindingen kunnen kunststof buizen ook bij minder goede grondslag op staal gefundeerd worden. Als vanwege de slechte ondergrond en de wens om te allen tijde het ontwor pen verhang te handhaven geko zen is voor een fundering op palen dan is dit met kunststof ook mogelijk. Dit kan alleen als er passende maatregelen worden genomen, bijv. het maken van een dragende goot van beton of hout als het riool onder de g.w.s. ligt, waarin de buis in zand gelegd wordt (afbeelding 40). Opleggen van de buis op kespen is niet toegestaan. Het ophangen aan de gevel van een verzamel- of een parallelriool is ook een vorm van funderen. 5.4 Aansluiting van op staal gefundeerde riolen op onder heide constructies Wanneer een op staal gefundeerd riool wordt aangesloten op een onderheid riool of andere onder heide constructies (gemaal, rwzi) dan kunnen verschillen in zetting optreden. Hierdoor kan in de laatste aan te sluiten streng tegen schot ontstaan, waardoor niet alleen verstopping kan optre den, maar ook de berging van een groot deel van het nieuwe Afb. 39. www.wavin.nl Straatriolering Handboek 31

Afb. 41. riool verloren kan gaan (zie afbeelding 41). Om dit te elimineren moet de laatste streng dan met een verval worden gelegd dat minstens gelijk is aan de te verwachten zakking, vermeerderd met het normale verval van die streng (zie afbeel ding 42). Indien een grote zakking wordt verwacht kan, om te grote span ningen te vermijden, het nieuwe riool met één of meer `pendelstuk ken’ worden aangesloten op de onderheide put (zie afbeelding 43). Het gebruik van alleen (flexi bele) moffen (met een grote vrije hoekverdraaiing) is dan niet vol doende i.v.m. de grote dwars krachten die optreden. Als de dwarskrachten erg groot worden kan het effect hiervan verminderd worden door het toepassen van een lankconstructie of door het toepassen van een fundering op leefpalen van aflopende lengte onder het aan te sluiten riool. 5.5 Lozing van media met hoge temperaturen Afb. 42. Afb. 43. In de binnenriolering is de cyclustest voor PVC ontwikkeld om dit te testen voor niet-conti nue lozingen van water van 95º C. Bij continue lozingen wordt voor PVC dan wel een grens aangehou den van 50 á 60º C (waar bo ven PE wordt gebruikt). Bij onder grondse leidingen wordt de lei ding tangentieel en axiaal door de grond gesteund en is het effect van media met hoge tempe raturen anders dan bij binnenriolering. In hoofdstuk 1 is al vermeld dat in huisaansluitingen temperaturen tot 70º C gemeten zijn en dat dit geen problemen oplevert. Ook bij meer continue lozingen van hoge temperaturen zullen er in ondergrondse PVC riolen geen problemen ontstaan. Doordat de warmte wegvloeit in de omring en de grond zal de gemiddelde wandtemperatuur 15 á 20º C lager zijn dan die van het medium. Door die hogere temperatuur zal de elasti citeitsmodulus van het buismateriaal lager worden. Hier door wordt de buis elastischer Er kan dan vanuit worden gegaan dat de buis zich zal gedragen als 32 Straatriolering Handboek Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl

een buis met een meer flexibel gedrag. Een buis van klasse SN4 (41) krijgt dan bijv. de eigenschappen van klasse SN2 (51) buis en klasse SN8 (34) buis zal zich als een buis van klasse SN4 (41) kunnen gaan gedragen. Voor wat betreft het axiale gedrag zal dit geen probleem zijn. Ook de tangentiéle vervorming levert onder die omstandigheden geen problemen op. Toen de buis gelegd werd gedroeg deze zich bij normale temperaturen zoals pas send bij buisklasse en aanvul groep. Bijv. aanvulgroep zand B klasse SN8 (34) volgens afbeel ding 28 heeft een beginvervor ming van 2,5%. Als de extreme aanname wordt gedaan dat onmid dellijk na aanleg continue heet water wordt geloosd dan zal de buis zich verder gedragen als klasse SN4 (41), dus de toename van de vervorming zal 1,5% zijn. De uiteindelijke gemiddelde vervor - ming is dan 4%. Hiermee is de geschiktheid en het gedrag van PVC buizen bij lozingen van media met permanent hoge tem pe ratuur aangetoond. 5.6 Aanlegadviezen De voorschriften in NPR 3218 met betrekking tot de aanleg en de wijze van sleufaanvullen verschil len niet wezenlijk voor rioolbuizen van diverse materialen. Door het vele onderzoek dat naar het onder gronds gedrag van PVC riool is gedaan (zie o.a. hoofdstuk 3) is het mogelijk hiervoor bruik bare praktische informatie te geven. Er is met name veel onder zoek gedaan naar de relatie tus sen de dichtheid van de sleufaan vulling en het gedrag van de buis. Deze zullen hier, naast de oplos singen voor enkele praktische problemen, worden besproken. Buisaanleg Bij het maken van de verbinding van PVC buizen op een losge maakte sleufbodem hoeft ter plaatse van de mof geen grond verwijderd te worden. Deze is zo dun dat ze bij iets aanduwen en tijdens het aanvullen voldoende in de losgemaakte sleufbodem gedrukt wordt. Als toch gekozen wordt voor iets uitgrawww.wavin.nl ven moet zoals gebruikelijk deze ruimte, na het maken van de verbinding, goed opgevuld worden. Steltegels en stelplankjes mogen niet gebruikt worden. Als de aanvulling van de sleuf plaatsvindt volgens NPR 3218 kan gesproken worden van een aan vulgroep zand A tot zand B, zie hoofdstuk 3. Vindt er geen verdich ting plaats dan is de aanvulgroep zand C. Als indicatie kunnen de volgende Proctor-waarden worden aangehouden: aanvulgroep zand A Proctor-waarde tot 95% aanvulgroep zand B Proctor-waarde 79 tot 86% aanvulgroep zand C Proctor-waarde 70 tot 77% Met behulp van afbeelding 28 kan bij invullen van de gekozen of te verwachten aanvulgroepen en buis klassen de te verwachten vervorming worden afgelezen. De aangegeven Proctor-waarden zijn alleen van belang voor de sleufaanvulling ter hoogte van de buis. De verdere sleufaanvulling is niet van belang voor de buis, maar wordt geëist om verzakking van het toekomstig wegdek te beperken. Indien tijdens het aanbrengen van de sleufaanvulling reeds (grond)water op de sleufbodem staat is verdichten met trilen stampapparatuur weinig zinvol. De verdichting naast de buis zal dan slechts door aantrappen moeten plaatsvinden en zal dan veelal in aanvulgroep zand B uitmonden. In verband met het beperken van wegverzakking door sleuf inklin king wordt de sleuf nog wel inge wa terd. Indien bronbemaling aan we zig is dient dit te geschieden bij in bedrijf zijnde bronnering. Voor de dichtheid van de aanvulgrond ter hoogte van de buis geldt dat deze ten gevolge van het inwate ren nauwelijks meer toeneemt. Als riool aangelegd wordt tussen damwanden of grondschotten zal de dichtheid van de sleufgrond ter hoogte van de buis afnemen als de damwand getrokken wordt. Hiertegen kunnen de geéigende maatregelen worden genomen. Bij PVC riool is het ook mogelijk om dan de Proctor-waarde te corrigeren. Dit kan door tijdens het ontwerp uit te gaan van de in de praktijk optredende lagere waarde ten gevolge van het trekken van de damwand of tijdens de uitvoering een hogere Proctor-waarde na te streven, dan waarmee ontworpen was. buisomhullingen met klei moet veiligheidshalve aangenomen worden dat ondanks enige inspanning tot verdichten de aanvulgroep klei C zal zijn. Bij buisomhullingen met veen zal veelal geen of slechts licht verkeer voorkomen. Afhankelijk van de situatie zal bij het met veen aanvullen in veengrond gerekend moeten worden op een te verwachten inklinking die bij de aanvulgroep veen A of veen B behoort. Over het algemeen zal er naar gestreefd worden om de sleuf zo kort mogelijk open te laten liggen. Over het algemeen zullen bij vorst geen buizen of wegen aangelegd worden, omdat het aanvullen met bevroren grond niet toelaatbaar is. Totdat deze temperatuurgrens is bereikt kan PVC riool worden aangelegd. Aangezien PVC buis bij lagere temperaturen gevoeliger wordt voor slag of stoot, moet deze dan voorzichtiger gehanteerd worden. Zelden of nooit vindt opdrijven plaats als de sleuf aangevuld is. Opdrijven is een uitvoeringspro bleem, dat een enkele maal optreedt als met uitgekomen slappe veen wordt aangevuld. Is er enig risico dan is het meestal voldoende om de Straatriolering Handboek 33

dekt door op de betonnen stelplaat tijdelijk een (beton) plaat te plaatsen. afb. 44. Knevelinlaat. sleuf meteen na het leggen aan te vullen tot een hoogte boven de buis die overeenkomt met de gelegde buis diameter. Voor nog te maken aansluitingen kan de buis dan lokaal weer blootgegraven worden. In zeer extreme gevallen kan de buis meteen na het leggen met water gevuld worden. Wavin heeft hiervoor enkele methoden ontwikkeld. Na de aanleg kunnen soms plaatselijke verzakkingen of ongelijkmatige zettingen optreden. PVC buizen kunnen een axiale buiging doorstaan tot een straal van ca. 30 maal de buisdiameter De inspectieput (SP-put) Na het stellen moet de kunststof inspectieput, SP-put, rondom gelijkmatig aangevuld worden tot minimaal een buisdiameter boven de buis. Bij putten met vlakke bodem dient dit om de kans op opdrijven te verminderen en bij putten met stroom profiel en bolle bodem putten bovendien om de put stevig te fixeren in een verticale positie. Na aanvullen en verdichten van de grond tot de bovenkant van de put of het kegelstuk wordt de betonnen stelplaat geplaatst. Om beschadiging en verplaatsing van het gietijzeren bovenstuk tijdens de bouwfase te voorkomen wordt de put wel ondergronds afgeOm opdrijven te voorkomen is iedere kunststof inspectieput voorzien van een opdrijfrand. Mocht vooraf bekend zijn dat er problemen in verband met opdrijven kunnen optreden, dan kan de opdrijfrand aan de inspec tie put groter worden gekozen. Andere oplossingen zijn het tij delijk inwendig verzwaren van de put of het pas gelegde riool enige tijd vol te laten staan met water 5.7 Aansluitingen Huis- en kolkaansluitlei din gen kunnen op twee manie ren verbonden worden met het straatriool: Via de inspectieput. Op het straatriool zelf. Aansluiting op de inspectieput. Aansluitingen worden niet veel meer op de inspectieput aangesloten vanwege de sterk verbeterde inlaatconstructies op de straatrioolbuis. Daardoor en door het gebruik van hogedrukrei ni ging kunnen ook de putaf stan den groter worden. Soms worden in het begin van het stelsel enkele aansluitingen ingelaten in de inspec tieput, waardoor met minder dekking op het straatriool kan worden aangevangen. Aansluiting op de rioolbuis. Over het algemeen worden in Nederland de aansluitingen aan de bovenkant van het straatriool onder 90˚ aangesloten. Bij PVC straatriool gebeurt dit met de boveninlaat, de knevelinlaat (zie afbeelding 44). De voordelen van deze inlaat zijn: Ze kunnen op iedere wille keu rige plaats worden aangebracht met een minimale onderlinge afstand van 0,5 m; zogenaamde inlaatbuizen zijn dus niet nodig. Voor latere montage hoeft alleen de bovenkant van de PVC rioolbuis te worden vrijge maakt. De inlaten kun nen zon der probleem ook op vervorm de buis worden geplaatst. De inlaten zijn zodanig geconstrueerd dat zelfs bij grote scheefstand ten gevolge van uitvoerings– onnauwkeurighe den geen lekkage optreedt. Een buis met gemonteerde inlaat verzwakt de buis niet. Het geheel is zelfs iets stijver dan de oorspronkelijke buis. Bij het bouwrijp maken van het terrein zal de gewenste plaats van de aansluitingen op het riool veelal bekend zijn en de inlaten worden meteen bij de aanleg geplaatst. Is de dekking van het riool klein, dan wordt de inlaat gesloten door de combikap in de inlaat te plaatsen. Is de dekking groter, dan wordt ook de juiste lengte standpijp gemonteerd en wordt deze afgesloten door de combikap over de standpijp te plaatsen. In de bouwfase worden kolken en gebouwen met de standpijpen verbonden. Daar waar tijdens het bouwrijp maken (asfalt)wegen boven het riool en de standpijpen worden aangelegd, worden de aansluit lei dingen meteen gelegd tot buiten de verharding en daar afgesloten. Aansluitingen bij kleine en discontinue afvoeren Bij kleine vuilwaterstraatriolen van 200 of 160 mm, zoals op campings, hofjes enz., is het aan te bevelen een betere 34 Straatriolering Handboek Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl

Afb. 45. Aansluiting onder een hoek bij riolen met kleine afvoer, geringe dekking of zeer steil verhang. instroming na te streven dan met een aansluiting bovenop de straat rioolbuis onder 90˚ met de buisas. Dit kan met behulp van een 450 T-stuk en een bocht. Hierdoor wordt, vooral bij grote discontinuïteit, het vuil beter meege no men door het water Om de b.o.k. van de aansluiting niet lager te laten zijn dan de bovenkant van het straatriool wordt het 450 T-stuk onder een hoek ingebouwd en met een bocht verbonden met de aansluitleiding (afbeelding 45). Nevenvoordeel van deze wijze van aansluiten is dat kan worden begonnen met minder dekking op het straatriool wat aanlegbe spa ring oplevert voor het gehele stel sel. Bij deze zeer kleine en discon tinue afvoeren is het aan te be velen van aansluitleiding naar straat riool een diameter over te slaan, dus van ø110 naar straat riool 160 mm, en bij een aansluit leiding ø125 mm een straatriool van tenminste 200 mm. 5.8 Standpijpconstructies en richtlijnen voor de toe passing van zettings hulpstukken geen tegenschot geen dwars- en buigkrachten in het T-stuk zettingsmof inklinking van de sleufgrond kleine axiale krachten in de standpijp klikinlaat met zettingsmogelijkheid Door de inklinking van de grond over de hoogte van de standpijp kunnen er, speciaal in de bouw fase van een project, zeer grote krachten in de standpijp ontstaan. Ook kan door de inklinking van de sleufaanvulling tegenschot ontstaan in de aansluitleidingen. Bij onderheide riolen is dit probleem nog veel groter, omdat niet alleen de inklinking over de hoogte van rioolbuis en standpijp optreedt, maar ook de zetting tot aan de draagkrachtige laag. Hierdoor ontstaan krachten in de standpijp met als gevolg: door drukken van de standpijp in het hoofdriool, breuk van T- stuk of bocht op de standpijp en tegen schot in de aansluitingen met als gevolg veel verstoppingen en onderhoud. Afb. 46. Het korter worden van de standpijp door middel van zettings hulpstukken ten gevolge van inklinking van de sleufgrond. Als de standpijp zodanig ont wor pen wordt dat deze korter kan worden, zullen de krachten beperkt blijven en tegenschot worden voorkomen. Voor de standpijp is een hulpstuk ontwikkeld, de zettingsmof, met een zettingskorf van de kunststof polypropyleen waarin de stand pijp wordt geplaatst. Bij een bepaalde belasting zal de korf rekken en kan de standpijp verder in het hulpstuk schuiven waardoor het geheel dus korter kan worden in overeenstemming met de zetting. www.wavin.nl Door de speciale vormgeving en het gebruik van polypropeen voor de zettingskorf wordt bereikt dat bij een kortstondige belasting, zoals kan optreden tijdens het aanvullen of bij belasting door verkeer bij een kleine dekking, rek pas optreedt bij een belasting van 4 à 5 kN (400 á 500 kg). Hierdoor blijft de volledige zettings mogelijkheid beschikbaar om de inklinking of zetting van de grond te volgen. Ten gevolge van sleufinklinking (een langdurend proces) zal de zettingskort gaan rekken bij een belasting van ca. 0,5 á 1 kN (50 á 100 kg), zie afbeelding 46. Zettingskorven zijn ingebouwd in meerdere hulpstukken en met verschillende zettingsmogelijk heden: Flexibel zettingsstroom T-stuk 45 mm Separate zettingsmof 80 mm Knevelinlaat 35 mm De zettingskorf zal ook onder de meest uitzonderlijke belastingen niet afbreken en dus ook niet in het riool terechtkomen of in de standpijp verstopping kunnen veroorzaken. De werking van de zettingskorf is dermate betrouw baar dat door onnauwkeurig heden bij de uitvoering, de werking op geen enkele wijze wordt belemmerd. Het zal duidelijk zijn dat de in de standpijp in te bouwen zettings mogelijkheid overeen moet komen met de zetting die nog op kan treden na het ver binden van de aansluit lei din gen met de stand pijp. Van groot belang is of de aansluitleidingen meteen bij de aanleg van het straatriool op de standpijp worden aangesloten of pas later, bijvoorbeeld na de bouwfase. Straatriolering Handboek 35 zettingsstroom T-stuk

De volgende richtlijnen kunnen worden gegeven: Aansluiting meteen bij aanleg van het straatriool: bij betonriolen: inklinking 1/10 á 1/20 van buisdiameter + standpijplengte. bij kunststof riolen: inklinking 1/10 á 1/20 van de standpijp lengte. Aansluiting in een latere fase: betonriolen: zettingsmogelijkheid (zettingsstroom T-stuk of zettingsmof) inbouwen indien buisdiameter + standpijplengte meer dan 1m is. kunststof riolen: bij een stand pijp lengte tot 1,5 m is de zettingsmogelijkheid van de knevelinlaat veelal voldoende Bij een standpijplengte van meer dan 1,5 m moet extra zettingsmogelijkheid worden ingebouwd. Indien het zettings stroom T-stuk wordt toegepast kan deze zettingsmogelijkheid worden meegeteld. Bij onderheide riolen moet altijd zettingsmogelijkheid worden ingebouwd. De grootte hiervan is afhankelijk van de nog te verwachten zetting van boven kant standpijp tot de dragende laag. Is dit niet mogelijk van wege te korte standpijp lengte dan kan, al of niet met een parallelriool, aangesloten worden op de inspektieputten. Bovenstaande zijn richtlijnen. Mochten de uitvoering of de omstandigheden zodanig zijn dat afwijkende inklinkingspercentages zijn te verwachten dan moeten de zettingsmogelijkheden worden aangepast. 36 Straatriolering Handboek Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl

6. Renovatie en relining Zoals bekend zijn vele riolen in Nederland aan verbetering of vervanging toe. Gezien de te verwachten levensduur, de bestendigheid tegen zwavelzuur en zwavelwaterstof, het flexibele gedrag en de goede hydraulische eigenschappen zal veel riool ver vangen worden door kunststof, afbeelding 47. Relining Zoals in Wavin’s renovatiebro chure beschreven, is het ook mogelijk bestaande riolen met gebreken te vernieuwen door de buis-in-buis methode (relining). Bij deze snelle methode, waarbij de overlast tot een absoluut mini mum wordt beperkt, wordt een kunststof buis van PE, PVC of GVK (Glasvezel Versterkte Kunst stoffen) gebracht. in de bestaande buis De keuzemogelijkheden, de metho den en de speciaal daar voor ontwikkelde producten worden in genoemde brochure uitgebreid besproken. Afb. 47. Aanleg Ultra-3. www.wavin.nl Straatriolering Handboek 37

7. Algemene informatie 7.1 Hydraulische basis Wavin adviseert gebruik te maken van de formules van Darcy-Weisbach en Colebrook. De basisformule met de relatie, debiet, afvoersnelheid, wrijvingsverlies en inwendige buisdiameter volgens de formule van Darcy-Weisbach is: In afbeelding 49 is het verband tussen l, Re en D/k weergegeven om itererend rekenen te voor ko men. Voor wat betreft de k-waar de en de uitwerking in grafieken wordt verwezen naar hoofdstuk 2. 7.2 Opslag en transport Z = en λ L D Q = F.v waarin: Q = debiet m3/s) F = inwendige doorsnede van de buis (m2) = afvoersnelheid (m/s) = wrijvingsverlies, drukhoogteverlies of verval (m) = versnelling van de zwaartekracht (9,81 m2/s) = wrijvingskoëfficiënt, te berekenen met de formule van Colebrook λ = 0,25 log waarin: {} ) k ( Re = v.D v waarin: Afb. 48. v = kinematische viskositeit (m2/s) 1 0,4Reλ en het getal van Reynolds k = wandruwheid (m) + 3,71D -2 v Z L = lengte van de leiding (m) = inwendige buisdiameter (m) D g λ . v2 2g Opslag Wavin buizen worden in pakketten geleverd. Bij stapeling op het werk wordt geadviseerd om praktische redenen niet hoger dan 2 m te stapelen, waarbij het pakhout op elkaar geplaatst wordt. Bij opslag van losse buizen dient de stapelhoogte ook de 2 meter niet te overschrijden ter voorkoming van overmatige belasting op de onderste laag. Een vlakke ondergrond verhoogt de stabiliteit van de opslag en voorkomt tevens beschadiging aan de onderste laag buizen. Het gebruik van gecreosote of gebitumineerde balkjes voor stapeling en/of zijdelingse ondersteuning in de opslag moet vanwege chemische aantasting worden vermeden. Hulpstukken zijn grotendeels verpakt in kartonnen dozen en worden daarom bij voorkeur binnen opgeslagen. Het opslaan van hulpstukken in een afgesloten plastic zak moet worden vermeden; zeker bij directe zonnewarmte. Transport Het relatief lage gewicht en de pakkettering van kunststof buizen maakt het vervoer en het lossen zeer eenvoudig. Bij temperaturen beneden het vriespunt is voor PVC buizen extra zorgvuldigheid bij het lossen geboden. Gebruik geen hijsgereedschap dat de buis kan beschadigen. Hijsbanden van textiel geven de beste zekerheid. Op verzoek kunnen de kunststof buizen worden afgeleverd met een wagen die voorzien is van een laaden losinstallatie. PE buizen kunnen tot lengten van ca. 300 meter over het water of per spoor worden getransporteerd. 38 Straatriolering Handboek Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl

λ λ 0,10 – 0,09 – 0,08 – D:K = 20 0,07 – – 0,07 20 0,06 – – 0,06 30 0,05 – 0,045 – 0,04 – 0,035 – HYDRAULISCH RUW D:K = 200 0,03 – – 0,03 D:K = 50 – 0,05 – 0,045 – 0,04 D:K = 100 – 0,035 40 50 60 70 80 90 100 120 150 200 0,025 – D:K = 500 – 0,025 300 400 500 0,02 – 0,018 – 0,016 – 0,014 – D:K = 1000 D:K = 2000 D:K = 10 000 D:K = 5000 – 0,014 – 0,02 – 0,018 – 0,016 700 1000 1500 2000 3000 5000 0,012 – – 0,012 10 000 20 000 0,01 – | 103 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | | 8 9 104 | | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | | 8 9 105 | | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | | 8 9 106 | | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | | 8 9 107 Re Afb. 49. | – 0,01 – 0,10 – 0,09 – 0,08 D/k www.wavin.nl Straatriolering Handboek 39 LAMINAIR HYDRAULISCH GLAD D:K = 20 000 D:K = 50 000

7.3 Normen en richtlijnen Een overzicht van de betrokken normen, beoordelingsrichtlijnen en keuringseisen die zijn uitgegeven door respectievelijk NEN, KIWA en Gastec. Riolering NEN-EN 1329 Buizen en hulpstukken van onge plastificeerd PVC voor binnenrioleringen. BRL 52100 Buizen en hulpstukken van onge plastificeerd PVC voor binnenrioleringen. NEN-EN 1401 Buizen en hulpstukken van onge plastificeerd PVC voor buitenrioleringen. BRL 52200 Buizen en hulpstukken van onge plastificeerd PVC voor buitenrioleringen. NEN 7013 (BRL2007) Expansiestukken voor buizen van onge plastificeerd PVC voor binnehuisriolering. NEN-EN 12001-1 Buizen en hulpstukken van onge plastificeerd PVC voor afvoer van hemelwater. NEN-EN 1456-1 Buizen en hulpstukken van onge plastificeerd PVC voor rioolpersleidingen. NEN-EN 1519-1 Buizen en hulpstukken PE voor binnenhuisriolering. NEN 7060 Instortmoffen van ongeplastificeerd PVC. NEN 7033 Lijmen voor verbindingen in rioolleidingen van ongeplastificeerd PVC. NEN 7032 Stankafsluiters van thermoplastische kunststof NEN 7036 (BRL 1401/2) Geribbelde draineerbuizen van ongeplastificeerd PVC. NEN7080 (BRL 1404) Cilindrische moffen van thermoplastische kunststof met klikverbinding voor geribbelde draineerbuizen. BRL 2023 Lichtgewicht buizen en hulpstukken van PVC-U voor buitenriolering onder vrij verval. NEN 7057 (BRL 2021) Kolken, samengesteld uit onderdelen van kunststof en andere materialen NEN 7067 (BRL 2021/02) Kolken, definities, nominale afmetingen en functionele eisen. NEN 7088 Aansluitstukken van PVC-U voor buiten rioleringen (knevelinlaat) BRL-K-443/01 Hulpstukken van PVC met zettings capaciteit voor buitenriolering. NEN-EN 124 Roosters en deksels voor putten en kolken. ISSO 70.1 “Hemelwater binnen de perceelgrens” NPR 3218 Nederlandse praktijk Richtlijn 3218. Buitenriolering onder vrij-verval aanleg en onderhoud. 40 Straatriolering Handboek Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl

NTR 3216 Binnenriolering-richtlijnen voor ontwerp en uitvoering. Cur aanbeveling 51 Milieutechnische ontwerpcriteria voor bedrijfsrioleringen. Algemene normen voor kunstofleidingen NEN 2672 Richtlijnen voor de aanleg van leidingen van ongeplastificeerd PVC voor binnenhuisriolering. NEN 3213 Binnenriolering in woningen en woon–gebouwen. Ontwerp en aanlegeisen. NEN 3215 Binnenriolering in woningen. Eisen en bepalingsmethoden. NEN 3216 Binnenriolering in woningen en woon gebouwen. Eisen en bepalingsmethoden. NEN 7100 Richtlijnen voor de aanleg van drukwater installaties met buizen van PVC NPR 3218 Buitenriolering, aanleg en onderhoud. NPR 3221 Buitenriolering, onder over- en onderduk. Ontwerpcriteria, aanleg en onderhoud. ISO 3606 UPVC. Tolernaces on outside diameters and wallthicknesses. NEN-ISO 900 Kwaliteitsborging BRL-K-555/01 BEschermbuizen van PE bestemd voor kabels t.b.v. Telecommunicatioe. De normen NEN en EN zijn verkrijgbaar bij het NEN Postbus 5059, 2600 GB DELFT Telefoon (015) 2 690 390. Telefax (015) 2 690 190 De normen BRL zijn verkrijgbaar bij KIWA, postbus 70, 2280 AB RIJSWIJK, Telefoon (070) 4 144 400 www.wavin.nl Straatriolering Handboek 41

Notities 42 Straatriolering Handboek Tel.: +31(0)523 28 81 65 E-mail: info@wavin.nl

www.wavin.nl Straatriolering Handboek 43

1703 17-124 Bekijk ons uitgebreide assortiment op www.wavin.nl Duurzaam waterbeheer | Verwarmen en koelen | Water- en gasdistributie Riolering | Datacom © 2017 Wavin Nederland B.V. De in deze brochure opgenomen informatie is gebaseerd op onze huidige kennis en ervaring. Wij aanvaarden evenwel geen aansprakelijkheid voor de gevolgen van eventuele tekortkomingen hierin. Overname van delen van de inhoud is uitsluitend toegestaan met bronvermelding. Voor de meest actuele productinformatie, kijk op wavin.nl. Wavin Nederland B.V. J.C. Kellerlaan 8, 7772 SG Hardenberg | Postbus 5, 7770 AA Hardenberg | Tel. 0523-28 81 65 | Fax 0523-28 85 87 | www.wavin.nl | info@wavin.nl

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
Home


You need flash player to view this online publication