10

op één lijn 35 3e uitgave 2009 geïmplementeerd. De laatste stap is een gedegen evaluatie waarbij niet alleen het klinische effect wordt bekeken maar ook tevredenheid bij zorgverleners en patiënten, de implementatie en de kosten. Ook onderstaande zorginnovaties SGE zijn opgebouwd uit deze drie fases. Hierbij wordt of een totale probleemanalyse gedaan door alle stadia van de eerstelijnszorg, van mogelijke screening tot verwijzing, te onderzoeken (depressie) of er worden specifieke deelgebieden van zorg belicht en geanalyseerd. Zo richt Merijn zich nu voornamelijk op hoogrisico patiënten en het ‘preventieconsult’ en Joris kiest de ingang leefstijl en verandering daarvan bij diabetes mellitus patiënten. Alle relevante groepen hulpverleners en patiënten worden gevraagd naar hun ervaringen en getalsmatige analyses ondersteunen onze conclusies. Uit deze conclusies worden oplossingen samengesteld, wederom in overleg met de mensen in de praktijk, waarna het tijd is om het effect en de praktische bruikbaarheid van onze innovaties te bekijken. De drie genoemde innovaties bevinden zich nu nog in de eerste fase. Doordat deze innovaties naast elkaar lopen, leren we als onderzoekers ook van elkaar en er wordt dan ook veel samengewerkt. De onderzoekers gaan hieronder in op de meer specifieke kanten van hun innovaties. Zorginnovatie Cardiovasculair - Merijn Godefrooij In navolging van de zorginnovatielijnen depressie en diabetes mellitus ben ik sinds juni dit jaar werkzaam als onderzoeker op een nieuwe lijn: cardiovasculair risicomanagement. Hart- en vaatziekten behoren tot de belangrijkste doodsoorzaken in Nederland en zijn verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van onze zorgconsumptie. We weten dat er een aantal belangrijke risicofactoren is voor het krijgen van hart- en vaatziekten zoals roken, overgewicht, diabetes mellitus, een hoge bloeddruk of een hoog cholesterol. Het merendeel van deze risicofactoren is echter beïnvloedbaar. Door te stoppen met roken, meer te bewegen, af te vallen en gezonder te eten kan het risico dat een persoon loopt op het krijgen van hart- en vaatziekten, en daarmee toekomstig lijden, beduidend verminderd worden. In het najaar van 2008 is in gezondheidscentrum Woensel van SGE een bijzonder initiatief gestart door de zorgverleners uit dit centrum. Gezonde personen tussen de 40 en 75 jaar werden uitgenodigd om deel te nemen aan een ‘preventieconsult’. Deelnemers werden gevraagd een korte gezondheidsvragenlijst in te vullen. Wanneer op basis van hun antwoorden een verdenking op een verhoogd risico bestond, werd aanvullend onderzoek verricht. Voor alle deelnemers werd een inschatting gemaakt van hun risico op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten. Op basis van dit risico kregen zij adviezen voor aanpassing van hun leefstijl. Wanneer nodig werden patiënten doorverwezen naar hun eigen huisarts voor behandeling.De uitkomsten van dit preventieconsult waren verrassend: er werden ruim 1700 patiënten uitgenodigd om deel te nemen, en 75% van hen deed dat. Bij 1 op de 9 personen die een vragenlijst 10 invulden, en bij 1 op de 5 personen die naar de praktijk kwamen voor aanvullend onderzoek werden één of meer risicowaarden gevonden waarvoor een behandeling noodzakelijk is volgens de huidige NHG-richtlijnen. Zowel de opmerkelijk hoge respons als het grote aantal gevonden afwijkingen pleiten voor een meerwaarde van het preventieconsult in de huisartsenpraktijk. Dit preventieconsult dient als basis voor de ontwikkeling van onze zorginnovatie. Op dit moment ben ik de uitkomsten van het uitgevoerde preventieconsult nader aan het analyseren. Daarnaast vinden we het belangrijk om de ervaringen van de zorgverleners en de patiënten die aan het project hebben deelgenomen in kaart te brengen, zodat we van hun ervaringen kunnen leren. Was het preventieconsult in deze vorm praktisch uitvoerbaar? Wat ging er goed, maar vooral ook: wat zou er een volgende keer echt anders moeten? Daarnaast zijn we benieuwd naar de motivaties die patiënten hadden om ervoor te kiezen wel of juist niet deel te nemen aan het preventieconsult. Welke patiënten spreekt het vooral aan? En wie niet en waarom niet? Door antwoord op deze vragen te krijgen, hopen we een aantal aanbevelingen te kunnen doen om het preventieconsult nog verder te kunnen verbeteren, zodat het in de toekomst ook door andere geïnteresseerde praktijken binnen SGE gebruikt kan gaan worden. Zorginnovatie diabetes mellitus – Joris Linmans Type 2 diabetes mellitus (T2DM) is een van de meest uitdagende ziektebeelden van de huidige tijd. Wereldwijd groeit het aantal patiënten met de aandoening snel door vergrijzing, groei van de samenleving, urbanisatie, obesitas en verminderde lichamelijke activiteit. De verwachting is dat het aantal patiënten wereldwijd zal stijgen van 171 miljoen in 2000 naar 366 miljoen in 2030. Studies (zoals de Finnish diabetes prevention study en US diabetes prevention program) hebben aangetoond dat door leefstijlprogramma’s het risico op het krijgen van T2DM drastisch verminderd wordt tot een risicoverkleining van wel 58%. Echter zien we dit niet terug in de dagelijkse praktijk. Maar waarom is dit? Werken deze leefstijlprogramma’s wel in de dagelijkse huisartsenpraktijk? Ligt het aan de mensen zelf? Hoe is de zelfkennis van de patiënt? Schieten de hulpverleners tekort? Of is het van alles een beetje? Als onderdeel van de probleemanalyse, zijn we het effect van de huidige zorg die geleverd wordt binnen SGE aan patiënten met T2DM op gewicht en beweeggedrag aan het onderzoeken. Rick Bekkers, WESP, heeft hier al eerder over geschreven in Op Eén lijn 34. De exacte cijfers zijn nog niet bekend maar het is ons al wel duidelijk dat de huidige zorg geen dalend effect heeft op het gewicht en dat mensen niet meer zijn gaan bewegen. Als we dezelfde resultaten willen boeken in de praktijk zoals in de grote studies (Finnish-DPS, US-DPP), zal er echt iets moeten veranderen in de eerstelijns zorg voor patiënten met T2DM.

11 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication