7

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Het begin Frans alias Francesco Giovanni Eugenio Maria van der Horst werd op 15 april 1944 geboren in Amsterdam-Zuid. Het gezin woonde eerst in Amsterdam-Noord, vlakbij de Fokkerfabrieken die door de Engelsen in 1943 gebombardeerd werden. Zijn ouders weken noodgedwongen uit naar Amsterdam-Zuid. Omdat er vrijwel geen eten meer was, werden zijn zusjes op het platteland bij de boeren ondergebracht. Vervolgens kwam Frans ter wereld. Zijn ouders heten Martien van der Horst en Hennie Jepkes. Een oer-Hollands gezin uit een zeer Rooms nest. Vanuit die gedachte kun je nooit genoeg beschermheiligen hebben, vandaar zijn doopnamen. Frans groeide op in een gezin met tien kinderen waarvan er een in de oorlog stierf. Een ander (spastisch geworden) broertje stierf later op negenjarige leeftijd. Zijn vader was onderwijzer en op vijfjarige leeftijd ging Frans mee naar Indonesië met het gezin. In 1953 gingen ze terug. Per boot, zoals toen gebruikelijk was; een reis van een maand. Omdat zijn ouders weigerden het Nederlandse paspoort in te ruilen voor het Indonesische, werd het dienstverband van 15 jaar verbroken. Uit die tijd stamt Frans’ affiniteit met het varen. Hoewel hij braaf zijn opleiding op de HBS volgde, ging hij geregeld de grote vaart op. Naar eigen zeggen als bootsmansjongen, de dekdienstvariant van het ‘ketelbinkie’ die tot de machinedienst behoorde. Zijn eerste reis was bij de Holland-Amerika Lijn op de Maasdam. Vanaf 16-jarige leeftijd ging hij meermalen naar Amerika en terug. Een retourreis duurde circa 24 dagen. Hij kwam geregeld te laat op school. Gelukkig zat hij op de Jezuïetenschool en werd dit soort zaken door de vingers gezien. Het zeemansboekje heeft hij altijd bewaard. In die tijd werd hij fan van Slauerhoff. Zijn school maakte hij af. Om zichzelf het rusteloze bestaan van Slauerhoff te besparen, besloot hij niet naar de zeevaartschool te gaan. Na militaire dienst en de maritieme omzwervingen ging hij sociologie en antropologie studeren in Leiden. Dat zou hem wellicht de kans geven, terug te gaan naar Indonesië of naar een ander gebied dat hij ambieerde, zoals Zuid-Amerika. Diabetes verhinderde dat. Studententijd Studeren deed Frans dus op iets latere leeftijd dan gemiddeld. Als 22-jarige werd hij mager, moe en ziek. Alles, ook het studeren, werd hem te zwaar. De studentenarts die hij uiteindelijk bezocht constateerde ‘suikerziekte’. Frans bleek diabetes te hebben (‘je bent geen diabeet maar je hebt het’) en werd afhankelijk van insuline. Zijn ‘race-roei activiteiten’ kon hij vergeten. Diabetes was in de familie helaas al bekend: twee tantes en één oom van Frans waren in de 20-er en 30-er jaren overleden aan die ziekte. De diagnose kwam derhalve ook voor zijn ouders als een schok. Grote steun was zijn interniste in Leiden, een vrouw die Frans niet uit het oog verloren heeft. Zij is nu rond de 90 jaar oud. Iemand die het laatste proefschrift van Frans als copromotor ook zal ontvangen. Frans deed zijn kandidaatsexamen niet-westerse sociologie in 1969. In 1972 volgde zijn doctoraal in de Westerse sociologie. Wetenschappelijk medewerker in Limburg Hans Philipsen attendeerde Frans destijds op een vacature in Maastricht alwaar een Medische Faculteit opgezet ging worden en waarvoor óók sociologen gezocht werden onder meer bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. In Amsterdam had Frans toen een baan op de Sociale Academie en dat was goed bevallen. Frans vertrok naar Limburg. Uit de beginjaren van de Universiteit treffen we ook in 1977 de eerste wetenschappelijke artikelen van zijn hand: over diabetes en over verslaglegging/registratie. In de jaren tachtig schreef Frans naast studies over diabetes en registratie ook (mee aan) artikelen over een veelvoud van onderwerpen zoals de arts-patiënt relatie, de mondige patiënt, continuïteit van zorg in de revalidatiegeneeskunde en afstemming in de oogzorg. Later in de jaren tachtig blijft toch steeds de patiënt centraal staan in zijn onderzoek. We zien ook een nieuw thema: werkloosheid, vervroegde pensionering en arbeidsongeschiktheid. In 1988 leidt dit tot zijn eigen proefschrift getiteld ‘Gezondheid en Niet-werken. Een vergelijkend onderzoek naar gezondheid en leefwijze van arbeidsongeschikten, werklozen, vervroegd gepensioneerden en werkenden. Promotoren destijds waren Hans Philipsen en Cees de Geus. Dit onderwerp had niet zijn eerste voorkeur. Hij had graag willen promoveren op ‘volksgeneeswijzen’, ruimer geïnterpreteerd dan alleen alternatieve geneeswijzen. Denk daarbij aan rituelen die een culturele verankering kennen zoals de heiligenverering, gebedsgenezing en kruidentherapie. Maar dit onderwerp paste niet echt binnen de structuren van de medische Maastrichtse academische wereld. Maar leuk zou het wel geweest zijn. Mensen met chronische aandoeningen in brede zin hebben de interesse van Frans. Behalve diabetes hield hij zich ook bezig met onder andere mensen met reuma, spierziekten alsmede slechthorenden en -zienden. Niet vreemd dat de aandacht voor ouderenzorg eveneens toenam. De laatste jaren is de focus in het diabetesonderzoek meer op empowerment van patiënten komen te liggen| (proefschrift in 2005 van Henk van Dam, huisarts te Venlo, die later overleden is) en nu is dat ervaringsdeskundigheid geworden (proefschrift Marika Burda, 2012). Zoals gezegd leverde Frans over de afgelopen 39 jaren in totaal 11 copromoties af (promotor kan alleen een hoogleraar zijn) en met anderen 114 publicaties! proefschrift Marika Burda 7

8 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication