0

CAPHRI School for Public Health and Primary Care op één lijn 40 onderwijs Vakgroep Huisartsgeneeskunde | Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML)

Colofon Inhoudsopgave Oplage 2100 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Ria Lumeij, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep huisartsen Limburg en Brabant, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@hag.unimaas.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Océ Business Services, Maastricht, OBS 7654 Fotografie Foto pagina 3 en 4 gemaakt door Sasha Ruland Foto pagina 5 gemaakt door Aktiefoto (Aktiefoto.nl) Foto pagina 12 is genomen tijdens een groot internationaal congres getiteld "In Vitro Diagnostics Technology and Industry Summit 2011" in Shanghai, China. De Maastrichtse Hoogleraar Geert-Jan Dinant hield daar ook een lezing over innovatieve point of care diagnostiek in de eerste lijn. Foto pagina 19 gemaakt door Luc Lodder Deadline volgend nummer 28 oktober 2011, Thema 'Verlies & rouw' © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers Maastrichts Mooiste en snelste huisartsen – Priska Israel Ik ben een psychiatroïd – Diederd Kronjee Onderwijs Volop in beweging – Laury de Jonge Derdejaars patiëntcontacten vernieuwd – Caroline Stefens en Ben van Steenkiste Coschap op de schop – Katrien Boots Opleiden van een co door een aios – Petra Steeghs Polyfarmacie Interventie Limburg (PIL); procesevaluatie – Nadinè Visker Samen-scholen – Yvonne van Leeuwen Post-doc onderwijs – Voorlopige resultaten marktonderzoek Medewerkers Stellen zich voor Ria Huijgen Koolen – gedragswetenschapper Paul Schrijver – HAB Jaar 1 Birgit Spoorenberg – HAB (in spé) Acute blok Eva van Eerd – AIOTHO Hanneke Hamers – docent en huisarts in Maastricht Onderzoek De Maastricht Studie – Roelf Norg Uitkomsten Diabetes Monitor – Lieke Raaijmakers Nieuws uit Caphri – Aankondiging Onderzoekers Caphri/Huisartsgeneeskunde in de prijzen Voor u geschreven in Maastricht – Jelle Stoffers Gepromoveerd – Wemke Veldhuizen Huisartsopleiding AIOS referatendag – Frans Schmeetz Nieuws uit de Huisartsopleiding – Jean Muris Ex-aios: hoe vergaat het ze? – Margot Franssen en Coen Bruijns Knäckebröd aan de Maas – Ingrid van der Heijden Touch and go – Felix Punt Gezondheidsrechterlijke kwesties: mag een arts een patiënt weigeren of uit de praktijk zetten? – Arie de Jong 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 12 13 13 14 14 15 16 17 19 19 20 21 22 24 25 26 28 30 2

op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Van de redactie Robijn als wachtverzachter Ja, u leest het goed: een wacht-verzachter. Ik hoorde de term van een praktijkassistente wat sloeg op een digitaal informatiescherm voor patiënten in de wachtkamer. Op één Lijn kan hetzelfde doel dienen, maar dan bedoeld voor de huisarts. Wachten op nieuws, op informatie of op feedback. En Robijn is naast een wasmiddelenmerk, ook een benaming voor een 40 jarig bestaan, of zoals in ons geval, de 40e editie. Vergezocht? Ongetwijfeld, maar dan moet u maar bedenken dat ik dit schrijf terwijl het 32 graden is en mijn airco-op-wielen voortijdig vakantie viert bij de Facilitaire Dienst. De vorige keer vertelde ik u over onze vermeende agorafobie en dat wij een marktonderzoek gingen starten onder huisartsen. Momenteel hebben we een paar honderd enquêtes terug (de reminder loopt nog). We zijn verheugd te zien dat het merendeel van u (85% momenteel) ons blad “Op één Lijn” kent. Of u alles leest, weten we niet, maar we beschikken in elk geval over een bekend medium. Blijf de vragenlijsten terug sturen. Hoe meer respons, hoe beter. Wat wilt u van ons en wat niet? Welke relatie gaan wij in de toekomst met elkaar krijgen? Bent u nu klant van ons, leverancier of beide? Of wilt u onze – al dan niet premature – relatie beëindigen? In dat laatste geval zullen we huisarts mr. Arie de Jong eens vragen of dat zomaar mag?! Wat wij als vakgroep willen, is een betere relatie met het totale huisartsenveld in onze academische regio. Dat betekent vooral dat we ons nog meer gaan richten op huisartsen die nog niets met ons doen. Wie zijn dat, hoe komt dat en wat willen ze? Om ons te helpen bij het uitzetten en uitwerken van een nieuwe koers, gaat de vakgroep samenwerken met de Service Science Factory (SSF). De SSF is een academische werkplaats binnen de universitaire gemeenschap die op multidisciplinaire wijze tracht om innovatieve oplossingen te bieden voor bestaande problemen. Hoofden Job Metsemakers (vakgroep Huisartsgeneeskunde) en Jean Muris (Huisartsopleiding) gaan hier één lijn in trekken. Vanaf 12 september zal dit project gedurende 8 weken lopen. Ondergetekende neemt zitting in die projectgroep. Zoals het een goed zomernummer betaamt, is er volop nieuws over onderwijs in het basiscurriculum, zowel over Jaar 3 als het coschap. Sectorhoofd Laury de Jonge leidt het onderwijsdeel zelf in. Verder: veel nieuwe medewerkers, vooral bij de Huisartsopleiding. Meer aios betekent immers ook meer onderwijs en meer docenten. Uit het lopend onderzoek deze keer wat minder wervende stukjes. Wel resultaten: publicaties (Jelle), een promotie (Wemke), een eindrapportage (diabetesonderzoek) en een grote regionale studie wordt nader belicht: de Maastricht Studie (Roelf). De WESP-en lijken ook last te hebben van de hitte: alleen Nadinè Visker wist op de valreep een stukje over haar onderzoek bij de PIL studie te voltooien. Tot slot de Huisartsopleiding. Hoofd Jean Muris vertelt over de verwetenschappelijking van de Huisartsopleiding en welke initiatieven daarvoor zijn gestart. In het kader van die wetenschap past ook de aios referatendag heel goed. We waren weer blij met de hoge kwaliteit! Naast oer-Hollandse aios hadden we ook een groep Zweedse aios op bezoek. Zweden, EU, Europa: niet veel verschil zou je denken. Laat je verrassen door de prima samenvatting gemaakt door Ingrid van der Heijden. En: niet alleen Arie is terug, maar ook Felix (letterlijk), gelukkig maar. Zij geven het vleugje ‘extra’ aan dit nummer. Net zo als de meer algemene stukjes over hardloopwedstrijd Maastrichts Mooiste (Priska) en de huisarts die op een andere stoel ging zitten (Diederd) en die nu zijn stoel in de huisartspraktijk misschien deels terug wil. Bestaat er zoiets als “Thuis-artsgeneeskunde”? Een fijne vakantie gewenst, ik kom ook graag weer (bij u) terug! Babette Doorn 3

op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Van de voorzitter Ontwikkelingswerk in Den Haag? DOOR JOB METSEMAKERS, VAKGROEPVOORZITTER EN HUISARTS IN GEULLE Op vrijdag 10 juni 2011 overleed op 78-jarige leeftijd Barbara Starfield. Hoogstwaarschijnlijk overleed ze aan een hartaanval tijdens het zwemmen in haar zwembad in Californië. Voor velen zal de naam Barbara Starfield onbekend zijn, zelfs als ik erbij vertel dat ze kinderarts was, en universiteitshoogleraar aan de Johns Hopkins University Bloomberg School of Public Health and School of Medicine in Baltimore, USA. Barbara Starfield heeft zeer veel onderzoek verricht naar de relatie tussen de organisatie van de gezondheidszorg en de uitkomsten van die zorg. Ze heeft, samen met anderen, keer op keer de effectiviteit aangetoond van een goed georganiseerde eerstelijn met een sterke huisartsgeneeskundige kern. Prima zorg tegen lagere kosten dan gezondheidszorgsystemen waar directe en vrije toegang tot orgaanspecialisten bestaat. Bovendien liet ze zien dat in een dergelijk systeem de burgers ook gelijke toegang tot zorg hadden, en de gezondheidszorg op tal van indicatoren ook beter scoorde als de eerstelijn goed ontwikkeld was. Deze boodschap bleef ze ondanks haar hoge leeftijd uitdragen op veel congressen en bijeenkomsten. Ze leek een fragiele dame, maar ze was zeer helder in haar boodschap die ze aan politici kwam vertellen maar ook aan huisartsen die steun nodig hadden. Ze daagde de huisartsen uit vooral te blijven vechten voor die sterkere eerstelijn met een huisartsgeneeskundige kern, maar benoemde ook de bedreigingen binnen de huisartsgeneeskunde. Ze waarschuwde bijvoorbeeld voor versnippering van zorg door specialisaties in de separate zorgketens voor Diabetes, COPD, Hartfalen ed. Voor veel landen met een zorg die nog sterk gebaseerd is op specialisten en ziekenhuizen, was en is haar boodschap belangrijk. Roemenië is zo’n land. In Roemenië heeft onze vakgroep bijgedragen aan de ontwikkeling van de huisartsgeneeskunde en vooral aan de versterking van de wetenschappelijke ontwikkeling. De huisartsen in Roemenië staan er slecht voor nu er bezuinigd moet worden in alle sectoren van de maatschappij. Het contract van de regering met de huisartsen moest per 1 juni opnieuw afgesloten worden, en kende weer een daling aan inkomsten. In drie jaar tijd hebben de huisartsen 45% inkomen moeten inleveren. Ze weigerden het contract te ondertekenen. Dat betekende dat patiënten de zorg persoonlijk moesten betalen. Gelukkig steunden de patiënten hun huisartsen en konden deze na 10 dagen een iets minder slecht contract afsluiten. Maar wij hebben toch geen Barbara Starfield nodig met onze sterke eerstelijn en goed georganiseerde huisartsgeneeskunde? Wij hebben de laatste jaren toch onze positie bevestigd gezien in allerlei notities maar ook in de centrale rol in de ketenzorg, de zorgprogramma’s, de transmurale zorg? Akkoord, de minister wil een flink bedrag bezuinigen zonder goede argumenten, maar het is nog geen wegbezuinigen van de huisartsgeneeskunde. Laat er geen misverstand over bestaan dat ik de verbijstering daarover van de LHV en mijn collega huisartsen heel goed begrijp. Maar de minister doet nog iets anders wat helemaal niet uit te leggen is. Iets, wat ik ook nauwelijks kan beschrijven zonder me te verbazen over de stupiditeit van de redenering. De minister knipt de mens op in een somatisch deel en een psychisch deel en zet daarmee de klok 10-20 jaar terug. Wij hebben ons stapsgewijs meer geschoold in de onder kenning van psychische klachten en in de diagnostiek. We weten nu beter de weg in het netwerk van psychische hulpverleners. Daarnaast hebben we dergelijke zorgverleners aan de praktijk toegevoegd. Langzaam hebben we bij onze patiënten die denkbeelden over een scheiding tussen lichaam en geest verminderd. Laten we ook hopen dat het stigma van een psychische of psychiatrische aandoening iets verbleekt is geraakt. Dit ging allemaal beter tot goed, totdat onze huidige minister kwam. Iemand die keihard onderscheid maakt tussen somatische en psychiatrische aandoeningen met de boodschap dat je voor de behandeling van deze psychische en psychiatrische aandoeningen flink de eigen beurs moet trekken. Welke Barbara Starfield kunnen we nu inroepen voor dit ontwikkelingswerk in Den Haag? Is kortzichtigheid nu een somatische of een psychische aandoening? 4

op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Hardloopwedstrijd Maastrichts Mooiste ‘Waar zijn de huisartsen?!’ DOOR PRISKA ISRAEL, DE ENIGE DAME IN HET HAG BEDRIJVENTEAM vlnr. Joost, Priska, Paul, Jochen, Gerrit-Jan en Philippe ‘Waar zijn de huisartsen?!’ Dat gonsde door het publiek totdat het uiteindelijk ook ons bereikte. Wij, de leden van het HAG bedrijfsteam, die al moe en voldaan richting terras waren vertrokken voor de napret. Alwéér, want ook vorig jaar waren we de prijsuitreiking van Maastrichts Mooiste nèt niet mis gelopen. We zijn opnieuw derde geworden! Met dank aan onze snelle jongens: Robert Willemsen, Jochen Cals, Gerrit-Jan Lonkhuyzen en Philippe Hoogsteder. Philippe is nog maar net begonnen met hardlopen en dat belooft erg veel voor onze toekomst. Gerrit-Jan is de stand-in voor Geert-Jan Dinant, die ons dit keer met zijn vrouw, zijn zonnebril en zijn snelle fiets door de prijsuitreiking en fotoshoots heen loosde. Joost Dormans is in één jaar van de 5 naar de 15 km doorgerend! Paul Ram liep, na zijn papieren metamorfose in een 63 jarige vrouw, een prima tijd, nog voor zijn verjaardag. En ik was ook trots op mezelf. We deden dit jaar op zondag 12 juni alleen met één team voor de 15 km mee. Ondanks een emailcampagne en een extra mogelijkheid om niet alleen de 5 en de 15 maar ook de 10 km te kunnen rennen: we bleven met een team van zeven deelnemers. Er kwamen wel veel spijtbetuigingen in mijn mailbox. Het was een mooie dag. ’s Ochtends was er nog een fris windje. We verzamelden ons in de voormalig Platte Zoal, en veranderden in het HAG-team. Na het startschot verspreidden wij ons snel voor en binnen het peloton, in de achterhoede wisselden we nog wat zinnen uit en daarna liep ieder zijn eigen loop, met een laatste ‘high five’. Wij vonden elkaar zweterig en blij terug na de finish! Het was warm. Het was wat stiller, mede door allerlei andere leuke Pinksteractiviteiten. Maar het was ook weer heerlijk. Lekker lopen, prachtig parcours om Maastricht uit- en in te lopen. Dwars door Chateau Neercanne en de Muizenberg op. De eindspurt en/of laatste loodjes over de Maastrichtse kinderkopjes waren wat veel van het goede. Over de eindstreep waren daar ineens nog veel meer hijgerige huisartsen die zich al dan niet achter andere logo’s verschuilden, maar graag hun ervaringen met ons deelden. Erg aangenaam en aan te bevelen: voelen dat je leeft in gezelschap van deelgenoten. Verlanglijstje voor volgend jaar: iedereen doet gewoon weer met ons mee! En wie niet mee rent, die juicht ons toe. We willen graag nieuwe shirts: singlets gezien het warme lenteweer in een opvallender kleur dan donkerblauw. Misschien kunnen we een HAG-kleur-verkiezing houden? 5

op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Huisarts op een andere stoel ‘Ik ben een psychiatroïd’ DOOR DIEDERD KRONJEE, ALGEMEEN ARTS MONDRIAAN Ik ben een psychiatroïd: een arts met psychiatrische belangstelling. Ik vind het uitdagend als de problemen van de patiënt gecompliceerd zijn. De patiënt met wie het moeilijk praten is, die meerdere symptomen en gezondheidsproblemen heeft of niet doet wat er van een patiënt verwacht wordt. Ik wil mij niet specialiseren in een discipline, bijvoorbeeld psychiatrie. Maar ik wil wel deskundig zijn in de kennis over en de omgang met de psychiatrische patiënt. Ik werkte tot voor kort in de academische huisartsenpraktijk MCWK in Kerkrade. Sinds een aantal maanden werk ik in het algemeen psychiatrisch ziekenhuis (APZ) Mondriaan in Heerlen. Dit ziekenhuis heeft ruim 300 bedden, voor zowel acute en kortdurende opname als langdurig verblijf. Op hetzelfde terrein staan ook klinieken voor kinderen en jeugd, forensische psychiatrie en verslavingszorg; ook daarvan zie ik patiënten. Mondriaan neemt huisartsen in dienst, maar als een huisarts alleen maar werkt in een APZ verliest hij uiteindelijk zijn registratie. En van een algemeen arts werkzaam in de psychiatrie bestaat (nog) geen officiële registratie. Het werk is wel vergelijkbaar met dat van een huisarts in een praktijk. Ik ben de somatische eerstelijn in het APZ. De patiënt kan zelfstandig met mij een afspraak maken. Verpleegkundigen, arts-assistenten en psychiaters kunnen de patiënt naar mij verwijzen of met mij overleggen. Op sommige afdelingen loop ik op een vast tijdstip visite, op andere kom ik zo nodig. De consulten betreffen meestal een kleine kwaal of een symptoom van een chronische aandoening. Maar er zijn ook belangrijke verschillen. Ik zie geen baby’s en kleuters. Het aantal consulten op één dag en de kans op spoedeisende consulten zijn veel minder groot dan in de praktijk. Ik moet kennis hebben over psychiatrische ziektebeelden en hun behandeling. En ik raak steeds meer deskundig op het gebied van bejegening en somatische comorbiditeit van de psychiatrische patiënt en van somatische bijwerkingen van psychofarmaca. Het werk bevalt erg goed, maar ik mis wel de dynamiek van de huisartspraktijk. Daarom wil ik een aantal dagdelen blijven werken in de huisartsenpraktijk. Als bijkomend voordeel behoud ik dan ook mijn registratie als huisarts. Beschouw mij dus niet verloren voor het vak van huisarts, maar als verrijking door mijn werk met psychiatrische patiënten, een groep die in menige huisartsenpraktijk als moeilijk wordt ervaren. 6

op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Vanuit het onderwijs Volop in beweging DOOR LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM GENEESKUNDE HAG & HUISARTS IN ELSLOO We zijn volop in beweging. Het aantal onderwijsrollen waarvoor we als vakgroep gevraagd worden neemt nog altijd toe. Gelukkig groeit het aantal docenten dat zich beschikbaar stelt voor het basiscurriculum ook. De huisartsdocent is geliefd, breed inzetbaar en van vele markten thuis. Die multi-inzetbaarheid ondervond ik als observator bij de vaardigheidstoets, waarbij ik me voorbereid had om de communicatieve vaardigheden van vijfdejaars studenten te beoordelen. Vanwege uitval van een collega observator, gaf ik uiteindelijk feedback over de plaats van de proeven van Brudzinski in het neurologisch onderzoek. Brede inzetbaarheid is praktisch en flexibel, maar tegelijker tijd moeten we nadenken of de rollen en taken ook passen in onze visie. Bij grote veranderingen, zoals de huidige curriculumherzieningen op bachelor en master niveau, is het cruciaal te weten waarvoor wij staan. Welke essentiële concepten wil de vakgroep huisartsgeneeskunde brengen in het onderwijs in het basiscurriculum? Natuurlijk kunnen huisartsdocenten medische kennis brengen over diagnostiek en behandeling van kortdurende aandoeningen, over klinisch redeneren onderbouwd met kennis en achtergronden van het therapeutisch proces. Vanzelfsprekend doceren we communicatieve vaardigheden met specifiek focus op vraagverheldering, patiëntgerichtheid en educatie. Maar hoe waarborgen we het concept contextuele geneeskunde, de levenslange episode, in het medische onderwijs? Op welke manier verankeren we kennis over de poortwachterfunctie van de huisarts, de positie en rol van de huisartsvoorziening in de eerste lijn? Met deze concepten in het achterhoofd worden er vanuit de sector onderwijs nieuwe onderwijsactiviteiten ontwikkeld. Dat vereist veel van de vaardigheden van de bedenkers. Zeer actueel is de herziening van de patiëntcontacten in het derde jaar van de geneeskunde opleiding. Caroline Stefens en Ben van Steenkiste schrijven hierover. In plaats van het sturen van studenten naar de praktijken, overwegen we nu om patiënten uit de eerstelijn te werven om als ervaringsdocent naar Maastricht te komen. 7 Katrien Boots, coördinator coschap, vergelijkt het vormgeven van het nieuwe eerstelijns coschap met acrobatiek: het vinden van balans tussen het gebruik maken van beproefde modellen en nieuwe inzichten. Ook in het praktijkonderwijs is er plaats voor vernieuwing. Zo begeleidde en beoordeelde Petra Steeghs als AIOS een coassistent tijdens de laatste maanden van haar huisartsopleiding. Bij al die activiteiten blijven we nadenken in hoeverre de aangeboden stof aansluit bij de behoefte van de student en of de beoogde leerdoelen wel goed uit de verf komen. Hiervoor zijn goede evaluaties onontbeerlijk, en ook dat doen we graag en zorgvuldig. Vernieuwing vergt beweging!

op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Basiscurriculum geneeskunde Patiëntcontacten huisartsgeneeskunde jaar 3 DOOR CAROLINE STEFENS EN BEN VAN STEENKISTE, DOCENTEN BACHELORONDERWIJS In jaar 3 van het basiscurriculum geneeskunde zijn de huisartspraktijkcontacten weggevallen. Hierdoor maken studenten in hun bachelorfase alleen contact met patiënten in de tweede lijn op zogenoemde onderwijspoli’s. Dit wordt door de vakgroep en de studenten1 als een gemis ervaren. De huisartsgeneeskunde is immers een heel andere tak van sport dan tweedelijns geneeskunde: de context is belangrijker, niet iedere patiënt die komt heeft daad werkelijk iets, veel klachten gaan ook vanzelf over, enzovoorts. Doordat die derdejaars studenten nu niet meer in de huisartspraktijk komen, missen ze deze belangrijke verschillen. Daarnaast krijgen ze ook niets meer mee van de organisatie- en samenwerkingaspecten in de huisartspraktijk die wezenlijk anders zijn dan in de tweede lijn. De studenten hebben bovendien in de evaluatie aangegeven, dat het zien van patiënten bij de huisarts een meerwaarde heeft. Tijd voor actie dus! Binnen het cluster abdomen in jaar 3 gaan we dit jaar een nieuwe variant van eerstelijns patiëntcontacten introduceren. De bedoeling is om de derdejaars geneeskundestudenten met de presentatie van verschillende aandoeningen (in dit geval chronische buikaandoeningen) uit de huisartspraktijk kennis te laten maken. Hierbij vormen de patiëntcontacten het startpunt van het leerproces. De studenten worden naar aanleiding van deze contacten geprikkeld tot het formuleren en uitdiepen van leerdoelen op zowel medisch inhoudelijk als organisatorisch (kwaliteit van zorg) gebied. Contact met ‘echte’ patiënten is belangrijk, liefst al vanaf de start van de opleiding tot aan het behalen van het basisartsdiploma. Deze opdracht uit het raamplan wordt door de universiteiten verschillend ingevuld. Zo zijn er demonstraties van patiënten voor een volle collegezaal (Groningen) en wordt er geëxperimenteerd met live uitzendingen vanuit de spreekkamer (Utrecht). Wij sluiten aan bij reeds bestaande begeleide patiëntcontacten (BPC) van het Skillslab die bedoeld zijn ter voorbereiding op de patiëntcontacten op de onderwijspoli. Met name anamnese en lichamelijk onderzoek staan hierbij centraal. We hebben contact gezocht met het Skillslab en hieruit is een verdere samenwerking voortgevloeid en ontstond er een gecombineerd Skillslab/HAG contact. Hierbij is een ‘echte’ patiënt aanwezig. Tijdens het eerste deel van dit contact zullen de studenten onder begeleiding van een Skillslabdocent leren om een goed gestructureerde anamnese en lichamelijk onderzoek bij de patiënt af te nemen. Naar aanleiding hiervan zal er een differentiaal diagnose gevormd worden. Het tweede deel van het contact zal door een huisarts begeleid worden en hierbij zal er verder ingegaan worden op diagnostiek, behandeling en beloop van de aandoening, waarbij ook een duidelijk accent op zorgaspecten zal komen te liggen. Naar aanleiding hiervan worden er een aantal leerdoelen geformuleerd welke nabesproken zullen worden in de hiervoor bestemde basisgroep met de eigen coach. Mocht u als huisarts na het lezen van bovenstaande tekst denken dat u nog geschikte patiënten weet voor het zojuist beschreven onderwijs (we zijn nog op zoek naar patiënten en ook Engelstalig sprekende patiënten zijn meer dan welkom) aarzel dan niet om contact op te nemen met ons voor meer informatie. Dat kan via het secretariaat onderwijs. Deze pilot zal starten in september 2011 (academisch jaar 2011-2012) en zal na afloop vanzelfsprekend kritisch worden geëvalueerd. Als deze pilot goed wordt geëvalueerd, dan zal bij de overige planningsgroepen van jaar 3 de behoefte gepeild worden om een dergelijk contact in elk cluster van jaar 3 (abdomen, bewegingsapparaat, circulatie/ longen, psychomedisch) in te bouwen. We zijn benieuwd! 1 En door u als huisarts ook, zo bleek de enquête (redactie) 8

op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Leren in één grote lijn Coschap op z’n kop DOOR KATRIEN BOOTS, COöRDINATOR COSCHAP HUISARTSGENEESKUNDE EN HUISARTS IN MAASTRICHT De coschappen gaan ‘op de schop’ … de klinische stages zoals we ze kennen maken op dit moment capriolen aan een rekstok, draaien rondjes, verliezen, ondersteboven hangend, wat ballast uit hun zakken, de grotere zaken blijven in de voering steken en gaan niet verloren. De rondjes gaan sneller, de vlucht wordt hoger... er is ruimte voor dromen en wensen, uitzicht op een blauwe lucht met een witte wolk die nog helemaal gevormd kan worden: maken we er een prins van of een draak? Het coschap huisartsgeneeskunde is nu een tienweekse stage, waarin er wekelijks een facultaire terugkomdag is, begeleid door een huisartsbegeleider. In de huisartspraktijk – de stageplaats – leert de student op patiëntgebonden wijze: van patiënt naar boek, van praktijk naar de theorie erachter. De huisartsopleider heeft hierbij een belangrijke rol als leermeester. Reden om aan de rekstok te willen hangen is de wens om de masterfase van de geneeskundeopleiding vanaf september 2012 een breder en ‘longitudinaler’ aspect te geven. Hierbij wordt als het ware in één grote lijn geleerd en niet in kleine losse vakken zoals nu. De student zal langere tijd op eenzelfde stageplek blijven dan nu het geval is, wat de diepgang in het leerproces ten goede zal komen. De coschappen zullen samengaan in vijf grote clusters, die elk zo’n 14 weken zullen duren en die een vaste volgorde zullen krijgen: alle studenten doorlopen de masterfase dan volgens hetzelfde spoor. Binnen deze clusters zal er aandacht zijn voor leerplannen en portfolio’s. De diverse competenties die in het raamplan zijn vastgelegd (ook wel ‘rollen’ genoemd in de basisopleiding) zullen niet meer per vakgebied aangeleerd en getoetst worden, maar uitgesmeerd worden over de hele masterfase en verdeeld worden over de vijf te vormen clusters. De competentie ‘wetenschapper’ bijvoorbeeld, kan de nadruk krijgen in het cluster ‘beschouwend’ en daar in een bepaalde vorm getoetst worden en de competentie ‘communicator’ kan in een eerstelijns cluster sterker neergezet worden. Dit wil overigens niet zeggen dat communiceren niet meer nodig is in de andere clusters of dat de student mag vergeten hoe hij een referaat maakt wanneer deze opdracht eenmaal is afgevinkt. Huisartsgeneeskunde zal een zeer belangrijk deel uitmaken van het ‘eerstelijns cluster’. Hierbij is de huisartspraktijk de ideale plaats om de student veel en diverse ziektebeelden te laten zien en het scala aan eerstelijns behandelingen. Diverse (tweedelijns) disciplines spelen medisch-inhoudelijk daarbij een rol en er is veel communicatie nodig tussen de diverse disciplines. Het is een uitdaging om buiten het bekende pad van de tienweekse huisartsstage te durven stappen en een nieuwe weg te kiezen: hoe leert een student optimaal in een eerstelijns setting? Hoe groot is de waarde van ‘meekijken’ met een huisartsopleider of (eerstelijns) zorgaanbieder? Wat kan de waarde van werken met beeldmateriaal zijn? Welke lijnen en samenwerkingsverbonden worden er gezocht? Op dit moment werken we samen met de planningsgroep van sociale geneeskunde om een eerstelijns cluster vorm te geven, waarbij er gezocht wordt naar een manier om deze twee disciplines in de juiste verhouding te laten integreren, zonder dat we vervallen in ‘knippen en plakken’. We draaiden al wat rondjes aan de rekstok, lieten onderweg wat vallen en hielden onze ‘core business’ vast in onze zakken. Vervolgens keken we naar de competenties zoals die in het raamplan staan en gaven aan welke competenties wij extra willen belichten. Op dit moment maken wij een begin met het kijken naar de inhoud en de onderwijsvormen die we hierbij willen gebruiken. Een noodzakelijk kwaad is uiteraard de logistiek, want rondjes draaien en staren naar de blauwe lucht mag, maar het moet wel haalbaar zijn. De kunst is om niet na wat rondjes aan de rekstok stil te vallen, naar de grond te kijken en weer op te willen pakken wat er uit zakken viel, omdat dat zo vertrouwd is, maar om naar de lucht te kijken en de prins in de wolk te zien. Op z’n kop is ook: kijk omhoog! 9

2e uitgave 201 1 AIOS als opleider van een co: werkt dat? DOOR PETRA STEEGHS, OUD AIOS NU WAARNEMEND HUISARTS In de kliniek is het zeer gebruikelijk dat geneeskunde studenten in alle fases van hun opleiding (en zeker in de coschappen) begeleid en beoordeeld worden door een arts al dan niet in opleiding tot specialist (AIOS/ANIOS). Tot voor kort werd de coassistent in de huisartspraktijk uitsluitend begeleid door de huisarts. Momenteel zijn aan verschillende faculteiten (onder andere Rotterdam en Utrecht) initiatieven opgestart waarbij de huisarts in opleiding (=AIOS) een rol speelt in de begeleiding en beoordeling van de coassistenten. Het opleiden van coassistenten door de AIOS in de huisartspraktijk biedt een aantal kansen. Ten eerste heeft de AIOS op deze manier de mogelijkheid om onder supervisie kennis te maken met het geven van onderwijs, hetgeen aansluit bij de competentiedomeinen en eindtermen van de huisartsopleiding. Ten tweede kan het positieve leerklimaat een aanzet zijn tot verdere ontwikkeling van de opleidingspraktijk, waarbij zowel AIOS als coassistenten opgeleid worden terwijl tegelijkertijd de huisartsopleider ontlast wordt. Ten derde biedt het superviseren van het geven van onderwijs ook de ervaren opleider een mogelijkheid zich verder te bekwamen. Petra Steeghs begeleidde enkele weken geleden als eerste Maastrichtse AIOS een coassistent. We vroegen haar naar haar ervaringen. Bij toeval werd in mijn derdejaars opleidingspraktijk een coassistent geplaatst, hoewel er eigenlijk ruimtegebrek was. Vanuit dit gegeven ontstond het idee om de situatie als pilot te gebruiken met het volgende doel: het begeleiden van de coassistent tijdens het coschap huisartsgeneeskunde door de AIOS huisartsgeneeskunde, dit alles onder supervisie van de opleider. Geen nieuw idee overigens, al eerder beproefd, maar nog niet in onze praktijk. Deze vraag kwam dus bij mij, waar ik met al m’n enthou siasme meteen ja tegen zei. De twijfel kwam natuurlijk later: ben ik bekwaam genoeg om de coassistent te begeleiden in zijn/haar leerproces? Hoe doe je dat eigenlijk opleiden? Weet ik wel genoeg, ik ontbeer nog de echte praktijkervaring? Toch wel een beetje eng zo’n pottenkijker! Het meest in het oog springend was de grote hoeveelheid tijd die ik besteedde aan de begeleiding. Doorlezen van 10 het portfolio, leergesprekken, soepels beoordelen en dan de daadwerkelijke beoordelingen invullen en je eigen motivatie bespreken. Dit moeten benoemen maakt je heel bewust van je verwachtingen ten aanzien van een toekomstige collega, in hoeverre je rekening houdt met iemands sterke en zwakke punten, mogelijke allergieën. Misschien nog belangrijker, je houdt jezelf een spiegel voor. Mijn grote voordeel was dat de laatste 3 maanden van mijn opleiding waren aangebroken, waarbij ik veel ruimte kreeg om mijn eigen plan te trekken, en mijn eigen leerproces in de afrondende fase zat, zonder noodzaak van intensieve leergesprekken. Daarbij kende ik de praktijk en de patiënten. Ik heb de tijd kunnen nemen voor de coassistent en het gevoel gehad dat ik haar het mooie van het vak heb laten ervaren. Ten aanzien van het leerproces zal elk individu waarschijnlijk op een andere manier geprikkeld moeten worden. Ik had erg de neiging om lacunes zelf in te vullen en een consult af te ronden, het over te nemen van de coassistent. Dit stapje terug moeten doen en gericht zijn op wat de ‘student’ op dit moment van mij nodig had, is een heel andere manier van werken in de spreekkamer. Als de constructie verder invoering vindt in het basiscurriculum van de huisartsopleiding, dan zou het fijn zijn om hierin onderwezen te worden. Al met al heeft deze pilot mij geleerd te reflecteren op het eigen en andermans handelen, te delegeren en het vak door de bril van een ‘buitenstaander’ te bekijken en een bepaalde verwondering die voor mij al normaal was geworden, opnieuw te beleven. Ik heb het ervaren als leuk en leerzaam en zeker niet meer eng. Voor de toekomst kan ik de constructie warm aanbevelen. Aandachtspunten: • Begeleiding alleen in deze constructie als de AIOS er zijn/haar hoofd vrij voor heeft. Als het leerproces van de AIOS nog veel inspanning vergt, is het niet haalbaar om ook de coassistent voldoende tijd te geven • • Tijdstip van begeleiding bij voorkeur in de laatste 6 maanden van opleiding AIOS Didactisch onderwijs aan AIOS met name over leerprocessen noodzakelijk. op één lijn 40

op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Polyfarmacie Interventie Limburg Een procesevaluatie WESP-STUDENT NADINÈ VISKER. BEGELEIDERS: MARJAN VAN DEN AKKER EN JELLE STOFFERS. Polyfarmacie Interventie Limburg (PIL) In september 2009 is de vakgroep Huisartsgeneeskunde gestart met de PIL studie in 24 huisartsenpraktijken in Zuid-Limburg. Het doel van deze studie is het verbeteren van de kwaliteit van leven door het medicatiegebruik bij ouderen met multimorbiditeit en polyfarmacie te optimaliseren. De PIL studie beoogt een intensieve samenwerking tussen de huisarts, de praktijkondersteuner, de apotheker en de medische specialist. Informatie die tijdens patiëntgesprekken wordt verzameld door de praktijkondersteuner, wordt gecombineerd met gegevens van de huisarts en de apotheker, die op grond daarvan een integraal medicatieadvies maken. Dit wordt vervolgens ‘ter goedkeuring’ voorgelegd aan de specialist. Eventuele wijzingen worden in overleg met de patiënt door de huisarts doorgevoerd. De kwaliteit van leven van de patiënt wordt in kaart gebracht via een vragenlijst. Tevens zal er door de apotheker maandelijks een pill-count gedaan worden, waarbij de patiënt elke maand naar de apotheek komt en lege medicatiedoosjes en -strips meebrengt welke vervolgens geteld worden door de apotheker, om zo de mate van therapietrouw na te gaan. Procesevaluatie Om de resultaten van de PIL studie te kunnen vertalen naar goede patiëntenzorg, is het belangrijk dat de interventie goed in te passen is in de dagelijkse praktijk. Omdat het hier een complexe interventie betreft, is een goede procesevaluatie op zijn plaats om na te gaan of PIL toepasbaar is. Via een procesevaluatie krijgt men inzicht in het verloop van de interventie. Door de ervaringen van de betrokken professionals na te gaan, kunnen knelpunten aan het licht komen, die gebruikt kunnen worden om de interventie te verbeteren of nieuw onderzoek te starten. Kwantitatief en kwalitatief onderzoek Om een goed inzicht te krijgen in het verloop van de interventie, is gekozen voor een combinatie van kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Het kwantitatieve onderzoek werd gedaan met enquêtes. Deze werden online verstuurd naar de huisartsen, apothekers en POH’ers die in de eerste interventiegroep zaten. Vragen over tijd, samenwerking, communicatie en het nut van de interventie, zijn in de enquêtes aan bod gekomen. De enquêtes zijn in een kwalitatief onderzoek verder uitgediept met individuele semi-gestructureerde interviews. Resultaten Vooralsnog lijken een goede training, een goede samenwerking en een structurele aanpak tijdens de reviews belangrijke bevorderende factoren te zijn. Belemmerende factoren zijn onder andere de tijd die deze interventie kost en de pill-count. De meeste professionals lijken de intentie te hebben om ook na afloop van de interventie een structurele polyfarmacie interventie voort te zetten. Uit de resultaten van de interviews moet blijken of het de moeite loont alle patiënten van 65 jaar en ouder met langdurig gebruik van 5 of meer medicijnen te evalueren, of dat dit beter bij een gerichte probleemgroep kan. Tevens variëren de meningen van de geïnterviewde professionals over het doen van huisbezoeken sterk (kosten versus baten). Dit geldt ook voor de wijze waarop het contact en de bijdrage van de specialist (is deze altijd nodig of alleen bij twijfelgevallen?) dienen te verlopen. Conclusie Deze polyfarmacie interventie wordt door alle betrokkenen als nuttig ervaren. Er zijn wel belemmerende factoren (zoals grote tijdsinvestering) die de implementatie ervan in de praktijk kunnen bemoeilijken. Er zal worden nagegaan welke adviezen ter verbetering gegeven kunnen worden. Een terugblik op de stage Tijdens deze stage heb ik de beginselen van zowel het kwantitatief als het kwantitatief onderzoek onder de knie gekregen. Tevens heb ik zicht gekregen op wat onderzoek doen binnen de huisartsgeneeskunde inhoudt. Ik heb deze stage ervaren als een leerzame en leuke stage! 11

2e uitgave 201 1 Nascholing Samen-scholen DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, COöRDINATOR NASCHOLING VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Hebt u ook wel eens oogstgevoelens? Ik had dat gevoel in de Jaarbeurs in Utrecht toen meer dan 30 kaderhuisartsen hart- en vaatziekten, deels nog in opleiding, een congres verzorgden ter introductie van de nieuwe standaard CVRM. Allen leidden een workshop, in groepjes van 3. Karen Konings, zelf kaderhuisarts hart- en vaatziekten, was hoofdorganisator van het congres, samen met onze Maastrichtse hoogleraar Interne Geneeskunde, Coen Stehouwer. Op hem en de aanwezigen hebben de kaderhuisartsen indruk gemaakt. Je ziet dan wat scholing doet. Scholing in inhoud, in kritisch lezen van literatuur en in onderwijs geven. Men wist goed ervaring en bewijsvoering te combineren, inspelend op de vragen uit de zaal. Prachtig. In september 2012 begint weer een nieuwe groep. De inschrijving is nog niet begonnen maar belangstellenden kunnen zich al opgeven bij mij. Het zou mooi zijn als er weer wat meer mensen uit het Zuiden deelnamen, want we kunnen nog best een aantal kaderhuisartsen in die regio gebruiken. Overigens wordt er door de kaderopleiding HVZ ook een NHG-Asplepion-leergang CVRM gemaakt voor degenen die vooral in eigen regio actief willen zijn binnen de zorggroep. Het zal waarschijnlijk een cursus van een week worden, dit najaar of volgend voorjaar. Voor de overige nascholing hebben we nog steeds vooral verdiepingscursussen op het oog. Ik ben bezig met een ronde door de regio om na te gaan wat gewenst is. Eventueel kunnen we binnen het WDH-aanbod een kortdurende sessie organiseren over een onderwerp, bijvoorbeeld gehoorstoornissen en voor belangstellenden, die meer willen dan van A naar B, een cursus van B naar C organiseren. Tot slot: we hebben ook een huisarts-expert genetica in huis, Isa Houwink, die gaat promoveren op: onderwijs in cardiogenetica aan huisartsen. Vragen komen daar aan de orde als: hoe zit het nu precies met belaste families wat betreft hart- en vaatziekten? Wat als verontruste ouders bij je komen, omdat hun zoon net aan de dood door plotse hartstilstand is ontsnapt? Is het erfelijk? Hoe zit het met de andere kinderen? Ook belangstellenden hiervoor kunnen zich bij de vakgroep melden. Yvonne.vanleeuwen@hag.unimaas.nl School-ze! Maar eerst even vakantie. Een goede tijd gewenst. Post-doc onderwijs: Enquête Zoals u in het redactioneel kan lezen, loopt de reminder nog van het vragenlijstonderzoek onder huisartsen in de regio van de Universiteit Maastricht. Wij vroegen ook uw mening over post-doc onderwijs waarbij we hieronder de voorlopige percentages alvast vermelden achter de antwoorden. Het was mogelijk om meer dan 1 antwoord in te vullen. Niet iedere huisarts heeft de vraag beantwoord. Nogmaals, het betreft een voorlopige uitkomst. De vraag was: “De vakgroep Huisartsgeneeskunde van de Universiteit Maastricht wil het bestaande nascholingsaanbod verrijken met cursussen die ‘diepte ingaan’ en de expertise van de deelnemers daadwerkelijk vergroten. Vindt u dat: • Een goede zaak, omdat het in een behoefte voorziet 56% • Overbodig, want er is al zoveel aanbod 13% • Dit in overleg met de zorggroepen dient te gebeuren (‘on demand’) 40% 12 op één lijn 40

2e uitgave 201 1 Stellen zich voor Ria Huijgen-Koolen gedragswetenschapper Sinds 1 mei 2011 ben ik als gedragswetenschapper (GW) verbonden aan de huisartsopleiding om derde jaar AIOS te begeleiden en om voor tweedejaars het ‘psychisch blok’ te verzorgen. In 1978 ben ik in Nijmegen als klinisch psycholoog afgestudeerd. Na een aantal jaren gesprekstechnieken aan de universiteit gedoceerd te hebben, ben ik met man en één kind naar Tanzania vertrokken. We hebben daar in een plattelandsziekenhuis gewoond en gewerkt en onze twee andere zonen zijn er geboren. Na terugkeer heb ik van 1983 tot 2007 als eerstelijnspsycholoog en vrijgevestigd psychotherapeut gewerkt in samenwerking met mijn echtgenoot die huisarts is. Met veel plezier heb ik al die jaren dit gevarieerde werk gedaan. In 2005 besloot ik terug naar de collegebanken te gaan om Afrikanistiek in Leiden te gaan studeren. Als secretaris van een stichting bezoek ik Tanzania frequent. Daardoor ontstond bij mij de behoefte aan de universiteit Swahili te gaan studeren. In 2007 heb ik er een project opgezet om een groep jonge Tanzanianen voorlichting over HIV/AIDS te laten geven door middel van “Theatre for Development”. Ik vertaal en analyseer teksten uit deze voorlichting om te achterhalen wat de opvattingen van de bevolking zijn over AIDS en welke rol de taal hierin speelt. De resultaten verwerk ik in een proefschrift. Mogelijk lijkt dit onderzoek iets heel anders dan het werk aan de huisartsopleiding. De grote overeenkomst is voor mij de afstemming op het referentiekader van de patiënt en de grote invloed van taal als communicatiemiddel. Ik kijk graag over grenzen heen om kennis te maken met andere talen, culturen en literatuur. Verder houd ik van klassieke muziek, zowel actief als passief, en ik speel golf om mijn hoofd leeg te maken. De start aan de huisartsopleiding, waarin enthousiaste collega’s me wegwijs hebben gemaakt is veelbelovend. Ik vind het erg prettig mijn werkervaring te mogen vertalen naar het onderwijs. Paul Schrijver HAB jaar 1 Ik ben Paul Schrijver. Geboren in Blitterswijk, een klein dorpje aan de Maas in Noord-Limburg. Ik woon in Eindhoven de gekste (en de slimste). Ik ben 10 jaar getrouwd en ben de trotse vader van 2 zoons. Sinds 10 jaar ben ik werkzaam als huisarts in Gezondheidscentrum Strijp te Eindhoven onder de vlag van Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE). Ik ben altijd al geïnteresseerd geweest in onderwijs. Nadat ik 4 jaar huisartsen had opgeleid, ben ik als huisartsbegeleider begonnen. Momenteel begeleid ik een hele leuke enthousiaste groep eerstejaars AIOS. Eén van mijn hobby’s is motorrijden. Vier Jaar geleden heb ik mijn motorrijbewijs gehaald. Nu komt dat heel goed uit, omdat ik altijd tussen de files door kan rijden, waardoor ik (nagenoeg) altijd op tijd kan komen. Ik heb de afgelopen 20 jaar een groot deel van Nederland mogen zien: studie geneeskunde in Groningen, de huisartsopleiding in Rotterdam en daarna naar Brabant, om nu aan de andere kant van Nederland te belanden. En tot nu toe bevalt dit “als een warm bad”! 13 op één lijn 40

op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Birgit Spoorenberg HAB (in spé) Acute blok Al enige tijd loop ik, voornamelijk op de woensdag, door de gangen van Debyeplein 1, begane grond. Ik kon geen afscheid nemen van deze fijne plek na het ontvangen van mijn huisartsendiploma eind maart en gelukkig mocht ik blijven. Ik mag mijn tijd op het huisartsinstituut deels vullen met het evalueren van onderwijs op de spoedeisende hulp stageplekken samen met Hendrik Jan Vunderink, en op termijn mag ik als jonge begeleider (HAB) van een groep huisartsen in opleiding in datzelfde spoed-blok aantreden, waar ik erg veel zin in heb. Voordat ik aan de opleiding tot huisarts begon, werkte ik dik anderhalf jaar op de afdeling spoedeisende hulp van het ziekenhuis in Weert en ik vond het heerlijk. Ook in Weert was het lastig afscheid nemen maar ik koos uiteindelijk toch voor het heldhaftige vak van huisarts en kwam er in de loop van de opleiding achter dat het corrigeren van een microcytaire anemie ook heel spannend kan zijn. Dat er een hele wondere wereld schuilgaat achter het begrip Griep. De contextuele geneeskunde. Eva van Eerd AIOTHO1 Sinds 1 april ben ik, Eva van Eerd, met veel plezier fulltime werkzaam als onderzoeker bij het project ‘Empowerment van COPD patiënten’. Eind 2009 ben ik afgestudeerd aan het VUmc in Amsterdam, waarna ik een jaar in Australië heb gewoond. Daar heb ik onder andere met zeer veel plezier onderzoek gedaan op de Gynaecologie en Verloskunde afdeling van het Lyell McEwin hospital in Adelaide. Onlangs ben ik ook aangenomen voor de huisartsopleiding. Het combineren van onderzoek met de huisartsopleiding is voor mij ideaal, omdat ik beide ontzettend leuk vind en het elkaar zeer goed aanvult. Ik zal mij daarom ook voor de volle 100% inzetten voor dit project en ik hoop op een leuke en leerzame samenwerking met iedereen. 1 Arts In Opleiding Tot Huisarts en Onderzoeker Mijn toekomstige functie als acute-HAB combineert voor mij het beste van twee werelden: ik zal smullen van de levensreddende kliniekverhalen en ik zal een brug slaan naar de niks minder avontuurlijke eerste lijn. Het andere gedeelte van mijn tijd op Debyeplein 1 laat zich wat moeilijker samenvatten. Al meerdere malen vroeg iemand me wat ik nu eigenlijk aan het doen was en evenzoveel keer liet ik een vertwijfeld gezicht achter na het uitleggen van mijn functie. Ik bekijk samen met Maarten van Wesel en Bas Maiburg hoe we de social media kunnen inzetten voor het bereiken van huisartsen (al dan niet in opleiding), huisartsopleiders en zelfs voor het aantrekken van de huisartsen van de toekomst. Ik ben ontzettend blij dat ik mee mag denken. Naast mijn Debyeplein-woensdag werk ik als waarnemend huisarts in heel zuid-Limburg en ben ik regelmatig thuis, exact 4 minuutjes wandelen vanaf het instituut, bij mijn vriend Bram en onze dochter Meesje, die net twee is geworden. 14

op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Stelt zich voor: Onderwijs arts-patiënt communicatie (APC) Hanneke Hamers docent en huisarts in Maastricht Sinds 1 november 2010 ben ik aangesteld bij de huisartsopleiding voor de periode van een jaar. Ik werk 1 dag in de week aan het verder ontwikkelen van het onderwijs artspatiëntcommunicatie (APC) voor aios. Ik ben huisarts sinds 1994 en werk sinds 1999 als huisarts in de groepspraktijk in Heugem-Randwijck, in Maastricht. We werken daar in een team van 14 personen. Naast patiëntenzorg ben ik verantwoordelijk voor het kwaliteitsbeleid (accreditering) en het personeelsmanagement. Ik ben 47 jaar, ben getrouwd en heb een zoon van 13 en een dochter van 10 jaar. Ik ben graag buiten: hard lopen, mountainbiken, tennissen, fotograferen en skiën. Daarnaast is pianospelen al jaren een passie. Ik heb de huisartsopleiding in Maastricht gedaan in 1992 en 1993, toen nog de tweejarige opleiding. Naast waarnemen in de regio ben ik van 1994 tot 1999 altijd betrokken geweest bij medisch onderwijs. Zo ben ik o.a. een paar jaar voorzitter geweest van de vaardigheidstoetsbeoordelingscommissie (VABC) van het basis curriculum aan de UM, ben ik docent communicatie vaardigheden bij het Skillslab UM geweest en ben ik sinds 2002 huisartsopleider. Ik observeer met enige regelmaat video’s ten behoeve van de videotoets. Onlangs heb ik zelfs een cursus van een week mogen geven aan Keniaanse aios met betrekking tot arts-patiëntcommunicatie. Als huisartsopleider en als observator van de videotoets kijk ik kritisch naar banden die opgenomen zijn door aios. Door een goede arts-patiëntcommunicatie is er winst te halen op velerlei gebied: betere informatie wordt verzameld, betere afstemming op vragen van de patiënt, betere compliance, waarschijnlijk minder verwijzingen en minder voorschriften, dus goedkopere zorg. De communicatie tussen een zorgprofessional en een patiënt is een speciale vorm van communicatie. Een vorm van communicatie die niet vanzelfsprekend is, maar een die je wel kunt leren. In het huisartsenvak van de toekomst zal de huisarts een belangrijke regierol gaan vervullen, zal de huisarts veel moeten overleggen en communiceren met diverse disciplines. Leer je eenmaal goed communiceren, dan heeft dat een veel grotere impact: je leert beter communiceren met je personeel, met je collega’s, met andere zorgprofessionals, hetgeen allemaal bijdraagt tot een grotere werksatisfactie. Ik ben nu meer dan een half jaar werkzaam bij de huisartsopleiding. Ik werk veel samen met Angelique Timmerman, landelijke projectleider artspatiëntcommunicatie en GWster binnen onze huisartsopleiding. Samen met Bas Maiburg, adjuncthoofd, vormen wij de projectgroep. Daarnaast probeer ik zoveel als mogelijk docenten te betrekken bij de verdere ontwikkeling van het APC-onderwijs door het organiseren van workshops en door hen te interviewen over hetgeen ze missen in het huidige APC-aanbod. Het is een prettige afdeling om te werken, met veel betrokken mensen. Ik hoop na een jaar een product af te kunnen leveren, een lijn die is uitgezet en waar een start is gemaakt met de daadwerkelijke invulling van vernieuwend APConderwijs. Eén van de belangrijkste speerpunten is dat de huisartsopleiders, in wier praktijken het grootste deel van het onderwijs zich afspeelt, meer betrokken raken bij het APC-onderwijs en (nog) meer competent zullen zijn om hun aios goed te kunnen beoordelen op hun APCvaardigheden. In een volgend nummer van “Op één lijn” hoop ik het Maastrichtse APC-project uitvoeriger te kunnen beschrijven. 15

2e uitgave 201 1 De Maastricht Studie Samenwerking MUMC+ en RHZ krijgt nieuwe dimensie DOOR ROELF NORG, SENIOR ONDERZOEKER EN HUISARTS IN HAELEN één op één oorzaak-gevolg verband onderzocht worden, maar ook de manier waarop verschillende ziekten elkaar beïnvloeden en samenhangen met gedrag. Ambitieus De provincie Limburg stimuleerde de Maastricht Studie als een belangrijk project voor de regionale ontwikkeling van (het onderzoek in) de gezondheidszorg in de toekomst. Belangrijk gegeven daarbij is dat de levensverwachting in delen van Zuid-Limburg opvallend achterblijft bij het gemiddelde van Nederland, en zelfs 12 jaar achterligt op de ‘gezondste’ gebieden van Nederland. Er moet dus veel winst te halen zijn. De Maastricht Studie is één van de stuwende krachten achter de ontwikkeling van de regionale Health Campus. Innovatie en ontwikkeling van technologie zijn sleutelwoorden. Roelf Norg (li) en Guy Schulpen (re) Op 24 mei 2011 werd de samenwerkingsovereenkomst getekend tussen het Maastrichts Universitair Medisch Centrum (MUMC) en de Regionale Huisartsen Zorg (RHZ) Heuvelland. Kern is om diabetesonderzoek en de zorg voor mensen met diabetes type 2 nauw op elkaar aan te laten sluiten. Ook streven beide partijen naar verdere ontwikkeling van ketenzorgprogramma’s. De Maastricht Studie 10.000 Maastrichtenaren en Heuvellanders van top tot teen doormeten om tot nieuwe inzichten te komen op het vlak van diabetes mellitus type 2, cardiovasculaire ziekten en de daarmee samenhangende comorbiditeit. Dat is een kernachtige samenvatting van De Maastricht Studie (DMS). Binnen dit onderzoeksproject wordt op een geavanceerde manier gezocht naar nu nog onbekende verbanden tussen verschillende ziekten en aandoeningen rondom diabetes. Internistisch, neurologisch, oogheelkundig, cardiologisch, longgeneeskundig, psychologisch, farmacolo gisch en fysiologisch onderzoek wordt gecombineerd met bestudering van het gedrag, de voedings- en leefwijze van mensen met en zonder diabetes. Door de multi disciplinaire samenhang in de onderzoeksvragen en -methoden kan niet alleen een Alleen mooie woorden? Voor het waarmaken van deze ambitie is het belangrijk dat het onderzoek wordt ingebed in de reguliere zorgverlening, sterker nog: in de MaastrichtsHeuvellandse samenleving. Immers, zo’n 10% van de mensen van 40-75 jaar en zo’n 70% van de diabeten in deze regio zal gaan deelnemen aan het onderzoek. Dat zijn forse getallen, dus dat zal iedereen in de regionale gezondheidszorg gaan merken. De huisarts Voor de huisartsgeneeskunde liggen hier ook kansen. De huisartsgeneeskundige wetenschap heeft al relevante onderzoeksvragen ingebracht, en kan dit nog verder uitbouwen. Maar ook voor de dagelijkse huisartsenzorg liggen er kansen. Kansen op verbetering van de zorg en kansen voor de doorontwikkeling van bestaande en het opzetten van nieuwe ketenzorgprogramma’s en eerstelijns DBC’s. Met het oog op die kansen hebben de RHZ en de Maastricht Studie op 24 mei een samenwerkingsovereenkomst getekend. Zo kunnen we niet alleen het onderzoek naar diabetes en de zorg voor mensen met diabetes verbeteren, maar ook een nieuwe fase ingaan van de unieke Maastrichtse samenwerking tussen eerste en tweede lijn rond deze ziekte. 16 op één lijn 40

2e uitgave 201 1 De Maastricht Studie in het kort Kernpunten van de overeenkomst tussen RHZ en De Maastricht Studie Soort onderzoek: Cohort-onderzoek Inclusie: • 5.000 mensen met en 5.000 mensen zonder diabetes type 2 • leeftijd: 40-75 jaar • woonachtig in de regio van de RHZ Meetmethoden: • vragenlijsten • • gezamenlijk belang bij goede zorg voor diabetespatiënten • gezamenlijk belang bij verbetering van de diabeteszorg o.m. door wetenschappelijk onderzoek en verbetering van zorgprogramma’s • nauwe aansluiting van onderzoek en zorg, onder meer door gestructureerde terugkoppeling en eenduidige, helder, communicatie tussen onderzoekers, huisartsen/ praktijkondersteuners en deelnemers/patiënten. beeldvorming (o.m. MRI, CT, DEXA, echografie, fundoscopie) • voedings-, inspannings- en bewegingsonderzoek • bloed- en urineonderzoek • genetisch onderzoek • geavanceerd electrofysiologisch onderzoek (speciale ECG, EMG technieken) • etc. Follow-up: Cycli van jaarlijkse vragenlijsten en 5-jaarlijkse metingen in het onderzoekscentrum. Guy Schulpen (RHZ, rechts) en Roelf Norg (DMS, links) tekenen de samenwerkingovereenkomst. Nationaal Actieprogramma Diabetes: monitor Uitkomsten onderzoek onder zorgprofessionals en patiënten LIEKE RAAIJMAKERS, PROMOVENDUS1 VAKGROEP GEZONDHEIDSBEVORDERING UM De Nederlandse Diabetes Federatie (NDF) voert met subsidie van het ministerie van VWS het Nationaal Actieprogramma Diabetes (NAD) uit. Door middel van het NAD (2009-2013) wordt getracht op landelijk niveau omstandigheden, condities en instrumenten beschikbaar te maken die vereist zijn om een halt toe te roepen aan de groei van het aantal mensen met diabetes en complicaties bij diabetespatiënten te verminderen. Het kerndoel van het programma is het structureel implementeren van Coauteurs: Marloes Martens, senior onderzoeker2, Lotje Bagchus, medior onderzoeker2, Ruud Jonkers, senior onderzoeker2, Stef Kremers, Universitair hoofddocent1 1 Vakgroep Gezondheidsbevordering, NUTRIM School for Nutrition, Toxicology and Metabolism, Maastricht University Medical Center+ 2 ResCon, Research & Consultancy de NDF Zorgstandaard als leidraad voor de inhoud, de organisatie en de kwaliteit van programmatisch ingerichte preventie van diabetes en zorg voor mensen met diabetes, alsmede voor de bijpassende bekostigingssystematiek. Het hoofddoel van dit onderzoek was zicht krijgen op de mate van implementatie van de NDF Zorgstandaard diabetes en de belemmerende en bevorderende factoren die daarbij een rol spelen. Hiertoe heeft in de periode tussen juni en november 2010 een cross-sectioneel vragenlijstonderzoek plaatsgevonden onder zorgprofessionals (N=1726) en patiënten (N=571). Daarnaast zijn ter verdieping en aanvulling diepte-interviews (N=33) uitgevoerd bij beide doelgroepen in de periode november 2010 - januari 2011. De resultaten laten zien dat 37.6% van de zorgprofessionals in bezit was van de Zorgstandaard. Bij zorgprofessionals bestaat over het 17 op één lijn 40

2e uitgave 201 1 algemeen een matig positieve houding ten opzichte van de NDF Zorgstandaard. De belangrijkste belemmeringen die zorgprofessionals rapporteerden bij de implementatie van de Zorgstandaard hadden betrekking op het aan aanbod van goede leefstijlinterventies, zorg aan moeilijk bereikbare groepen, financiering van de zorg, registreren en uitwisselen van gegevens en multidisciplinair samenwerken. In totaal had 16.7% van de patiënten de Diabetes Zorgwijzer (de patiëntenversie van de Zorgstandaard) in bezit, terwijl 50.8% er niet bekend mee was. Patiënten stonden overwegend neutraal tegenover de Zorgwijzer als handig hulpmiddel. Patiënten die de Zorgwijzer in bezit hebben, ervaren meer inbreng in de behandeling, geven aan beter hun gevoelens te kunnen delen met zorgverlener, beoordelen de omgang met hun diabetes en de instelling van diabetes beter, kunnen beter omgaan met hun diabetes en hun diabetes belemmert hen minder in het dagelijkse doen en laten dan patiënten die de Zorgwijzer niet in bezit hebben. Om succesvolle disseminatie van de NDF Zorgstandaard te bevorderen, dient aandacht te worden besteed aan de belangrijkste belemmeringen die zorgprofessionals ervaren in het werken conform de Zorgstandaard. Aanbevelingen thema’s NAD Thema 1 ‘Preventie’ Het gebrek aan goede toegang tot effectieve leefstijlprogramma’s werd door zorgprofessionals het vaakst genoemd als belemmering in de diabeteszorg. Er heerst bij zorgprofessionals een sterk idee dat effectieve leefstijlprogramma’s voor mensen met (een verhoogd risico op) diabetes niet bestaan. De bekendheid van relevante leefstijlprogramma’s alsmede de toegang tot relevante bestanden waarin leefstijlprogramma’s staan geregistreerd en beschreven dient derhalve te worden vergroot. Zorgprofessionals hebben de behoefte geuit deze toegang te willen verkrijgen via een elektronisch portaal. Thema 2 ‘Positie van de patiënt & cliënt’ Er wordt geadviseerd om in de implementatie van activiteiten omtrent de Zorgwijzer speciale aandacht te besteden aan het gebruik van de Zorgwijzer door patiënten. Tevens wordt aangeraden om de meerwaarde van de Zorgwijzer voor patiënten over te brengen op de zorgprofessionals. De meerderheid van de patiënten was niet in het bezit van een schriftelijk zorgplan. Er bestaat nog onduidelijkheid in het veld over wat een zorgplan is en hoe het ingezet kan worden bij de behandeling van diabetespatiënten. Vervolgonderzoek is nodig om de huidige bevindingen nader te verklaren. Bij patiënten is er behoefte aan de mogelijkheid om via internet het eigen zorgplan te kunnen inzien en bijhouden. Thema 3 ‘Kwaliteit, organisatie en kennis’ In het kader van kwaliteitsverbetering kwam naar voren dat hoewel zorgprofessionals de registratie van kwaliteitsindicatoren over het algemeen als nuttig beschouwden en het belang voor het waarborgen van 18 de kwaliteit van de zorg erkennen, velen kanttekeningen hebben bij de registratie en het gebruik van kwaliteitsindicatoren in de dagelijkse praktijk. Er lijkt vooral behoefte te zijn aan een kritische beoordeling van de huidige kwaliteitsindicatoren. Er wordt geadviseerd dit in overleg met zorgprofessionals uit verschillende beroepsgroepen te doen. Binnen de beroepsgroepen van apothekers en fysiothera peuten heerst de mening dat men een goede rol zou kunnen vervullen in de diabeteszorg, maar dat deze vaak niet wordt erkend en herkend door andere zorgprofessionals. Ook onder diëtisten lijkt het beeld te bestaan dat hun rol niet voldoende erkend wordt door andere zorgprofessionals. Een bijkomend probleem dat hierbij gezien wordt, is het wat negatieve imago dat onder diabetespatiënten en soms ook o nder zorgprofessionals bestaat over de diëtist. Verbeterde erkenning en herkenning van de rol van deze beroepsgroepen zou de samenwerking tussen de verschillende beroepsgroepen kunnen bevorderen. Thema 4 ‘Regelgeving en Bekostiging’ De financiering van de diabeteszorg werd door zorgprofes sionals als een belangrijke belemmering ervaren. De financiering schiet tekort om voldoende tijd en energie te kunnen stoppen in het verlenen van goede zorg. De beroepsgroepen waar deze belemmering het sterkst speelt zijn apothekers, fysiotherapeuten, diëtisten en diabetesverpleegkundigen. Voortgezet structureel overleg met relevante stakeholders (zoals CVZ, NZa en VWS) zal nodig zijn om alle (toekomstige) onderdelen van de Zorgstandaard in voldoende mate te laten terugkomen in het basispakket van de zorgverzekering en in de DBC afspraken. Thema 5 ‘Elektronische communicatie en ICT voorzieningen’ Meerdere beroepsgroepen ervaren belemmeringen bij het gestandaardiseerd registreren en uitwisselen van gegevens. Bij internisten en apothekers lijkt dit relatief de meeste belemmeringen op te leveren. Elektronische communicatie zou de gepercipieerde moeilijkheden bij communicatie en samenwerking binnen en tussen lijnen kunnen verminderen. Een dergelijk communicatiesysteem zou dan wel compatible moeten zijn bij de huidige systemen die binnen iedere beroepsgroep worden gebruikt, zodat dezelfde gegevens niet meerdere malen zouden moeten worden ingevoerd. Dankbetuiging Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van het Nationaal Actieprogramma Diabetes met een subsidie van het Diabetes Fonds (projectnummer 2010.105.1356). op één lijn 40

2e uitgave 201 1 Aankondingen Nieuws uit CAPHRI "NU IS DE TIJD OM TROTS TE ZIJN", ALDUS DIRECTEUR PROF. ONNO VAN SCHAYCK OP DE JAARLIJKSE CAPHRI-DAG. OP ÉÉN LIJN & HUISARTSGENEESKUNDE FELICITEREN CAPHRI MET HET BEHALEN VAN DE STATUS "EXCELLENT" NA DE EXTERNE VISITATIE EERDER DIT JAAR. NHG Kaderopleiding Wetenschappelijk onderzoek OPLEIDING TOT HUISARTS ONDERZOEKER (OHO CURSUS) In september van dit jaar wordt in Maastricht in De Groote Sociëteit een nieuwe ronde van de OHO cursus (opgericht in 1993) georganiseerd. De opleiding is bedoeld voor alle beginners en licht gevorderden in onderzoek in primary care (dus niet alleen huisartsen). De opleiding is momenteel volledig internationaal van opzet, met deelnemers uit diverse Europese landen. De voertaal is Engels. Doel van de cursus is om kennis en vaardigheden te verwerven die nodig zijn om op kleine schaal onderzoek te doen en daarover te rapporteren. Gevorderden kunnen doorgaan met als doel om een wetenschappelijke publicatie te realiseren en of om door te gaan richting promotie-onderzoek. De startercursus is van 12-15 september (3,5 dag) en de gevorderdencursus van 15-17 september (2,5 dag). Wie wil kan in één week de hele training doorlopen. Meer training volgt in 2012. Lesmethode: PGO systeem. Accreditatie voor huisartsen: 40 punten voor de volledige cursusweek en naar rato minder voor de startcursus en gevorderdencursus. Cursuskosten excl. overnachtingskosten: € 400 per deelcursus (start of gevorderden) en € 700 voor de hele cursus. Professor Geert-Jan Dinant is de cursusleider namens Nederland. Cursusmanager (informatie en aanmelden) is onderzoeksmedewerker Karin Aretz: Karin.Aretz@maastrichtuniversity.nl Onderzoekers in de prijzen Petra Erkens – Science Prize voor een paper Op het symposium van de Nederlandse Vereniging voor Trombose en Hemostase, ontving Petra Erkens een Science Prize voor het beste abstract ter waarde van 2000 euro. Petra is onderzoeker van het bekende Amuse-2 project waarover ze altijd trouw rapporteerde in Op één Lijn. De prijs die ze kreeg is bedoeld om promovendi de mogelijkheid te geven om internationale congressen te bezoeken en/of interessante cursussen te volgen. Petra kreeg de prijs voor het abstract van haar Canadese Paper ‘Does the Pulmonary Embolism Severity Index accurately identify patients eligible for outpatient treatment?’ Petra zal eind juli op een congres in Kyoto Japan, ook nog een Jonge Onderzoekers Award ontvangen van de International Society of Thrombosis and Haemostasis. 19 Jochen Cals – Telesphorusprijs beste proefschrift Jochen Cals ontving uit handen van het Nederlands Huisartsen Genootschap de Telesphorusprijs voor het beste proefschrift de afgelopen twee jaar door een huisarts (in opleiding) geschreven. Van de totaal 26 proefschriften die in de afgelopen twee jaar door huisartsen in Nederland werden geschreven haalden er 6 de laatste ronde. Van deze 6 werd het proefschrift van Jochen unaniem als veruit het beste gekozen en als uitzonderlijk gekwalificeerd. De driekoppige jury bestond uit 2 ziekenhuisspecialisten en 1 huisarts. In 2009 ontving Loes van Bokhoven deze prijs voor haar proefschrift over onbegrepen klachten. Daarmee gaat de prijs twee keer op rij naar MaastrichtCaphri-HAG! op één lijn 40

2e uitgave 201 1 Voor u geschreven in Maastricht Wetenschap in de praktijk DOOR JELLE STOFFERS, HUISARTS MEDISCH CENTRUM WEST KERKRADE EN UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UNIVERSITEIT MAASTRICHT Vanwege tijdgebrek heb ik de door onze collega´s gepubliceerde internationale artikelen van de afgelopen periode, samengevat in een aantal stellingen. • Diagnostiek van diepe veneuze trombose (het Amuse-1 onderzoek) – Bij het uitsluiten van diepe veneuze trombose (DVT) is de combinatie ‘regel van Wells voor DVT + d-dimeer point-of-care test’ even veilig als de combinatie ‘eerstelijnsregel voor DVT (zie NHG-standaard) + d-dimeer point-of-care test’ (beiden 1.6% foutnegatieven); gebruik van de eerstelijnsregel leidt tot iets minder verwijzingen (49% vs. 45%). van der Velde – Hoewel ‘DVT in de voorgeschiedenis’ en ‘langdurige reis (>4 uur zitten)’ voorspellers zijn voor DVT, maakte het toevoegen daarvan aan de ‘eerstelijnsregel voor DVT’ deze niet beter. Janssen • Cardiovasculair risicomanagement door de praktijkondersteuner (Impala-onderzoek) – Hoewel praktijkondersteuners in het algemeen het cardiovasculaire risico (‘SCORE’) van patiënten goed kunnen inschatten, onderschatten ze patiënten die eigenlijk in de hoogrisico categorie thuishoren in 28% van de gevallen; dat doen ze vooral bij mannen, rokers en ouderen. Koelewijn-van Loon • Diabetes mellitus: bewegen en behoeften – Diabetes patiënten zonder evidente kwalen van het bewegingsapparaat kunnen toch ernstig belemmerd zijn in hun actieradius: naast overgewicht zijn ook verminderde spierkracht en perifere neuropathie belangrijke factoren die het lopen negatief beïnvloeden. van Sloten – In Maastricht wordt een instrument ontwikkeld om te achterhalen wat de behoeften van diabetespatiënten aan gezondheidsbevorderende activiteiten zijn. van Dijk-de Vries • Waarom zelf-testen op cholesterol, glucose en HIV? – De psychosociale determinanten van het ‘zelf testen’ door patiënten op cholesterol, glucose en HIV zijn ’ervaren voordelen’ en ‘zelfredzaamheid’. Bij het zelftesten op cholesterol speelden bovendien ‘ervaren drempels’ (in de zorg) en een ‘morele verplichting’ ook een rol. Grispen Referenties van der Velde EF, Toll DB, Ten Cate-Hoek AJ, Oudega R, Stoffers HE, Bossuyt PM, Büller HR, Prins MH, Hoes AW, Moons KG, van Weert HC. Comparing the diagnostic performance of 2 clinical decision rules to rule out deep vein thrombosis in primary care patients. Ann Fam Med. 2011 JanFeb;9(1):31-6. Janssen KJ, van der Velde EF, Ten Cate AJ, Prins MH, van Weert HC, Stoffers HE, Büller HR, Oudega R, Hoes AW, Toll DB, Moons KG. Optimisation of the diagnostic strategy for suspected deep-vein thrombosis in primary care. ThrombHaemost. 2011;105(1):154-60. Koelewijn-van Loon MS, Eurlings JW, Winkens B, Elwyn G, Grol R, van Steenkiste B, van der Weijden T. Small but important errors in cardiovascular risk calculation by practice nurses: A cross-sectional study in randomised trial setting. Int J Nurs Stud. 2011;48:285-91 van Sloten TT, Savelberg HH, Duimel-Peeters IG, Meijer K, Henry RM, Stehouwer CD, Schaper NC. Peripheral neuropathy, decreased muscle strength and obesity are strongly associated with walking in persons with type 2 diabetes without manifest mobility limitations. Diabetes Res Clin Pract. 2011;91(1):32-9. van Dijk-deVries AN, Duimel-Peeters IGP, Vrijhoef HJM. An instrument to assess the needs of patients with Type 2 Diabetes Mellitus for healthpromotion activities. Patient 2011; 4(1): 1-9 Grispen JE, Ronda G, Dinant GJ, de Vries NK, van der Weijden T. To test or not to test: a cross-sectional survey of the psychosocial determinants of self-testing for cholesterol, glucose, and HIV. BMC Public Health. 2011 Feb 17;11:112. Houwink EJ, van Luijk SJ, Henneman L, van der Vleuten C, Jan Dinant G, Cornel MC. Genetic educational needs and the role of genetics in primary care: a focus group study with multiple perspectives. BMC Fam Pract. 2011 Feb 17;12:5. • Educatieve behoeften aan onderwerpen op het gebied van genetica: – Met betrekking tot genetica hebben huisartsen behoefte aan (na-)scholing op het gebied van genetische achtergrondkennis, het afnemen van een familie-anamnese, ethische en psychosociale vraagstukken en de organisatie en rol van klinischgenetische centra. Houwink • De Europese onderzoeksagenda voor de eerstelijnsgeneeskunde – Ondergetekende, hoofdredacteur van het European Journal of General Practice (EJGP) vatte in een ‘editorial’ de belangrijkste prioriteiten voor onderzoek in de huisartsgeneeskunde samen zoals die zijn weergegeven in een serie artikelen in zijn blad door auteurs van de European General Practice Research Network (EGPRN). Stoffers, van Royen 20 op één lijn 40

op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Stoffers J. Research priorities in family medicine. Eur J Gen Pract. van Royen P, Beyer M, Chevallier P, Eilat-Tsanani S, Lionis C, Peremans L, 2011;17(1):1-2 van Royen P, Beyer M, Chevallier P, Eilat-Tsanani S, Lionis C, Peremans L, Petek D, Rurik I, Soler JK, Stoffers HE, Topsever P, Ungan M, Hummers-Pradier E. Series: the research agenda for general practice/family medicine and primary health care in Europe. Part 6: reaction on commentaries - how to continue with the Research Agenda? Eur J Gen Pract. 2011;17(1):58-61. Petek D, Rurik I, Soler JK, Stoffers HE, Topsever P, Ungan M, Hummers-Pradier E. Series: The research agenda for general practice/family medicine and primary health care in Europe. Part 5: Needs and implications for future research and policy. Eur J Gen Pract. 2010;16(4):244-8. Promotie Wemke Veldhuijzen (AIOTHO, eerder afgestudeerd als huisarts) ‘Challenging the patient centred paradigm: designing feasibel guidelines for doctor patient communication’ PROMOTORES: PROF.DR. CEES P.M. VAN DER VLEUTEN; PROF.DR. TRUDY. VAN DER WEIJDEN; PROF. GLYN ELWYN, CARDIFF UK. CO-PROMOTOR: DR. P. RAM. Vrijdag 17 juni 2011, 14.00 uur Ondanks 40 jaar onderwijs in arts-patiënt communicatie, is er in de spreekkamer weinig veranderd. Dit promotieonderzoek onderzocht hoe dat komt, door te kijken naar de kwaliteit en toepasbaarheid van communicatieadviezen voor huisartsen. Huisartsen zetten communicatie technieken situationeel en doelgericht in. Daarbij proberen ze hun consultdoelen af te stemmen op de medische situatie en de wensen, behoeften en mogelijkheden van patiënten. Communicatie-richtlijnen zijn meestal generieke stappenplannen, weinig evidence based, en besteden weinig aandacht aan contextfactoren zoals de medische situatie of patiënteigenschappen. Huisartsen beschouwen het volgen van een dergelijk stappenplan als inefficiënt en weinig effectief. Daarom adviseren we evidence-based, doelgerichte en situatiespecifieke communicatie-richtlijnen te ontwikkelen. 21

2e uitgave 201 1 AIOS referatendag 24 mei 2011 Jury en publiek op 1 lijn! DOOR FRANS SCHMEETZ, HAB JAAR 3 Het is een tamelijk bekend fenomeen, dat derdejaars AIOS vlak voor het afronden van hun opleiding een presentatie geven van hun onderzoek, dat zij in kleine groepen uitgevoerd hebben. AIOS zoeken een onderwerp dat relevant is voor de dagelijkse praktijk. Doorgaans betreft het een literatuuronderzoek, maar ook wordt gebruik gemaakt van eigen onderzoekmateriaal. De literatuurgegevens worden verkregen via Pubmed, Cochrane Library en (Google) Scholar. De jury werd (weer) gevormd door Jelle Stoffers, huisarts en onderzoeker, Raymond Leclercq, gepensioneerd huisarts en onderzoeker, Paul Ram, hoofd toetsen en beoordelen en Geert-Jan Dinant, hoogleraar huisartsgeneeskunde. De publieksjury bestond uit mijn groep enthousiaste 3e jaars AIOS, die later dit jaar zelf aan bod komen. Ik zou graag bij een breder publiek de aandacht willen vestigen op het bijwonen van die referatendag. Het is een getuigenis van noeste arbeid van de AIOS in een toch al drukke eindfase, en tevens is de relevantie voor de dagelijkse praktijk groot. Het eerste onderzoek betrof het meten van de waarde van gabapentine bij opvliegers in de menopauze. Oestrogenen zijn hierbij uiteraard effectief, maar gecontra-indiceerd bij mammacarcinoom in de voorgeschiedenis of bij verhoogd risico hiervoor. Gabapentine blijkt een vergelijkbaar groot effect te hebben als de oestrogenen, maar geeft frequent als bijwerking slaperigheid. Rekening houdend met de bijwerking kan gabapentine voor de genoemde indicatie ingezet worden, waarbij na 12 weken behandelen een beoordeling gemaakt kan worden. Er is veel te doen over het nut van extra toediening van vitamine B12 en de toedieningsvorm, oraal of intramusculair. Geschat wordt, dat 5-10% van de mensen een vitamine B12 deficiëntie heeft. Dat geldt met name voor diabetespatiënten. Het gedane onderzoek toont aan, dat bij in het laboratorium bewezen vitamine B12 deficiëntie de orale toedieningsvorm een acceptabele en efficiënte methode is. Het gaat dan om 1000 mg per dag, kosten zijn ongeveer 5 euro per maand. Blepharitis is een hinderlijke aandoening, die soms een chronisch karakter kan krijgen, zeker wanneer seborrhoïsch eczeem of rosacea meespeelt. Het onderzoek betrof het meten van het effect van schoonpoetsen met water en babyshampoo versus het extra toevoegen van locale antibiotica. Het onderzoeksresultaat is weinig richtinggevend. De huidige NHG richtlijn blijft best care: ontvetten met babyshampoo en in hardnekkige situaties locale antibiotica inzetten. Een volgend onderzoek handelde over het belang van pregabaline bij fibromyalgie. Fibromyalgie is een uitermate lastig probleem voor de patiënt, maar ook voor de dokter. Er is nog geen NHG standaard voor de behandeling. In een normpraktijk komen naar schatting circa 40 patiënten voor met fibromyalgie. Er lijkt een genetische factor in het spel te zijn, er is sprake van een afwijkende pijnregulatie. Juiste diagnosestelling en goede voorlichting lijken effectief, bewegingsprogramma’s en cognitieve therapie zijn ondersteunend. Er zijn veel uitlopende geneesmiddelen geprobeerd, waaronder NSAID, SSRI en morfinepreparaten. Pregabaline, zo blijkt uit dit onderzoek, kan een duidelijk positieve bijdrage leveren. Aangetekend moet worden, dat bij dit middel hinderlijke bijwerkingen kunnen optreden en dat al het gedane onderzoek door de fabrikant zelf is gedaan. De behandeling van actinische keratose had een aardige subtitel ‘ het kan vriezen, het kan dooien’. Actinische keratose betreft een verhoornde uitrijping van plaveiselcellen. Bij een kwart van de mensen boven de 40 jaar komt actinische keratose voor. Uiteindelijk kan dat in 10% van de dragers uitgroeien tot PCC. Behandeling gebeurt meestal met cryotherapie of fluouracil. De behandelresultaten in verschillende studies zijn lastig vergelijkbaar, omdat 1e en 2e lijnspatiënten zijn betrokken en ook geen goed oordeel over de recidiefkans afleesbaar is. Een aanbeveling voor de eerste lijn zou kunnen zijn kleine laesies te behandelen met cryo, grotere laesies met fluouracil, maar deze wellicht beter te verwijzen. 22 op één lijn 40

2e uitgave 201 1 De ziekte van Raynaud is geen ernstig, maar vooral lastig probleem. De onderzoekers, die meer over de behandelingsmogelijkheden wilden weten, werden getriggerd door een casus van een jonge vrouw van 23 jaar met heftige Raynaudklachten. Geruststelling is een eerste belangrijke benadering. Uit 8 geselecteerde artikelen valt te concluderen, dat calciumantagonisten en andere vasodilatoren een bijdrage leveren. Ketanserine kan een reductie van de ernst geven en nifidipine van de frequentie van optreden. Behandelingen met botox zijn nog in onderzoek. Chronisch anale fissuren worden onder andere behandeld met ISDN crème. In hoeverre diltiazem crème hier superieur bij is, was onderwerp van het volgende onderzoek. Het onderzoek werd mede omdat de koffiepauze nabij was, beschouwd als een luchtig onderwerp, maar de praktijk kan toch heel pijnlijk zijn. De onderzoekers concluderen, dat de werking van diltiazem crème en ISDN crème op hetzelfde principe berust, namelijk de bevordering van de locale circulatie. Bij de diltiazem crème zijn minder bijwerkingen (hittestijging, hoofdpijn) aanwezig en ook de behandelingsduur is korter. Een andere noviteit is INR zelfmeting. Patiënten met de behoefte om zoveel mogelijk zelfstandig en nauwkeurig hun gezondheid te bewaken, kunnen na een goede training de INR zelf meten en hun medicatie bijsturen. Bij INR waarden die buiten het bereik van 1,9 tot 5,3 liggen, is overleg met de trombosedienst wel noodzakelijk. Leidt vitamine D suppletie tot preventie van osteoporotische fracturen bij vrouwen boven de 50 en bij mannen boven de 70 jaar? De onderzoekers constateerden dat er geen afname van fracturen is. Hierover ontstond nogal wat discussie, omdat dat niet logisch lijkt. Dit zou inderdaad verklaard kunnen worden uit een te korte behandelingsduur of een niet adequate dosering. De winnaars: Ton, Jochen, Jolien en Sabien Het laatst gepresenteerde onderzoek betrof de behandelingsmethodiek van chalazion in de eerstelijn. Het onderzoek spitste zich toe op de vraag, of locaal triamcinolon meer effectief is dan incisie en curettage. Bij de locale injectie wordt gebruik gemaakt van 0,2 ml triamcinolon van 10-40 mg/ml, bij de chirurgische ingreep van een ooglidklemmetje. De resultaten zijn na 1 en 3 maanden bekeken. Na 3 maanden is bij beide methodieken het effect rond de 90%, echter na 1 maand lijkt de injectie meer effect te hebben. Na enig beraad werd besloten dat zowel de jury- als de publieksprijs ging naar het onderzoek over INR zelfmanagement. Dit onderzoek werd verricht door de groep van Jolien Boesten, Jochen Cals, Sabien Vrancken en Ton Roland. Behalve de maatschappelijke waarde van het onderzoek werd ook de overtuigende en vlotte presentatie van dit groepje geprezen. De jury vond alle onderzoeken van hoog niveau. De jury liet zich ontvallen dat hun aandacht niet verslapte, hetgeen bij menig congres nogal eens gebeurt. Dagvoorzitter Henk Goettsch wist zoals gebruikelijk de levendige discussies goed te stroomlijnen. 23 op één lijn 40

op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Nieuws uit de Huisartsopleiding Verwetenschappelijking DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT EN HUISARTS IN GEULLE Verwetenschappelijking is sinds 2011 een belangrijk speerpunt van de huisartsopleiding. Meer aandacht voor de wetenschap is noodzakelijk om de kwaliteit van de huisartsopleiding in de komende jaren verder tot ontwikkeling te laten komen. Voor de realisatie van onderstaande plannen is door de SBOH1 landelijk circa 1,5 miljoen euro per jaar gereserveerd. Het keuzemenu voor de opleidingen bestaat uit een aantal elementen. Het eerste is het academisch gehalte van de staf. Er is een mogelijkheid om namens de SBOH een bijzonder hoogleraar aan te stellen voor de periode van vijf jaar met de mogelijkheid tot een verlenging van nog eens vijf jaar. Het doel van de in te stellen bijzondere leerstoel is het wetenschappelijk niveau van de huisartsopleiding te verhogen. De mogelijkheid om een academische statuur te geven aan de functie van hoofd huisartsopleiding zal de aantrekkelijkheid van de positie en daarmee ook de wervingskracht bij opvolging ten goede komen. Ook een alternatieve besteding van de beschikbare gelden is mogelijk. Je zou kunnen denken aan het stimuleren van een academische carrière van stafleden. Een tweede maatregel is het verder stimuleren van het aantal huisartsen in opleiding die ook een wetenschappelijk onderzoek verrichten. De SBOH gaat ervoor zorgen dat de kosten die de Universiteit moet opbrengen worden verlaagd. Het is de ambitie dat het aantal aioto’s zal kunnen stijgen tot 150. Het salaris van de aioto is met ingang van 2011 verhoogd en meer in lijn gebracht met salarissen die in de huisartsen wereld gebruikelijk zijn. Daarmee wordt het financiële perspectief voor aioto’s aantrekkelijker en dat zal de werving van aioto’s vergemakkelijken. Gratis aioto. In 2011 stelt de SBOH 125.000 euro per instituut beschikbaar. Als er een geschikt onderzoek klaar ligt, kan er dus in 6 jaar iemand huisarts worden en promoveren waarbij de loonkosten zijn gedekt. Fonds voor vernieuwing en onderzoek. Er komt een nieuw landelijk fonds in overleg met de afdeling huisartsgeneeskunde. Bekeken gaat worden hoe dit fonds kan worden ingezet voor de plannen voor verwetenschappelijking van de Huisartsopleiding. Een dergelijk fonds van waaruit onderwijsvernieuwing en wetenschappelijk onderzoek ten nutte van de huisartsopleiding gefinancierd kan worden is onmisbaar. 1 Stichting Beroepsopleiding voor Huisartsen 24 Wat betekent dit voor Maastricht? Van belang is te constateren dat we een lange traditie hebben in het geven van zogeheten EBM-onderwijs, waarin de principes van wetenschap worden uitgelegd aan de huisartsen in opleiding. Een aantal stafleden van de Huisartsopleiding zijn zelf gepromoveerd, hetzij als huisarts hetzij als gedragswetenschapper. Echter, als je in ons opleidersgebied kijkt naar werkzame huisartsen die gepromoveerd zijn en/of actief bezig zijn met de wetenschap, dan valt nog heel wat te verbeteren. Ik zal dan ook dit jaar een duidelijke keuze uit bovengenoemd menu voor Maastricht maken. In de volgende Op één Lijnen zal ik u hierover berichten. De plannen rondom het positioneren van onderwijsgroepen in Eindhoven – meer dan nu het geval is – nemen steeds concretere vorm aan. Onze partners in Eindhoven zijn met ons enthousiast op zoek naar goede onderwijsruimtes en waarschijnlijk bij het uitkomen van dit nummer hebben we ze gevonden en een huurcontract getekend. Dit betekent dat we met stafleden gaan praten die bereid zijn naar Eindhoven af te reizen. Bij de meest recente feestelijke bijeenkomst waarbij 10 huisartsen afstudeerden, ging er een zucht door de zaal toen ik deze plannen aankondigde. Eindelijk… klonk het her en der. Dat is ook begrijpelijk, want meer dan 50% van onze aios woont en werkt ruim ten noorden van Roermond. Deze zucht heb ik dan ook opgevat als teken dat er een groot draagvlak is bij aios om terugkomdagen in Eindhoven te houden. Elders in dit blad heeft u mogelijk gezien en gelezen dat we weer een aantal nieuwe medewerkers hebben aangetrokken die zich voorstellen in de gelijknamige rubriek.

op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Ex-aios: hoe vergaat het ze? ‘Bij de dokter of bij mevrouw?’ DOOR MARGOT FRANSSEN EN COEN BRUIJNS, HUISARTSEN(ECHTPAAR) IN MAASTRICHT Met de overname van een praktijk in Heer zijn wij letterlijk dicht bij onze Maastrichtse opleidingsroots gebleven. Na ruim twee jaar als waarnemer in de regio te hebben gewerkt kwam deze praktijk op ons pad, en hebben we onze kans gegrepen. Tijdens het waarnemen groeide de wens naar een eigen praktijk, waar je iets kunt opbouwen met je patiënten. Aanvankelijk niet met het idee om samen een praktijk over te nemen, maar gaandeweg bleken de voordelen van een gezamenlijke praktijk groter te zijn dan de nadelen. Zo zijn we sinds 1 januari 2011 als man-vrouwmaatschap van start gegaan. Een niet al te grote praktijk in een dorp in de stad, dat sprak ons wel aan. De dorpscultuur van Heer, op fietsafstand van ons huis, gecombineerd met de goede balans tussen werk en privé die de praktijkgrootte toelaat, leidt ertoe dat we met plezier werken. Alhoewel de eerste maanden zeker aanpezen waren: de praktijkvoering moesten we op orde krijgen en tegelijkertijd moesten we het merendeel van onze patiënten nog leren kennen. Bekende frustraties rondom het declareren en de communicatie met verzekeraars zijn ons ook niet bespaard gebleven. “Waarom hebben we het hier nooit over gehad tijdens de opleiding?”, hebben we vaker gedacht. De ervaring van een goede assistente en de praktische tips van collega’s zijn dan enorm waardevol. En gelukkig zijn we terechtgekomen in een hartelijke en behulpzame HAGRO, waar we met vragen terechtkunnen. Inmiddels, bijna een half jaar onderweg, kennen we onze “vaste klanten” wel zo’n beetje. En zij ons ook. Als onze assistente in de eerste maanden aan een patiënt vroeg bij wie van ons hij een afspraak wilde maken, was het antwoord vaak: “bij de dokter” (Coen), of “bij mevrouw” (Margot). Gelukkig weten de patiënten nu dat we beiden huisarts zijn, en geven ze aan het prettig te vinden dat ze kunnen kiezen uit een mannelijke of vrouwelijke huisarts. We hebben een aantal kleine reorganisaties achter de rug in de praktijk, en de verzekeraars hebben ons in hun bestand. Het werken op de manier die we voor ogen hadden als waarnemer komt steeds dichterbij. Natuurlijk zijn er nog genoeg ambities voor de toekomst: we willen het huisartsenvak graag nog meer allround uitoefenen, en moeten nog leren om beter te delegeren zodat iedere medewerker in de praktijk de taken kan uitvoeren waar hij/zij het meest geschikt voor is. We zouden het leuk vinden om op termijn een rol te spelen bij de opleiding van (huis)artsen. Daarnaast zijn we nu al met collega-huisartsen in de wijk aan het nadenken over samenwerkingsvormen in de toekomst. Kortom, het voelt goed om op deze plek aan het begin van onze huisartsencarrière te staan. 25

2e uitgave 201 1 Knäckebröd aan de Maas Opleiding tot specialist-huisarts in Zweden DOOR INGRID VAN DER HEIJDEN, STAFLID HUISARTSOPLEIDING Inleiding Op 9 en 10 mei 2011 bezochten 18 Zweedse aios en hun groepscoördinator Stefan Persson de huisartsopleiding Maastricht. Samen met een aantal Maastrichtse aios namen zij deel aan een onderwijsprogramma dat vooral gericht was op het verhelderen van het takenpakket van de huisarts, de samenwerking en de context en organisatie van huisartsenzorg in beide landen. Hieronder een verslag van deze boeiende bijeenkomst. Geen haast Zweedse artsen hebben een 5,5 jarig basiscurriculum en daarna moeten zij nog 2 jaar werken als arts-assistent in verschillende specialisaties. Voordat zij daaraan kunnen beginnen is er vaak een wachttijd van bijna 2 jaar. Vaak gebruiken ze de tussenliggende tijd voor hobby’s, reizen of het ontwikkelen van andere vaardigheden. Zo vertelde een van de Zweedse aios bijvoorbeeld dat ze haar eigen dansschool had opgericht in die periode en dat ze die nu exploiteerde naast haar opleiding. Daarna kan worden gestart met specialisaties, welke allemaal 5 jaar duren (huisartsgeneeskunde is een van de specialisaties). De meeste artsen zijn rond de veertig jaar wanneer zij hun opleiding tot specialist afronden. Contract voor 5 jaar Artsen die specialist huisartsgeneeskunde willen worden, solliciteren bij een opleidingspraktijk. Als zij worden aangenomen, krijgen zij een vast contract voor 5 jaar en verdienen zij zo’n 70% van het inkomen van een huisartsspecialist. Ze blijven 5 jaar verbonden aan dezelfde praktijk en dezelfde huisartsopleider en in veel gevallen wordt het contract na de opleiding voor onbepaalde tijd verlengd. De Zweedse aios zien vanaf de eerste werkdag zelfstandig patiënten. Het is een klassiek voorbeeld van ‘learning by doing’. Er is gelegenheid tot overleg met de opleider en een keer per week wordt een uur tijd gereserveerd voor een leergesprek. Ze hebben een keer per maand een bijeenkomst met alle huisartsen-in-opleiding uit hun provincie onder begeleiding van een provinciale huisarts-coördinator. Er bestaat geen enkele relatie tussen de huisartsopleidingen en universitaire afdelingen huisartsgeneeskunde. Per provincie wordt de huisartsopleiding anders georganiseerd en vorm gegeven. Voor een deel is dat begrijpelijk: Zuid Zweden is een verstedelijkt gebied, Noord Zweden is schaars bevolkt en het takenpakket van de huisarts is daar veel uitgebreider en de huisarts moet daar rekening houden met lange reisafstanden. Gezamenlijke modules Gedurende 5 jaar lopen zij gemiddeld 2 jaar stage in het ziekenhuis, vergelijkbaar met onze ELWP1. Het grote verschil met Nederland is dat zij gedurende de stage in het ziekenhuis iedere 2 weken in de praktijk komen en vervolgcontacten onderhouden met hun eigen patiënten. De inhoud van de klinische stages wordt op maat samengesteld afhankelijk van individuele leerbehoeftes. Aios van alle specialismen volgen gezamenlijk een viertal verplichte onderwijsmodules, waaronder bijvoorbeeld de module “Evidence Based Medicine” en de module “Management en Leiderschap”. Dit versterkt het netwerk tussen eerste en tweede lijn en komt de onderlinge samenwerking ten goede. Geen toetsen Er zijn geen verplichte toetsen of formele beoordelingsmomenten tijdens de huisartsopleiding: als je 5 jaar hebt vol gemaakt, word je automatisch huisarts. Sinds kort is er wel een vrijwillig afsluitend examen en scriptie-opdracht. Tijdens de vijfjarige opleiding worden de consulten regelmatig direct geobserveerd 1 ELWP= Externe Leer Werk Periode 26 op één lijn 40

2e uitgave 201 1 door de huisartsopleider. Er wordt tijdens de opleiding vaak gebruik gemaakt van het recht op anderhalf jaar ouderschapsverlof. Strenge triage Een gemiddeld consult in Zweden duurt 30 minuten. De meeste huisartsen zien zo’n 10-12 patiënten per dag. In tegenstelling tot Nederland zien Zweedse huisartsen hun patiënten minder vaak (1,1 patiëntencontact per jaar in Zweden versus 3,7-4,1 patiëntencontacten in Nederland). Er worden nauwelijks huisbezoeken gedaan. Het takenpakket van de huisarts is vergelijkbaar met dat van de Nederlandse huisarts, maar de Zweedse huisartsen krijgen over het algemeen de meer complexe huisartsenzorg te zien. Er vindt namelijk een strenge triage plaats en de praktijkverpleegkundige ziet alle kleine kwalen op haar spreekuur en daarnaast heeft zij categorale spreekuren voor diabetes, COPD en hart/ vaatziekten. Dicteren De Zweedse huisartsen dicteren hun verslag van het consult en dat wordt vervolgens uitgetypt door de secretaresse. Zij waren verbaasd (en aangenaam verrast) over onze korte SOEP-registratie in het HIS. Zweedse huisartsen moeten de arbeids(on-)geschiktheid van werkende patiënten beoordelen en daar een uitgebreid verslag van maken. Dit is een van de minder geliefde taken van de Zweedse huisarts o.a. ook vanwege de administratieve rompslomp. In loondienst Een Zweedse huisartsenpraktijk heeft gemiddeld 4-6 artsen, 4 praktijkverpleegkundigen en een secretaresse; allen in loondienst bij de provinciale overheid. Een huisarts verdient over het algemeen net iets meer dan een specialist in het ziekenhuis. Het inkomen van de huisarts is niet gerelateerd aan de prestaties van de praktijk. De praktijk heeft een eigen budget, waaruit materialen zoals ECG’s, maar ook de aios-h wordt gefinancierd. Continuïteit van zorg De huisartsenpraktijken in Zweden zijn op werkdagen open van 8.00 uur tot 17.00 uur. Tot 20.00 uur ’s avonds doen huisartsen dienst vanaf een soort huisartsenpost of op een eerste hulppost en na die tijd is er slechts één huisarts telefonisch beschikbaar en rijdt deze alleen visites voor het constateren van overlijden en het invullen van de overlijdenspapieren. Er is geen centrale dossiervoering tijdens diensturen. Voor huisartsgeneeskundige vragen belt de patiënt gedurende de nachtelijke uren met een landelijk informatienummer (niet bemand door huisartsen) of wendt de patiënt zich tot ambulancezorg of eerste hulpafdeling, waar hij gezien wordt door de dienstdoende assistent chirurgie of interne. Hervorming huisartsenzorg Sinds kort is de financiering van zorg in Zweden veranderd en is het mogelijk dat huisartsen zich vrij vestigen. Tot nu toe hebben nog maar weinig huisartsen dat gedaan. Waar voorheen een vaste som geld aan de praktijk toekwam, is het geld voor zorg nu veel meer gebonden aan de patiënt. Welke impact deze maatregelen op de huisartsenzorg in Zweden zullen hebben is nog niet duidelijk. De Zweedse huisartsenzorg die al een verregaande taakdelegatie kent- staat verder onder druk doordat een groot aantal zittende huisartsen binnen een paar jaar met pensioen zal gaan en er op dit moment nog onvoldoende aanstaande collega’s worden opgeleid. Eén van de initiatieven van de provinciale en lokale overheden om dit dreigende tekort te ondervangen, is het werven van huisartsen uit het buitenland. Exportproducten De Zweedse aios keken verheugd naar ons HIS en de feedbackmodule van de huisartsenpost Maastricht. Deze twee instrumenten die beiden nog niet gebruikt worden in Zweden zouden volgens hen gemakkelijk te implementeren zijn. Verder gaan zij proberen het onderwijs op de terugkom dagen in kleinere groepen te organiseren en ook een gedragswetenschapper hierbij te betrekken. Inspiratie Het idee van enkele gezamenlijke modules voor alle specialisten-in-opleiding, zoals ze dat in Zweden kennen, sluit goed aan bij het pleidooi van Generation Next en de Jonge Orde om het onderwijs in de competentiegebieden ‘Samenwerken’ en ’Organiseren’ al vanaf het begin van de opleiding te stimuleren.2 De Zweden hebben ons geïnspireerd om de mogelijkheid van een gezamenlijke basismodule voor alle aios uit deze regio verder te onderzoeken. 2 www.gnhuisarts.nl. Pleidooi voor het verder professionaliseren van de deelgebieden organisatie en samenwerken in de opleiding voor huisarts en specialist. 27 op één lijn 40

2e uitgave 201 1 Puntig Touch and go DOOR FELIX PUNT, GEDRAGSWETENSCHAPPER HUISARTSOPLEIDING Voor zover u het nog niet wist: ik ben sinds een paar maanden weer docent aan de Huisartsopleiding te Maastricht. Amsterdam bleek, na een jaar uitproberen, toch te ver weg om er te kunnen aarden en ik ben op mijn schreden teruggekeerd. Dank aan ons hoofd Jean Muris en de staf, dat de deur nog openstond. Dank ook aan de redactie van Op één Lijn, dat ik weer een column mag schrijven over het wel en wee in huisartsenland. Maar ik moet het bekennen: ik hou wel van terugkeren! Zo was ik onlangs ook voor de derde keer op Lesbos en zelfs andermaal in hetzelfde appartement. Ik trof er weer de vertrouwde ingrediënten zon, rust, olijven, (niet aan te slepen) kánnen retsina en natuurlijk die alleraardigste beheerder van het huis. Het probleem is alleen dat het mij steeds een vliegreis kost. Ik heb het daar niet zo op. Ik snap niet hoe wij ooit verzonnen hebben om met driehonderd mensen tegelijk in een metalen kist van de grond op te willen stijgen. Wij horen niet in de lucht. Het is blasfemisch om ons op elf kilometer hoogte veilig te wanen. Maar vertel dat mijn vriendin, die naast mij onverstoord haar roman uit kan lezen terwijl ik duizend doden sterf! Zo zetten wij ook nu weer vlak voor Lesbos onze landing in. Al eerder in mijn leven had ik het genot van een doorstart mogen smaken, maar dit liep uit op een ”touch and go”. Door harde windvlagen viel het vliegtuig plotseling naar beneden, raakte de grond en trok meteen weer op. Het zweet stond nat in mijn handen, mensen slaakten hun kreet. Maar toen meldde zich, heel vertrouwenwekkend, de piloot met een goede uitleg en de Engelse term, waardoor de hele landing iets heel menselijks kreeg. Juist ook zijn woorden “Wij proberen het nu nog een keer”, vertederden het geheel en deden mij ontspannen. Tien minuten later trof ik mij dan ook gewoon levend op een veilige bodem aan en ik dankte de piloot en ook de Heer. Na één nacht slapen week de spanning uit mijn lijf en gaf ik mij over aan het eiland. Heerlijk nietsdoen – wie kent het nog? We kunnen naar het haventje lopen of linksaf naar het strand. Nemen we nóg een koffie of beginnen we aan de wijn? Mussen kwetteren en hé kijk daar, dat is de priester van die kerk. Dan rek ik mij nog eens uit 28 op één lijn 40

2e uitgave 201 1 en opper een volgend wandelingetje door het dorp. Op dinsdag belandden wij op deze wijze genoeglijk bij het restaurant waar we ook de dag tevoren uitstekend hadden gegeten bij de lage lentezon. Want ik hou wel van terugkeren, en dat gaat zelfs zo ver dat ik in staat ben om de hele week moussaka te eten, als mij een of ander restaurant gelijk al goed bevalt. Nu ging het om de voortreffelijke schapenbout, en de fooi van gisteren maakte dat we vandaag opeens als grote vrienden door de eigenaresse werden aangemerkt. Zwierig werd het gerecht na enige tijd door de zoon aan onze tafel opgediend. Maar wie schetst mijn teleurstelling toen het vlees taaier bleek dan de dag daarvoor en zelfs ietwat aan de rode, rauwe kant. Nadat ik uiteindelijk besloten had dat ik hier gelijk mocht hebben – “dit is toch écht wel iets te rauw” – meldde ik het netjes aan de passerende zoon. Zijn reactie roept ook nu nog veel bewondering in ons op: in mooi gebroken Engels antwoordde hij dat het vlees steeds van plaatselijke boeren kwam, vers was en daarom onvoorspelbaar van kwaliteit. En hij deed dat zó overtuigend, dat wij het meteen een eer vonden om juist dit vlees op ons bord te hebben gehad, het was ons opeens niet taai genoeg. Tegelijkertijd beseften wij ook hoe professioneel de hele tent was opgezet, gemeten naar het speciale gevoel als gevolg van deze authentiek Griekse bedotterij. Wij hadden voor de rest nog een heel aangename week. Op de terugreis trof ik zoveel turbulentie aan dat ik de drank voor vier maanden afgezworen heb (de vraag waarom mijn leven daarboven in de lucht niet vijf, twaalf of tachtig maanden abstinentie waard was, houdt mij nog steeds wat uit de slaap). Eenmaal op Nederlandse bodem was het treurig hoe snel het gewone leven weer bezit van mij nam. Anderhalve week later was ik met een groep aiossen bij een zitting van het regionale tuchtcollege, om eens te bezien hoe zo’n procedure verloopt. Begrijp mij goed: ik onderschrijf van harte dat artsen professioneel moeten handelen en zich moeten verantwoorden waar zij dat mogelijkerwijs niet hebben gedaan. Maar het gaat me soms te ver. Bij het betreden van de zaal botste ik al tegen de klaagster op, hetgeen ik wil wijten aan haar parmantige decolleté. Vertrouwenwekkend mompelde ik nog een “touch and go”, maar werd tijdens de zitting vervolgens meegevoerd in een verontwaardigd betoog over het (zeer) benadeeld voelen vanwege een littekentje op haar huid. Nu heb ik niet veel tegen verdriet en nog minder tegen het lijden van de mens, maar ik word onpasselijk bij het vermoeden van een financieel motief. Dan betreur ik het teloorgaan van normaal-menselijke omgangsvormen en het langzaam inburgeren van een claimcultuur, waar mensen het handelen van een ander zoeken aan te grijpen voor een eigen geldelijk gewin. Dan zou ik best nóg eens tegen die vrouw willen botsen en in mooi gebroken Brabants gaan zeggen: “Weet u eens wat? Die arts is ook maar een mens. Hij komt hier uit de buurt. Hij probeerde het wel degelijk goed te doen.” In de hoop haar weer wat ontspanning te kunnen brengen en alsnog een goed gevoel. Symposium Wereld Alzheimer Dag 'Alzheimer en een waardig levenseinde' Woensdag 21 september 2011 Statenzaal Provincie Limburg Programma zie website www.alzheimercentrumlimburg.nl 29 op één lijn 40

op één lijn 40 2e uitgave 201 1 Mag een arts een patiënt weigeren of uit de praktijk zetten? DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE Vorig jaar haalde het AZM de voorpagina met het weigeren van een patiënt op basis van de postcode.1 Een patiënt wordt verliefd op de dokter, of anders om.2 Een boze huisarts had het wel gehad met een patiënte en duwde het bijeengeraapte dossier door de brievenbus met de mededeling dat ze haar heil maar ergens anders moest zoeken3. Een hoog in de bergen van Nepal wandelende dokter dacht dat het tuchtrecht daar niet van toepassing was en koos voor douchen in plaats van behandelen4. Kan dat zomaar een patiënt weigeren? Hoe te handelen als de verliefdheid toeslaat? Een behandelrelatie beëindigen door het dossier in de brievenbus te stoppen? De behandelrelatie niet aangaan? Wat zijn de regels en hoe gaan we er zorgvuldig mee om? In de wet staat niet veel, “de hulpverlener kan, behoudens gewichtige redenen, de behandelingsovereenkomst niet opzeggen”5 , over niet-aangaan van de behandelingsovereenkomst staat niets. Wat precies gewichtige redenen zijn zullen we dus uit de jurisprudentie moeten distilleren. Gelukkig heeft de KNMG een richtlijn die er overgaat. Wanneer is er nu sprake van een behandelingsovereenkomst? Een behandelingsovereenkomst in de zin van de WGBO is een overeenkomst, waarbij de hulpverlener zich tegenover de patiënt verbindt tot het verrichten van geneeskundige handelingen die rechtstreeks op die patiënt betrekking hebben.6 Dus gericht op het individu, door een algemeen advies (bijvoorbeeld op een website) komt geen behandelingsovereenkomst tot stand. Concreet als een patiënt of diens wettelijke vertegenwoordiger zich tot de hulpverlener wendt met een concrete hulpvraag gericht op zijn gezondheidssituatie en de hulpverlener vervolgens op deze vraag ingaat, is er sprake van een behandelingsovereenkomst. Er kan echter al sprake zijn van een voorfase van behandelingsovereenkomst bij wachten in de wachtkamer of bij ongevraagde noodhulp op straat. Begrip gewichtige redenen en zorgvuldigheidseisen voor de arts. Als je een behandelingsovereenkomst niet aan wil gaan zijn er voor de arts drie gewichtige redenen: A. De professionele verantwoordelijkheid weerhoudt de arts ervan een geneeskundige behandelingsovereenkomst met de patiënt aan te gaan. Dit geldt als er zaken gevraagd worden die niet tot je vakgebied horen, of behandeling van familie en bekenden, of bij gewetensbezwaren van de arts bij zaken zoals euthanasie. B. Eerdere ervaringen van de arts met de patiënt zijn aanleiding voor de arts geen behandelingsovereenkomst aan te gaan vanwege het ontbreken van een (voldoende) vertrouwensbasis. Het moet hierbij wel gaan om eigen ervaringen dus niet van horen zeggen of ervaringen van anderen. C. De arts heeft een aanmerkelijk belang bij het niet aangaan van de behandelingsovereenkomst, en wel een groter belang dan het belang van de patiënt bij het aangaan van de overeenkomst. Dit kan gelden bij een bepaalde praktijk grootte, of op basis van geografie. Hierbij mag niet worden gediscrimineerd. Naast deze gewichtige redenen zal men zich aan zorgvuldigheidseisen moeten houden, zoals het met de patiënt overleggen en motiveren van de reden van het niet aangaan van de behandelingsovereenkomst. Daarnaast het eventueel verstrekken van gegevens of dossiers die al zijn toegezonden. 1 NRC januari 2010 2 RTC Groningen 23 mei 2001 3 CTC 13 juli 2006 4 CTC 19 augustus 2010 5 Art. 7: 460 BW 6 Art. 7:446 BW 30

2e uitgave 201 1 In noodsituaties zal men altijd hulp moeten verlenen. Als je een al bestaande behandelingsovereenkomst wil beëindigen zijn er voor de arts vier gewichtige redenen: A. Bij onheus of agressief gedrag van de patiënt tegen de arts of andere medewerkers van de praktijk. Het moet gaan om grensoverschrijdend gedrag of een ernstig conflict, niet eenmalig, en niet door een ziekte waaraan de patiënt lijdt. B. De patiënt weigert aan de behandeling mee te werken. Het gaat om het achter houden van informatie met ernstige consequenties, het niet nemen van medicatie terwijl dit wel geïndiceerd en afgesproken is. Het geldt weer niet bij een second opinion7, en ook niet bij onderbreken van de behandeling in verband met vakantie.8 C. Als de patiënt voortdurend weigert om de rekening te betalen. D. Ook hier weer het aanmerkelijk belang van de arts. Het gaat dan om persoonlijke gevoelens, als je verliefd bent op de patiënt of andersom9, gewetensbezwaren, arbeidsongeschiktheid van de arts, bij een tuchtmaatregel, als je met pensioen gaat, als de patiënt verhuist buiten de geografie van de praktijk, of bij negatieve uitlatingen van de patiënt over de arts of zijn team. Ook hier weer een aantal zorgvuldigheidseisen waaraan men daarnaast moet voldoen: Bij a, b en c, • Herhaaldelijk aandringen en waarschuwen • Een redelijke termijn van beëindiging aanhouden • En tot er een andere arts is gevonden is voortzetten van de medische hulp noodzakelijk. Bij d, • Tijdig inlichten en hulp bieden bij het vinden voor een andere hulpverlener, mag ook een waarnemer zijn als het een tijdelijke situatie is • Ook hier is voortzetten van de medische hulp noodzakelijk tot er een nieuwe arts is gevonden. 7 RTC Groningen 27-01-98 8 RTC Amsterdam 28-01-03 9 Voor sommige behandelaars, bv psychotherapeuten, ook weer niet te snel verliefdheid van patiënten aannemen, maar rekening houden met overdrachts gevoelens. RTC ’s Gravenhagen 29-03-06 Bij a,b, c en d • Het dossier overdragen • Zorgvuldig dossier beheer (niet achter houden als dwangmiddel). Beëindiging door patiënt en in goed overleg De patiënt kan de behandelingsovereenkomst altijd opzeggen, zonder opgaaf van reden. In goed overleg kan de behandelingsovereenkomst ook beëindigd worden. Maar ook bij beëindiging in goed overleg moet men zorgvuldigheidseisen in aanmerking nemen: • Afspraken maken over beëindiging. Bij voorkeur schriftelijk, en in bepaalde gevallen de patiënt wijzen op nadelige gevolgen van stoppen behandeling10 • Bij nood hulp verlenen • Overdragen van behandeling en dossier. Als we dan de casus van het begin tegen deze spelregels aanhouden, komen we tot de volgende conclusies. Het AZM is niet direct helder wat de gewichtige reden van de Instelling is, en zeker zijn de zorgvuldigheidseisen naar de patiënten toe niet in acht genomen. Bij de verliefde patiënt en of dokter is de gewichtige reden, het aanmerkelijk belang van de arts, en wel de persoonlijke gevoelens, de zorgvuldigheidsredenen dienen dan gevolgd te worden, met voor sommige beroepsgroepen, wat aangescherpte regels (psychologen, psychotherapeuten en psychiaters). De boze huisarts is niet duidelijk in zijn gewichtige reden, ook wordt niet duidelijk of zijn belang boven dat van de patiënt gaat, aan de zorgvuldigheidseisen is zeker niet voldaan als het dossier in de brievenbus gaat. Ook de in Nepal wandelende arts had nog professionele verantwoordelijkheid kunnen aanvoeren (iets doen waartoe je niet opgeleid bent) maar had dit eerst zelf moeten beoordelen en conform de zorgvuldigheidseisen moeten toelichten aan de betrokken patiënt. Dat het CTC het geen noodsituatie vond is te begrijpen, maar dit niet eerst zelf vast stellen en dan de zorgvuldigheidseisen in acht nemen niet. Met deze redelijk overzichtelijke gewichtige redenen en de beperkte zorgvuldigheidseisen, moet het voor elke beroepsbeoefenaar mogelijk zijn om behandelrelaties zorgvuldig aan te gaan én te beëindigen. 10 Uitspraak over behandelende artsen Sylvia Millecam RTC Amsterdam 07-04-06 31 op één lijn 40

Op één lijn is een uitgave van: Vakgroep Huisartsgeneeskunde FHML Maastricht University Postbus 616 6200 MD Maastricht op1lijn@hag.unimaas.nl Based in Europe, focused on the world. Maastricht University is a stimulating environment. Where research and teaching are complementary. Where innovation is our focus. Where talent can flourish. A truly student oriented research university.

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
Home


You need flash player to view this online publication