0

CAPHRI School for Public Health and Primary Care op één lijn 42 HET HART OP DE GOEDE PLAATS Vakgroep Huisartsgeneeskunde | Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML)

Colofon Inhoudsopgave Oplage 2180 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@hag.unimaas.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Océ Business Services, Maastricht, OBS 8532 Fotografie Foto omslag is gemaakt door Anneke Germeraad (Betreft de afgestudeerden van de kaderopleiding Hart- en vaatziekten, zie pagina 3) Foto pagina 3 en 4 gemaakt door Sasha Ruland Foto's pagina 15 en 16 gemaakt door Anneke Germeraad Foto pagina 24 is gemaakt door Joey Roberts Foto pagina 26 is gemaakt door Joey Roberts Deadline volgend nummer 22 juni 2012 Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers Join our family – Babette Doorn Zorg voor de toekomst! – InterUM Samen op weg naar de top Alpe d’Huzes – redactie Broodjes – redactie Medewerkers stellen zich voor Lonny Hazen, HAB chronisch blok Giel Peeters, HAB chronisch blok Esther Giroldi, promovendus Marscha Luijkx, HAB blok acute zorg Diederd Kronjee, HAB psychisch blok Maud Sinkiewicz, gedragswetenschapper ’t Schip, onderwijsruimte in Eindhoven Onderwijs Ghana: een ander perspectief – Laury de Jonge Werkplekleren – Jonne van der Zwet Winnaar onderwijsprijs: beste HAB jaar 2010-2011: Wil Keulers Nascholing algemeen – Yvonne van Leeuwen Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten: weer 20 afgestudeerden – Yvonne van Leeuwen Onderzoek De Maastricht Studie – Roelf Norg NHG wetenschapsdag – Wetenschappelijke Programmacommissie Basis Kwalificatie Onderwijs (BKO) – redactie 3 4 5 6 6 7 7 8 9 9 10 11 12 12 14 15 15 16 17 18 18 Postdoc-plannen: onderzoek naar nieuwe generatie antistollingsmiddelen – 19 Petra Erkens Voor u geschreven in Maastricht – Jelle Stoffers EGPRN agenda – Hanny Prick WESPEN: Denise Vergeer Jasper Dijcks Annelieke Korte Promotie Sil Aarts – redactie Maastricht Infectieziekten Centrum agenda – redactie MIRA trial – Marian van den Brink Huisartsopleiding Erkenning en herkenning – Jean Muris Afscheid Tonnie van Kessel in de praktijk – Jean Muris Bas Maiburg benoemd tot UHD – redactie 20 21 22 22 23 24 24 25 26 27 27 © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 2 Gezondheidsrechterlijke kwesties: Dwang en drang in de geneeskunde – 28 Arie de Jong Aios wetenschapsdag ‘Kaalheid is een keuze’ – Sjef Swaans Opleiders-tweedaagse 2012: Leuk en leerzaam – Stijn de Vries Huisarts in België – Ingrid van der Heijden Bijzonder bekwaam in GGZ: Priska Israel – Hendrik Jan Vunderink Writers Block – Felix Punt 29 30 31 33 34 Oefenen voor dokter: ‘Dus jij bent de coassistent?’ – Sophie van der Voort 36

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Van de redactie Niets gaat vanzelf Het bruggetje van het vorige nummer ‘Wat ons bindt’ naar ‘Join our family’ is snel gemaakt. Aan dat laatste heb ik een apart artikel gewijd zodat ik dit redactioneel en de kaft van nummer 42, voor andere onderwerpen kan gebruiken. Niets gaat vanzelf. Het klinkt zo logisch, maar het moet soms even gezegd worden. Zo ook met dit blad. Het lijkt soms vanzelf te gaan, zo voelt het althans voor ons als redactie. De meeste moeite hebben we met het prikken van een datum voor ons jaarlijkse etentje. Als de uitnodigingen voor inzendingen eenmaal lopen, dan leunen we achterover en dan ineens komt hij in zicht: de deadline. Er moet een doorloopschema gemaakt worden in overleg met de vormgeving/drukkerij OCE waarop alles aangeleverd wordt. Snel sturen we herinneringen aan schrijvers waarbij we alle begrip tonen voor excuses, maar we draaien even makkelijk de duimschroeven aan. Deadline is deadline. Een piek ontstaat de laatste week: de stukjes schieten digitaal heen en weer, net als meningen, grapjes en foto’s. De vele nieuwe medewerkers die zich voorstellen, heeft alles te maken met de groei van de Huisartsopleiding. De inschrijvingen van aios voor september mogen er zijn, we zijn zeer tevreden. De betekenis van ‘samen ’t Schip ingaan’ krijgt glans en werpt zijn vruchten af. Over een paar jaar hebben we weer vele nieuwe huisartsen. Wie nu afzwaaiden, zijn de kaderhuisartsen Hart- en Vaatziekten (HVZ). Deze dokters hebben we ingekaderd op onze kaft en hiernaast. Ze verdienen alle hulde omdat ze naast hun drukke werk nog een intensieve scholing volgden. Van harte! In de zomer besteden we uitgebreider aandacht aan onderwijszaken, want dan staat het nieuwe academische jaar voor de deur. De onderzoekers zwoegen ook door, een enkeling promoveert in deze periode: Sil Aarts. Jelle Stoffers vat de overige productie weer voor ons samen. Ook niet onbelangrijk: de NHG wetenschapsdag op 8 juni: Maastricht heeft dit jaar de organisatie. En dan die groeiende Huisartsopleiding. Ondanks de groei is de accreditatie van de opleiding weer voor 5 jaar binnen. Hoofd Jean Muris noemt nog enkele verbeterpunten die zijn geopperd. Adjunct-hoofd en stille kracht Bas Maiburg, is benoemd tot UHD en ziet en passant zijn 25-jarig ambtsjubileum voorbij gaan. We feliciteren hem ook. De opleiders ploeteren en leren voort, net als de aios (nietwaar Sophie?). En wat weten we over onze Belgische collega’s? Bar weinig eigenlijk. Ingrid van der Heijden heeft een uitgebreide evaluatie gemaakt over de grensoverschrijdende samenwerking. Nuttig en leerzaam voor iedereen. Hendrik Jan Vunderink interviewde de Bijzonder Bekwame Priska Israel: GGZ is dit keer aan bod. Zoals een aios uit haar groep zei: ‘ze heeft veel verstand van de kennis’. Columnist Felix Punt heeft writers block en inderdaad: ik heb nog niets van hem gezien dit keer. En Arie de Jong tot slot, neemt u mee in de wondere wereld van de dwangbehandeling. Als u het niet meteen kunt volgen, dan heeft u altijd nog zijn artikel als naslagwerk! Graag tot een volgende keer, ergens in juli, dan komen we terug. Babette Doorn Afgestudeerden 1 Hofman 2 3 4 5 6 7 8 9 11 Hollander Huijgens Nasseri Tumkaya Prinssen Huijbers Son van Zonneveld 10 Wielaart Vlake 12 13 14 Puffelen van Tjon-A-Tsien Baal van 15 Willemsen 16 Zegers 17 18 19 20 Caljouw-Vos Xavier Monika Jeroen Mehrzad Talip Monique Ellen Jack Goof Leo Paul Patrick Monique Jorien Robert Robert Jeanette Braal de-Baalen van Esther Lobo Iflé Claudia Rudy F.X.W.M M J M T M P.M.J.F J.A.J G.J L.M P.W.J P.J.M M.R.S H.J R.T.A R J.P E.E C.M R.G Amsterdam Utrecht Wesepe Ijsselstein Maassluis Utrecht Geldrop 's-Hertogenbosch St Pancras Nieuwpoort Vught Delft Wateringen Almere Heerlen Oudenbosch Ridderkerk Almere Wijchen Volendam 3

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Van de voorzitter De academie en de beroepsgroep DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM EN HUISARTS IN GEULLE Eind februari 2012 ging Bert Schadé, hoogleraar Huisartsgeneeskunde van het AMC, met pensioen. Er was een afscheidssymposium waar onder andere Bart Meijman, de voorzitter van de Huisartsenkring Amsterdam, een geestige en serieuze toespraak hield. Hij refereerde aan de verschillende discussies die recent gevoerd zijn over zaken die op het snijvlak liggen tussen gezondheidszorg en politiek, of waar de politiek zich met de gezondheidszorg bemoeit. Hij benoemde bijvoorbeeld de discussie over influenza vaccinatie van ouderen, de eigen bijdrage van patiënten voor psychische hulp, de eigen bijdrage voor de huisartsenzorg. Graag, zo zei hij, had hij in die discussies een van de hoogleraren huisartsgeneeskunde op de televisie gezien om die plannen of gedachten te bestrijden. Zijn appèl riep een ongemakkelijk gevoel bij mij op, en naar later bleek ook bij verschillende van mijn collegae. Ondersteunen we de beroepsgroep onvoldoende in de vele debatten? We zijn inderdaad niet prominent in praatprogramma’s aanwezig en we schrijven niet voortdurend ‘open brieven’. Natuurlijk hebben we onze mening over vele domme, onbegrijpelijke, onterechte of onverstandige voorstellen. Het probleem is echter dat we deze niet kunnen bestrijden op basis van wetenschappelijk bewijs. Globaal kunnen we genoeg literatuur oproepen die het belang van een sterke goed georganiseerde eerstelijns gezondheidszorg met de huisarts als kern kan aantonen. Maar wat de effecten zullen zijn van een eigen bijdrage voor het bezoek aan de huisarts, daar hebben we geen studies van. Wellicht kunnen we uit België iets halen over de effecten van ‘remgeld’ maar de zorgsituatie is in België toch al weer anders. En het gebrek aan bewijs geldt voor veel plannetjes die worden voorgesteld. Maar ons gezond verstand dan? Natuurlijk kunnen we de gevolgen van sommige voorstellen wel beschrijven, maar niet beter dan huisartsen of de LHV al doet. Kunnen we dan ‘ons gezag’, zoals dat genoemd wordt, niet in de strijd werpen? Ja, dat kan maar daar moet je zuinig mee zijn, want we kunnen niet steeds zeggen dat we onze mening niet kunnen onderbouwen. Met de LHV en NHG hebben we als hoogleraren Huisartsgeneeskunde regelmatig overleg over wanneer we ‘ons gezag’ zullen aanwenden. Verder gaan we door met de ondersteuning van de beroepsgroep op een andere manier, namelijk met wetenschappelijk onderzoek en onderwijs/opleiding. In dat wetenschappelijk onderzoek richten we ons op vragen die van belang zijn voor de patiënt en de huisarts: huisartsgeneeskundig en maatschappelijk relevant. Zoals de plaatsbepaling van de CRP in de huisartspraktijk; de point- of-care d-dimer test voor diepe veneuze trombose of embolie, zelfmanagement van diabetes mellitus, etc. Het gaat om vragen uit de praktijk die onderzoekers van een vakgroep/afdeling Huisartsgeneeskunde samen met de huisartsen onderzoeken met als doel: ‘betere patiëntenzorg’. Ook onze inzet voor onderwijs en opleiding is gericht op de maatschappij en de beroepsgroep. Samen met de praktiserende huisartsen nemen de vakgroepen/afdelingen meer huisartsen in opleiding aan om ervoor te zorgen dat er in de toekomst voldoende huisartsen zullen zijn voor de zorg, maar ook met het idee dat u rustig met pensioen kunt als de tijd daar is. Er is geen tegenstelling tussen academie en beroepsgroep. We streven beide hetzelfde na en moeten de krachten blijven bundelen. 4

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Geen waan van alledag maar Join our family! DOOR BABETTE DOORN, BELEIDSMEDEWERKER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE In het laatste nummer van 2011 heb ik u verteld over de projectmatige samenwerking met de Service Science Factory (SSF1). De uitkomsten van het project heeft u nog van ons tegoed. Wat we vooral geleerd hebben van het project is dat we ons niet moeten blindstaren op beperkende aspecten. Daarmee was de insteek van het project (‘waarom doet 50% van de huisartsen niet mee aan onderwijs, opleiden of onderzoek?’), al snel achterhaald. Een deel van die huisartsen wil trouwens wel meedoen, maar geeft aan daarbij hulp in tijd of ruimte nodig te hebben. Over dit soort zaken wenst de vakgroep ook met andere organisaties zoals de Regionale Huisartsen Organisaties te spreken. In het regulier overleg met de RHZ Heuvelland staat dit thema al op de agenda. Wat het andere deel van de huisartsen wil, blijft vooralsnog een raadsel. We kregen uit de regio-enquête onder huisartsen geen feedback op dit punt. De SSF-projectleden hebben veel moeite gedaan om huisartsen uit deze groep te interviewen, maar het bleek niet mogelijk om binnen de projectduur van 8 weken die dialoog op gang te krijgen. Op termijn denken we aan de inzet van accountmanagers, aan non-profit praktijkbezoekers. Wie een nieuwe praktijk opent: laat het ons weten, we komen graag op bezoek om te kijken wie uw naaste familie is en hoe het u vergaat. Relatiemanagement kent velerlei vormen van samenwerken. ‘HAG’ is onderdeel van het samenwerkingsnetwerk, niet het middelpunt van het netwerk. Alle contacten hoeven dus ook niet centraal te verlopen. Als we uitgaan van de positieve aspecten (‘waarom doen veel huisartsen wel mee’) dan kun je ook denken aan de versteviging van het netwerk van binnenuit. Denk aan de ambassadeurs functie van actieve huisartsen. Wat wij als vakgroep moeten leren is om niet meteen iets (terug) te vragen. We dienen nieuwe huisartsen te inspireren om ook lid te worden van het netwerk. De SSF kwam met een pakket maatregelen onder de naam ‘Join our family’. Het begrip Family wordt immers ook geassocieerd met Family Medicine en ook met het soort 1 SSF is een multidisciplinaire academische werkplaats opgezet vanuit de Faculteit economie van de UM. www.servicesciencefactory.com relatie dat wij zouden willen. De relatieopbouw begint bij studenten die geneeskunde gaan studeren. Het proces verloopt van bewustwording (wat is huisarts geneeskunde), via interesse (keuzestages) naar verlangen (coschap en jaar 6) en actie (aanmelding Huisartsopleiding). Het gros van de nieuwe aios is ‘eigen kweek’, UM student. De relatie is langdurig en dat willen we zo houden. aios ervaren de opleiding als een warm bad, net zoals medewerkers de afdeling ervaren. Eenmaal klaar en afgestudeerd, vergeten we soms de band te behouden met onze alumni. Een enkeling blijft bij de afdeling werken of keert terug, anderen krijgen we pas weer in beeld als ze gevestigd zijn en meer dan 5 jaar werkzaam. Vaak weten we niet waar onze alumni blijven: vertrekken ze uit de regio, zijn ze waarnemer of zoeken ze een praktijk? Geen relatie, geen Op één Lijn. Ons beleid ten aanzien van het veld kan beter. De vakgroep moet haar aandacht verdelen over de brede regio. Wat zijn onze wederzijdse belangen en behoeftes? Wat kunnen we elkaar bieden? Er is geen vragende en aanbiedende partij, we zouden een joined Family kunnen vormen. Op het moment van schrijven wordt een verbeterslag gemaakt met een afdelingsbreed communicatie en PR-plan. We willen één lijn trekken, één gezicht hebben en waar het kan, een familie vormen en samen dingen doen, met elkaar, met jullie. Dat kan ludiek, leuk en of leerzaam zijn, bij voorkeur langdurig. Het nieuws zal zoals gebruikelijk via dit medium blijven lopen, terwijl de website eerder als wervingsinstrument ingericht zal gaan worden. In de zomer komen we hierop terug. Menselijk contact zal er ook altijd blijven, dat kan niet anders gezien het vakgebied: continu en integraal. Voor de zomer zal de hardlopende tak van onze familie in 2 (of meer?) teams aan verschillende afstanden gaan deel nemen aan de bedrijvenloop van Maastrichts Mooiste op zondag 10 juni 2012. Staf, huisartsen, aios en WESP-en lopen in teamverband mee. Wie wil meelopen in een HAG-team in bijbehorend teamshirt: join our running family en geef je snel op bij Babette.Doorn@hag.unimaas.nl Hebt u vragen, tips of wensen: mail naar op1lijn@hag.unimaas.nl, ook als u ons wilt uitnodigen bij uw evenement! 5

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Samen op weg naar de top Een gezonde instelling DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Huisarts en onderzoeker Ramon Ottenheijm uit Geulle gaat dit jaar deelnemen aan de Alpe d’Huzes. Dit is een fietsevenement voor een goed doel: de strijd tegen kanker. Deelnemende renners zijn op de een of andere manier verbonden met die strijd. Zo ook Ramon, hij fietst ‘voor’ en samen met zijn goede vriend Maurice die kanker heeft. Ramon Ottenheijm De vakgroep Huisartsgeneeskunde steunt zijn doel en veel collega’s zijn sponsor. De tocht is op 7 juni. In het zomernummer van Op één Lijn komen we hierop terug. Wie meer wil weten over de actie en beweegredenen van Ramon, kijk dan op zijn site: www.deelnemers.alpe-dhuzes.nl/acties/ramonottenheijm/ ramon-ottenheijm/actie.aspx Marieke Janssens, assistente van die praktijk, volgt zijn goede voorbeeld. Ze gaat op 1 september te voet de Mont Ventoux op voor www.grootverzettegenkanker.nl. Sportief en betrokken zijn vast heel veel hulpverleners: tip ons en wie weet komt jullie verhaal een andere keer in Op één Lijn! Zorg voor de toekomst! InterUM helpt een handje InterUM is het detacheringsbureau van de Universiteit Maastricht. InterUM heeft de beschikking over alle studenten binnen de UM en ze is instaat een juiste selectie voor u te maken. U krijgt de mogelijkheid kennis te maken met een eventueel toekomstige werknemer. Studenten en afgestudeerden van de UM zijn in staat snel zaken op te pakken en zelfstandig te werken. Daarnaast zijn ze altijd up-to-date van de nieuwste ontwikkelingen. Studenten zijn flexibel inzetbaar doordat ze geen vaste opdracht (zoals een stage) hebben waar aan gewerkt dient te worden. Ze moeten niet, maar willen graag werkervaring opdoen tijdens hun studie. Studenten zijn 8 tot 20 uur per week beschikbaar. Afgestudeerden vaak fulltime. Voor een uurtarief van € 18,50 excl. BTW kan InterUM u aan een gekwalificeerde student Geneeskunde of Gezondheidswetenschappen helpen. 6 Voorbeelden van werkzaamheden die zij voor u kunnen verrichten zijn: • Invoer patiëntgegevens • Voorwerk saneerwerk herhaalreceptuur • Uitdraaien en oproepen risicogroepen • Voorbereiden voorlichtingsbijeenkomsten • Literatuursearch • Controleren DBC’s InterUM regelt de aanstelling en de beloning en draagt de arbeidsrechtelijke risico’s zoals bij ziekte en eventuele schade. We horen graag op welk vlak uw behoefte aan extra ondersteuning ligt en helpen graag bij het invullen hiervan. Informatie www.interum.eu, bureau@interum.eu, telefoon 043-3882688.

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Lunchbesprekingen Broodjes DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Wie de huisartsopleiding volgde in Maastricht, is zeer waarschijnlijk bekend met het fenomeen Broodje Verstand. Zo heette immers de lunchbespreking voor aios. De vakgroep kende meer besprekingen over allerhande zaken, op wisselende tijden en dagen, voor wisselende doelgroepen met wisselende bezetting. Geen ideaal beleg voor een goede en gewenste interactie tussen mensen en delen van de afdeling. Zo werd Broodje met ingang van dit jaar op een hoger plan getild tot een wekelijkse bijeenkomst van 12.30-13.30 uur in een collegezaal van het DEB 1 in Maastricht. De ene keer op een dinsdag, de andere keer op een donderdag, zodat er meestal wel kans is om een bespreking bij te wonen. De inhoud varieert, zowel van de Broodjes als het feitelijke beleg. Er zijn besprekingen over lopend onderzoek van HAG, over onderwijs, over beleidszaken of internationalisering. Ook WESP-en staan op het menu. Verplichte kost voor veel medewerkers, maar misschien ook leuk voor de hongerige huisarts? U kunt op de mailinglijst komen van de uitnodigingen via: Kim.Luyten@hag.unimaas.nl Besluiten of u komt, bepaalt u op het laatste moment: het is gratis en er zijn broodjes. Geplande data tot aan de zomervakantie Donderdag 3 mei Intention to treat analyses Dinsdag 8 mei Eindpresentaties WESP Dinsdag 22 mei Wat doet telepsy? Mark Spigt en Daniel Kotz, onderzoekers Geertje Vervoort/ Nicole van Gurp Les Dijksman Donderdag 31 mei Echografie schouderklachten Ramon Ottenheijm, huisartsonderzoeker Dinsdag 5 juni Polyfarmacie Donderdag 14 juni Eindpresentaties WESP Dinsdag 19 juni Broodje Verstand Donderdag 28 juni Eindpresentaties WESP Donna Lenders, huisartsonderzoeker Danique Peeters/ Céline Hoog Yvonne van Leeuwen Dionne Welter/ Alexandra Mannaerts/ Carolien Leijten Stelt zich voor Lonny Hazen HAB chronisch blok Sinds 1 september 2011 werk ik als HAB voor het chronisch blok. Samen met Joke Koopmans, Hub Peeters en sinds kort ook Giel Peeters, begeleid ik de steeds groter wordende groepen aios die bezig zijn met hun chronische stage in het 2e jaar. Inmiddels heb ik 2 groepen aios begeleid. En het wordt dus hoog tijd dat ik me ook eens voorstel in Op één Lijn. Ik ben geboren en opgegroeid in Bergen op Zoom, een mooie Brabantse stad met een Bourgondisch hart. In 1994 ben ik naar Amsterdam vertrokken en daar heb ik 17 jaar met veel 7

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 plezier gewoond, gestudeerd en gewerkt. In Amsterdam werkte ik 4 dagen in de week als huisarts in een echte binnenstadspraktijk. Het werk daar was heel intens in al zijn facetten. Ik had het daar erg naar mijn zin en had daar nog jaren door kunnen buffelen. Maar ik ben getrouwd met een chirurg en voor de huidige generatie chirurgen liggen de banen helaas niet voor het oprapen. Mijn man heeft een periode in Engeland gewerkt en uiteindelijk een leuke baan in Heerlen gevonden. Dus hebben wij afscheid genomen van Amsterdam en zijn we met onze kinderen, Nora en Jelle, in Maastricht gaan wonen. Dit was voor mij de perfecte gelegenheid om mijn horizon te verbreden en zodoende ben ik bij de huisartsopleiding terecht gekomen. De eerste 6 maanden Maastricht zijn mij erg goed bevallen. Ik houd van deze mooie Bourgondische stad. Om in een nieuwe stad goed te aarden, is werk een belangrijke factor. Op dit moment heb ik een perfecte combinatie gevonden in het werk als waarnemend huisarts en het HAB-schap. Het HAB-schap geeft mijn werk als huisarts verdieping. De oudere patiënt met zijn multimorbiditeit is een uitdaging, nu en in de toekomst. Maar ook het werken met aios is leerzaam en een goede spiegel voor mezelf. Het is mijn missie de aios te infecteren met mijn voorliefde voor ouderenzorg en palliatieve zorg. Stelt zich voor Giel Peeters huisartsbegeleider chronisch blok Huisartsopleiding Het is een goede gewoonte dat nieuwe medewerkers een kennismakingsartikeltje verzorgen in Op één Lijn. Zo is het mij ook gevraagd. Al langer ben ik verbonden aan de vakgroep huisartsgenees kunde van de Universiteit Maastricht. In 1981 ben ik begonnen aan dit instituut bij de organisatie van het coschap huisartsgeneeskunde met als hoofd Jos op ‘t Root. Toen niet alleen als HAB bij de terugkomdagen, maar ook als ‘ronselaar ‘ van nieuwe opleiders. Toen waren er al, zoals nu nog steeds, opleidingsplaatsen tekort. Tevens waren we met het Gezondheidscentrum Heer, waar ik al bijna 30 jaar als huisarts werk, ook onderdeel van huisartsgeneeskunde middels de academisering huisartspraktijken. Vooral mijn collega destijds Frans Vissers speelde daarin een belangrijke rol. Nu zijn mijn associés Annemiek Nijholt en Jeroen Smeets (beide niet onbekend bij de huisartsopleiding) en wordt 8 deze band met de vakgroep voortgezet. Op dit moment wordt de academisering huisartspraktijken gerenoveerd, omgevormd tot een nieuwe organisatie. Door al deze activiteiten (onderwijs, onderzoek, zorgvernieuwing en registratie via RNH), hadden we te weinig ruimte en tijd om huisartsen op te leiden in onze praktijk en dat is tot op heden nog steeds zo. Nu ik een dag minder ga werken in de praktijk, heb ik tijd gekregen om over te stappen van de basisopleiding naar de beroepsopleiding. Daar zal ik HAB zijn in jaar 2 en wel het chronisch blok. Uitbreiding van het aantal HABs was nodig omdat het aantal aios fors is toegenomen. De andere HABs in dit blok zijn Joke Koopmans, Lonny Hazen en Hub Peeters, een broer van mij. De introductie binnen het chronisch blok en de start van de nieuwe groep zijn uitstekend bevallen. Naast mijn vak als huisarts, dat ik heel erg graag doe, houd ik me ook bezig met andere zaken buiten mijn vak. Ik maak deel uit van de serviceclub KIWANIS HeerlenMaastricht, een organisatie die zich inzet voor kinderen, ik probeer het golfspel te beoefenen, wandel heel graag en doe pogingen om te koken. Tenslotte, ben ik getrouwd met Marie-José, vader van 2 dochters, en nu ook opa van 3 kleinkinderen, een apart vak, waar je niet voor kunt solliciteren, maar dat je gewoon bent. Geweldig. Ik kijk uit naar een heel plezierige tijd bij de beroepsopleiding.

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Stelt zich voor Esther Giroldi promovendus vakgroep Huisartsgeneeskunde Mijn naam is Esther Giroldi en ik ben eind januari aan de slag gegaan als promovendus bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde, onder begeleiding van huisarts en onderzoeker Wemke Veldhuijzen. Mijn project bouwt rechtstreeks voort op het promotieonderzoek van Wemke naar huisartspatiënt communicatie, waaruit naar voren kwam dat huisartsen in de praktijk doelgericht communiceren. We zijn van mening dat doelgerichte communicatierichtlijnen beter aansluiten bij de alledaagse huisartsenpraktijk dan de generieke richtlijnen die op dit moment binnen de huisartsopleiding onderwezen worden. De richtlijnen dienen uiteraard evidence-based te zijn en het moet haalbaar zijn om deze toe te passen in de specifieke setting van het huisartsenconsult. Daarom zal mijn project zich grotendeels richten op het onderzoeken van effectieve communicatiestrategieën die huisartsen in de huidige praktijk gebruiken. Op dit moment werken we samen met drie WESP-studenten aan een onderzoek naar ‘effectief geruststellen’, één van de doelen die huisartsen frequent nastreven in het consult. In deze kwalitatieve studie kijken we naar communicatiestrategieën die ervaren huisartsen gebruiken om de patiënt gerust te stellen, en de redenen die huisartsen hiervoor aandragen. Tegelijkertijd nemen we het patiëntenperspectief mee en zullen we onderzoeken of de communicatiestrategieën daadwerkelijk als geruststellend worden ervaren door de patiënt. Vervolgens starten we met een onderzoek naar ‘efficiënt informatie verzamelen’, wederom een veel voorkomend doel in het consult waar huisartsen hun communicatie op aanpassen. Ik kom uit het Limburgse Landgraaf en woon op dit moment in Maastricht. Ik heb Gezondheidswetenschappen in Maastricht gestudeerd, met gezondheidsvoorlichting als hoofdrichting. In september vorig jaar heb ik de Master Global Health afgerond. Tijdens deze opleiding heb ik de mogelijkheid gehad om mijn afstudeeronderzoek naar percepties over obesitas en diabetes bij het Keniaanse Rode Kruis te doen, een ontzettend leerzame en geweldige ervaring. Verder houd ik van reizen, uiteraard, als echte Landgraafse, van Pinkpop, en natuurlijk van mijn vriend Luc met wie ik alweer bijna zes jaar samen ben. Stelt zich voor Marscha Luijkx HAB huisartsopleiding Als u denkt: ‘Hé, haar kennen we toch al?’, dan kan dat kloppen. Ik loop in de tussentijd al een jaar (!) als huisartsbegeleider-docent (HAB) rond op het Peter Debyeplein en dus is het hoog tijd voor een officiële introductie. Ik ben Marscha Drummen, maar heb zakelijk mijn meisjesnaam Luijkx aangehouden, dus op mijn werk heet ik dokter Luijkx. U weet wel, uit die reclame van een grote Nederlandse zorgverzekeraar: ‘Dan kies ik voor dokter Luijks, want ik vind ervaring belangrijk.’ Weliswaar anders gespeld, maar wie kraait daar nou naar? Dit was trouwens niet mijn eerste tv-optreden: In september 2009 was ik al 9

1 e uitgave 2012 te zien bij het AVRO programma: De Centrale Huisartsenpost en dan niet verkleed als een Aziatische man maar als mezelf. Drie jaar geleden studeerde ik af aan de huisartsopleiding in Maastricht en sinds die tijd ben ik werkzaam als waarnemend huisarts. Eerst overal en nergens, nu ook als vaste waarnemer twee dagen per week in Landgraaf bij een oude studiegenoot van mij, Jan-Pieter Boode. Tijdens mijn opleiding had ik al affiniteit met het instituut: ik was namens de belangenvereniging van huisartsen in opleiding van Maastricht, de MOVAH, student-afgevaardigde in de toen nog zogeheten onderwijscommissie. Daar heb ik al kennis mogen maken met de huisartsopleiding met haar visie en organisatie en mogen proeven van de prettige sfeer die er heerst. Voordat ik in dienst kwam bij de huisartsopleiding beoordeelde ik al studenten (aios) op hun consultvoering in het kader van de videotoets. Sinds februari 2011 werk ik met veel plezier als HAB van het acute zorg blok. Het begeleiden en beoordelen van aios die je maar 9 keer ziet in 6 maanden is intensief, maar het is prachtig om te zien hoe de aios zich tijdens deze hectische stage in het ziekenhuis ontwikkelen tot zelfverzekerde, multi-taskende, assertieve artsen. Verder kan ik als relatief jonge HAB (bij het ter perse gaan van deze editie heb ik net mijn 32e verjaardag gevierd) goed aansluiten bij de belevingswereld van de aios en vanuit dat perspectief een constructieve en gewaardeerde bijdrage leveren aan onderwijsontwikkeling. En privé? Gelukkig getrouwd en recent een heerlijke woning in Bunde betrokken. Naast mijn werk kan ik mijn ei goed kwijt in muziek en dans: ik zing graag met mijn akoestische gitaar als begeleiding, genre populair/sing-songwriter. Verder houd ik van salsadansen zoals jullie wellicht hebben gelezen in het blad Praktijk van het MUMC+. Voordat ik docent werd op de huisartsopleiding heb ik mijn eerste docentervaring al opgedaan met salsalessen geven. Mijn man en ik runden samen een salsadansschool ‘Suenos de Salsa’ wat ‘Dromen van Salsa’ betekent. Logische naam natuurlijk voor een paar dat elkaar op de dansvloer is tegengekomen. Helaas zijn we met onze dansschool moeten stoppen omdat mijn man ernstig ziek werd. Die tijd hebben we gelukkig achter de rug, maar momenteel liggen energie en prioriteiten elders dan bij een herstart van de dansschool. We zijn wel nog regelmatig op dansvloer te vinden, maar dan puur voor de ontspanning. Tot ziens, op de werkvloer of… op de dansvloer? Stelt zich voor Diederd Kronjee huisartsbegeleider bij de Huisartsopleiding Daar ben ik weer. Ik ben HAB (huisartsbegeleider) van het psychisch blok van het tweede jaar van de huisartsopleiding. Elke woensdag begeleid en doceer ik een groep van ongeveer 10 aios die stage lopen binnen de geestelijke gezondheidszorg. Zoals u eerder heeft kunnen lezen (Op één Lijn nr. 40), ben ik erg geïnteresseerd in alles wat met psychische stoornissen te maken heeft. Verdieping in de psyche is een boeiende manier om te reflecteren op het mens-zijn. Mijn belangrijkste doelen als docent zijn: laten zien hoe fascinerend psychische problematiek is en welke rol je als generalistisch arts hierin kunt spelen. Op het moment van schrijven werk ik als arts in een psychiatrisch ziekenhuis met algemene psychiatrie, verslavingszorg en forensische zorg. Maar het is mijn ideaal 10 op één lijn 42

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 om mijn huidige werkzaamheden te combineren met een deeltijdbaan in een huisartspraktijk en dan bij voorkeur in een gezondheidscentrum. Zo kan ik terugkeren als huisarts en huisarts blijven en voor beide werkplekken van aanvullende waarde zijn. Ik woon nabij het centrum van Maastricht, samen met mijn vrouw Mieke, mijn vijfjarige zoon Saan en mijn tweejarige dochter Lena. Mijn vrouw maakt kleren en accessoires voor kleine kinderen (www.miekmaakt.nl). Ik houd mij, naast gezin en werk, bezig met lezen en schrijven. Ik publiceer regelmatig op een blog, zowel literair (spreekkamer.blogspot.com) als medisch-inhoudelijk (symptoscoop.blogspot.com). Ik ben weer terug op het nest. Na mijn huisartsopleiding heb ik drie jaar gewerkt als junior-staflid van de huisartsopleiding. Ik hield mij bezig met toetsing van huisartsopleiders onder begeleiding van toenmalig adjunct-hoofd Paul Ram. En ik zat in de redactie van Op één Lijn. Er is in de afgelopen vijf jaar het een en ander veranderd. De gang is gerenoveerd en er zijn nieuwe collega’s bij gekomen. Toch is er ook veel niet veranderd en voelt het snel als vanouds en vertrouwd. Stelt zich voor Maud Sinkiewicz-van Limbeek gedragswetenschapper Bij ons thuis is het nooit saai en genieten we van wat elke dag weer brengt. Mijn werk vormt een mooie afwisseling op mijn leven als moeder en echtgenote. Na mijn afstuderen aan de Radboud Universiteit in Nijmegen heb ik gewerkt als therapeut psycho-educatie en TOM/SOVA trainer bij Kentalis in Eindhoven. Hier begeleidde ik kinderen, jongeren en hun ouders/ verzorgers op het gebied van aan autisme verwante stoornissen en bijkomende comorbiditeit. Vervolgens ben ik werkzaam geweest bij Bureau Jeugdzorg in de vrijwillige jeugdhulpverlening. Sinds 1 februari 2012 ben ik werkzaam bij de huisartsopleiding als gedragswetenschapper. Vanuit mijn voorervaring als NVO-orthopedagoog hoop ik een waardevolle bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de huisartsen van de toekomst. Ontwikkelen is mijn persoonlijke motto. Op mijn werk en privé. Met mijn drie kinderen is dit geen probleem. Kinderen zijn een spiegel. Ze geven energie, vragen om flexibiliteit en om een visie met persoonlijke touch. Onderwijs sprak mij steeds meer aan en zodoende ben ik bij het Centrum voor Onderzoek en Begeleiding in Maastricht gaan werken. Scholen voor voortgezet onderwijs vormen de praktische werkvloer. Leerlingen en mentoren begeleiden, beleidsontwikkeling en implementatie van de zorgstructuur vormen kerntaken die ik met veel plezier ten uitvoer breng. Toch, interesseerde coaching en begeleiding mij steeds meer en daarom werk ik nu 0,4 fte bij de HAG en nog 0,2 fte bij het COB. Een mooie combinatie van praktijk en theorie in brede zin. Ontwikkeling: HAG biedt hiertoe volop uitdaging en mogelijkheden en ik kijk uit naar de toekomst. 11

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Even voorstellen ‘t Schip! DOOR SJEF SWAANS, REDACTIE 't Schip Aangezien alle nieuwkomers in Op één Lijn aan u voorgesteld worden, kan ik geen uitzondering maken voor een gebouw, juist omdat van deze nieuwe ‘medewerker’ veel verwacht wordt. Het betreft het gebouw: ‘t Schip’ dat aan de Tilburgseweg 100 te Eindhoven ligt. Omdat bijna 50% van de aios uit de regio Eindhoven komt en veel opleidingsplaatsen in en rond Eindhoven gevestigd zijn, werd er al langer onderwijs aan de aanstaande huisartsen gegeven in Eindhoven. Maar nu is er een eigen gebouw, gehuurd van SGE (Stichting Gezondheidscentra Eindhoven). Op die manier blijft het gebouw betrokken bij huisartsgeneeskunde. ‘t Schip is een bijzonder gebouw: speciaal ontworpen voor SGE door de bekende architect Jo Coenen in 1987. Het is een markant gebouw, niet ver van het Evoluon. In de beginfase kwamen veel architectuurliefhebbers het gebouw bekijken en fotograferen (busladingen Japanners!). Het gebouw heeft 25 jaar dienst gedaan als gezondheidscentrum Strijp, maar na al die jaren werd het minder geschikt als gezondheidscentrum en uiteindelijk verhuisde het centrum naar een nieuw gebouw, slechts een deur verder. Voor de huisartsen opleiding is het gebouw prima: er kan onderwijs gegeven worden op de terugkomdagen en de samenwerking met de artsen in de regio kan geïntensiveerd worden. De ruimte wordt ook voor de begeleiding van coassistenten gebruikt. Ofschoon het nog een tijd kan duren voordat alle onderwijs van de huisartsopleiding in Eindhoven aangeboden kan worden, is er nu toch een stevig begin. Een aanzienlijke vermindering van reistijd voor veel aios en hun begeleiders wordt hiermee bereikt. Ik wens ook deze nieuwkomer veel succes! Mustangh Ghana: een ander perspectief DOOR LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM HUISARTSGENEESKUNDE Sinds enkele jaren ben ik betrokken bij de Mustangh Foundation. Mustangh is een acroniem voor Maastricht University Students Twinning a North Ghanaian Hospital. Het is een door studenten gerunde stichting met als doelen het met kennis en financiële middelen ondersteunen van een ruraal ziekenhuis in Damongo, in Noord Ghana. Daarnaast worden via Mustangh stageplaatsen aangeboden aan (vooral) 6e jaars studenten, die daar hun keuzestage kunnen lopen. Doordat deze stage 18 weken duurt, biedt 12 het studenten ruim gelegenheid om niet alleen kennis te maken met specifieke tropische ziektebeelden als ook om het wonen in een ruraal Ghanees dorpje te ervaren. In 2008 bezocht ik voor het laatst het ziekenhuis in Damongo. Aanleiding toen waren zorgen over de supervisie van de 6e jaars studenten door de lokale artsen. Hoewel sindsdien daarna sterk verbeterd, blijft continuïteit in supervisie een aandachtspunt.

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Tweede aanleiding voor bezoek was een vervelend incident wat ook de Nederlandse landelijke pers haalde in maart 2011: de drie destijds aanwezige studenten waren slachtoffer van een brutale roofoverval die plaatsvond op de doorgaande weg naar het ziekenhuis. Na zorgvuldig overleg met onze decaan en hoofd bureau onderwijs enerzijds en politie en ambassade in Ghana anderzijds zijn er sinds oktober 2011 opnieuw studenten geplaatst in Damongo. Ik reis samen met Marlieke Boumans en Annelies Post, respectievelijk vicevoorzitter en penningmeester van Mustangh. Afkomstig uit een druilerig en kil Amsterdam voelt de drukkende warmte van de luchthaven in Accra wat onwerkelijk aan. Dit onwerkelijke gevoel wordt nog versterkt door de ultramoderne vingerafdruk scanners, waarop iedere inkomende reiziger zijn vingers op moet plaatsen. De combinatie van nors kijkende douanebeambten en de warmte maken de handen zweterig, waardoor de scan telkens mislukt en de wachtrijen tot buiten de aankomsthal staan. Uiteindelijk komen we midden in de nacht in ons Guesthouse aan. De volgende ochtend landen we na een probleemloze binnenlandse vlucht in Tamale, Noord Ghana. We worden opgehaald door de terreinwagen van het ziekenhuis. Dat is in het droge seizoen comfortabel, in het natte seizoen voor veel (onverharde) wegen een must. Onze chauffeur heeft een onrustige rijstijl: flink doorrijden als het kan, scherp remmen voor de vele gaten in het asfalt. Het grote snelheidsverschil tussen terreinwagens enerzijds en vrachtwagens, bussen en brommertjes anderzijds, versterkt deze ervaring. Juist na de overgang van asfalt naar stofweg passeren we het punt waar de overval in maart plaatsvond. Doordat een aantal rivieren de weg kruist, moet op die plaatsen de snelheid flink worden teruggenomen. Wanneer juist daar een aaneengesloten rij grote stenen gelegd wordt, dwingt dit het verkeer te stoppen, exact wat gebeurde tijdens de overval. Later in het ziekenhuis horen we dat er nog een aantal overvallen geweest is, veelal bij avondschemering. Het betekent in ieder geval dat Mustangh de adviezen zal moeten handhaven om alleen overdag en niet alleen te reizen. Wij komen veilig aan in het ziekenhuis waar we hartelijk worden verwelkomd. De volgende dagen zijn volledig gevuld met afspraken en ontmoetingen. Doordat we slechts een week blijven hebben we tevoren een strak schema opgesteld. Vroeg gewekt door een combinatie van het ochtendgebed van de nabij gelegen moskee en een luidruchtig onderonsje van de plaatselijke viervoeters, maken we onder begeleiding van matron Anthony Jatoe een uitgebreide ronde in het ziekenhuis. Met opvallende openheid praten we, al lopend in de al hete ochtendzon, over allerlei zaken. Van financiële problemen rondom een nieuw te bouwen operatiekamercomplex, het wachten op vervanging voor de onbruikbare want gecrashte ambulance, de lokale respons tegen HIV-AIDS en natuurlijk het artsentekort. De continuïteit in beschikbare artsen ter plaatse blijft een aandachtspunt. Voor veel Ghanese dokters is het onaantrekkelijk om buiten de grote steden te werken, wat betekent dat het een voortdurend komen en gaan is van verschillende dokters. Al jaren is dr. Chris Kubio de continue factor, hij is echter drukbezet in verband met het vervullen van regionale bestuursfuncties. Dat heeft vanzelfsprekend ook gevolgen voor de continuïteit van supervisie aan de studenten. Was dit eerder een knelpunt, nu zijn we onder de indruk van de wijze waarop door zowel de matron als Chris Kubio de supervisie bewaken. Het blijkt wel lastig om de Maastrichtse beoordelingsinstrumenten van de GEZP in Ghana te gebruiken. Vooral de 360° feedback, waarbij verschillende gezondheidswerkers gevraagd wordt feedback te geven op de 6e jaars student past niet goed binnen de Ghanese hiërarchische structuur. Wel biedt de aanwezigheid van Ghanese coassistenten in de toekomst nieuwe mogelijkheden voor het uitwisselen van medische kennis en leerervaringen. We slagen wonderwel in het afwerken van vrijwel onze gehele afsprakenlijst. Daarbij blijft er zelfs nog ruimte over voor een ochtendwandeling in het nabijgelegen Mole National Park, waar we van dichtbij olifanten zien. De weidse stilte is een enorm contrast met het rumoerige dorpsleven in Damongo. Op de terugreis in miljoenenstad Accra; hitte, overal de geur van smeulend plastic en ander afval. Een verkeerschaos van jewelste, veel Ghanezen vieren kerst in de stad. Minstens de helft van de auto’s zijn taxi’s, die voortdurend toeteren in de hoop op klandizie. Eenmaal op Nederlandse bodem is het 4°C en het miezert. Ik voel me verrijkt, en zeker niet alleen door een week zon. Meer weten over Mustangh? Zie ook de website www.mustangh.nl 13

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Werkplekleren Een wetenschappelijke blik in het coschap DOOR JONNE VAN DER ZWET, ARTS-ONDERZOEKER Ongeveer de helft van de huisartsen die Op één Lijn leest, begeleidt regelmatig een coassistent. Anderen hebben in het verleden wel eens een student (OEL, adoptie, co of GEZP) over de vloer gehad. Praktijkonderwijs biedt studenten een unieke mogelijkheid om zichzelf te ontplooien als jonge dokter. Ook huisartsen geven aan dat ze zelf veel kunnen leren van deze aanstormende talenten en vinden zo soms een prettig klankbord. Ook al wordt het coschap huisartsgeneeskunde over het algemeen goed gewaardeerd, de praktijk van het zogenoemde werkplekleren blijft weerbarstig. Verschillende belangen van student, patiënt, huisarts en andere medewerkers komen samen in het brandpunt van de praktijk van alledag: studenten hebben letterlijk en figuurlijk ruimte nodig om zichzelf te kunnen ontwikkelen, huisartsen hebben tijd en aandacht nodig om hun spreekuur fatsoenlijk te draaien, en de patiënt wil zo snel mogelijk de beste zorg. Het lijkt mij een hele klus… Momenteel ben ik, basisarts en promovendus op het gebied van medisch onderwijs, bezig met mijn derde studie binnen mijn promotieonderzoek dat zich richt op het beter begrijpen en dus het beter kunnen klaren van deze klus. Nadat ik de leerervaringen van coassistenten tijdens het coschap huisartsgeneeskunde met behulp van vragenlijsten en focusgroepen onder de loep heb gelegd, verken ik nu het perspectief van de huisarts als opleider van deze studenten. Uit mijn vorige studie bleek al hoe belangrijk de interactie tussen de student en de huisarts is en in welke mate deze bepalend is voor de student om zich goed te kunnen ontwikkelen. Studenten beschreven hoe ze zich al dan niet ontwikkelen in hun interactie met praktische elementen uit omgeving (eigen kamer, eigen spreekuur, dagindeling, balans in geobserveerde patiëntcontacten) en met sociale elementen uit deze omgeving (gevoel gerespecteerd te worden als persoon en als professional, hoe wordt de student benaderd door assistentes, ruimte om zich kwetsbaar en niet alwetend op te stellen). Deze interactie met zowel de praktische als de sociale omgeving kan resulteren in ruimte voor de student om nieuwe dingen aan te pakken en zijn of haar grenzen te verleggen. 14 Hoewel studenten zeer flexibel blijken te zijn in het zelf creëren van deze ruimte, speelt de huisarts een cruciale rol in het leerproces van de student. In mijn huidige studie onderzoek ik daarom hoe huisartsen vorm geven aan de interactie met de coassistent. Waarom interageren huisartsen met de coassistent zoals ze dat doen? Wat zijn de onderliggende processen en drijfveren? Hoe verandert dit gedurende de tien weken van het coschap? Het afgelopen half jaar hebben 7 huisartsen zich extra ingespannen om mij inzicht te geven in bovenstaande vraagstukken. Met behulp van dictafoons spreken zij gedurende de tien weken van het coschap boodschappen in, waarin zij hun ervaringen met de coassistent beschrijven en hierop reflecteren. Daarnaast houd ik halverwege en aan het eind van het coschap interviews met ze, om nog eens wat dieper op deze ervaringen in te gaan. Momenteel loopt de voorlopig laatste ronde en zijn we druk bezig met de analyse van deze rijke data. Er opent zich een wondere wereld van al dan niet ontpoppende relaties tussen huisarts en student. Metaforen als DNA strengen of de wat minder gesofisticeerde kaasstengels komen ter tafel. En hoewel ieder huisarts-student koppel weer uniek is (en dit altijd zo zal zijn) lijken er wel patronen zichtbaar te worden in de verhalen van deze huisartsen. Deze patronen vormen een begin van een sociale blauwdruk die ons inzicht zal geven over het doen en laten van huisartsen ten opzichte van coassistenten. Met behulp van dit inzicht hoop ik aanknopingspunten te verschaffen om zowel huisarts als student het eerder genoemde brandpunt in de weerbarstige praktijk te laten aansturen. Zodra deze aan het licht komen, laat ik het u weten. In het zomernummer kom ik hier ongetwijfeld op terug.

1 e uitgave 2012 Winnaar onderwijsprijs 2010-2011 Beste HAB (alweer): Wil Keulers Op vrijdag 2 december 2011 was de prijsuitreiking van de onderwijsprijzen ‘Clinicus van het jaar’ door Pulse Master. Eén categorie was de beste HAB bij de coschappen. Onze genomineerden (gebaseerd op cijfers van studenten) waren Mieke Winten, Janneke van Drunen, Wil Keulers en Marleen Kooning. En de winnaar is geworden: Wil Keulers met een rapportcijfer van maar liefst een 9,2! Mieke eindigde als tweede met een 9 en de andere dames werden ex equo derde met een 8,8. Proficiat met deze geweldige cijfers. Bij de eerste plaats hoort een gouden stethoscoopspeld, een oorkonde, bloemen en een cheque van € 1.000 van de Stichting Annadal. Wil is nog herstellende van een valpartij en kon er helaas zelf niet bij zijn. Lilian Aarts nam zijn prijs in ontvangst en zij is samen met Linda en Marlies van het onderwijssecretariaat de prijs bij Wil thuis gaan afgeven. Wil was zeer in zijn nopjes met zijn prijs. Namens alle collega’s feliciteren wij Wil nogmaals van harte. Over nascholing gesproken U hoort er meer van! DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, COöRDINATOR NASCHOLING HUISARTSGENEESKUNDE Het is altijd weer een uitdaging zodanige scholingsmogelijkheden aan te bieden dat velen zich voelen uitgedaagd en gehonoreerd. Maar in feite zijn er cursussen te over, aangeboden door de WDH’s de zorggroepen, de industrie en anderen. HAG-UM voegt daaraan verdiepingscursussen toe van hoge didactische kwaliteit. Blijkbaar is dat ook doorgedrongen tot de Nederlandse Antillen want zij zien ons graag komen met de Masterclass Diabetes en CVRM. Ook neemt een huisarts uit Curaçao deel aan de kaderopleiding hart- en vaatziekten. Hij vliegt daarvoor tweemaandelijks over naar Roermond! Voor het najaar van 2012 en het voorjaar van 2013 staan hier in Nederland de volgende cursussen gepland: Chronische pijn, masterclass diabetes, oogheelkunde voor gevorderden, audiologie, genetica en praten over risico’s bij CVRM. Daarnaast start een nieuwe ronde kaderopleiding hart- en vaatziekten (zie elders). Elke andere cursus kan op verzoek worden ontwikkeld voor zorggroepen en andere gremia. De onderwijskundige en inhoudelijke expertise is breed aanwezig. Ook kan als voorloper van een verdiepingscursus een korte oriëntatievoordracht worden gehouden. Audiologie is nieuw. Het zal een tweedaagse cursus worden waarna u volledig bekwaam en vaardig bent op dit domein. De volgende onderwerpen komen aan de orde: symptomatologie van gehoorstoornissen, de diagnostiek waaronder audiometrie, hoorapparatuur en andere hulpmiddelen, verwijsmogelijkheden en tot slot: slecht horende dokters! Een eerste voordracht over dit onderwerp bij opleiders bleek in een behoefte (en leemte) te voorzien. U hoort er meer van! Verdere informatie is te verkrijgen bij mij yvonne.vanleeuwen@hag.unimaas.nl. Voor data zie de site de site van TopEvent: www.topevent.nl 15 op één lijn 42

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten Weer 20 afgestudeerden erbij! DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, NASCHOLINGSCOöRDINATOR VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE Het is op zich niet meer bijzonder dat huisartsen hun diploma krijgen voor een kaderopleiding. Vele huisartsen in Nederland hebben al een van de 11 kaderopleidingen1 afgerond. Maar de groep van 20 kaderhuisartsen hart- en vaatziekten die nu afzwaaiden bij de UM, waren wel van bijzonder kaliber. Na een laatste beoordelingsronde aan de hand van ieders visie op hart- en vaatzorg in Nederland, gaven zij 4 prachtige presentaties ten beste waarbij ze het gemêleerde publiek, medisch en niet medisch, betrokken. De eerste groep besprak de acute hartzorg, beginnend met een toneelstukje rond een hartpatiënt die – ineen zijgend – 1-1-2 duidelijk probeerde te maken dat hij het niet meer lang zou maken. Het vervolg gaf inzicht in hoe we het doen in Nederland rond het tijdig in het ziekenhuis krijgen van infarct- en CVA-patiënten. Het kan best beter, vertel ik u, ondanks de vele AEDs die overal hangen! De tweede groep vatte het opsporen van een ritmestoornis in het antieke spel: Wie van de Drie. Het publiek moest de 3 vermeende patiënten ondervragen op klachten en symptomen en nadien stemmen op een van hen. Daarna maakte de ‘ware’ patiënt met atriumfibrilleren zich bekend. De derde groep focuste op obesitas en het publiek werd gevraagd te debatteren over invoeren van 1 Hart- en vaatziekten, astma/COPD, urogenitaal, bewegingsapparaat, GGZ, palliatieve zorg, diabetes, ouderenzorg, maag-darmziekten (in oprichting), beleid en beheer, supervisie. de vettax. Zowel voor- als tegenstanders werden getrakteerd op evidence die hen min of meer de mond snoerde. Twee interviewers, die in een pak van een 200 ponder waren gehuld, hielden het publiek de microfoons voor. Tot slot verleidde de vierde groep ons tot een pittig debat over de (on)zin van preventie. Topprestaties waar het om aantrekkelijk onderwijs en wetenschappelijk goed onderbouwde standpunten gaat. Men recht kunnen we concluderen dat er weer 20 bijzondere collega’s te consulteren zijn over hart- en vaatziekten. Een nieuwe groep start in september 2012. Samen met Karen Konings zal ik deze groep weer leiden. Er zijn nog enkele plaatsen vrij. Voor informatie of aanmelden: Yvonne.vanleeuwen@hag.unimaas.nl De kaderopleiding hart- en vaatziekten is een tweejarige opleiding voor gevestigde huisartsen (studiebelasting gemiddeld 7 uur per week) over CVRM, acute hartzorg en chronische hartaandoeningen als hartfalen. Het accent ligt op klinische expertise maar ook onderwijs en kritisch lezen van de literatuur krijgen ruim aandacht. Eens per 2 maanden zijn er 2 aaneengesloten onderwijsdagen die grotendeels in Roermond plaatsvinden. Verdere informatie is te vinden op www.hag.unimaas.nl/hvz 16

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Ervaringen vanuit het veld met De Maastricht Studie DOOR ROELF NORG, SENIORONDERZOEKER EN HUISARTS IN HAELEN De Maastricht Studie is nu op stoom gekomen. De meeste huisartsen uit Maastricht/Heuvelland hebben al enige ervaringen opgedaan met de manier van werken van dit grote diabetes-onderzoek van AZM, UM en de samenwerkingspartner de RHZ. Tijd voor een terugblik vanuit de positie van de huisarts ‘in het veld’. Jumpstart voor de DBC De laatste jaren is de cardiovasculaire zorg door de invoering van de DBC vasculair risicomanagement sterk verbeterd. In toenemende mate wordt aan mensen met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten preventief onderzoek aangeboden en worden zij geprotocolleerd behandeld. Eén van de veelvoorkomende problemen met de implementatie van deze DBC is dat de doelgroep erg groot is. In sommige gevallen komt een kwart tot een derde van de praktijkpopulatie in aanmerking voor systematische behandeling in het kader van de DBC VRM. Met name het in kaart brengen van de deelnemers is een tijdrovend werk. ‘Is de inkaarting eenmaal volledig geschied, dan is de volgende fase, die van de behandeling en de follow-up een stuk gemakkelijker’, aldus de huisartsen Heg en Reitz. Zij zijn onlangs begonnen met een actie om hun patiënten van 40-75 jaar aan te moedigen deel te nemen aan De Maastricht Studie. ‘Het grote voordeel van dit onderzoek voor ons op dit moment is, dat we een compleet overzicht kunnen krijgen van alle relevante zaken met betrekking tot hun gezondheid. We kunnen dus met een ‘jumpstart’ beginnen aan de DBC. Hoewel wij onze patiënten grotendeels goed in kaart hebben, blijft een volledig risicoprofiel, een enorme klus. De realiteit is dat dat veel tijdsinvestering vergt. En dat komt er in de dagelijkse praktijk niet altijd van, zelfs niet met de hulp van een goede praktijkondersteuner’. Zo zien ze de voordelen van het uitbesteden van een deel van dit werk wel in. De Maastricht Studie biedt hen deze kans. Ruud Heg Gerton Reitz Aanvankelijke scepsis Aanvankelijk hadden de beide huisartsen best enige scepsis over De Maastricht Studie. ‘Het is een zeer ambitieus project. Het grote aantal deelnemers, 10.000, is natuurlijk uniek. Maar het zal ook niet gemakkelijk zijn die bijeen te krijgen.’ Bovendien zagen ze ook ‘dubbel werk’, waar De Maastricht Studie en de DBC CVRM elkaar overlappen. Daarnaast is veel van de chronische zorg typisch huisartsenzorg, die aangeboden moet worden binnen een langdurige behandelrelatie, dicht bij de patiënt. En dat moet zo blijven. ‘Wat dat betreft zijn de ervaringen met De Maastricht Studie positief’. De deelnemers komen terug met relevante rapporten, die één op één bruikbaar zijn in de dagelijkse praktijk. Uiteraard zijn die nog wel voor verbetering vatbaar. Met name als deze elektronisch aangeboden zouden kunnen worden, zouden ze daar een belangrijk voordeel bij hebben. ‘Zover is het nog niet, maar daar wordt aan gewerkt. Een dergelijk groot onderzoeksproject vergt een goede ICT infrastructuur. Daarbij zullen we de koppeling (via edifact) met het HIS van de huisartsen en – indien gewenst – Medix niet vergeten!’, zegt Roelf Norg, huisarts en lid van het management team van de Maastricht Studie. De gehele infrastructuur wordt stapje voor stapje uitgetest en opgebouwd. Pas als alles goed werkt, kan een nieuw onderdeel goed en veilig worden ingevoerd. Dat geldt ook – misschien wel in het bijzonder – voor de digitale infrastructuur van de (privacygevoelige) gegevens. Uitbreiding van de rapportage De huidige eindrapporten die de deelnemers mee naar huis krijgen beginnen langzamerhand steeds meer vorm te krijgen. De huisarts krijgt hiervan een uittreksel. Uitbreiding daarvan is mogelijk. ‘Daarbij is ook de input van de huisartsen van belang. Wat willen ze weten en wat niet? Dit wordt in overleg met de RHZ nader uitgewerkt’. Uiteindelijk: verbetering van zorg Zo komen we tot wel 30% meer mensen met onbekende hypertensie op het spoor. En toch ook nog een aantal onbekende COPD’ers en nieuwe diabeten. Die vroege opsporing biedt alle kansen tot verbetering van de zorg, aldus de huisartsen. In koor: ‘Daar gaan we voor!’ 17

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Aankondiging NHG-Wetenschapsdag 2012 DOOR DE WETENSCHAPPELIJKE PROGRAMMACOMMISSIE Op vrijdag 8 juni 2012 organiseert het NHG samen met de Vakgroep Huisartsgeneeskunde van de Universiteit Maastricht de jaarlijkse Wetenschapdag. De NHG-Wetenschaps dag is bedoeld voor iedereen die geïnteresseerd is in de wetenschappelijke ontwikkelingen binnen de huisartsgeneeskunde: huisartsen, artsen in opleiding tot specialist huisartsgeneeskunde, specialisten ouderengeneeskunde, onderzoekers op het gebied van de publieke gezondheidszorg en de huisartsgeneeskunde, richtlijnontwikkelaars, implementatiedeskundigen, beleidsmakers etc. Dit jaar mag u naar Maastricht reizen, maar u zult merken dat die afstand best meevalt. Bovendien, als u uit de trein stapt, bent u al ter plaatse. Hotel de l’Empereur ligt namelijk tegenover het centraal station. De NHG-Wetenschapsdag 2012 is toekomstgericht. De organisatie heeft gekozen voor multimorbiditeit als centraal thema, maar ook is er specifieke aandacht voor het onderwerp carrière in de wetenschap. Daarnaast geeft de dag uiteraard een beeld van de rijkdom aan wetenschappelijk onderzoek in de huisartsgeneeskunde en in aanpalende gebieden van de eerstelijnsgeneeskunde. In de eerste plenaire lezing zal Jan de Maeseneer, hoogleraar Huisartsgeneeskunde te Gent, het onderwerp multimorbiditeit plaatsen binnen het denken over communicable and non-communicable diseases waarover wereldwijd gedebatteerd wordt. In de tweede plenaire lezing zal Marjan van den Akker, universitair hoofddocent aan de Universiteit Maastricht, ingaan op de operationalisatie van het begrip multimorbiditeit. Multimorbiditeit is een werkelijkheid in de (huisartsen) praktijk en geleidelijk krijgt het onderzoek hiernaar meer vorm. Ten slotte zal Sil Aarts, op 13 april 2012 gepromoveerd op het onderwerp multimorbiditeit, ons meenemen naar nieuwe methoden om medische data te analyseren vanuit het perspectief van multimorbiditeit. Uit de ingestuurde abstracts blijkt dat vooral veel jonge collega’s, inclusief aios en AIOTHO’s, wetenschappelijk onderzoek doen. Dat is een prachtig uitgangspunt voor de toekomst, maar het is de vraag of iedereen op dezelfde manier naar die toekomst kijkt. In een van de workshops willen we de carrière en het carrièreperspectief van jonge onderzoekers, en de relevante factoren daarbij, onder de loep nemen. Kijk verder voor de wetenschappelijke sessies op allerlei gebieden op nhg.artsennet.nl. Daar vindt u ook meer informatie over de workshops en de begeleide postersessies. U kunt zich daar ook aanmelden tot begin juni maar vol is vol. U bent welkom op vrijdag 8 juni 2012 in Maastricht! Basiskwalificatie Onderwijs Met de Basis Kwalificatie Onderwijs (BKO) wil de Universiteit Maastricht (UM) onderwijscompetenties van alle wetenschappelijk personeel met onderwijstaken in kaart brengen en zonodig verbreden of verdiepen. Op deze manier wil de universiteit de kwaliteit van haar onderwijs borgen om zo haar missie ‘Leading in Learning’ gestalte te geven. De BKO is dan ook nadrukkelijk onderdeel van het HRM-beleid aan de UM. Het BKO raamwerk dient als kader. Elke faculteit werkt de BKO op eigen wijze uit, afhankelijk van haar cultuur, domeinspecifieke eisen en 18 wensen. Tot nu toe zijn de volgende medewerkers van Huisartsgeneeskunde geslaagd: Yvonne Winants (3e van rechts op de groepsfoto), Katrien Boots, Marjan van den Akker en Laury de Jonge.

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Postdoc-plannen Nieuwe generatie antistollingsmiddelen DOOR PETRA ERKENS, ONDERZOEKER HAG Terwijl de laatste hoofdstukken van mijn proefschrift over diagnostiek en behandeling van longembolie vorm krijgen, zijn ook de voorbereidingen voor mijn werkzaamheden na mijn promotie al in volle gang. Het nieuws dat ik na mijn promotie twee jaar als postdoc aan de slag mag gaan bij ons onderzoeksinstituut CAPHRI, was zeer welkom en heugelijk. Twee jaar om extra onderzoekservaring op te doen, te netwerken, mijn publicatielijst uit te breiden en financiering voor het vervolg van mijn onderzoeksplannen te vinden. Dat laatste is makkelijker gezegd dan gedaan. In de nabije toekomst wil ik me graag richten op de preventie en behandeling van trombo-embolie met de nieuwe generatie antistollingsmiddelen. Antistollingsmiddelen zijn de meest gebruikte medicijnen wereldwijd en aangezien de incidentie van veneuze trombo-embolie en atriumfibrilleren, de twee belangrijkste indicaties voor langdurige antistolling, vanwege de vergrijzing toenemen, neemt ook het gebruik van anticoagulantia toe. Met de ontwikkeling en registratie van nieuwe antistollingsmiddelen zoals de trombineremmer Dabigatran en de factor Xa-remmer Rivaroxaban, komt de trombosezorg in Nederland in een nieuwe fase. Er zijn echter nog de nodige vragen te beantwoorden voordat een brede inzet van de nieuwe generatie antistollingsmiddelen verantwoord is. Ik wil me richten op vragen die er nog zijn op het gebied van therapietrouw, lange termijn effecten en kosteneffectiviteit van de nieuwe middelen. Het wordt vooral praktisch onderzoek dat zowel klinisch als maatschappelijk relevant is. We starten met het ontwikkelen van een model om therapietrouw bij antistolling te voorspellen met behulp van al beschikbare data van de trombosedienst Maastricht. Om effectiviteit en kosten van de nieuwe middelen in de dagelijkse praktijk te evalueren, zal een grote landelijke studie nodig zijn. Hiervoor proberen we financiering te krijgen bij het ZonMw-programma ‘Goed Geneesmiddelen Gebruik’. Uiteraard staat ook het schrijven van een zogeheten VENI-aanvraag op de planning. Een VENI is een subsidieaanvraag voor gepromoveerde onderzoekers, onderdeel van het landelijke programma Vernieuwingsimpuls. Hiervoor verzamel ik nu al zo veel mogelijk tips en informatie bij de Leergang Wervingskracht voor Onderzoekers van het Staff Development Centre van Universiteit Maastricht. De eerste WESP-studenten voor het project hebben zich ook al aangemeld, dus zoals gezegd, de voorbereidingen zijn in volle gang. Ik verheug me op mijn naderende promotie en de postdoc-periode daarna! 19

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Voor u geschreven in Maastricht Wetenschap in de praktijk DOOR JELLE STOFFERS, HUISARTS MEDISCH CENTRUM WEST KERKRADE EN UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UNIVERSITEIT MAASTRICHT De ‘Maastrichtse’ artikelen die ik dit keer voor u mocht samenvatten gaan vooral over onderwijs, preventie, en onderzoek en minder over dagelijkse gebeurtenissen in de spreekkamer. Onderwijs Raymond Leclercq c.s. schreven een bezielde beschouwing over het belang van een brede ‘academische vorming’ in ons medisch onderwijs in tijden van ‘studieduurverkorting, marktwerking, efficiency en bezuinigingen’. ‘Academisch’ zou ik vrij vertalen als ‘in staat zijn verder te kunnen kijken dan de neus van op de praktijk gerichte professional lang is’. De auteurs bieden een driedimensionaal perspectief: de Doener (de wetenschappelijk gevormde arts), de Denker (de reflecterende professional) en de Docent (die kennis en ervaring kan overdragen aan patiënten, collegae en studenten). Zij beschrijven de consequenties die dit voor ons curriculum zou moeten hebben, maar geven en passant ook een beschrijving van wenselijke mentale kenmerken van de lezers van dit blad. [van der Vusse et al, TMO 2011;30(6):315-23] Jonneke van der Zwet keek verder dan haar medische neus lang is om te zien hoe coassistenten huisartsgeneeskunde leren. Door een sociaal-culturele onderzoeksbril op te zetten, stelde zij in een kwalitatief onderzoek onder 44 coassistenten vast, dat een leerzame leeromgeving voor coassistenten enerzijds de gelegenheid biedt om eigen fouten te maken en anderzijds het vertrouwen schenkt om zelfstandig de doktersrol te mogen uitoefenen. Ervaren respect van praktijkmedewerkers en zelfvertrouwen versterkende supervisie dragen daar aan bij. [van der Zwet et al, Adv in Health Sci Educ 2011;16:359-73] Frans van der Horst en Paul Lemmens breken een lans voor het integreren van waarde-beladen onderwerpen in de medische curricula van onze steeds verder globaliserende wereld. Artsen dienen zich bewust te zijn van de invloed van cultureel bepaalde achtergronden in medische besluitvormingsprocessen tussen arts en patiënt. [van der Horst, Lemmens, Med Educ 2012;46:238-44] Preventie Moeten we zelfstandig wonende ouderen op enig moment gaan screenen om problemen in hun toekomst voor te kunnen zijn? Elf Nederlandse experts, onder wie Job Metsemakers, bogen zich over de vraag in hoeverre opvattingen hierover door ‘evidence’ onderbouwd zijn. De bekende criteria voor screening van Wilson en Jungner fungeerden hierbij als richtlijn. Men concludeerde dat er onderbouwing is voor screenen (en behandelen) op onvoldoende lichaamsbeweging, roken en cardiovasculair risico bij alle 60-plussers, vitaal of kwetsbaar. Bij de groep kwetsbare ouderen was er onduidelijkheid voor een grote groep als belangrijk ervaren onderwerpen, zoals bijvoorbeeld visus- en gehoorstoornissen, voedingsstoornissen, incontinentie, polyfarmacie, cognitieve achteruitgang, depressie, eenzaamheid, pijn en functionele status. De auteurs pleiten voor meer onderzoek op deze gebieden. Opvallende voorbeelden van problemen waar men geen indicatie voor screening zag zijn alcoholmisbruik, chronische nierziekte, diabetes, osteoporose en valrisico. [Drewes et al, JAGS 2011] 20

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Hierbij sluiten de volgende artikelen goed aan. In een onderzoek in de Gezondheidscentra Eindhoven toonden Merijn Godefrooij et al aan dat opsporing van patiënten met verhoogd cardiometabool risico in drie stappen een initiële respons had van 75% (1270/1704) en vervolgens een opbrengst had van 11% (145/1270) van de respondenten die in aanmerking kwamen voor behandeling. [Godefrooij et al, Fam Practice 2011; doi:10.1093/fampra/ cmr068] In dezelfde Eindhovense gezondheidscentra lieten Joris Linmans et al zien dat een ‘Beweegkuur’ voor diabeten en pre-diabeten geen klinisch relevante en geen statistisch significante effecten had op alle klinische uitkomstmaten die je kunt bedenken. [Linmans et al, BMC Family Practice 2011;12:95] Methodologisch was dit een interessant voorbeeld van hoe je met een statistische techniek (‘propensity score matching’) kunt corrigeren voor mogelijke ‘confounding by indication’ door de observationele opzet van dit ‘realworld’ huisartsgeneeskundig onderzoek. Tenslotte doen Tineke van Geel c.s. een voorstel voor secundaire fractuurpreventie bij 50-plussers die een eerste fractuur hebben doorgemaakt [van den Bergh et al, Nat Rev Rheumatol 2012; doi: 10.1038/nrrheum.2011.217]; schreven André Knottnerus, Geert-Jan Dinant et al. een scherp commentaar op een tendentieus artikel in het GeBu over de griepvaccinatie [Knottnerus et al, Medisch Contact 2011;66(48):2962-4]; schreef gasthoogleraar Peter Anderson een overzichtsartikel over welke maatregelen overheden ‘evidence based’ zouden moeten stimuleren om schadelijk gebruik van alcohol terug te dringen (voor de spreekkamer: vaak naar vragen en korte interventies) [Anderson, Sucht 2011;57(2):85-98]; en bedachten Ramos Feljandro et al een beslisboommodel voor studies naar de kosteneffectiviteit van primaire astmapreventie bij kinderen. [Ramos et al, BMC Medical Research Methodology 2011;11:50] Onderzoek Sil Aarts (promotie 13 april 2012) publiceerde een methodologische les over het gebruik van p-waardes. [Aarts et al, Eur J Gen Pract 2012;18:50-2] Marjan van den Akker was betrokken bij een vergelijking van incidentie- en prevalentiecijfers van een groot aantal ziektebeelden, zoals die geregistreerd worden in zes Nederlandse huisartsgeneeskundige registratienetwerken. Voor veel ziektebeelden bleken de verschillen groot. Ze konden bovendien niet afdoende verklaard worden door verschillen in sociaaldemografische kenmerken. Op netwerkniveau zijn de verschillen alleen klein voor de incidentiecijfers van coronaire hartziekten, diabetes en artrose. Onderzoekers die deze netwerken gebruiken, dienen bij hun berekeningen dus uit te gaan van netwerkspecifieke cijfers. [van den Dungen et al, BMC Public Health 2011:11:887] Tenslotte … • konden Marika Burda et al op basis van interviews met ervaringsdeskundige diabetespatiënten een lijst opstellen met 10 succesvolle gedragswijzen voor het omgaan van diabetespatiënten met hun ziekte bij sollicitatieprocedures en tijdens hun werk; [Burda et al, JOEM 2012;54:92-100]; en • was Marjan van den Akker betrokken bij een kwalitatief onderzoek dat liet zien dat huisartsen vaak een afwachtende, reactieve opstelling hebben naar patiënten na een behandeling voor kanker. [Geelen et al, Huisarts Wet 2011;54(11):587-90] European General Practice Research Network (EGPRN) 10-13 mei 2012 in Ljubljana, Slovenië Thema: ‘Vocational Education and Training in Quality Improvement’. 18-21 oktober 2012 in Antwerpen, België Thema: ‘Research on Patient-Centred Interprofessional Collaboration in Primary Care’. Deadline abstracts: 30 juni 2012 16-19 mei 2013 in Antalya, Turkije Thema: ‘Risky Behaviours and Health Outcomes’. Deadline abstracts: 15 januari 2013 17-20 oktober 2013 in Londen, Groot-Brittannië Meer informatie www.egprn.org of http://meeting.egprn.org/home Hanny.Prick@hag.unimaas.nl 21

1 e uitgave 2012 Wesp-student: Denise Vergeer Depressies BEGELEIDERS: MARJAN VAN DEN AKKER & FRANK BUNTINX Achtergrond Depressies komen veel voor bij oudere kankerpatiënten (prevalentie 17-25%). Een depressie is moeilijk te diagnosticeren door de grote overlap van de symptomen met de symptomen van kanker. De kwaliteit van leven is bij ouderen met kanker belangrijker dan de kwantiteit. Herkenning en behandeling van een depressie is daarom erg belangrijk. Doel Er is eerder een verband aangetoond tussen vermoeidheid en depressie bij kankerpatiënten, echter is niet bekend hoe ze met elkaar in verband staan. Met dit onderzoek wilden we onderzoeken of vermoeidheid een aanwijzing is voor de aanwezigheid van een depressie in kankerpatiënten. Hiernaast keken we of er een verschil is tussen jongere en oudere kankerpatiënten en tussen ouderen met en zonder kanker. Methode Het onderzoek was een onderdeel van de KLIMOP-studie. Er waren drie patiëntengroepen: • Oudere kankerpatiënten (>70 jaar); • Jongere kankerpatiënten (50-69 jaar); • Ouderen zonder eerdere kankerdiagnose (>70 jaar). Resultaten De sensitiviteit van vermoeidheid voor het hebben van een depressie was 40% (26-55), de specificiteit 92% (88-94), de positief voorspellende waarde 37% (24-52) en de negatief voorspellende waarde 93% (89-95) over de gehele onderzoekspopulatie. Er zaten geen grote verschillen tussen de verschillende groepen. Er vonden individuele interviews plaats <3 maanden na de kankerdiagnose. Vermoeidheid werd gemeten d.m.v. een sub-schaal van de EORTC QLQ-C30 en een VAS-score. Depressie werd gemeten d.m.v. de Geriatric Depression Scale 15. Conclusie Vermoeidheid is GEEN aanwijzing voor de aanwezigheid van een depressie bij kankerpatiënten. Er is geen verschil tussen jongere en oudere kankerpatiënten en tussen ouderen met en zonder kanker. WESP-student: Jasper Dijcks Gezamenlijke besluitvorming (SDM) BEGELEIDER: MARIJE KOELEWIJN – VAN LOON Achtergrond Gezamenlijke besluitvorming (SDM) wordt gezien als voorkeursmodel bij preferentiegevoelige beslissingen, waarin zowel arts als patiënt betrokken worden. Behandeling van het endometriumcarcinoom is zo’n 22 preferentiegevoelige beslissing. In de huisartspraktijk is vooral aandacht besteed aan gezamenlijke besluitvorming bij cardiovasculair risicomanagement (Koelewijn – Van Loon, 2010), maar hoe wordt dit toegepast in de oncologische setting? op één lijn 42

1 e uitgave 2012 werden gescoord met de OPTION-scale (Elwyn, 2003) en 6 Decision Making stages (Elwyn, 2001). Doel Deze exploratieve studie beoordeelt in welke mate zorgverleners gezamenlijke besluitvorming toepassen tijdens consulten over gynaecologische kanker. Methode Observationele studie in 3 ziekenhuizen in Nederland. 15 Vrouwen werden geïncludeerd met nieuw gediagnosticeerde gynaecologische kanker. Gezamenlijk hadden ze 24 audio-opgenomen consulten. De consulten werden gescoord door twee onafhankelijke beoordelaars die samen tot consensus kwamen. De waarnemingen Wesp-student: Annelieke Korte Depressie bij ouderen BEGELEIDERS: MARJAN VAN DEN AKKER & FRANK BUNTINX Methode Base-line data van de KLIMOP-studie (Kanker bij Limburgse Ouderen Project, Belgisch-Nederlands project) bestaande uit 399 personen ≥50 jaar met en zonder kanker waren beschikbaar. De GDS-15, de Loneliness scale van De Jong en Gierveld en een combinatie van vragen uit de CGA zijn gebruikt om depressie, eenzaamheid en sociale ondersteuning respectievelijk te meten. Achtergrond Depressie is een veel voorkomende klacht bij ouderen en is naast aspecten van eenzaamheid en sociale ondersteuning een risicofactor voor het plegen van zelfmoord. De zelfmoordratio in België is, vergeleken met andere westerse landen, schrikbarend hoog. Om die reden is onderzoek naar de onderlinge relatie tussen depressie, eenzaamheid en sociale ondersteuning van belang. Doel Het bepalen van een verband tussen eenzaamheid, sociale ondersteuning en de aanwezigheid van depressieve gevoelens bij ouderen ≥50 jaar. Resultaten Eenzaamheid is sterk geassocieerd met het hebben van depressieve gevoelens. Dit sterke verband bleef bestaan na controle voor confounders (leeftijd, geslacht, diagnose kanker). Sociale ondersteuning heeft geen significant effect op het hebben van depressieve gevoelens. Conclusie Eenzaamheid, en niet sociale ondersteuning, is geassocieerd met het hebben van depressieve gevoelens bij ouderen. Het aanpakken van eenzaamheid in deze leeftijdsgroep kan een mogelijke oplossing zijn voor het verminderen van depressieve gevoelens. 23 Resultaten Uit de resultaten blijkt een laag niveau van patiëntbetrokkenheid met een OPTION-score van 12,5% (schaal 0-100). Mogelijke verklaringen zijn gebrek aan gelijkwaardige behandelopties, gebrek aan toepassing van SDM door gezondheidswerkers, of het feit dat patiënten niet betrokken willen worden bij behandelbeslissingen. De tweede analyse toont grote variaties in bestede tijd aan verschillende fasen van het besluitvormingsproces. Conclusie Ondanks de lage totaalscore in gezamenlijke besluitvorming en de lage patiëntbetrokkenheid in deze specifieke gynaecologische setting, wordt het nog steeds gezien als de juiste aanpak voor besluitvorming. Het resultaat van deze studie benadrukt het belang voor toekomstig onderzoek naar gezamenlijke besluitvorming in de oncologiesetting. op één lijn 42

1 e uitgave 2012 Promotie Sil Aarts Op 13 april 2012 promoveerde Sil Aarts op haar studie ‘Multimorbidity in general practice. Adverse health effects and innovative research strategies.’ Onder begeleiding van haar Promotoren, de hoogleraren Job Metsemakers en Frans Verhey, en haar Copromotoren, Marjan van den Akker en Maarten van Boxtel. ‘De relatief korte zittingsperiode van een kabinet van maximaal 4 jaar, frustreert een lange termijn visie op de gezondheidzorg’. Sil Aarts (Heerlen, 1985) studeerde psychologie aan de UM en begon in februari 2008 als promovendus bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Naast haar primaire werkzaamheden als onderzoeker, was ze ook zeer betrokken als promovendivertegenwoordiger bij CAPHRI en medeoprichtster van de Journal Club Maastricht, een maandelijkse discussiegroep van promovendi van HAG en andere vakgroepen. Eind 2011 kreeg ze (tegelijk met Petra Erkens) een felbegeerde postdoc positie aangeboden bij CAPHRI. Sil koos echter voor een andere carrièrerichting en is sinds februari 2012 werkzaam als docent wetenschappelijk onderzoek bij de Hogeschool Fontys. We vinden het jammer dat Sil weg is, maar gunnen haar een mooie nieuwe toekomst! ‘De grote toename in het aantal chronisch zieken is een sociaal probleem. Het is niet aan artsen maar aan politici om dit probleem op te lossen’. Yolanda van de Graaf, NRC, 13 augustus 2011. Nascholen over kleine beestjes DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS EN BESTUURSLID MINC Als huisarts kun je vrijwel elke avond een andere nascholing volgen. Het is soms moeilijk om door de bomen het spreekwoordelijke bos te zien. De meeste nascholingen richten zich op één tractus of specifieke aandoening of belichten een van de vele chronische aandoeningen die we dagelijks op het spreekuur zien. Infecties hebben het unieke kenmerk dat zij zich niet binnen een tractus laten vangen. Infecties zien we bij baby’s, volwassenen en ouderen en ze kunnen variëren van onschuldig tot levensbedreigend. Verwekkers laten zich niet tegenhouden door ziekenhuismuren of landsgrenzen. Het Maastricht Infectieziekten Centrum (MINC) is in 2004 opgericht met als doel de kennis op het gebied 24 van infectieziekten te verbreden en te verdiepen en deze kennis uit te dragen. Het MINC is een multidisciplinair initiatief waarin vertegenwoordigers van de kerndisciplines Infectiologie, Medische Microbiologie, Intensive Care, Huisartsgeneeskunde en GGD de organisatie op zich nemen. Door een multidisciplinaire aanpak wordt ernaar gestreefd om de diverse aspecten die van belang zijn voor de kennis van infectieziekten aan de orde te laten komen. Het MINC-bestuur heeft ervoor gekozen om tweemaal per jaar de focus op de eerstelijn te leggen. Eind 2011 werd de nascholing over infectieziekten bij ouderen druk bezocht door huisartsen. Eerder dit jaar in februari vond er al een avond over wijzigingen in het Rijksvaccinatieprogramma plaats. op één lijn 42

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 MIRA-trial MIRena versus endometrium Ablatie DOOR MARIAN VAN DEN BRINK, ARTS-ONDERZOEKER HUISARTSGENEESKUNDE UMC GRONINGEN1 Hevig menstrueel bloedverlies of menorragie vormt voor veel vrouwen een maandelijkse belasting met duidelijke invloed op hun kwaliteit van leven. De incidentie in de huisartsenpraktijk is 5.2 per 1000 vrouwen per jaar. Voor de behandeling van deze klacht kunt u kiezen uit medicamenteuze therapie met orale anticonceptiva, tranexaminezuur, NSAID’s, het plaatsen van een levonorgestrel houdend intra-uterien device (Mirenaspiraal) of verwijzen voor een endometriumablatie of uterusextirpatie. Medicamenteuze therapie is de eerste stap bij menorragie, maar is niet altijd effectief. De Mirena spiraal en endometrium ablatie zijn twee effectieve methoden voor de behandeling van menorragie en minder invasief dan een uterusextirpatie. Plaatsing van de Mirena-spiraal kan heel goed in de eerste lijn gebeuren, terwijl voor ablatie verwezen moet worden naar een gynaecoloog. Het is echter niet duidelijk welke behandeling de beste resultaten geeft. Om de effecten en kosten van 1 De vakgroep Huisartsgeneeskunde van de UM neemt deel aan dit landelijk consortium en helpt mee met de werving van huisartsen. beide methoden in een randomized controlled trial te vergelijken is het MIRA-onderzoek opgezet. Hierbij kijken we primair naar patiënttevredenheid en secundair naar menstrueel bloedingspatroon, kwaliteit van leven, aantal re-interventies, ziekteverzuim en kosten. Op 23 oktober kunt een avond volgen over ‘De huid als spiegel: infecties, koorts en vlekjes’ met een focus op de eerstelijn. Uiteraard bent u ook welkom op de andere avonden. De kleine vreemde beestjes blijven zich voortdurend aanpassen. Wilt u goed voorbereid in de spreekkamer zitten? We heten u graag welkom op een van de avonden! Meer informatie op www.minc.eu of via minc@mumc.nl of j.cals@maastrichtuniversity.nl De resterende data voor de symposia van het Maastricht Infecton Center (MINC) 2012: Donderdag 7 juni 2012 Centraal Zenuwstelsel Infecties Dinsdag 23 oktober 2012 De huid als spiegel: infecties, koorts en vlekjes Woensdag 12 december 2012 MINC zoekt boer Tijdstip: vanaf 17.45 uur Locatie: van der Valk Hotel te Maastricht. Het MIRA onderzoek is een multi-center trial waaraan huisartsen en gynaecologen uit verschillende delen van Nederland meewerken. In de regio Limburg en Brabant doen het Maastricht UMC, Viecuri MC in Venlo, het Orbis MC in Sittard, het Maxima MC in Veldhoven en het TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg mee. De huisartsen die naar deze ziekenhuizen verwijzen, worden uitgenodigd te participeren in het onderzoek. Komt er een vrouw van 34 jaar of ouder met hevig menstrueel bloedverlies op uw spreekuur, waarbij medicamenteuze therapie niet het gewenste effect had of gecontra-indiceerd is? Dan komt zij in aanmerking voor het MIRA-onderzoek indien zij geen kinderwens meer heeft en bij vaginaal toucher geen vergrootte of afwijkende uterus heeft. De patiënte krijgt een menstruatie score kaart mee naar huis om de hoeveelheid bloedverlies te kwantificeren en na toestemming wordt er geloot voor één van beide behandelmethoden. Indien zij loot voor de Mirena-groep, kan zij voor het plaatsen van de spiraal terugverwezen worden naar haar eigen huisarts(praktijk). Vervolgens wordt haar gevraagd na 3, 6, 12 en 24 maanden vragenlijsten in te vullen. We hopen een groot deel van de patiënten te includeren in de eerste lijn. Dan zijn de resultaten van het onderzoek het meest relevant voor de onderbouwing van uw huisartsgeneeskundig handelen bij hevig menstrueel bloedverlies. Voor meer informatie over de trial of deelnemende ziekenhuizen in uw regio, kunt u terecht op onze website: www.studies-obsgyn.nl/mira, of neem contact op met de onderzoeker via: Email: M.J.van.den.Brink@umcg.nl of telefoon 050-3638953. Wij hopen op uw deelname! 25

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Uit de Huisartsopleiding Erkenning en herkenning DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Op 6 december 2011 werd de huisartsopleiding gevisiteerd door de HVRC. Het is verheugend om te melden dat onze opleiding na de visitatie weer erkend is voor de komende 5 jaar! De HVRC heeft een paar aanbevelingen gedaan: Ontwikkeling van wetenschappelijke vorming als centraal thema van de gehele opleiding. Op dit terrein werd al heel veel werk verricht. Medewerkers van de vakgroep (Marjan van den Akker en Tineke van Geel) werkten samen met Bas Maiburg een programma evidence based medicine (EBM) uit. Aanvankelijk alleen voor aios, maar later ook voor stafleden en huisartsopleiders. Een nog klein groepje opleiders is onder leiding van Marjan en Bas bezig met EBM tijdens de terugkomdagen in Urmond en zij zullen binnenkort zelf een presentatie geven hierover voor hun collega huisartsopleiders. Nadere uitwerking en implementatie van o.a. persoonlijk opleidingsplan en portfolio. Iedere aios heeft een eigen persoonlijk opleidingsplan en zij worden regelmatig bevraagd op actuele leerdoelen en of zij die leerdoelen kunnen behalen aan de hand van een handig verbeterplan. Uiteraard bestaat de inhoud van die leerdoelen niet alleen uit vakinhoudelijke kennis, maar ook uit arts-patiënt communicatie, de eigen professionaliteit, het kunnen samenwerken en organiseren (denk aan praktijkmanagement) etc. Het is hierbij belangrijk op te merken dat in de laatste enquête, via internet afgenomen bij alle aios in Nederland, een algemene bevinding is dat praktijkmanagement te weinig aan de orde komt in de opleiding. Van de andere kant zeggen aios dat ze te veel aangeboden krijgen op het gebied van arts-patiënt communicatie. Onder de bezielende leiding van Marijn van Oord is in Maastricht een overzichtelijk praktijkmanagement onderwijs traject uitgezet. Hier hebben de aios veel profijt van. Het is echter de vraag of alle aspecten hiervan tijdens de opleiding wel kunnen worden geleerd. Het blijkt dat huisartsen juist in de eerste jaren van hun praktijkvoering het meest leren van praktijkmanagement. Ondersteuning en onderwijs in die fase is hierbij van belang. Uiteraard is het belangrijk 26 dat de opleiders parallel op de hoogte zijn van de elementen t.a.v. praktijkmanagement zoals die tijdens de terugkomdag worden onderwezen. Hiervoor vindt op dit moment afstemming plaats. Meer gebruik maken van de mogelijkheid om bij hernieuwing van de opleidererkenning, de HVRC te adviseren in het erkenningsbesluit door voorwaarden of adviezen op te nemen. Van deze mogelijkheid wordt nog geen gebruik gemaakt. Het is wel zo dat in het geval een opleider niet functioneert ten opzichte van de verwachtingen/eisen die wij als huisartsopleiding hebben, wij die samenwerking niet continueren. Praktijkaccreditatie Wat ik merk is dat de politiek van invloed is op de investeringen van de huisartsen. Aanvankelijk werd door huisartsopleiders overwogen om te stoppen met de opleiding als protest tegen de bezuinigingen. Gelukkig werd dit snel gezien als schieten in eigen voet. Waar veel huisartsen nu tegenaan lopen, zijn de hoge kosten en veel extra werk door de praktijkaccreditatie. Een aantal huisartsopleiders haakt af hierdoor. Men zoekt naar een praktischer en goedkopere vorm van accrediteren. Een dilemma voor opleidingspraktijken is dat de HVRC per 2016 strenger zal gaan controleren op de aanwezigheid van praktijkaccreditatie. Zonder accreditatie kan je geen opleidingspraktijk meer zijn. Het is uiteraard de vraag of met het oog op de ambitie om elk jaar 720 aios te laten instromen in de opleidingen, deze eis gestalte kan krijgen. Los van of de soep zo heet gegeten wordt als hij wordt opgediend, speelt de kwestie dat de inhoud van de accreditatie niet aansluit bij een opleidingspraktijk. Er wordt nu gewerkt met een aantal minimumeisen en met verbeterplannen. Een aparte module opleidingspraktijk ontbreekt vooralsnog. Zoals bekend faciliteert de SBOH een eenmaal geaccrediteerde huisartspraktijk met een maandelijkse bijdrage in de kosten. Het verdient een gezamenlijk optrekken van hoofden huisartsopleiding en de landelijke vereniging van huisartsopleiders (LHOV) om dit knelpunt aan te pakken.

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Afscheid Tonnie van Kessel in de praktijk DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT ‘Altijd blijven leren’ De Venlose huisarts en huisartsbegeleider bij de huisartsopleiding Tonnie van Kessel is na dertig jaar met haar praktijk gestopt. Ter gelegenheid van dit afscheid organiseerde het gezondheidscentrum Withuis een symposium dat vooral ging over het leren van studenten, aios en huisartsen. Sprekers waren oud-Withuis artsen (Loes van Bokhoven en Jean Muris) en professor Toine Lagro-Janssen (Radboud Nijmegen). Na dit symposium richt Tonnie zich als docent volledig op het begeleiden en opleiden van de nieuwe generatie huisartsen. In feite ben ik al zo’n 25 jaar bezig met het geven van onderwijs, in de praktijk. ‘Altijd blijven leren’, is mijn motto zegt ze in een interview met dagblad De Limburger. Dat is niet alleen nuttig, maar ook ontzettend leuk. Het is in het Withuis ook altijd gestimuleerd. Daar heerste een cultuur waarin het gewoon was om jezelf te blijven verbeteren. Dat en het feit dat in het Withuis huisartsen samenwerkten met andere disciplines, heeft ervoor gezorgd dat de geboden kwaliteit aan huisartsenzorg er flink verbeterd is. Dertig jaar praktijkervaring wordt nu ingezet voor de toekomstige generatie huisartsen. ‘Op terugkomdagen praten studenten over ervaringen, kijken we naar opnames van een consult. Bekijken we wat er anders had gekund, kan ik feedback geven. Zaken waar studenten tegenaan lopen, heb ik vaak zelf ook meegemaakt’, zegt Van Kessel. De spiegel die ze haar studenten voorhoudt, spiegelt wel van twee kanten. Zeker in haar tijd als huisarts was het ook de student die de arts Van Kessel een spiegel voorhield. ‘Als je als huisarts onderwijs geeft, word je zelf ook voortdurend geprikkeld. Ben je steeds bezig je kennis bij te schaven, het maakt je als huisarts alerter’, zegt Van Kessel. ‘Daarom zou ik iedere huisarts aanraden steeds studies te blijven volgen. Blijf jezelf uitdagen iets te leren. Uiteindelijk word je daar een betere arts van.’ Benoeming Dr. Bas Maiburg ADJUNCT-HOOFD VAN DE HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT, IS BENOEMD TOT UNIVERSITAIR HOOFD DOCENT AAN DE UM Bas werkt al 25 jaar bij de UM en startte ooit bij het Skillslab. Bas promoveerde in 2003 cum laude op het proefschrift ‘Computer-based nutrition education for General Practice. Development of a training program and effect assessment by standardized patients’. Zijn functie als adjunct-hoofd van de Huisartsopleiding kent een zeer uitgebreid takenpakket op onderwijskundig gebied en aansturing van het curriculum. Verder is hij bij velen bekend vanwege zijn betrokkenheid bij EBM (zie ook artikel Jean Muris). Meer recent en mede samenhangend met zijn benoeming en de verwetenschappelijking van de opleiding, is zijn doorgroei naar begeleider van promovendi bij de Huisartsopleiding. 27

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Gezondheidsrechterlijke kwesties Dwang en drang in de geneeskunde? DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE ‘Wat heb ik nou met dwangbehandeling te maken’, zal menig huisarts denken. ‘Dat is toch voor Bopz instellingen?’ Maar een alarmmatje voor een onrustige patiënt, een beetje sedatie omdat anderen last hebben van een roepende patiënte in een verzorgingshuis of een bedhekje; je wordt wel gevraagd even een briefje te tekenen of om een receptje te schrijven. Is er samenloop, overlap of aanvulling tussen deze twee wetten? Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst WGBO Wat is het? Wet op geneeskundige behandelingsovereenkomst, een onderdeel van het burgerlijk wetboek, boek 7. Regelt alle verrichtingen (handelingen) rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon, ongeacht waar (denk aan de wandelende internist in Nepal) Voorwaarden dwangbehandeling, vrijheidsbeperking Zowel bij somatische als psychische behandelingen. De dwangbehandeling mag de facto niet leiden tot vrijheidsbeneming Alleen bij wilsonbekwame patiënten met toestemming van de vertegenwoordiger of obv inschatting ‘goed hulpverlenerschap’ door hulpverlener Alleen bij kennelijk ernstig nadeel voor patiënt zelf2 onvermijdelijk om lichamelijk lijden te verhelpen of te voorkomen Beschreven en verantwoord in het behandelplan van de patiënt Regelmatig noodzaak tot continuering beoordelen 1 Afzondering, Separatie, fixatie, dwang voeding en dwang medicatie, gebonden aan voorschriften. Daarnaast zijn er huisregels mogelijk om het gedrag binnen de perken te houden. 2 WGBO gaat i.t.t. Bopz niet over belangen van anderen, maar erkenning van dit belang kan in praktijk onvermijdelijk zijn. Het is aan de arts om dit te beoordelen naar de omstandigheden van het geval en dit goed te onderbouwen en documenteren. Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen Bopz Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen. In die zin een speciale wet die boven een algemene wet gaat (zoals de WGBO). Deze wet is niet bepaald door handelingen maar door een combinatie van een bepaalde categorie instelling en de criteria voor dwangopneming Ter genezing of wegneming van de stoornis waardoor de patiënt gevaar veroorzaakt. Er mogen dan middelen en maatregelen1 gebruikt worden Zowel wilsbekwame als wilsonbekwame patiënten Ook voor nadeel (gevaar) voor anderen Tot zover lijkt de scheiding duidelijk, maar er vinden ook vrijwillige opnames plaats in een Bopz instelling en Bopz opgenomen patiënten worden ook wel eens gewoon ziek in de zin van een pneumonie of lijden tevens aan een chronische ziekte zoals diabetes. Daarnaast zien we via een artikel 60 indicatie1 dat verzorgingshuizen een Bopz afdeling creëren in het verzorgingshuis. Dit kan tot verwarrende situaties leiden. 28 1 Artikel 60-indicatie; de Bopz-afdeling in het verzorgingshuis is bedoeld voor ouderen met ernstige psychogeriatrische problematiek die daarom door het CIZ geïndiceerd zijn voor verpleeghuiszorg én die in het bezit zijn van een artikel 60-indicatie. Zo’n indicatie houdt in dat de noodzaak tot opname als gevolg van een geestesstoornis aanwezig is (o.a. lijdend aan een dementiesyndroom), dat het gevaarcriterium geldt, en dat de persoon in kwestie geen blijk geeft van bereidheid tot, noch van verzet tegen die opname.

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Als de Bopz geldt, dan kan de WGBO ook nog gelden, bijvoorbeeld in de Bopz staat niets over de informatieplicht, maar dan geldt dat nog wel volgens de WGBO. Dus alle Bopz opgenomen patiënten hebben recht op informatie conform de WGBO en alle andere rechten die voortvloeien uit de WGBO. Lastiger wordt het als een diabetes patiënt, opgenomen volgens de wet Bopz vanwege een waanstoornis waardoor hij een gevaar voor anderen vormde, ontregeld raakt en niet behandeld wil worden voor zijn hypoglycaemie (door die zelfde waanstoornis). Volgens de Bopz mag er alleen dwangbehandeling toegepast worden die ter genezing of wegneming van de stoornis waarvoor hij een gevaar vormde, en dat was niet zijn diabetes. En mag je nu een bedhekje plaatsten bij een onrustige patiënt in een verzorgingshuis, of sederen in verband met hinderlijk roepen waar andere bewoners last van hebben? Dus wat te doen? We laten nu de wet Bopz voor wat hij is en beperken ons tot situaties van vrijheidsbeperkingen onder de vlag van de WGBO. Er zijn twee situaties te onderscheiden, een vrijwillige opname in een instelling op grond van de wet Bopz en ambulante hulpverlening enerzijds of hulpverlening in de thuissituatie of in een instelling niet op grond van de wet Bopz (bv. verzorgingshuis) anderzijds. De volgens de Bopz opgenomen patiënt, die insuline weigert, mogen we dus op grond van de WGBO kortdurend vastpakken om zijn insuline toe te dienen, ondanks verzet. Als betrokkene wilsonbekwaam is, moet zijn vertegenwoordiger toestemming geven. Als die er niet is, mag de hulpverlener dat op basis van goed hulpverlenerschap. Een bedhekje mag, mits tijdelijk, om erger te voorkomen. Noteren in dossier of behandelplan (dagelijks na de handeling). Een alarmmatje bij een onrustige patiënt mag, zolang het niet tot vrijheidsbeneming leidt. Bij het sederen van een patiënt omdat anderen er last van hebben, is het lastiger en zal er beoordeeld moeten worden naar de omstandigheden van het geval. Maar als de betreffende patiënt wilsbekwaam is, er zelf geen last van heeft en zich verzet tegen sedatie, zal er toch echt een Bopz verklaring moeten komen, wil de behandeling van de stoornis waaruit het gevaar (last) voor anderen voortvloeit (het roepen) met dwang behandeld kunnen worden. Literatuur • Sdu Wettenverzameling gezondheidsrecht. • De verhouding tussen de WGBO en de wet Bopz, mr. J. Legemaate, Tijdschrift voor gezondheidsrecht, 2004/7. • Bopz, de samenhang tussen de WGBO en de wet Bopz, praktijkreeks 6, mr T.e. Stikker, 2003. • Handboeken gezondheidsrecht. aios wetenschapsdag ‘Kaalheid is een keuze’ DOOR SJEF SWAANS, REDACTIE Vlak voor het verschijnen van het laatste nummer van Op één Lijn is de halfjaarlijkse wetenschapsdag voor 3e jaars aios gehouden. Het is daarom al enige tijd geleden, maar het is toch zeer de moeite waard te vermelden wie de eerste prijs gewonnen heeft. De publieksjury èn de deskundigenjury hebben uitverkoren: ‘Kaalheid is een keuze’, door Joris Pieterse, Stefan van Dongen, en Sjanet Leuken. Aan de hand van een casus van een 18 jarige jongen met kaalheid, werden de voor- en nadelen van finasteride onderzocht en voortreffelijk gepresenteerd. Er ontstond daarna ook een goede discussie. Dus: winnaars: proficiat! Ook de andere presentaties boden veel nieuws, het was een goed gevarieerd programma met duidelijk leerpunten voor de praktijk. Ik denk bijvoorbeeld aan de indicatie van flammazine bij brandwonden, en de misschien overgewaardeerde rol van de saturatiemeting bij patienten met dyspnoe. De resistentie tegen fusidinezuur, het effect van sublinguale immunotherapie, en de behandeling van onychomycose waren de andere onderwerpen. We kijken alweer uit naar de volgende wetenschapsdag: 22 mei 2012. 29

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Opleiders-tweedaagse 2012 Leuk en leerzaam DOOR STIJN DE VRIES, OPLEIDERSCOöRDINATOR HUISARTSOPLEIDING Voor de derde keer op rij is er begin februari een tweedaagse voor alle (actieve) opleiders geweest. Opleiders en staf ontmoetten elkaar in conferentiehotel Kapellerput in Heeze. Deze plek wordt door de deelnemers gewaardeerd. De locatie geeft ook aan dat we rekening houden met het feit een belangrijk deel (42% maar liefst) van onze opleiders in Brabant zit. De openingslezing werd gegeven door Tim Dornan, hoogleraar aan het onderwijsinstituut van de UM. Zijn onderwerp was: ‘Reflective learning from workplace experience; the role of supervisors’. Hoewel het soms lastig was om op de inhoud geconcentreerd te blijven vanwege het prachtige Engels dat hij sprak, bleek iedereen enthousiast over zijn ideeën waaronder de parallel met de meester-gezel relatie uit vroegere tijden (een gezel was vroeger een leerling die het vak, bijvoorbeeld glasblazer, in de werkplaats van zijn meester leerde). Hij had het ook over de relatie tussen de hoeveelheid controle (ofwel ruimte) die de aios wil en hoe groot de behoefte van de opleider aan controle is. Twee quotes: ‘exercise less rather than more control’ en ‘give feedback including praise’. Hierna gingen kleine groepen opleiders (5-6) aan het werk met het hoofdthema: de Leercirkel. De verschillende kwadranten werden in vier workshops onder de loep genomen waarbij in kleine groepen met elkaar geoefend kon worden. aios uit praktijken in de buurt waren zo vriendelijk om ‘zichzelf te komen spelen’ waardoor het oefenen in de buurt kwam van real life. De gereedschapskist van de opleider werd aangevuld met de ‘Stamppotmethode’: een manier om het klinisch redeneren bij de aios te stimuleren. Geïnteresseerden kunnen bij mij terecht voor een toelichting. Er was veel interesse in de workshop die ging over wat mensen ervan kan weerhouden (of niet) om voornemens die ze gemaakt hebben uit te voeren. Bruikbaar voor aios, maar ook voor opleiders (en stafleden). De organisatie had dit jaar voor een radicaal andere invulling van het avondprogramma gekozen dan vorig jaar. Huisarts Eric Deckers, opleider uit Haelen en buutreedner in zijn vrije tijd, liet die avond zien wat hij kon. 30 Bij de aanwezigen (met name zij die het konden verstaan) viel het programma goed in de smaak. Dag 2 is besteed aan het docentenoverleg, de periodieke bijeenkomst van de opleiders van een aios-groep waarin de focus ligt bij het onderwijsproces van de aios. ’s Middags was er ‘Post-overleg’ waarbij alle opleiders die op dezelfde huisartsenpost dienst doen elkaar troffen. De dag werd afgesloten met de ‘Zeepkist’. Hierbij hadden 3 opleiders de kans om hun collegae te informeren over een eigen onderwerp. Roelf Norg besprak de Maastricht Studie waar hij als huisartsonderzoeker aan verbonden is, Arie de Jong gaf uitleg over de veranderingen in de relatie tussen huisartsen en patiënt bezien vanuit de nieuwe Wet Cliëntenrechten Zorg en Martin Brassé hield een pleidooi voor het volgen door iedere opleider van de oogheelkunde (Baggen)cursus. In april in Urmond komen we terug op de kernreflecties: welke voornemens gemaakt op deze tweedaagse in Heeze heb je wel of niet uit kunnen voeren en waarin zat hem dat? Iedereen is (hopelijk) ‘versterkt’ weer naar huis gegaan, waarbij de goede organisatie en logistiek gedaan door Huub en Katrien zeker meegespeeld hebben. Marieke Kools (GW-er) en Paul Schrijver (HAB)

1 e uitgave 2012 Over de grens Huisarts in België DOOR INGRID VAN DER HEIJDEN, HUISARTSSTAFLID HUISARTSOPLEIDING Op 8 november 2011 vond een uitwisseling plaats tussen Belgische en Nederlandse aios. 6 Belgische aios deden mee aan een terugkomdag op de huisartsopleiding in Maastricht en 4 Nederlandse collega’s gingen naar het ‘seminarie’ in Diepenbeek. Alle aios en de groepsbegeleiders uit beide landen kwamen ’s avonds in Maastricht bijeen voor een gezamenlijke evaluatie. Onderwijs Het grootste verschil werd meteen duidelijk: Belgische aios hebben 40 uur terugkomdagonderwijs per jaar. Dat wil zeggen dat ze normaal gesproken maar een middag per twee weken onderwijs hebben. Ze hebben een drukke werkweek en maken lange dagen, het is vaak al moeilijk om op tijd te komen voor onderwijs en hierna zullen sommigen ook nog huisbezoeken moeten doen. In Belgische opleidingspraktijken zou het inplannen van een hele dag onderwijs logistieke problemen opleveren. Een aantal Belgische aios verbaasde zich over frequentie en duur van de terugkomdagen hier. Ze vroegen zich af of de Nederlandse aios zichzelf zo niet buitenspel zetten bij de patiënten in verband met hun beperkte bereikbaarheid en beschikbaarheid voor patiëntenzorg. Daarnaast waren ze benieuwd wat de toegevoegde waarde was van zoveel onderwijstijd buiten de praktijksetting. Er bestaat in België een beperkte relatie tussen de huisartsopleiding en universitaire afdelingen huisartsgeneeskunde. Diagnostisch landschap Belgische aios moeten tijdens het onderwijs om de beurt een voorbereide patiëntcasus presenteren. De aios beschrijft dan klachten en symptomen, vervolgens uitgebreid het diagnostisch landschap en het beleid. Collega-aios stellen hierbij kritische vragen ter voorbereiding op het theorieexamen. Een andere aios heeft de opdracht een verslag ervan te maken. Toetsing en beoordeling aios Om de 2 tot 3 maanden is er een evaluatie. Driekwart van de beoordeling vindt plaats door de opleider, een kwart door de onderwijsbegeleider. Er is een verplichte kennistoets in het 8e jaar en in het 9e jaar worden er twee videoconsulten beoordeeld en is er een beoordeling van een simulatiepatiëntcontact. Daarnaast moet de aios een thesis maken en die verdedigen. Meester-gezel Belgische aios hebben een 2-jarige huisartsopleiding. Het basiscurriculum duurt in België 7 jaar, waarbij ze in het laatste jaar al hebben moeten kiezen voor de specialisatie huisartsgeneeskunde. Na het basiscurriculum solliciteren ze bij een opleidingspraktijk voordat ze kunnen starten met de huisartsopleiding. Ze blijven gedurende de 2-jarige opleiding meestal verbonden aan dezelfde praktijk en zelfde huisartsopleider. In veel gevallen wordt van hen verwacht dat ze zich na de opleiding in de praktijk vestigen. Ook in België is ruim driekwart van de huisartsen in opleiding vrouw en tijdens de opleiding mag eenmalig gebruik gemaakt worden van het recht op bevallingsverlof. Belgische aios zien vanaf de eerste werkdag zelfstandig patiënten. Ze hebben een meester-gezel verhouding met hun opleider en ze leren vooral van ‘learning by doing’. Er is vaak dagelijks een overleg met de opleider ingepland om patiënten te bespreken en een keer per week wordt het leerplan besproken. Er is een financiële relatie tussen opleiders en aios in België: de huisartsopleiders betalen mee aan de salarissen van de aios. Ze worden hiervoor grotendeels gecompenseerd. Opleiders en HAB’s Een opleidercurriculum zoals wij dat kennen, bestaat in België niet. Opleiders komen verplicht 3 maal per jaar gedurende 3 uur bij elkaar voor een planningsvergadering. Er bestaat geen didactische bij- of nascholing specifiek voor opleiders. De Belgische onderwijsbegeleider (HAB) werkt solistisch. Hij heeft geen secretariële ondersteuning en ook geen de collegiale ondersteuning. Hij werkt grotendeels in zijn eigen huisartsenpraktijk en doet de planning en beoordeling van aios en superviseert eens per twee weken het onderwijs. Vier keer per jaar komt de begeleider bijeen met collega begeleiders uit de regio voor intervisie en het bespreken van probleem-aios. Een keer per jaar is er een training en een keer per jaar bezoekt hij de opleidingspraktijken. Organisatie en financiering van de huisartsenzorg Het grote verschil in organisatie van huisartsgeneeskunde tussen België en Nederland is dat de organisatie in België berust op een verrichtingensysteem zonder poortwachterrol terwijl men in Nederland een gemengd systeem heeft 31 op één lijn 42

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 van een vergoeding via abonnement en per verrichting, met een inschrijving op naam, waarbij de huisarts ook een poortwachterfunctie heeft.1 Toch zegt ongeveer 95% van de Belgen over een vaste huisarts te beschikken.2 Vlaamse patiënten hebben andere verwachtingen van de zorg en de dienstverlening dan Nederlandse. In België verwachten patiënten meer van de zorg door de huisarts; zo worden in België over het algemeen meer huisbezoeken gedaan.3 Een huisarts heeft gemiddeld 1.000 patiënten in zijn praktijk en verdient tussen de 3.000-4.000 euro netto per maand. Een aios heeft zo’n 10-15 patiëntencontacten (consulten en visites) per dag, gemiddeld wordt er 20 minuten per consult gereserveerd. Grensoverschrijdende zorg De begin 2011 in werking getreden EU directive ‘Grensover schrijdende Zorg’ beschrijft het Europese recht op grensoverschrijdende zorg en onderstreept de noodzaak patiënten goed hierover te kunnen voorlichten. Dit vereist kennis van de basale verschillen in gezondheidszorgsystemen en kennis van de sociale kaart. De geografische nabijheid en de overeenkomst tussen de Vlaamse en Nederlandse taal, maakt dat patiënten al regelmatig gebruik maakten van zorg over de grens. Uitwisseling tussen Belgische en Nederlandse aios vergroot de kennis en begrip van elkaars gezondheidszorgsystemen. Remgelden De patiënt moet na afloop van het contact met de huisarts contant afrekenen met de huisarts. De patiënt kan de rekening vervolgens opsturen naar de zorgverzekering en krijgt zo’n 75% van het bedrag vergoed. De eigen bijdrage (het zogenaamde ‘remgeld’) bedraagt in principe 25%. Voor de minstbedeelden bestaat er een speciaal terugbetalingssysteem. Er zijn gedifferentieerde tarieven voor consult, visite en herhaalrecepten, patiënten al dan niet een medisch dossier hebben en voor verrichtingen binnen en buiten kantooruren. Telefonische consulten worden niet vergoed. De gemiddelde kosten voor een consult zijn 23 euro, waarvan 4 euro remgeld. Geen assistente Het aantal patiëntencontacten per jaar in België is vergelijkbaar met dat van Nederland: rond de 4 contacten per jaar. Het takenpakket van de Belgische huisarts verschilt iets van dat van een Nederlandse huisarts; zo wordt van de Belgische huisarts verwacht dat hij gezondheidsattesten en ziekbriefjes schrijft. De huisarts heeft vaak geen assistente en hij beantwoordt zelf de telefoon. Er vindt geen telefonische triage plaats en er is nauwelijks delegatie van taken. Een Belgische huisarts kan zelf CT- en MRI-scans aanvragen. Over het algemeen wordt de meer complexe chronische zorg door specialisten in het ziekenhuis gedaan. 1 De ontwikkeling van een Belgische zorgleidraad voor huisartsen over beslissingen aan het levenseinde Huisarts en Wetenschap, jaargang 2006, nummer 8:404-410. 2. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. Gezondheidsenquête door middel van een Interview. België, 2004. http://www.svh.be/statistiek.htm 3 Van den Brink-Muinen A, Verhaak PFM, Bensing JM, Bahrs O, Deveugele M, et al. Doctor-patient communication in different European health care systems: Relevance and performance from the patients’ perspective. Patient Educ Couns 2000;39:115-27. 32 Import Hoewel de gezondheidszorgsystemen van beide landen van elkaar verschillen en er een duidelijk verschil in opleidingsstructuur is, zijn er ook veel overeenkomsten tussen Belgische en Nederlandse huisartsen. De Nederlandse aios die het onderwijs hadden bijgewoond, waren enthousiast over de casusbespreking, vooral de wijze van bespreken van het diagnostisch landschap vonden zij een meerwaarde. Het structureel voorbereiden en nabespreken van een casus geeft mogelijk verbreding en diepgang aan onze spuirondes. Exportproducten De Belgische aios en HAB’s waren enthousiast over de inzet van een GW-er tijdens de terugkomdagen. Het spuien en een gezamenlijk lunchmoment om gelegenheid te bieden voor informele steun en peer-support, werden gewaardeerd. Ook de academische inbedding van de huisartsopleiding, het terugkomdagonderwijs in kleine groepen en het opleiderscurriculum werden als positieve punten genoemd. Toekomst De aios van beide landen die over de grens waren gegaan, waren enthousiaster over de uitwisseling dan de aios die thuis bleven. Ter overweging werd gegeven een vrijwillige gezamenlijke terugkomdag voor een in opleidingsduur gematchte groep aios te organiseren. Daarnaast ook een opleideruitwisseling te organiseren. Ook werd geopperd structureel mogelijkheid te bieden voor een tweedaagse kijkstage over en weer voor een Belgisch-Nederlands aioskoppel werkzaam in de grensstreek.

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 De kaderhuisarts GGZ Expert in zeurpieten en paradijsvogels DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HAB, REDACTIELID Priska Israel Te gek om los te lopen, een klap van de molenwiek gehad, hij heeft ze niet alle vijf op een rijtje, op zijn achterhoofd gevallen, en zo meer. Allemaal uitdrukkingen om aan te geven, dat iemand malloot, geschift, dwaas, gestoord of malend is. Er bestaan veel uitdrukkingen, gezegdes en omschrijvingen in de Nederlandse taal voor de medemens met een psychische aandoening. Dit rijke taalaanbod vindt zijn oorzaak ongetwijfeld daarin, dat deze aandoeningen relatief veel voorkomen, van alle tijden zijn en nogal wat teweeg brengen voor de betrokkene en zijn of haar omgeving. En meestal wordt er dan ook hulp gezocht, waarbij de huisarts bij deze GGZ-problematiek een belangrijke plaats inneemt: 20% van het ziekteaanbod in de spreekkamer bestaat uit psychische en sociale problematiek. Misschien verbaast u dit cijfer niet, maar eigenlijk vind ik het wel verbazingwekkend en bewonderenswaardig, dat 75% van deze problemen zelfstandig door de huisarts worden afgehandeld. Voor de overige 25% heeft de huisarts dan vaak nog de coördinerende taak in de ketenzorg en in de relatie van de patiënt met de gespecialiseerde GGZ. Het accent voor de huisarts ligt bij GGZ-problemen vooral op het herkennen van signalen en symptomen, de communicatie en de psychosociale begeleiding. Er bestaat echter een grote interdokter variatie in taakopvatting en attitude. Die relatieve vrijblijvendheid vindt zijn oorzaak onder andere in een onduidelijke taakafbakening tussen eerstelijn en gespecialiseerde GGZ, te weinig specifieke deskundigheid en een nogal karig nascholingsaanbod. Er bestaat dus behoefte aan een nieuwe plaatsbepaling en invulling van de rol van de huisarts inzake GGZ-problematiek. Mede daarom is in 2006 de opleiding tot Kaderhuisarts GGZ van de grond getild. Deze kaderhuisartsen hebben natuurlijk een meer dan gemiddelde inhoudelijke deskundigheid op het gebied van de psychopathologie, maar moeten ook functioneel vaardig zijn om te kunnen adviseren, organiseren, onderhandelen en implementeren. Met die competenties zijn zij actief bij consultatie, nascholing, onderwijs en samenwerkingsprojecten. In het 2e jaar van de opleiding tot huisarts neemt het 3-maands blok Psychische Zorg al lang een belangrijke plaats in. De aios lopen 4 dagen per week stage in een GGZ-instelling en hebben 1 keer per week een terugkomdag op het opleidingsinstituut. Eén van de groepsbegeleiders op die terugkomdagen is Priska Israel, huisarts in Maastricht. Om haar specifieke deskundigheid ten behoeve van het onderwijs op te vijzelen, volgde zij de kaderopleiding, en sloot die onlangs met succes af. Naast de al genoemde competenties ziet zij in de rigoureuze bezuinigingen in de geestelijke gezondheidszorg een fors toegenomen belang van de huisarts met deze bijzondere bekwaamheid. In plaats van 8 worden nog maar 5 sessies bij de 1e-lijnspsycholoog vergoed die in plaats van 10 nu 20 euro eigen bijdrage vergen. De eigen bijdrage voor de 2e-lijns GGZ is maar liefst 200 euro! Dat betekent onvermijdelijk meer werk voor de huisarts die daarvoor met name over meer diagnostische vaardigheid zal moeten beschikken. De POH-GGZ is daarbij een onmisbare kracht, maar helaas is het financiële draadje voor deze voorziening inmiddels ook van zijde. De kaderhuisartsen kunnen in deze onzekere tijden een belangrijke ondersteunende rol spelen. Streven is, dat elke huisartsenregio over een huisartsexpert op GGZ-terrein kan beschikken. Die kan dan ondersteunen bij diagnostiek, begeleiding, indicatiestelling en behandelings- en verwijsmogelijkheden. Behandelen is overigens niet een kerntaak voor de huisarts, al was het alleen maar vanwege de tijd die daarmee gemoeid is. De opleiding tot kaderhuisarts GGZ is uitgespreid over 2 jaar. Naast alle opgedane en geleerde kennis en vaardigheden leverde het Priska Israel in haar eigen werk ook op, dat zij de omgang met de patiënten met somatisch onverklaarde 33

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 lichamelijk klachten (SOLK), de zogenaamde zeurpieten, veel minder moeilijk is gaan vinden, en dat haar nieuwsgierigheid naar iemands motivering om bepaald gedrag niet te veranderen, nog verder is toegenomen. Analoog aan de DiHag, de vereniging van kaderhuisartsen diabetes, is nu ook de PsyHag opgericht. De jaarlijkse verenigingsbijeenkomst wordt gedurende enkele dagen in Frankrijk gehouden, en dat is ook nog een aardige spin-off van de opleiding. Er zijn nog veel kaderhuisartsen GGZ nodig, niet in het minst nu door het huidige bezuinigings-, hervormings-, ombuigings- of ander ondoordacht beleid steeds meer mensen losgeslagen rondlopen die daar eigenlijk te gek voor zijn. Want uiteindelijk is de huisarts het laatste vangnet in de zorg voor patiënten die dan onvermijdelijk vastlopen. Graag geef ik u dan nog mee, dat verse kaderhuisarts Priska Israel de opleiding ziet als optimale burn-out preventie: zeurpieten blijken ineens paradijsvogels. Enthousiast geworden? www.chbb.nl Puntig Writer’s Block DOOR FELIX PUNT, GEDRAGSWETENSCHAPPER HUISARTSOPLEIDING Writer’s Block: een aandoening in vele gradaties. In milde vorm kennen we het sinterklaasgedicht dat maar niet lukken wil. Ernstiger is het als de voorbereiding van een lezing maar niet vlotten wil. Ik had ooit een baan waar ik in nood altijd kon putten uit zogenaamde ‘preektijdschriften’ (neen, er ís niets nieuws onder de zon). Maar het beste praatje verzon ik daar eens ter plekke en spontaan. ‘Maar zo begin je toch geen column over excelleren!’, riep ik zojuist tegen mijzelf. Ik had mij voorgenomen om over mijn promotieonderzoek te gaan schrijven. Op gebruikelijke wijze had ik een week geleden spitse ideeën en gedachten verzameld om vervolgens broeds en uiteindelijk hoogzwanger vandaag een mooi schrijfsel te gaan produceren. Maar niets, nada, mijn schoot blijft dor. En ik zucht hier nu achter mijn laptop en denk: ‘Zouden ook excellente artsen het wel eens niet weten?’ Vanaf december jl. onderzoek ik hoe we via onderwijs en praktijkbegeleiding méér aios tot professioneel excelleren kunnen bewegen, dan nu op spontane wijze gebeurt. Een uitermate boeiende en spannende aangelegenheid, niet in het minst vanwege het feit dat er nagenoeg niets is geschreven over uitblinken in relatie tot de huisartsenij. Überhaupt komt excelleren er in de medische literatuur bekaaid vanaf en lijkt men vooral geïnteresseerd in de gemiddeld-goede student en het kunnen wegvangen, waar nodig, van de ónprofessionaliteit. Maar dat is eigenlijk heel erg jammer. De excellente aios is immers de voortrekker van morgen en hij of zij is het plezierige pareltje in een cultuur die nog steeds vooral rond zesjes is opgebouwd. In dat laatste komt overigens langzaam wel wat verandering. Zo investeert 34 de overheid tegenwoordig in excelleren binnen het voortgezet en hoger onderwijs. Als zodanig sluit mijn onderzoek naar de postgraduate fase daar waarschijnlijk goed op aan. Wat heb ik in vier maanden ontdekt? Ik stuit op allerlei mooie definities van professionaliteit, opgesteld door geleerde commissies die (vooral) hun ideaal op papier hebben gezet. Ik merk op dat opleidingen hun eigen studenten graag ‘excellent’ noemen terwijl het in feite voldoendes betreft (ongeveer zoals veel ouders momenteel hun kind de hemel in prijzen). Een belangrijke rol binnen excelleren is waarschijnlijk weggelegd voor de zogenaamde (van de beroepsspecifieke te onderscheiden) generieke competenties, waardoor ik ook zal gaan lenen bij andere beroepsvelden, zoals: de arbeid- en organisatiepsychologie. Het competentiemodel is overigens niet zaligmakend, zoals je een pianist ook niet slechts meet naar de loopjes die hij presteert. En hangt iemands excelleren samen met zijn publiekelijk succes? Een boeiende optie die impliceert dat een Vincent van Gogh vooral postuum maar niet bij leven excelleert. U ziet: ik ben er nog niet uit. En het is ook maar de vraag of datgene wat ik geschreven vind, zomaar van toepassing is op het Nederlandse huisartsenland. Ik voorzie dus ook een kwalitatieve ronde langs opleiders waarbij een van de vragen zal zijn: wat beschouwt ú nu als excellent? Mogelijk dat u het aanvankelijk even niet weet. Maar even later komen de antwoorden wel – ter plekke en spontaan.

op één lijn 42 1 e uitgave 2012 Oefenen voor dokter ‘Dus jij bent de coassistent?’ DOOR SOPHIE VAN DER VOORT, EERSTEJAARS AIOS leuk hè, zo kun je goed oefenen’. De familie was de nuchterheid zelf, dus om hun woorden over te nemen: inderdaad ideaal oefenmateriaal. Maar een beetje welopgevoede arts beschouwt zijn patiënt natuurlijk nooit en te nimmer als fantoompop (met alle respect voor Resusci-Anne). Als coassistent keek ik uit naar de tijd dat ik écht dokter zou zijn. Een eind aan het tijdperk van verwarring rondom mijn functie en scepsis over mijn capaciteiten. Een huisarts in opleiding, volwaardig arts in bezit van een BIG-registratie, heeft daar toch geen last meer van? Helaas is het tegendeel waar. Het zijn de opmerkingen aan het eind van een consult die me daar bij tijden op wijzen. Vooral vrouwen van middelbare leeftijd die hun (schoon)moeders begeleiden lijken er een sport van te maken: ‘En wanneer ben je écht dokter?’, ‘Hoe lang duurt je stage nog?’, ‘Dus jij bent de coassistent?’ Stuk voor stuk aardig bedoeld, maar behoorlijk ongemakkelijk. Bij stagiaires verwachten ze dat je hun ‘echte huisarts’ erbij roept voor de bepaling van het uiteindelijk beleid. Als ik dit dan niet doe moet ik voor mijn gevoel alles uit de kast trekken om ze te overtuigen van mijn visie en voorstel. Behoorlijk vermoeiend. Toppunt was tijdens een dienst waarin mijn opleider en ik een spoedvisite aflegden bij een man met pijn op de borst. Ik leidde het consult en mijn opleider observeerde. We konden een acuut coronair syndroom niet uitsluiten dus bestelde ik een ambulance. De vrouw en dochter van patiënt leken totaal geen besef te hebben van de ernst van de situatie en dus werd er vrolijk gekwebbeld. Het viel hen natuurlijk op dat we met twee man sterk waren en dus werd gevraagd naar mijn functie. ‘Huisarts in opleiding’ werd al snel geïnterpreteerd als coassistent, waarop moeder opmerkte: ‘goh dat is wel Weer goed bedoeld maar ook hier had ik het idee niet serieus genomen te worden. Ik voelde me een stagiaire die onder het – lees wel; nauwléttende – oog van haar supervisor mocht handelen. Met enige bewijsdrang wilde ik dit ontkrachten door infuus vakkundig in te brengen. Helaas mislukte dat. Gelukkig bleef ‘nuchtere dochter’ stug TV kijken terwijl de ambulance inmiddels arriveerde, dat leidde de aandacht een beetje af. Ik kwam binnen als arts maar droop af als coassistent. Ik vind het lastig om te gaan met de verwarring rond mijn functie. Ook al sta ik nog aan het begin van mijn leercurve, ik wil voor volwaardig worden aangezien. Soms krijg ik de neiging in de verdediging te schieten in een situatie als eerder beschreven. Maar ‘ik ben al dokter hoor’ staat ook zo coassistenterig. Moet ik mezelf wellicht anders introduceren? Ik stel me vaak voor met mijn voor- en achternaam of ‘huisarts in opleiding’. Ook al mag ik mezelf dokter noemen, ik krijg het D-woord vaak moeilijk over mijn lippen. Terwijl ik schreeuw om erkenning als arts, moet ik me misschien dus eerst afvragen of ik mezelf wel duidelijk genoeg als arts presenteer. Neem ik mezélf wel serieus als arts? Een korte zelfanalyse doet vermoeden dat ik mijn functie misschien bewust vaag omschrijf, omdat ik hem soms toch ook in mijn voordeel gebruik. Er zijn nog talloze momenten waarop ik er zelfstandig niet helemaal uitkom en ik de opleider om advies vraag. Dan is het fijn om je even te kunnen verschuilen achter je opleiding; je hóeft nog niet alles te weten. Zeker wanneer een patiënt mij de les leest met zijn gegoogelde (en helaas correcte) informatie, ben ik lekker nog even de huisarts in opleiding die nog 2,5 jaar stage moet lopen, dan pas écht huisarts is, en die nog héél veel moet oefenen. 35

Op één Lijn is een uitgave van: Vakgroep Huisartsgeneeskunde FHML Maastricht University Postbus 616 6200 MD Maastricht op1lijn@hag.unimaas.nl Based in Europe, focused on the world. Maastricht University is a stimulating environment. Where research and teaching are complementary. Where innovation is our focus. Where talent can flourish. A truly student oriented research university. 36

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
Home


You need flash player to view this online publication