21

op één lijn 46 2e uitgave 2013 en aanvullende nazorg thuis. Uit eerder onderzoek wist men dat deze beide groepen qua gezondheid 3 maanden na de ziekenhuisopname net zo goed af waren. Over het algemeen waren patiënten in gelijke mate tevreden over de ziekenhuisbehandeling en de verkorte ziekenhuisbehandeling met nazorg. Toch waren patiënten na de verkorte ziekenhuisopname en nazorg thuis minder tevreden over de geleverde nazorg en konden ze minder goed dagelijkse bezigheden oppakken. Echter, direct na de thuisbehandeling zou 86% van de patiënten opnieuw de voorkeur geven aan deze behandeling tijdens een volgende exacerbatie. Oost west, thuis best, ook voor COPD patiënten blijkbaar. In overleg met de longartsen kunnen we deze mogelijkheid aan geschikte patiënten voorleggen. (Utens) Stop-roken advies – milde, matige of ernstige roker? Als huisartsen moeten we eigenlijk elke roker adviseren te stoppen met roken, maar doen we dit ook? Daniel Kotz en collegae onderzochten in hoeverre Nederlandse rokers van hun huisarts het advies kregen te stoppen met roken en vergeleken deze resultaten met Engelse rokers. Slechts 23% van de Nederlandse rokers kreeg ooit het advies van de huisarts om te stoppen met roken. Collega huisartsen in Engeland deden het een stuk beter en adviseerden 59% van de rokers om te stoppen. Hier vergeten we vooral om de groep ‘lichte’ rokers (<10 sigaretten per dag) te adviseren te stoppen. Het verschil tussen beide landen kan in belangrijke mate ook verklaard worden door het feit dat Britse huisartsen hierop specifiek moeten scoren om in aanmerking te komen voor aanvullende financiering. Echter, los van financiering is het belangrijk om elke roker te wijzen op de gezondheidsrisico’s van roken en een passend stopadvies geven. (Kotz) Huisbezoek bij polyfarmacie Om het probleem van polyfarmacie (≥5 chronische geneesmiddelen) bij ouderen aan te pakken, wordt een jaarlijkse beoordeling van het medicatiegebruik aanbevolen. Donna Bosch-Lenders onderzocht de meerwaarde van een huisbezoek door de praktijkondersteuner bij ouderen met polyfarmacie. Een belangrijke bevinding was dat de patiënt maar van 64% van de voorgeschreven medicatie de juiste indicatie wist. Het was verder opmerkelijk dat er bij slechts 60% van de patiënten overeenstemming was tussen de voorschreven medicatie (huisarts en apotheker) en de daadwerkelijk gebruikte medicatie. De patiënt weet dus vaak niet waarom hij iets slikt, terwijl de huisarts en apotheker soms niet weten wat de patiënt slikt. Juist bij ouderen lijkt dat een kwetsbare situatie. Toekomstige resultaten van de PIL-studie (Polyfarmacie Interventie Limburg) zullen hier hopelijk meer licht op werpen. Communicatieve vaardigheden en CRP-test bij luchtweginfecties De inzet van de CRP sneltest bij de verdenking op een ernstige luchtweginfectie is bedoeld om het aantal antibioticumvoorschriften op een veilige manier te verlagen. Jochen Cals en zijn team publiceerden, in navolging op zijn eerdere artikel over de waarde van de CRP sneltest en communicatieve vaardigheden bij luchtweginfecties, de lange termijnresultaten. Zij vergeleken patiëntcontacten voor luchtweginfecties 3,5 jaar voordat de interventies in de praktijken werden ingevoerd met de 3,5 jaar nadat de interventies werden ingevoerd. De huisartsen die destijds een specifieke communicatietraining kregen, schreven minder antibiotica voor, vergeleken met de collegae die deze training niet volgden. De CRP sneltest werd niet vaak herhaald bij dezelfde patiënten. De patiënten die ooit in de originele studie de CRP sneltest ondergingen, maakten in de 3,5 jaar nadien nog bijna 300 luchtweginfectie episodes door. In slechts 11 gevallen werd er een CRP test gedaan. Patiënten lijken dus (gelukkig) niet automatisch terug te komen om even een ‘testje’ te doen. (Cals) 21

22 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication