12

op één lijn 54 1 e uitgave 2016 door intervisiebijeenkomsten, bekostiging van extra zorg, en het faciliteren van een geïntegreerd systeem om de uitkomsten van SMS te registeren. De effectevaluatie van SMS betrof een cluster-gerandomiseerd onderzoek. Hieraan deden 40 praktijkondersteuners mee, van wie 19 werden ingeloot voor de training in SMS. De overige 21 praktijkondersteuners boden reguliere zorg gedurende het jaar van onderzoek. In totaal 264 patiënten stemden toe om deel te nemen aan het onderzoek. Dit hield in dat zij een vragenlijst hebben ingevuld vóór het eerste consult en na vier en 12 maanden. De patiënten werden geselecteerd met behulp van een schriftelijke screeningslijst die naar de patiënten thuis gestuurd werd. Deze screeningslijst bevatte vragen over het dagelijks functioneren en emotionele distress die ook door de praktijkondersteuners tijdens het consult werden gesteld. Tijdens de studie bleek dat slechts 16 van de 117 patiënten uit de interventiegroep (14%) in het consult werden opgespoord door de praktijkondersteuner. Extra consulten voor de follow-up fase van SMS door de praktijkondersteuner werden aan slechts 11 onderzoekdeelnemers aangeboden. Daarmee kwam de vergelijking tussen de 117 patiënten uit de interventiegroep en de 147 patiënten uit de controlegroep op losse schroeven te staan. Op basis van analyses kon geen significant verschil worden aangetoond tussen interventie- en controlegroep ten aanzien van het dagelijks functioneren van patiënten. Hetzelfde gold voor de secundaire uitkomstmaten zoals diabetes gerelateerde emotionele distress, kwaliteit van leven, autonomie en participatie, zelfeffectiviteit, zelfmanagement en bloedsuikercontrole. Slechts op twee domeinen van autonomie en participatie (bezigheden thuis en gezinsrol) werd na vier maanden een significant verschil ten gunste van de interventiegroep gevonden, maar dit was na 12 maanden weer verdwenen. De conclusie was dat SMS in deze vorm niet effectief was. Hierin heeft de inconsistentie tussen de schriftelijke en mondelinge screening een cruciale rol gespeeld. De implementatie van SMS illustreerde de complexiteit van daadwerkelijke invoering in de dagelijkse praktijk van een effectief gebleken interventie. De specifieke uitdaging in het SMS-project was de integratie van een psychosociale benadering in een biomedische setting. Dit vergt een omslag in het denken van zowel de zorgverleners als de patiënten, die allen zijn gesocialiseerd in het denken vanuit een medisch model. Er is tijd nodig voor deze paradigmaverandering. Hetzelfde geldt voor het werken volgens principes van zelfmanagement. Ten slotte formuleerde Van Dijk implicaties voor de praktijk en voor verder onderzoek. Voor de praktijk werden twee opties uitgewerkt. De eerste optie was om de huidige context als vertrekpunt te nemen, waarin praktijkondersteuners biomedische zorg bieden en bij sociaal-emotionele problemen verwijzen naar een andere 12 zorgprofessional. In de tweede optie werd SMS verder ontwikkeld en alsnog geschikt gemaakt voor toepassing door praktijkondersteuners in de reguliere diabeteszorg. Thema’s voor verder onderzoek waren behoeften van patiënten aan zelfmanagementondersteuning, onderzoek naar geschikte detectiemethodieken voor gebruik in de chronische zorg, determinanten van succesvolle implementatie van zelfmanagementondersteuning, en het ontwikkelen van indicatoren om inzicht te krijgen in de kwaliteit van biopsychosociale zorgverlening. Viola Voncken-Brewster Op 2 maart 2016 vond de openbare verdediging plaats van het proefschrift genaamd: ‘A web-based computertailored intervention to improve self-management of people with or at risk for COPD’ door promovendus Viola Voncken. Voncken coördineerde een groot deel van dit promotietraject vanuit de Verenigde Staten, waar zij woont en werkt. Chronische obstructieve longziekte (COPD) is wereldwijd een van de belangrijkste oorzaken van ziekte en sterfte met een hoge sociale en economische belasting tot gevolg. COPDpatiënten ervaren symptomen als aanhoudende hoest en benauwdheid. Doordat luchtwegvernauwing onomkeerbaar is, wordt het aanbevolen om zelfmanagement en gedragsverandering, zoals stoppen met roken, bewegen en medicatietrouw, op te nemen in het behandelplan, teneinde het ziekteverloop te vertragen en de gezondheidsstatus te verbeteren. Een klein aantal COPD-zelfmanagementprogramma’s is geëvalueerd, maar bewijs voor effectiviteit blijft onzeker. COPD-zelfmanagementprogramma’s geven vaak standaardinformatie aan patiënten. Echter, door middel van persoonlijke voorlichting door een zorgverlener biedt een groeiend aantal programma’s ook geïndividualiseerde informatie aan. Een andere trend op het gebied van gezondheidsbevordering is het gebruik van ICT om patiënten online informatie te verstrekken om ziektes te voorkomen en te managen. Dit is een vorm van eHealth. De informatie die deze eHealth-interventies verstrekken, kan worden geïndividualiseerd door middel van computergestuurd advies op maat. Bij de algemene bevolking heeft deze interventietechniek positieve effecten laten zien op diverse gezondheidsrisicogedragingen, zoals roken en bewegen. De ‘AdemDeBaas’-interventie, die beschreven en geëvalueerd werd in dit proefschrift, had

13 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication