0

CAPHRI School for Public Health and Primary Care op één lijn 54 uitgelijnd Vakgroep Huisartsgeneeskunde | Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML)

Colofon Oplage 2380 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Canon Business Services, Maastricht, CBS 11667 Fotografie • Coverfoto Maastricht UMC+ • Foto’s pag. 3 en 4 gemaakt door Loraine Bodewes • Foto’s pag. 6 gemaakt door Alf Mertens en Joey Roberts • Foto pag. 10 gemaakt door Joey Roberts • Foto pag. 15 gemaakt door Anouk Machielsen Deadline volgend nummer 24 juni 2016 Inhoudsopgave Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers Home Zweed home – Babette Doorn Clinici van het jaar – redactie Van de redactie – Zeer werkbare wetenschapper en huisarts Stelt zich voor – Gaston Peek Stelt zich voor – Lorette Stammen Stelt zich voor – Floor van den Brand Kort Lijntje – Maastrichts Mooiste Bruikbare proefschriften – Luc Gidding Kort Lijntje – Kaderopleiding wetenschap onderzoek in Maastricht Bechterew: Snel herkennen en handelen – Marloes van Onna Bruikbare Wetenschap – Jochen Cals D2Af studie is gestart! – Nicole van Gurp Evaluatie keuzehulpmiddel voor prostaatkankerpatiënten – Esther Bloemen Van de dikke deur. I want you! – Bas Maiburg Opleiders Tweedaagse in Heeze – Hendrik Jan Vunderink en Sjef Swaans Tussen Maas en Waal – Joost Dormans Ervaringen van een opleider – Thea Toemen Weten is eten – Hendrik Jan Vunderink In de leer: “Succes hè, doc” – Koen van Helmond In de leer: To bare or not to bare – Eleana Zhang Lijn van Stijn – Stijn de Vries Ex aios: De toekomst op een Kubus – Jolanda Verstraten Vaardighedencarrousel bestaat 15 jaar! – Paul Schrijver Lotte – T.E. Grijs All in the Family – Familie Rozestraten Gezondheidsrechtelijke kwesties. Nieuwe wet, nieuwe kansen? – Arie de Jong 3 4 5 6 6 7 8 9 9 10 13 14 15 17 18 20 21 22 23 25 26 27 28 30 31 32 33 34 Kort lijntje © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De inauguratie van prof. Jany Rademakers vindt plaats op vrijdag 13 mei om 16.30 uur in de aula van de Universiteit Maastricht. De titel van haar lezing luidt: “De actieve patiënt als utopie”. Professor Rademakers is werkzaam bij het NIVEL als hoofd onderzoek en is sinds 2015 (zie Op één Lijn 53) verbonden aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde. 2

Van de redactie Uitgelijnd Na een klein weekje buikloop had ik zó de titel van dit stukje te pakken. Niet geheel toevallig, want zo’n titel moet wel ergens op slaan. Wie ‘uitgelijnd’ is, is Stijn, de opleiderscoördinator. Hij schreef voor dit nummer zijn laatste Lijn van Stijn. We hopen, dat hij goed van zijn welverdiende pensioen kan genieten. Wie nooit met pensioen mag, is onze columnist T.E. Grijs. Op geheel eigen wijze tovert hij een prachtige verhaallijn tevoorschijn. Teveel lijnen is niet goed, dus ik ben blij dat de rubriek ‘Weten is eten’ er weer is, over de nieuwe voedingsrichtlijn. Geheel in de lijn van onze voormalige aios Sophie van der Voort (inmiddels is ze behalve huisarts ook moeder geworden), lijkt ook onze vrouwelijke aios-columnist aan het Dertigersdilemma te lijnen, pardon, lijden. Geheel tegen de lijn der verwachting in, breekt haar mannelijke equivalent aios Koen van Helmond zijn hoofd over het levenseinde. De lange lijn van leren is divers. Onderhand bent u mijn flauwe woordspelingen zat, ik begrijp het. We hebben veel wetenschap: drie promoties en een selectie van relevante artikelen samengevat voor ‘Bruikbare Wetenschap’. Tot onze verbazing hebben de afgezwaaide WESP-en deze keer niets meer laten horen over de resultaten van hun stage. Wel op de vakgroep in de vorm van een praatje, maar geen stukje tekst voor “Op één Lijn”. Wel weten we, dat een deel nog bezig is aan de afronding van een wetenschappelijk artikel, dus dat vinden we belangrijker. Ze komen dan vanzelf wel voorbij in de zojuist genoemde rubriek van Jochen Cals. Sommige WESP-en hebben een woelige tijd na hun afrondende stages: verhuizen, reizen, solliciteren, beroepskeuzes etc. Een deel houdt met ons contact en een aantal solliciteert na korte of iets langere tijd voor de huisartsopleiding. Voor je er erg in hebt (…) zijn ze huisarts. Tenminste, als we voldoende goede stageplekken blijven houden. Zonder goede praktijkopleiding word je geen goede dokter, zie ook mijn ervaringen in Zweden elders in dit blad. Doet u nog niet mee als opleider: begin met het begeleiden van de werkplekstage in het coschap. De meeste studenten zijn echt heel erg leuk en leergierig, en die enkele dwarsligger die ‘per se geen huisarts wil worden en niets met die stage heeft’, die kunt u het tegendeel bewijzen. Wie wel meedoet als opleider, wordt zeer gewaardeerd, ik schreef het al meermalen en ik blijf het gemeend herhalen. Ook weet ik dat u ondanks alle drukte blijft deelnemen aan wetenschappelijk onderzoek. Het grote onderzoek D2AF naar atriumfibrilleren houdt derhalve geen klaagzang; AIOTHO Nicole van Gurp schrijft enthousiast over de voortgang. Onderzoekers van elders in het MUMC+ weten u ook met succes te vinden. Ik ben blij dat ze ook via ons medium rapporteren. U houdt nog de terugkoppeling over de evaluatie van ‘Veilig Thuis’ tegoed van kinderarts Anne Custers. We feliciteren de Vaardighedencarrousel met het 15-jarig jubileum. Op de dagen dat de carrousel in ons gebouw plaatsvond, was het altijd een gezellige hectiek met stralende, vrolijke docenten. Voorheen Frie Bekkers en Lili Keyzer, de laatste jaren Paul Schrijver. Hilarisch als dan iemand per ongeluk een verkeerde ruimte binnentrad en werd ‘verrast’ door het fantoom om het ‘spiraaltje inbrengen’ te oefenen… Eindelijk weer een artikel van een oud aios en wel een hele bijzondere al zeg ik het zelf: Jolanda Verstraten. Over toekomstvisie gesproken: zij heeft een geheel eigen visie. All in the Family, het themadeel van het vorige nummer, krijgt nog een staartje via het stukje van de familie Rozestraten. Fraai uitgelijnd tot slot is de vaste rubriek van Arie de Jong. Weet u waar ‘Wkkgz’ voor staat? Op het eind van het jaar gaan we de meest recente artikelen toevoegen aan het digitale verzamelboekje “Gezondheidsrechtelijke kwesties” dat te vinden is op onze website en al vele malen is gedownload: www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/ wie-zijn-wij/op-een-lijn.html Het blad vullen we altijd op met korte lijntjes: ze zijn het lezen waard en niet enkel bedoeld ter uitlijning! Babette Doorn 3 op één lijn 54

op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Van de voorzitter Wij komen Leerwerkplekken tekort! DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Ik wil er eigenlijk niet over schrijven. De hoofdredacteur Babette vraagt me: “Moet je er nu echt over schrijven?” Ik denk ook: “moet ik weer bedelen ?” of moet ik “brand!” roepen. Natuurlijk kan ik verwijzen naar het stukje van Gaston Peek, die beschrijft met hoeveel plezier hij coassistenten heeft begeleid. Het merendeel van de coassistenten is ook heel enthousiast over hun verblijf bij de huisarts, ook al zijn ze niet van plan huisarts te worden. Jullie (huisartsen) slagen er steeds in om elke co persoonlijk te benaderen, te begeleiden en te beoordelen. De evaluaties laten zien, dat de waardering van het co schap hoog is. Bij de herziening van de co schappen was het “lange” co schap huisartsgeneeskunde een voorbeeld: terugkomdagen, één op één begeleiding, regelmatige observaties en feedback. Kortom, daar konden de andere coschappen nog wat van leren. Maar de werkelijkheid van alle dag is, dat we niet genoeg huisartsen bereid vinden c.q. in staat zijn om co’s op te leiden . Ook voor de huisartsen in opleiding (aios) is het soms zoeken. Ons secretariaat vecht de laatste jaren tegen de klok om alle co’s te plaatsen. Soms lukt dat nog op de eerste dag van het coschap. Ons secretariaat belt, en belt, en belt. Natuurlijk kennen we de vele oorzaken: het aantal studenten is blijven stijgen, het aantal huisartsen in opleiding is toegenomen, parttime werken neemt toe, het nieuwe pand is nog niet klaar, huisartsen zijn meer gaan samenwerken, en dan worden twee plaatsen veelal één leerwerkplek, beschikbare ruimte in de huisartspraktijk wordt benut door de praktijkverpleegkundige, de psycholoog. Allemaal waar en begrijpelijk. Maar ik roep heel hard “BRAND!”, want als we de studenten niet kunnen plaatsen, dan wil de Faculteit ze elders plaatsen, zoals in een verpleeghuis. Natuurlijk valt daar voor studenten veel te leren, maar het is geen huisartsgeneeskunde. En we willen vasthouden aan ons uitgangspunt, dat een stage huisartsgeneeskunde-sociale geneeskunde voor elke student verplicht blijft. Om ze te laten ervaren wat huisartsgeneeskunde is, en om ze te motiveren voor ons vak. Maar dan moeten we die leerwerkplekken wel kunnen aanbieden. 4 Wat doen we eraan: optimaal benutten van de plekken door coassistenten en huisartsen in opleiding. Er zijn geen leerwerkplekken die niet ingezet worden. Opsporen van mogelijk beschikbare leerwerkplekken, zodat we 30 nieuwe leerwerkplekken in ons bestand krijgen. Wij gaan naar u op zoek, maar u mag natuurlijk ook zelf even contact met ons opnemen. En de huisartsen die al meedoen, vraag ik: doet u er één, mogen het er dan twee worden? Ik hoor u al zeggen: dat is wel sprokkelen. Helemaal mee eens, maar op dit moment geldt: elke leerwerkplek telt. Als u mijn noodkreet hoort, maar niet echt weet wat u zou moeten doen bij de begeleiding van een coassistent of huisarts in opleiding: laat het ons weten, we leggen het graag uit. Kan ik beloven, dat dit dan de laatste keer is dat ik hierover schrijf? Ja, want als we het nu niet oplossen dan heeft het schrijven erover ook geen zin. Dat zei de hoofdredacteur nu ook al. Maar ik ben een beetje eigenwijs en wilde het toch nog eens doen. Het werkt echt. Roep “Brand” en ik (job.metsemakers@maastrichtuniversity.nl) krijg reactie. PS: Voor de begeleiding van coassistenten en huisartsen in opleiding ontvangt u een vergoeding en uw inzet wordt geaccrediteerd. Daar doet u het niet voor, maar het is mooi meegenomen. Onderwijscoördinator en aanspreekpunt werving Lilian.Aarts@maastrichtuniversity.nl (043-3882921) of het onderwijssecretariaat (043-882337) Marlies.Noevers@maastrichtuniversity.nl U kunt de informatiefolder van het coschap downloaden op: http://www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/data/ downloadables/5/4/flyer-coschap-hag-2015.pdf

1 e uitgave 2016 Kijken in een andere keuken Home Zweed home DOOR BABETTE DOORN, BELEIDSMEDEWERKER Eudebeudebeu? Recent liep ik een paar dagen mee met huisartsen in midden Zweden, in Örebro (spreekt uit: Eurebroe) län. Dat waren niet allemaal Zweedse huisartsen. De ‘buitenlanders’ vertelden eerlijk dat ‘huisarts zijn’ in Zweden bij lange na niet zo boeiend en veelzijdig is als in hun land van herkomst. Velen keren na een aantal jaren terug. Ik zag heel weinig productiviteit en het woord efficiency leek onbekend. De Zweedse huisartsen die ik sprak, maakte het niet zoveel uit. Ze schrokken van de gemiddelde consultduur in Nederland en concludeerden meteen dat er dan wel veel antibiotica zullen worden voorgeschreven. In Zweden zijn huisartsen bijna allemaal in loondienst van een overheidsinstantie. Je ziet daar zelden een huisartsondernemer en wie het wil proberen, krijgt een berg aan blokkades voorgeschoteld. Aangezien ik niet teveel negativiteit over u wil uitstorten, maak ik een sprongetje naar mijn primaire leereffect: we hebben het in Nederland erg goed voor elkaar, en ook bij uitstek in de huisartsgeneeskunde. Het is zoals het is Het lijkt soms zo banaal dat ‘alles is zoals het is’. Ik sprak daarover in de wandelgangen van ons Debyeplein met emeritus hoogleraar Harry Crebolder. Hij vertelde dat hij in een werkgroep van H&W zit, die zich buigt over de geschiedenis van de Huisartsgeneeskunde. Harry heeft een groot deel van die geschiedenis zelf meegemaakt, dus hij lijkt mij een vrij betrouwbare bron. Het eerste artikel in die reeks is net verschenen in H&W. Ga het lezen, ook de jongere huisartsen onder u. Dat ‘het is zoals het is’, is te danken aan de beroepsgroep zelf. Alles wat we hebben in de eerstelijn, is door en voor huisartsen ontstaan. Dat lijkt heel normaal, maar toen ik in Zweden was, viel me meteen op dat het daar totaal anders is. Daar is het, zoals anderen willen dat het is, inclusief standaard bedrijfskleding (een soort OK-outfit met klompen) voor iedereen die in hetzelfde gebouw werkt. Zie dat maar eens te veranderen! De jonge generatie aldaar komt regelmatig in het buitenland, ook in Maastricht of elders in Nederland. Zij willen graag hun situatie veranderen, maar dat is enorm lastig gezien hun geschiedenis en ‘systemen’. De wetenschap van de huisartsgeneeskunde, daar wordt in Zweden ook jaloers naar ons gekeken, dat staat nog in de kinderschoenen. Ze doen wel ‘iets aan EBM’, er is een aantal gepromoveerde huisartsen maar die hebben weinig met de dagelijkse praktijk van doen. Research schools zoals CAPHRI, bestaan daar niet en het verklaart onder andere het gebrek aan samenhang in het onderzoek en de beperkte overdracht van kennis. Tot slot: het opleiden Ik vroeg een uit Australië afkomstige huisarts wat en hoe zijn studenten en aios in opleiding leerden in het centrum waar hij werkte. Hij liet me de agenda’s van het spreekuur van alle artsen zien in één scherm. Ik zag ‘geblokte middagen’ voor zelfstudie en bij twee van de vijf artsen stonden 2 patiënten die ochtend ingepland, verder wat telefoontjes en een lange lunch. “Any questions left?” Huisarts in opleiding worden gaat daar ook totaal anders dan in Nederland. Als een student of anios interesse heeft, dan meldt hij zich bij de ‘director of studies’ (elke specialisatie heeft er een), en die vraagt dan aan een centrum of die persoon zijn opleiding daar kan volgen. Als de praktijk en de contactpersoon van de lokale overheidsinstantie (i.v.m. de arbeidsvoorwaarden) instemmen, dan krijgt de aios een vijfjarig contract met die (vaste) praktijk. Vragen naar een opleiderscurriculum leek me niet meer echt nodig. Voor het eerst dat ik in Zweden was, verlangde ik naar huis. De moraal van dit verhaal Blijf gerust klagen, want het kan altijd beter. Blijf vooral ook positief, want het kan ook altijd slechter. Je hoeft daar niet ver voor te reizen. Aangezien we alle huisartsen die onze studenten een werkplek in de huisartsgeneeskunde bieden en of aios opleiden en zelf mee-leren, dus niet genoeg kunnen koesteren, hebben we als blijk van erkenning een dubbelzijdig leesbare sticker voor in de praktijk laten maken. Een aantal van u heeft ons feedback op het ontwerp gegeven waarvoor dank. Zoveel mensen zoveel wensen, dus het is een compromis geworden. U krijgt er een paar, zodat u, waar u wilt, kunt laten zien dat bij u ‘(huis)artsen van de toekomst’ worden opgeleid. Zichtbaar voor patiënten en iedereen die de praktijk bezoekt. U krijgt ze t.z.t. vanzelf toegestuurd. Gezondheidscentrum Heer in Maastricht heeft de afbeelding al op hun website gezet: www.gezondheidscentrumheer.nl/praktijkinformatie Hopelijk blijft u zelf ook nog lang bij ons ‘plakken’! 5 op één lijn 54

op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Onderwijsprijzen Pulse Master Clinici van het jaar 2014-2015 VAN DE REDACTIE Sonja Soudant, AVG Maandag 25 januari 2016 vond de uitreiking plaats van de prijzen voor de “Clinicus van het jaar verkiezing”, georganiseerd door MSV Pulse, belangenvereniging van geneeskundestudenten. Huisartsgeneeskunde deed mee in de categorie ‘Beste facultaire begeleider bij het coschap’. In eerste stemronde kwam een top-3 van genomineerden tot stand: • Merle Sonntag, waarnemend huisarts • Sonja Soudant, AVG • Mieke Winten, huisarts np De uitreiking vond traditiegetrouw plaats in het azM in café Au Coin. Merle en Sonja konden erbij zijn, maar Mieke was op vakantie. Aangezien Mieke al een aantal jaren op rij de eerste prijs won, was het een extra grote verrassing dat zij dit jaar niet de winnaar was. Sonja Soudant ging er glunderend met de eerste prijs vandoor: een zilveren stethoscoop speldje, een oorkonde, bloemen en last but not least: een bedrag van € 500 van Stichting Annadal te besteden aan een onderwijsdoel in ruime zin. Een enorme opsteker voor onze fantastische docenten! Hopelijk kunnen we volgend jaar ook meedoen met de categorie “Beste stageplaats van het jaar”. Dus, hoe meer co’s uw praktijk opleidt, des te groter de kans op een glansrijke overwinning. Huisartsgeneeskunde doet mee aan alle activiteiten van Pulse: de Facultaire Introductie, het Speeddaten met Specialisten, de Carrièremiddag en de Clinicus van het Jaar verkiezing. Prijs voor Loes van Bokhoven Zeer werkbare wetenschapper en huisarts VAN DE REDACTIE 1. Binnen de zorg door het binnenhalen en uitvoeren van multidisciplinaire praktijkgerichte zorginnovatieprojecten voor kwetsbare patiëntgroepen (zoals frail elderly), waarbij ze zowel oog heeft voor effectieve patiënten participatie als het betrekken van alle professionele stakeholders. Op de CAPHRI-dag op 2 december 2015 is door prof. Maurice Zeegers, directeur van CAPHRI, de Health Care Award uitgereikt aan dr. Loes van Bokhoven. Ze ontving de prijs voor haar onafzienbare inzet om als praktijkhoudend huisarts en senior onderzoeker duurzame verbindingen te leggen, waarbij ze breed en out of the box durft te denken, tussen de drie pijlers van haar werk: 6 2. Binnen het onderzoek door zich aanhoudend in te zetten voor kennisvermeerdering over complexe patiënt groepen (zoals patiënten met somatisch onverklaarde lichamelijke klachten). 3. Binnen het onderwijs door promovendi en studenten te prikkelen met scherp klinisch redeneren, innovatieve designs, kwantitatieve en kwalitatieve methodieken, en met interprofessionele onderwijsmethodieken.

Stelt zich voor Gaston Peek HAB 1 JAAR In het voorjaar 2014 schreef ik voor dit blad over ‘Het achtste competentieprofiel’. Toen als derdejaars AIOS in de groep van Sjef Swaans en Ria Huygen. De conclusie was: ‘See one, do one, teach one. Het achtste competentieprofiel ‘Opleiden’ is een aanrader voor iedere AIOS huisartsgeneeskunde!’ Ik deed destijds mee aan een pilot om als AIOS binnen de driehoeksverhouding ‘coassistent-aios-opleider’ een coassistent onder mijn hoede te nemen in de praktijk om te proeven aan het ‘opleider zijn’. Maandelijks werd dit geëvalueerd onder supervisie van Lilian Aarts, Henk Goettsch en Laury de Jonge. Een leerzame, leuke ervaring met voor mij absoluut een toegevoegde waarde voor mijn opleiding tot huisarts. En het heeft vruchten afgeworpen, amper twee jaar later start ik als HAB van de eerstejaars aios in maart 2016, samen met Marieke Kools. Na mijn afstuderen in juni 2014 begon ik direct als vaste waarnemer in Gezondheidscentrum Heer in Maastricht. Een praktijk met een lang bestaande academische visie, waar alle huisartsen betrokken zijn bij de universiteit en waar coassistenten en aios worden opgeleid, kortom voor mij dé ideale plek om mij verder te ontwikkelen tot een deskundig huisarts met een academische blik. Al snel werd ik binnen het gezondheidscentrum het aanspreekpunt voor de coassistenten en binnen enkele maanden fungeerde ik als vaste begeleider van een aantal co’s en semiartsen. Daarnaast ben ik mentor van een aantal masterstudenten geneeskunde. De liefde voor didactiek bleef groeien. Vanaf 2015 heb ik de vervolgstap gemaakt om als facultair begeleider te gaan werken tijdens de terugkomdagen voor coassistenten huisartsgeneeskunde/ sociale geneeskunde van de Universiteit Maastricht. Twaalf weken heb ik de jonge, aanstaande collega’s begeleid tijdens de terugkomdagen op woensdag, samen met een sociaal geneeskundige. Het begeleiden van groepen is een andere uitdaging dan de één op één begeleiding in de praktijk, maar daarom niet minder leuk. Integendeel! Onderwijs geven in verschillende werkvormen, de studenten prikkelen tot het delen van ervaringen, mijn eigen medische kennis bijschaven voor het geven van deskundige inhoudelijke workshops, dat smaakte naar meer. Gelukkig heb ik in deze periode (in totaal drie groepen) gebruik kunnen maken van de kennis van een aantal ervaren docenten, waardoor mijn leercurve als docent snel groeide. Terugkijkend merk ik dat ik steeds meer aandacht krijg voor het groepsproces, de verschillende rollen binnen een groep hebben, het hanteren van een helicopterview als docent en de groep verantwoordelijk te stellen voor haar functioneren. Als (jonge) docent word ik door studenten gewaardeerd, omdat ik nog dicht bij de fase in hun carrière sta (herkenning). In december 2015 kreeg ik via Bas Maiburg te horen dat er een vacature was voor HAB jaar 1 en ik greep mijn kans. Nog vers van de pers en redelijk groen achter de oren, maar met veel enthousiasme zal ik in maart de groep startende aios gaan begeleiden. Een nieuwe stap in mijn carrière met nieuwe uitdagingen. Gelukkig heb ik veel ervaren collega’s om mij heen die continu bereikbaar zijn voor vragen en feedback. En mijn privéleven? Zoals reeds vermeld werk ik als waarnemer binnen Gezondheidscentrum Heer en doe ik regelmatig diensten op de huisartsenposten in Maastricht en regio Parkstad. Ik ben 31 jaar oud, geboren én getogen in Mestreech. Ik woon samen met mijn vriendin Maureen in Maastricht, momenteel zijn we druk bezig met de bouw van ons eigen huis in Amby en de voorbereidingen van onze bruiloft in 2017. Mijn vrije tijd gaat op aan sporten, vooral hardlopen en wielrennen. Daarnaast drink ik graag een goed glas wijn (Primitivo heeft mijn voorkeur) en/of een speciaal biertje samen met onze vrienden en familie. De wereld is groot, wij willen er veel van zien. Weekendjes weg en jaarlijks een ontdekking naar verdere oorden proberen we dan ook te blijven plannen. Voor tips (geven en ontvangen): kamer 0.054! Het voelt als thuiskomen, toen ik in juni 2014 als jonge huisarts het DEB verliet wist ik dat dit niet definitief was en dat ik snel zou terugkomen. De cyclus begint opnieuw: see one, do one, teach one. Alleen nu in een andere rol, als die van docent. De conclusie uit 2014 blijft: ‘Het achtste competentieprofiel ‘Opleiden’ is een aanrader voor iedere huisarts!’ 7 op één lijn 54

op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Stelt zich voor Lorette Stammen AIOTHO Bij onnodige zorg kun je bijvoorbeeld denken aan een overbodig antibioticum recept, een ik-heb-gewoon-allevakjes-aangekruist-labformulier, of een verwijzing naar een specialist die niet past bij de daadwerkelijke hulpvraag van de patiënt. High-value, cost-conscious care, ook wel doelmatige zorg genoemd, speelt niet alleen een rol in de huisartsenpraktijk, maar zeer zeker ook in de tweedelijn. Het gebruik van beeldvormende technieken, het toepassen van medicamenteuze behandelingen en het aantal controlebezoeken bij de specialist zijn terugkerende thema’s in de tweedelijn. De laatste tijd is er veel aandacht voor dit onderwerp. Veel artsen zijn zich bewust van de invloed die zij hebben op doelmatige zorg. Onze eerste studie is eind vorig jaar gepubliceerd in het onderwijskundig-thema nummer van het Journal of the American Medical Association (JAMA, referentie onderaan dit stuk) en beschrijft welke elementen kenmerkend zijn voor effectieve onderwijsprogramma’s. Momenteel zijn wij als onderzoeksteam aan het kijken hoe informeel leren plaatsvindt op de werkvloer, zowel in de eerste- als tweedelijn. “A little bit of everything”, zo zou je mijn huidige werk het beste kunnen omschrijven. Ik ben docent, onderzoeker, dokter en het merendeel van de tijd student. Sinds september 2015 volg ik de huisartsenopleiding in Maastricht als AIOTHO1. Na twee jaar fulltime onderzoek gedaan te hebben, werk ik momenteel een dag per week bezig aan mijn promotieonderzoek. De overige dagen werk ik met veel plezier als huisarts in opleiding in Huisartsenpraktijk Deckers te Haelen. Na het afronden van mijn geneeskundeopleiding in Maastricht ben ik gestart met mijn promotieonderzoek bij de afdeling onderwijsontwikkeling en -onderzoek. In het licht van de stijgende zorgkosten en verspilling in de zorg richt mijn onderzoek zich op “high-value, cost-conscious care”. Ons onderzoeksteam houdt zich bezig met de vragen: 1. Hoe kunnen wij de medische expertise van artsen gebruiken om bewuste keuzes te maken in de zorg? 2. Op welke manier kan de opleiding hierin een rol spelen? 1 Arts In Opleiding Tot Huisarts en Onderzoeker 8 Privé ben ik actief in het volleyballen. Voor het vijfde jaar op rij speel ik met veel plezier in dames 1 van VCS te Sittard waar we momenteel uitkomen in de 2e divisie nationaal. Verder probeer ik het land regelmatig te verlaten voor een korte of lange reis. Zo ben ik net terug van 1 heerlijk weekje IJsland, inclusief noorderlicht (een echte aanrader!). Ik werk en studeer met veel genoegen aan/bij de huisartsenopleiding en verwacht dit nog geruime tijd te blijven doen. Contact: l.stammen@maastrichtuniversity.nl Referenties • Training Physicians to Provide High-Value, Cost-Conscious Care: A Systematic Review • Lorette A. Stammen, MD1; Renée E. Stalmeijer, MSc, PhD1; • Emma Paternotte, MD2; Andrea Oudkerk Pool, MSc1; Erik W. Driessen, MSc, PhD1; Fedde Scheele, MD, PhD2,3,4; Laurents P. S. Stassen, MD, PhD5 JAMA. 2015;314(22):2384-2400. doi:10.1001/jama.2015.16353. •

Stelt zich voor Floor van den Brand PROMOVENDUS Mijn naam is Floor van den Brand en ik ben sinds 1 december 2015 gestart als promovendus bij huisartsgeneeskunde op het project ‘CATCH’. Ik ben geboren in Oosterhout, Noord-Brabant, maar sinds het begin van mijn studie (gezondheidswetenschappen en psychologie) woon ik met veel plezier in Maastricht. Naast mijn aanstelling als promovendus werk ik ook bij UM SPORT. Ik geef lessen conditietraining en Bootcamp Outdoor, en ik organiseer mountainbike- en wielrenactiviteiten. Wielrennen en mountainbiken zijn een grote hobby van mij, en op vakantie gaat dan ook altijd de fiets mee. Voor mijn onderzoeksproject Continuous Abstinence Through Corporate Healthcare (CATCH) word ik begeleid door Onno van Schayck, Gera Nagelhout, Niels Chavannes, Silvia Evers en Bjorn Winkens. Het doel van dit door KWF Kankerbestrijding gefinancierde project is te onderzoeken of een beloning in de vorm van cadeaubonnen een stoppen-met-rokenprogramma binnen bedrijven extra effectief maakt. In een aantal in het buitenland uitgevoerde onderzoeken is gebleken dat een beloning in de vorm van geld of cadeaubonnen het percentage succesvol gestopte rokende werknemers flink kan verhogen. Wij onderzoeken of een beloning voor stopsucces ook binnen bedrijven in Nederland tot meer gestopte rokers leidt. We streven ernaar 640 rokende werknemers te includeren in ons onderzoek, verdeeld over 44 bedrijven. Alle deelnemers zullen met hun collega’s een stoppen-met-roken groepstraining volgen. De training bestaat uit zeven wekelijkse bijeenkomsten van 1,5 uur en wordt gegeven door een bedrijf dat gespecialiseerd is in stoppen-met-roken groepstrainingen op de werkvloer. In totaal kunnen deelnemers in de interventiegroep voor 350 euro aan cadeaubonnen verdienen als het ze lukt om een jaar te stoppen met roken. Naast de effectiviteit van de beloning op stoppen met roken zal ook de kosteneffectiviteit van de interventie onderzocht worden, zowel vanuit het perspectief van de werkgever als de maatschappij. Het zal een grote uitdaging worden om genoeg bedrijven te vinden die deel willen nemen aan ons onderzoek. Ik kijk ernaar uit om er de komende jaren een succesvol project van te maken. Zie ook www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/ onderzoek/floor-van-den-brand U vindt hier ook de onderzoeksfolder. Kort lijntje: Maastrichts Mooiste Wil je meelopen met Huisarts-geneeskunde? Zondag 12 juni vindt het hardloopevenement Maastrichts Mooiste plaats. Een sportieve dag waarbij meedoen belangrijker is dan winnen: de bedrijvenloop heet niet voor niets “Feel Good Run”. We schrijven ons altijd in voor de 5 kilometer en de 10 Engelse Mijl (ruim 16 kilometer). Ons team bestaat uit studenten, aios, (huisarts-) docenten en onderzoekers. Geef je op bij babette.doorn@maastrichtuniversity.nl 9 op één lijn 54

op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Bruikbare proefschriften Voor u verdedigd in Maastricht DOOR LUC GIDDING, REDACTIE Huisarts Ramon Ottenheijm Op donderdag 19 november 2015 promoveerde kaderhuisarts bewegingsapparaat Ramon Ottenheijm, huisarts te Geulle op zijn proefschrift: ‘Ultrasound imaging to tailor treatment of shoulder pain in general practice’. Naast de combinatie van zijn promotieproject met het huisartsenvak, is Ottenheijm betrokken bij vele kwaliteitsprojecten in de Westelijke Mijnstreek. bepalen van “behandeling op maat” van patiënten met acute schouder pijn in de huisartspraktijk, door de behandeling te richten op de echografie diagnose. Om dit doel te bereiken moest ook een aantal andere studies worden uitgevoerd. In een meta-analyse bestudeerde het onderzoeksteam de beschikbare literatuur met betrekking tot de diagnostische waarde van echografie bij subacromiale aandoeningen voor de patiëntenpopulatie uit de huisartspraktijk en het ziekenhuis. Op basis hiervan adviseerden zij bij patiënten met persisterende klachten een echografie te maken om volledige-dikte rupturen aan te tonen dan wel uit te sluiten en een partiëledikte ruptuur aan te tonen. Voor het aantonen en uitsluiten van tendinopathie, subacromiale bursitis en tendinitis calcarea leek echografie ook geschikt. Omdat subacromiale aandoeningen ook eerder in het beloop aanwezig zijn en dus echografisch zijn vast te stellen, kunnen huisartsen de echografie resultaten gebruiken bij het opstellen van een behandelplan. Schouderpijn is een veelvoorkomende klacht in de huisartspraktijk, die het gevolg kan zijn van diverse aandoeningen. Het ziekteverloop heeft een slechte prognose en patiënten met schouderpijn zorgen voor aanzienlijke kosten. Meestal is sprake van een subacromiale aandoening, zoals een tendinopathie of ruptuur van een rotator cuff pees. Voor elk van deze specifieke aandoeningen zijn behandelingen beschikbaar. Het probleem doet zich echter voor dat de huisarts voor het diagnosticeren van de specifieke aandoening slechts gebruik kan maken van de anamnese en het doen van lichamelijk onderzoek, en dat is in de praktijk vaak onvoldoende. Dientengevolge start de huisarts veelal een behandeling die is gericht op de pijnklachten en niet op de onderliggende oorzaak van de pijn. Deze aanpak is niet optimaal, omdat hij vaak niet afdoende blijkt te zijn. Bovendien zorgt het voor uitstel van een adequate behandeling, die wel gericht is op de onderliggende oorzaak. Toch is een meer gerichte behandeling wel degelijk mogelijk. Daartoe moet in een zo vroeg mogelijk stadium een meer betrouwbare diagnose worden gesteld. Ottenheijm en zijn team veronderstelden dat dit mogelijk is door echografie op te nemen in het diagnostisch proces. Het doel van dit promotieonderzoek was om de klinische effectiviteit te 10 Ook verrichtten zij semigestructureerde interviews met 18 huisartsen. Het diagnostisch proces bij schouderpijn bleek complex en huisartsen gingen hier verschillend mee om. Het aanvragen van beeldvormende diagnostiek en intercollegiale consultatie of verwijzing werden genoemd om meer grip te krijgen op deze complexiteit. Er was weinig overeenstemming over de plaatsbepaling van echografie. De onderzoekers adviseerden onderzoek te doen naar de voorkeur van diagnostische classificatie en de plaatsbepaling van echografie in het diagnostisch proces. Daarnaast het advies om huisartsen te trainen in besluitvorming rondom diagnostiek en het omgaan met bijbehorende onzekerheden. Verder bekeek Ottenheijm retrospectief de diagnostische opbrengst van echografieën aangevraagd door huisartsen bij patiënten met een pijnlijke schouder. Met 29% was tendinitis calcarea de meest voorkomende subacromiale aandoening. Subacromiale bursitis kwam voor bij 12% van de patiënten, terwijl tendinopathie en partiële-dikte rupturen met 11% even vaak voorkwamen. Artrose van het AC-gewricht werd vastgesteld bij 0,4% van de patiënten. Bij 40% procent van de patiënten werden ‘geen echografische afwijkingen’ geconstateerd. Volledige dikte-rupturen werden significant vaker gediagnosticeerd bij patiënten van 65 jaar en ouder, terwijl ‘geen echografische afwijkingen’ significant

1 e uitgave 2016 vaker voorkwam bij patiënten jonger dan 65 jaar. De meeste aandoeningen kwamen voor in de supraspinatuspees. Op basis hiervan werd geconcludeerd dat patiënten met schouderpijn ingedeeld kunnen worden in diagnostische subgroepen, waardoor er meer gericht behandeld kan worden dan momenteel geadviseerd in de richtlijnen. Als afsluiting van het proefschrift voerden Ottenheijm en co de MUST-studie uit (Maastricht Ultrasound Shoulder pain Trial). Dit betrof een pragmatische, gerandomiseerde interventiestudie naar het klinische effect van ‘behandeling op maat’ van patiënten met acute schouder pijn in de huisartspraktijk, door de behandeling te richten op de echografie diagnose. Patiënten, die na twee weken standaard behandeling niet genezen waren, werden door loting verdeeld over twee studiegroepen: behandeling op basis van de echografie diagnose (interventiegroep) en gebruikelijke zorg volgens de NHG-standaard (controlegroep). De patiënten werden een jaar gevolgd. Er werden 129 proefpersonen geïncludeerd, waarvan er na twee weken 18 waren genezen. De overige 111 proefpersonen werden gerandomiseerd en gelijk verdeeld over de twee studiegroepen: 56 in de interventiegroep en 55 in de controlegroep. Hoewel er na één jaar meer patiënten in de interventiegroep waren genezen dan in de controle groep (72.5% vs. 60%), was dit verschil niet significant (Odds Ratio 1.86, (95% BI 0.79-4.36), p=0.15). Ook voor de secundaire uitkomstmaten werden geen significantie verschillen gevonden. Er werden tevens geen verschillen gevonden tussen de percentages patiënten die verwezen zijn voor fysiotherapie (59% vs. 64%), verwezen naar een specialist (20% vs. 13%) of corticosteroïd injecties kregen (39% vs. 31%). De resultaten van deze trial suggereren dat een behandeling op basis van een echografie diagnose het door de patiënt ervaren herstel na 1 jaar niet verbetert. Echter, een definitief antwoord kunnen we niet geven, omdat er te weinig patiënten waren geïncludeerd. De conclusie was dat ondanks dat echografie bijdraagt aan een meer gerichte behandeling, de resultaten van de trial suggereren, dat behandeling op basis van echografie diagnose bij patiënten met acute schouderpijn het door de patiënt ervaren herstel na 1 jaar niet verbetert. Daarom is het vanuit een klinisch perspectief raadzaam, dat huisartsen geen echografieën aanvragen bij patiënten met acute schouderpijn. Desalniettemin concludeerde Ottenheijm, dat echografie het mogelijk kan maken om gerichter te behandelen. Daarom zal toekomstig onderzoek zich moeten richten op subgroepen van patiënten met schouderpijn en niet langer op de heterogene groep van patiënten met een variëteit aan aandoeningen van de schouder. Anneke van Dijk – de Vries Op 16 december 2015 verdedigde promovendus Anneke van Dijk met succes haar proefschrift: ‘Towards integrated nurse-led self-management support in routine diabetes care’. In de zorg voor chronisch zieken in de Nederlandse eerstelijnszorg wordt steeds meer nadruk gelegd op het belang van zelfmanagementondersteuning. In dit proefschrift ging het om de ondersteuning van zelfmanagement bij mensen met diabetes mellitus type 2. Mensen met diabetes kunnen allerlei sociaal-emotionele problemen ervaren. Toch is de zorgverlening vooral gericht op de biomedische aspecten van het omgaan met deze chronische aandoening. Het proefschrift ging uit van een brede definitie van zelfmanagementondersteuning, waarin naast aandacht voor biomedische aspecten ook ondersteuning werd geboden bij het omgaan met de emotionele en sociale gevolgen van diabetes in het dagelijks leven. In een voorgaand wetenschappelijk onderzoek was de kosteneffectiviteit aangetoond van een minimale verpleegkundige interventie, uitgevoerd bij ouderen met diabetes en een milde tot matige depressie. Deze interventie bestond uit het aanleren van probleemoplossende vaardigheden en reattributie, een aanpak die gebaseerd is op de leertheorie en ook wordt toegepast in de cognitieve gedragstherapie. In samenwerking met een regionale zorggroep en een zorgverzekeraar werd deze interventie aangepast en geïmplementeerd in de reguliere zorg van praktijkondersteuners in de huisartsenpraktijk. In het proefschrift stonden drie vraagstellingen centraal. De eerste betrof de visie van stakeholders in de eerstelijnszorg in Nederland op het verbeteren van aandacht voor het psychosociale welzijn in de zorg voor mensen met een chronische aandoening. De tweede vraag ging over de mogelijkheden en barrières ten aanzien van implementatie van biopsychosociale zelfmanagementondersteuning in de reguliere diabeteszorg, als ervaren door praktijkondersteuners, huisartsen en patiënten. De derde vraag ging over de effectiviteit van biopsychosociale zelfmanagementondersteuning tijdens reguliere diabetesconsulten ten aanzien van het dagelijks functioneren van patiënten. Van de aangepaste interventie ‘Self-Management Support’ (SMS) werden het implementatieproces en de effectiviteit gelijktijdig geëvalueerd. SMS bestond uit twee fasen: een detectie-fase om patiënten met sociaal-emotionele problemen in het dagelijks functioneren te identificeren en, indien nodig, een follow-up fase met het aanbod van ondersteuning door de praktijkondersteuner. Bij ernstige klachten ontving een patiënt een consult bij de huisarts voor eventuele verdere psychologische behandeling. De strategieën om SMS te verankeren in de reguliere zorg bestond uit training voor praktijkondersteuners, opgevolgd 11 op één lijn 54

op één lijn 54 1 e uitgave 2016 door intervisiebijeenkomsten, bekostiging van extra zorg, en het faciliteren van een geïntegreerd systeem om de uitkomsten van SMS te registeren. De effectevaluatie van SMS betrof een cluster-gerandomiseerd onderzoek. Hieraan deden 40 praktijkondersteuners mee, van wie 19 werden ingeloot voor de training in SMS. De overige 21 praktijkondersteuners boden reguliere zorg gedurende het jaar van onderzoek. In totaal 264 patiënten stemden toe om deel te nemen aan het onderzoek. Dit hield in dat zij een vragenlijst hebben ingevuld vóór het eerste consult en na vier en 12 maanden. De patiënten werden geselecteerd met behulp van een schriftelijke screeningslijst die naar de patiënten thuis gestuurd werd. Deze screeningslijst bevatte vragen over het dagelijks functioneren en emotionele distress die ook door de praktijkondersteuners tijdens het consult werden gesteld. Tijdens de studie bleek dat slechts 16 van de 117 patiënten uit de interventiegroep (14%) in het consult werden opgespoord door de praktijkondersteuner. Extra consulten voor de follow-up fase van SMS door de praktijkondersteuner werden aan slechts 11 onderzoekdeelnemers aangeboden. Daarmee kwam de vergelijking tussen de 117 patiënten uit de interventiegroep en de 147 patiënten uit de controlegroep op losse schroeven te staan. Op basis van analyses kon geen significant verschil worden aangetoond tussen interventie- en controlegroep ten aanzien van het dagelijks functioneren van patiënten. Hetzelfde gold voor de secundaire uitkomstmaten zoals diabetes gerelateerde emotionele distress, kwaliteit van leven, autonomie en participatie, zelfeffectiviteit, zelfmanagement en bloedsuikercontrole. Slechts op twee domeinen van autonomie en participatie (bezigheden thuis en gezinsrol) werd na vier maanden een significant verschil ten gunste van de interventiegroep gevonden, maar dit was na 12 maanden weer verdwenen. De conclusie was dat SMS in deze vorm niet effectief was. Hierin heeft de inconsistentie tussen de schriftelijke en mondelinge screening een cruciale rol gespeeld. De implementatie van SMS illustreerde de complexiteit van daadwerkelijke invoering in de dagelijkse praktijk van een effectief gebleken interventie. De specifieke uitdaging in het SMS-project was de integratie van een psychosociale benadering in een biomedische setting. Dit vergt een omslag in het denken van zowel de zorgverleners als de patiënten, die allen zijn gesocialiseerd in het denken vanuit een medisch model. Er is tijd nodig voor deze paradigmaverandering. Hetzelfde geldt voor het werken volgens principes van zelfmanagement. Ten slotte formuleerde Van Dijk implicaties voor de praktijk en voor verder onderzoek. Voor de praktijk werden twee opties uitgewerkt. De eerste optie was om de huidige context als vertrekpunt te nemen, waarin praktijkondersteuners biomedische zorg bieden en bij sociaal-emotionele problemen verwijzen naar een andere 12 zorgprofessional. In de tweede optie werd SMS verder ontwikkeld en alsnog geschikt gemaakt voor toepassing door praktijkondersteuners in de reguliere diabeteszorg. Thema’s voor verder onderzoek waren behoeften van patiënten aan zelfmanagementondersteuning, onderzoek naar geschikte detectiemethodieken voor gebruik in de chronische zorg, determinanten van succesvolle implementatie van zelfmanagementondersteuning, en het ontwikkelen van indicatoren om inzicht te krijgen in de kwaliteit van biopsychosociale zorgverlening. Viola Voncken-Brewster Op 2 maart 2016 vond de openbare verdediging plaats van het proefschrift genaamd: ‘A web-based computertailored intervention to improve self-management of people with or at risk for COPD’ door promovendus Viola Voncken. Voncken coördineerde een groot deel van dit promotietraject vanuit de Verenigde Staten, waar zij woont en werkt. Chronische obstructieve longziekte (COPD) is wereldwijd een van de belangrijkste oorzaken van ziekte en sterfte met een hoge sociale en economische belasting tot gevolg. COPDpatiënten ervaren symptomen als aanhoudende hoest en benauwdheid. Doordat luchtwegvernauwing onomkeerbaar is, wordt het aanbevolen om zelfmanagement en gedragsverandering, zoals stoppen met roken, bewegen en medicatietrouw, op te nemen in het behandelplan, teneinde het ziekteverloop te vertragen en de gezondheidsstatus te verbeteren. Een klein aantal COPD-zelfmanagementprogramma’s is geëvalueerd, maar bewijs voor effectiviteit blijft onzeker. COPD-zelfmanagementprogramma’s geven vaak standaardinformatie aan patiënten. Echter, door middel van persoonlijke voorlichting door een zorgverlener biedt een groeiend aantal programma’s ook geïndividualiseerde informatie aan. Een andere trend op het gebied van gezondheidsbevordering is het gebruik van ICT om patiënten online informatie te verstrekken om ziektes te voorkomen en te managen. Dit is een vorm van eHealth. De informatie die deze eHealth-interventies verstrekken, kan worden geïndividualiseerd door middel van computergestuurd advies op maat. Bij de algemene bevolking heeft deze interventietechniek positieve effecten laten zien op diverse gezondheidsrisicogedragingen, zoals roken en bewegen. De ‘AdemDeBaas’-interventie, die beschreven en geëvalueerd werd in dit proefschrift, had

1 e uitgave 2016 als doel om het zelfmanagement van COPD-patiënten te bevorderen door middel van computergestuurd advies op maat. De doelstellingen van de studies die beschreven staan in dit proefschrift waren 1) verbeteren van de gebruiksvriendelijkheid van het AdemDeBaas-programma met computergestuurd advies op maat; 2a) onderzoeken van de haalbaarheid om het programma in te bedden in de eerstelijnszorg; 2b) nagaan welke veranderingen nodig zijn in het ontwerp van de interventie om een succesvol gerandomiseerd onderzoek met controle groep uit te voeren; 3) evalueren van het effect van de AdemDeBaasinterventie met computergestuurd advies op maat op rook- en beweeggedrag; 4a) onderzoeken van het gebruik door patiënten van AdemDeBaas en hun tevredenheid met de interventie, alsmede het achterhalen van redenen voor suboptimaal gebruik en tevredenheid; 4b) onderzoeken welke persoonskenmerken het gebruik van en de tevredenheid met AdemDeBaas voorspellen. In het proefschrift beschrijft Voncken onder andere de effectiviteitstudie van de AdemDeBaas-interventie. Naast mensen met COPD werden ook mensen met een verhoogd risico op COPD test in het onderzoek betrokken. De interventie richtte zich specifiek op stoppen met roken en meer bewegen. In het gerandomiseerde onderzoek werd een interventiegroep die de AdemDeBaas-interventie ontving, vergeleken met een controlegroep die geen interventie ontving. Deelnemers (n=1.325), waren online en in de huisartsenpraktijk geworven en willekeurig geplaatst in de interventiegroep (n=662) of controlegroep (n=663). De resultaten van het onderzoek lieten geen behandeleffect zien bij meting door de zelfgerapporteerde ‘zevendaagse puntprevalentie abstinentie’ voor roken en de ‘International Physical Activity Questionnaire – Short Form’ voor bewegen. Deze resultaten zouden kunnen worden verklaard, tenminste gedeeltelijk, door het lage gebruik van het AdemDeBaas-programma. Het werd immers aangetoond dat de betrokkenheid van deelnemers met een interventie essentieel is voor de effectiviteit van computergestuurde advies op maat interventies. Samenvattend concludeerde Voncken dat gesteld kan worden dat de effectiviteit van de AdemDeBaas-interventie in deze vorm niet kon worden aangetoond. Het programma werd onvoldoende gebruikt. Desondanks waren er onder de deelnemers die het programma wél gebruikten enige trends in positieve richting, maar het waren mogelijk te weinig deelnemers om een significant effect te bewerkstelligen. Problemen met de werving in de huisartsen praktijk weerhielden de onderzoekers ervan de interventie geïntegreerd in de eerstelijnszorg te evalueren, zoals oorspronkelijk het plan was. Toekomstig onderzoek moet zich richten op verbeteren van de werving van deelnemers in de huisartsenpraktijk, het vergroten van het gebruik van aangeboden eHealth-interventies en op maatregelen waardoor eHealth-interventies efficiënt kunnen worden ingezet tijdens huisartsenbezoeken en daarbuiten. Kort Lijntje Kaderopleiding Wetenschap Onderzoek in Maastricht Met groot genoegen kondigen we aan dat er dit najaar een nieuwe ronde van de Kaderopleiding Wetenschappelijk Onderzoek zal starten in Maastricht. In het verleden, vanaf 1993, organiseerde Maastricht al de voor velen bekende Opleiding tot Huisarts Onderzoeker (OHO). Deze opleiding is later uitgebouwd tot een officiële, geaccrediteerde NHG Kaderopleiding met een internationale bezetting. De voertaal is dan ook Engels. Doel van de cursus is kennis en vaardigheden te verwerven die nodig zijn om op kleine schaal wetenschappelijk onderzoek te doen en daarover te rapporteren. Gevorderden kunnen doorgaan richting wetenschappelijke publicatie of promotieonderzoek. In 2017 zal de gevorderden cursus (wederom een hele week) gepland worden, naar verwachting ergens in Duitsland bij onze collega’s. Van 19-23 september 2016 start de nieuwe ronde van deze cursus. De cursus is bedoeld voor iedereen met belangstelling om onderzoek in de eerstelijn te starten of voor beginnende c.q. net gestarte eerstelijns onderzoekers. Locatie: NH hotel in Maastricht. De cursuskosten zijn € 960. Inbegrepen zijn: cursuskosten en materiaal, drinken overdag, uitgebreide lunches, één diner en een sociaal evenement. Niet inbegrepen zijn: reiskosten, eventuele overnachtingskosten, ontbijten en de overige diners. Voor meer informatie en/of aanmelden: karin.aretz@maastrichtuniversity.nl (cursusmanager) 13 op één lijn 54

op één lijn 54 1 e uitgave 2016 De ziekte van Bechterew Snel herkennen en handelen DOOR MARLOES VAN ONNA, REUMATOLOOG Eén op de vijf patiënten die de huisarts voor een nieuwe klacht bezoekt, komt met een klacht van het bewegingsapparaat. Het is voor huisartsen vaak een uitdaging hieruit de patiënten te filteren die naar de reumatoloog moeten worden verwezen. Bij patiënten met de ziekte van Bechterew (ook wel: axiale spondyloartritis) duurt het gemiddeld zelfs negen jaar na het ontstaan van de eerste rugklachten voordat de diagnose wordt gesteld. Deze vertraging wordt gedeeltelijk veroorzaakt door het feit dat huisartsen moeite hebben met het herkennen van de aandoening. Inflammatoire lage rugpijn staat bij de ziekte van Bechterew centraal. Daarnaast zijn de zogenaamde ‘extra-articulaire manifestaties’ kenmerkend, bijvoorbeeld een regenboogvliesontsteking van het oog, psoriasis of inflammatoire darmziekten. Aanwezigheid van extra-articulaire manifestaties moet daarom een trigger zijn om te denken aan de ziekte van Bechterew. Inmiddels zijn er nieuwe, zeer effectieve behandelmogelijkheden. Snel starten met behandeling leidt mogelijk ook tot minder werkverzuim en arbeidsongeschiktheid. Door onderwijs voor huisartsen over het herkennen van de ziekte van Bechterew is het mogelijk de juiste patiënt tijdig naar de reumatoloog te verwijzen. Dit is een belangrijke conclusie uit het proefschrift ‘identifying patients with axial spondyloarthritis: on a mission to achieve timely recognition’ van Marloes van Onna. Zij promoveerde op 20 november 2015 aan de Universiteit Maastricht. Tijdens haar promotieonderzoek stuurde zij simulatiepatiënten met fictieve Bechterew-klachten langs bij huisartsen en huisartsen in opleiding. Deze wisten van tevoren niet welk medisch probleem ze kregen voorgeschoteld. Vervolgens werd in het bestaande curriculum van huisartsen in opleiding, drie maanden later, een interactief college gegeven over een aantal reumatische aandoeningen, waaronder de ziekte van Bechterew. Weer drie maanden later gingen de simulatiepatiënten nog eens langs voor een consult. De extra educatie bleek een aanzienlijk resultaat op te leveren. Voorafgaand aan de scholing werden de simulatiepatiënten in gemiddeld zeven procent van de gevallen doorverwezen naar de reumatoloog, na de educatie was tot opgelopen tot maar liefst 77%. Dankzij het simulatiepatiëntenproject is het belang van goede educatie aan huisartsen over de ziekte van Bechterew op de kaart gezet. De huisarts is onmisbaar bij het herkennen van deze patiënten. Huisartsen verkeren in een unieke positie: ze kunnen een patiënt gedurende zijn leven opvolgen en over een lange periode zorg leveren. Dit betekent dat juist de huisarts in staat is om het patroon van de ziekte van Bechterew als eerste te herkennen, bijvoorbeeld: het achtereenvolgens optreden van psoriasis en rugpijn. Bij het verbeteren van de kennis over de ziekte van Bechterew is het belangrijk dat huisartsen en reumatologen van elkaar kunnen leren. Beiden vullen elkaar mooi aan bij het leveren van kwalitatief goede zorg voor patiënten met deze ziekte. Over de onderzoeker Marloes van Onna (Beuningen, 1982) behaalde in 2008 haar artsenbul cum laude. In 2009 begon zij aan haar vooropleiding Interne Geneeskunde in het Maastricht Universitair Medisch Centrum+ (MUMC+). In hetzelfde jaar startte zij met het onderzoek dat heeft geresulteerd in dit proefschrift. Promotoren waren Robert Landewé en Annelies Boonen; copromotor was Astrid van Tubergen. Het simulatiepatiëntenproject werd mede begeleid door huisartsen Bas Maiburg en Gerrie Waagenaar. De vervolgopleiding tot reumatoloog werd in 2012 voorgezet in het MUMC+ en het Zuyderland ziekenhuis in Heerlen. Sinds 2015 werkt zij als staflid Reumatologie in het MUMC+. 14

1 e uitgave 2016 Bruikbare Wetenschap Kennis die van pas komt DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN UNIVERSITAIR DOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE ballonnen. We kunnen ons hopelijk dan meer gaan richten op de domeinen waar de patiënt de meeste ziektelast ervaart. Hopelijk worden de COPD controles dan minder eenheidsworst en meer kleurrijk maatwerk. Meer informatie over de COPD ziektelastmeter vindt u hier: www.longalliantie.nl/projecten/ziektelastmeter/ COPD – een makkelijkere ABC Wellicht ben ik te vrijpostig als ik de zorgprogramma’s COPD niet de meest motiverende werkzaamheden in de praktijk vind. Huisarts, POH en patiënt springen elke keer door een hoepeltje maar het wringt vaak wel een beetje. Want in de jungle van de pufjes gaat het eigenlijk toch vooral om stoppen met roken. En dat weten en voelen alle partijen. Ondertussen krijgen de patiënten van ons een etiketje met (GOLD) nummer 1 tot en met 4 en dan mogen de mensen met de lage nummers bij ons in de praktijk op controle komen en de mensen met de hoge nummers bij de longarts. Al jaren voelen we aan dat de echte ziektelast van de COPD patiënten zeker niet in te delen is in die vier simpele nummers op basis van de longfunctietest. Want sommige COPD patiënten met GOLD 4 hebben stukken minder last van hun longen dan patiënten met GOLD 2. Promovendus Annerika Slok sleutelt al jaren aan de COPD ziektelastmeter. Deel van die ziektelastmeter is een vragenlijst (de Assessment of Burden of COPD scale (ABC) die patiënten zelf kunnen invullen. 173 Patiënten vulden de lijst in en in deze deelstudie werd gekeken of de lijst ook echt meet wat hij moet meten, en of de lijst reproduceerbaar meet. Uit deze uitgebreide analyses blijkt de ABC ziektelastvragenlijst goed te meten én een goed onderscheidend vermogen te hebben. De vragenlijst wordt deel van de grotere COPD ziektelastmeter. Deze werkt met vrolijk gekleurde Positieve gezondheid Het onderwerp positieve gezondheid zal u ongetwijfeld niet zijn ontgaan het afgelopen jaar. De term dook vaak op in de media, en duikt ook steeds vaker op bij partijen die ‘iets met de zorg doen’. Zo hebben ook de zorgverzekeraars zich gecommitteerd aan het onderwerp. Maar wat is het eigenlijk? Machteld Huber (Louis Bolk Instituut) promoveerde afgelopen jaar bij André Knottnerus op deze nieuwe definitie van gezondheid. “Gezondheid is het vermogen van mensen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven” (Huber, 2012) Daarmee is het dus niet (meer) ‘de afwezigheid van ziekte’ zoals dit eerder wel eens werd gesteld. Om het draagvlak voor een nieuw dynamisch concept van gezondheid te toetsen, deed Machteld ook een zogenaamd mixed-methods onderzoek, waarbij ze kwalitatief onderzoek (interviews en focusgroepen onder 140 stakeholders) combineerde met kwantitatief onderzoek (vragenlijsten onder 1.938 respondenten). Ze vond veel steun voor het nieuwe concept, waarbij gezondheid werd gezien in termen van veerkracht, functioneren en participatie, in plaats van alleen in somatische of psychische zin. Juist bij dit soort abstractere onderwerpen leent video zich zoveel meer dan tekst: http://youtu.be/eNIVJptxJu0 Bent u online bereikbaar? Is uw praktijk goed online bereikbaar? Ik hoor u denken. Want een website hebben we allemaal. Maar echte interactie met de patiënt? Kunnen patiënten bijvoorbeeld een vraag stellen via e-mail, of kunnen ze afspraken online inplannen, krijgen ze e-mail reminders als ze bij de POH moeten komen? Nederland loopt voorop met allerlei e-health toepassingen en echte fanaten roeptoeteren dat het in de toekomst de dokter overbodig zal maken. Onderzoekster Martine Huygens bevroeg 1.500 Nederlanders uit een panel van de Consumentenbond, van wie 546 mensen antwoordden en tevens tenminste eenmaal bij hun huisarts 15 op één lijn 54

op één lijn 54 1 e uitgave 2016 waren geweest. De online interactie met hun huisarts bleek heel laag. Niemand had een beeldschermgesprek, slechts een enkeling had online toegang tot het medisch dossier (0,4%), kreeg e-mail herinneringen (0,6%), plande een online afspraak (2,2%) of stelde een vraag via e-mail (2,9%). Herhaalrecepten via internet was de meeste gebruikte online service (10,4%). Maakt onbekend (of onbeschikbaar) dan onbemind? De onderzoekers vroegen ook of de patiënt het (indien beschikbaar) zou willen gebruiken. Slechts 14.7% had een positieve intentie om beeldbellen toe te passen. Voor e-mail reminders, internetafspraken en vragen via e-mail waren er steeds ca. 35% van de respondenten met een positieve intentie. Uitschieters naar boven waren herhaalrecepten (45,8%) en toegang tot het medisch dossier (48,7%). Deze studie is enerzijds een bevestiging dat slechts een beperkt aantal mensen ‘iets’ digitaals met zijn huisarts doet, anderzijds geeft het aan dat maar een beperkt aantal mensen een positieve intentie heeft om dat in de toekomst te gaan doen, waarbij een eventuele digitale toegang tot het medisch dossier er wel uitschiet. Ook zet deze studie de fanatieke aanhangers van e-health in de huisartsenpraktijk een beetje met beide voeten aan de grond. Zou het onze patiënten dan toch echt om het menselijk contact gaan, gewoon in de spreekkamer of lekker ouderwets via de telefoon…? Veilig vangnet voor zieke kinderen Onze Vlaamse collegae Frank Buntinx en Jan Verbakel gingen op zoek naar strategieën van huisartsen om een veilig vangnet te creëren bij zieke kindjes. Ze interviewden daartoe 37 huisartsen en bevroegen hen hoe ze adviezen geven aan ouders wanneer ze een consult voor een ziek kind afsluiten. Ofschoon de meeste huisartsen de in het Engels gangbare term ‘safety netting’ niet kenden, blijkt dat ze het intuïtief wel doen. Door specifiek met ouders eventuele rode vlaggen te bespreken, de te verwachte duur van de klachten weer te geven, en advies te geven over wanneer en hoe ouders opnieuw contact kunnen opnemen. Het blijkt dat de Vlaamse collegae deze algemene regels vervolgens aanpassen aan de specifieke omstandigheden van het kind. Ik denk dat er geen reden te bedenken valt waarom wij als Nederlandse huisartsen dit anders doen. Uit de literatuur weten we dat ouders dit ‘veilige vangnet’ enorm belangrijk vinden én dat de dokter er beter van slaapt als hij het goed toepast. Momenteel komt u op huisartsenposten in ZuidNederland wellicht informatieboekjes tegen over kinderen met koorts. Daarin vindt u ook vangnet pagina’s om ouders gericht te informeren over wanneer ze terug moeten komen. Praatgraag Een blik in de agenda en je weet al dat je spreekuur gaat uitlopen. U herkent de praatgrage patiënten vast. Het blijkt niet makkelijk om zo’n spreekuurcontact tijdig af te ronden. Gezondheidswetenschapper en promovendus Esther Giroldi dook samen met geneeskunde student Maxime Rozestraten in deze boeiende materie en bekeek met zes ervaren huisartsen hun opgenomen consulten. De 16 bevindingen hiervan relateerden ze aan drie focusgroepen met huisartsen over dit onderwerp. Want wat doen huisartsen nu om het allemaal een beetje binnen de perken te houden? Het blijkt dat we eerst proberen uit te vinden wat de breedsprakigheid verklaart. Daarnaast gebruiken we de algemene communicatieve vaardigheden, maar daarbij nemen we een wat directievere houding. Dat doen we stapsgewijs, om zo de arts-patiënt relatie te waarborgen. Uiteindelijk proberen we de patiënt mede verantwoordelijk te maken voor de tijdsbewaking en we maken gebruik van empathische interrupties. Dat laatste houdt in dat je een detail uit het verhaal neemt, daarop (empathisch) reageert, en vervolgens de regie van het gesprek weer overneemt. En zo blijven de communicatieve vaardigheden en uitdagingen in de spreekkamer toch telkens weer boeien. Mocht u eens af en toe kort willen oefenen, dan raad ik u de MedCom app aan van Remke van Staveren, gebaseerd op het boek Patiëntgericht Communiceren. In een minuutje krijg je inspiratie om een (lastig) gesprek in te gaan met beeldende voorbeelden. Zo zijn er tips voor consulten met claimende patiënten, hoe te reageren op emoties, wat te doen met een borderlinecrisis, en zo meer. Allemaal onderwerpen waardoor het spreekuur wel eens uitloopt... Referenties • The Assessment of Burden of COPD (ABC) Scale: A Reliable and Valid Questionnaire. Slok AH, Bemelmans TC, Kotz D, van der Molen T, Kerstjens HA, In ‘t Veen JC, Chavannes NH, Asijee GM, Rutten-van Mölken MP, v an Schayck OC. COPD. 2016 Jan 20:1-8. • Towards a ‘patient-centred’ operationalisation of the new dynamic concept of health: a mixed methods study. • Huber M, van Vliet M, Giezenberg M, Winkens B, Heerkens Y, Dagnelie PC, Knottnerus JA. BMJ Open. 2016 Jan 12;6(1):e010091. • Interact J Med Res. 2015 Nov 24;4(4):e21. doi: 10.2196/ijmr.4245. Internet Services for Communicating With the General Practice: Barely Noticed and Used by Patients. Huygens MW1, Vermeulen J, Friele RD, van Schayck OC, de Jong JD, de Witte LP • How do general practitioners use ‘safety netting’ in acutely ill children? Bertheloot K, Deraeve P, Vermandere M, Aertgeerts B, Lemiengre M, De Sutter A, Buntinx F, Verbakel JY. Eur J Gen Pract. 2015 Nov 18:1-6 • How to gather information from talkative patients in a respectful and efficient manner: a qualitative study of GPs’ communication strategies. Giroldi E, Veldhuijzen W, Dijkman A, Rozestraten M, Muris J, van der Vleuten C, van der Weijden T. Fam Pract. 2016 Feb;33(1):100-6. Nascholing infectieziekten MINC "Teek it or leave it" Donderdag 23 juni 2016 in Maastricht www.minc.eu

Opsporing van atriumfibrilleren D2AF studie is gestart! v.l.n.r.: Nicole, Mariëlle, Ellen. DOOR NICOLE VERBIEST-VAN GURP, AIOTHO Twee jaar geleden las u in Op één Lijn over D2AF, een groot onderzoek naar opsporing van atriumfibrilleren. Toen was de studie nog niet gestart, maar inmiddels draait zij op volle toeren! Tijd voor een update. We vertellen u wat D2AF ook al weer inhield en hoe het er nu voor staat. Het doel van D2AF (Detecting and Diagnosing Atrial Fibrillation) is het opsporen van mensen met onontdekt atriumfibrilleren (AF). AF komt veel voor en de negatieve gevolgen zijn groot als het niet tijdig behandeld wordt. AF kan lang onopgemerkt blijven, omdat het vaak asymptomatisch en/of paroxysmaal voorkomt. Patiënten komen dus niet met klachten en de diagnose kan gemist worden door een normaal ECG. Vaak wordt het pas vastgesteld als er al een beroerte is opgetreden! Er is behoefte aan een manier om deze mensen te identificeren, vóór een ernstig gevolg optreedt. Voor D2AF worden huisartspraktijken willekeurig aangemerkt als interventie- of controlepraktijk. In de interventiepraktijken worden drie manieren van irregulaire pols detectie met elkaar vergeleken: pols palpatie, een hand-ECG apparaat en een elektronische bloeddrukmeter met speciale software om AF vast te stellen. Vervolgens wordt een ECG gemaakt en een deel van de mensen krijgt gedurende twee weken een Holter en het hand-ECG apparaat mee naar huis. De controlepraktijken verrichten ‘gebruikelijke zorg’. De primaire uitkomst is het verschil in aantal nieuwe gevallen van AF. Met deze studie wordt de beste route naar de diagnose AF vastgesteld. Hoe eerder mensen gediagnosticeerd zijn, hoe meer mensen tijdig behandeld kunnen worden en hoe meer complicaties voorkomen kunnen worden. In de afgelopen twee jaar is D2AF gegroeid tot een project van flinke omvang, waarbij naast de huisartspraktijk en patiënten veel partijen betrokken zijn. De studie wordt geleid door onderzoekers uit Maastricht en Amsterdam, NIVEL levert geanonimiseerde data uit de medische dossiers van de patiënten, verschillende bedrijven verzorgen de diagnostiek (MyDiagnostick, Microlife, Retomed, Fysiologic) en MEMIC levert de elektronische infrastructuur die als een rode draad door de studie loopt. Dankzij de grondige voorbereiding is D2AF vliegend gestart. Op het moment van schrijven zijn 57 van de benodigde 96 huisartspraktijken geïncludeerd. 21 Praktijken zijn al gestart met de studie, de overige praktijken worden voorbereid. De eerste resultaten worden in 2018 bekend gemaakt. We vroegen Mariëlle en Ellen, twee praktijkondersteuners van deelnemende huisartspraktijk Feurtherpoort te Susteren, waarom de studie hen aansprak. Ze gaven aan de studie interessant te vinden, en benieuwd te zijn naar de toegevoegde waarde van opsporing van atriumfibrilleren in de praktijk. De studie is in de praktijk soms arbeidsintensief – met name bij patiënten die overal ‘ja’ op antwoorden – maar is ook goed te plannen. Deelname duurt per patiënt 15 minuten indien geen ECG gemaakt hoeft te worden, 30-45 minuten indien dat wel het geval is. Er blijkt veel animo te zijn onder patiënten. “Patiënten zijn allemaal heel enthousiast en willen heel graag meedoen! Partners van mensen vragen: Mag ik niet ook meedoen?” Soms zien patiënten op tegen de twee weken Holter meting. Mariëlle en Ellen lossen dit op door aan te geven dat ze de Holter ook eerder mogen inleveren als het niet bevalt. Uiteindelijk maken patiënten dan soms toch de twee weken vol. We vroegen welke tips ze willen mee geven aan andere praktijken die al meedoen aan D2AF. Dit waren er twee: 1. Reserveer vooral in het begin voldoende tijd voor de studie 2. Wees secuur in het maken van ECG’s, anders kan de uitslag niet geïnterpreteerd worden en moet het ECG opnieuw gemaakt worden. Mariëlle en Ellen vinden deelname aan de studie ook positief voor hun eigen ontwikkeling. Ze zijn nu meer alert op het bestaan van atriumfibrilleren en weten beter bij welke symptomen ze erop moeten letten. Daarnaast zien ze mogelijkheden om de apparatuur en de geleerde vaardigheden na afloop van de studie te integreren in het cardiovasculair spreekuur. De onderzoekers zijn nog op zoek naar huisartsen die willen deelnemen. Wordt u enthousiast van dit project? Neem dan contact op! De onderzoekers voorzien u graag van informatie. Drs. Nicole Verbiest - van Gurp, AIOTHO (Arts In Opleiding Tot Huisarts en Onderzoeker) vakgroep huisartsgeneeskunde UM, tel. 020-5661444, E-mail: studie@d2af.nl, website: www.d2af.nl 17 op één lijn 54

op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Gezamenlijke besluitvorming Evaluatie keuzehulpmiddel voor prostaatkankerpatiënten DOOR ESTHER BLOEMEN-VAN GURP, ONDERZOEKER MAASTRO CLINIC MAASTRICHT Onderzoek heeft aangetoond dat 70% van de patienten actief betrokken wil worden bij het nemen van belangrijke medische beslissingen1. In de praktijk komt participatie van de patiënt moeizaam van de grond. Waarom? Patiënten krijgen een stortvloed aan informatie. Mondelinge informatie beklijft beperkt2. Een voorlichtingsboekje geeft onvoldoende inzicht in de verschillen tussen de behandelopties en het is lastig om informatie aan de eigen situatie te koppelen. De voorkeur van de arts is ook van invloed op het keuzeproces. Een keuzehulp kan ondersteuning op maat bieden. Het geeft informatie over de verschillende behandelopties, bijwerkingen en risico’s. Via antwoorden op stellingen komt de patiënt tot een keuze voor een bepaalde behandeling. Die uitkomst kan de patiënt met de behandelend arts bespreken. In een gesprek kunnen zij dieper ingaan op die keuze. Uit onderzoek blijkt dat het gebruik van een keuzehulp diverse voordelen heeft ten opzichte van de gebruikelijke zorg3. MAASTRO clinic ontwikkelt actief keuzehulpmiddelen voor oncologische patiënten (zie www.treatmentchoice.info). Met urologen van verwijzende ziekenhuizen hebben we een prototype digitale keuzehulp voor prostaatkankerpatiënten ontwikkeld. Dit prototype is achtereenvolgens geëvalueerd door verschillende groepen hulpverleners en patiënten. In dit artikel lichten we de evaluatie door huisartsen toe. Waarom is het hulpmiddel voorgelegd aan huisartsen? Huisartsen kennen patiënten doorgaans veel beter dan de specialisten in het ziekenhuis. Hierdoor weten huisartsen meer over beweegredenen van een patiënt bij het maken van een behandelkeuze. De interviews met de huisartsen gaven dan ook een waardevolle aanvulling op de eerder verkregen informatie. Het doel was om de besluitvormingsbehoeften van patiënten vanuit het oogpunt van de huisarts, in kaart te brengen. We 1 Silverman J, Kurtz S, Draper J. Vaardig communiceren in de gezondheidszorg. Den Haag: Lemma; 2006. 2 https://www.ijic.org/index.php/ijic/article/view/720/1319 3 Stacey D, et al. Cochrane Database Syst Rev 2014;1:CD001431 18 interviewden hiervoor acht verschillende huisartsen in hun eigen praktijk. Daarna doorliepen de huisartsen het keuzehulpmiddel en vulden ze een online vragenlijst in. Interview De interviews duurden een halfuur. We bespraken: de ervaring van de huisarts met prostaatkankerpatiënten, de informatievoorziening door de huisarts, de aspecten bij het maken van de behandelkeuze en de keuzehulpen. Hieronder een samenvatting. Ervaring huisarts met prostaatkankerpatiënten Nadat de diagnose prostaatkanker is gesteld, komt een patiënt meestal terug bij de huisarts. De huisartsen gaven aan dat zij vooral gevraagd worden om de door de uroloog voorgelegde opties samen door te nemen. Patiënten vragen naar de visie van de huisarts, ze willen weten of de optie(s) die zijn voorgelegd ook de goedkeuring van de huisarts krijgen. Patiënten zoeken naar aanvullende informatie, hoop en geruststelling. Zij doen dit onder andere door bij huisartsen te rade te gaan. “Meestal komen ze me de opties even vertellen en dan hebben we het er even over en willen patiënten weten wat ik er van vind.” Informatievoorziening door huisarts De informatie van de huisartsen bestaat uit eigen kennis over de behandelingen. Het gaat dan om de wijze waarop de behandeling wordt uitgevoerd, het verloop van het traject en de (mogelijke) bijwerkingen. Zij volgen in hun advies aan de patiënt over het algemeen de voorgelegde optie van de uroloog. De meeste deelnemers benadrukken dat de uroloog leidend is. De keuze ligt bij de patiënt en de tweedelijns zorgverlener. “Als naar mijn mening wordt gevraagd, kijk ik vooral terug naar wat er al is geadviseerd. Ik wil daar absoluut niet haaks op gaan staan want dat bemoeilijkt het verdere behandeltraject. Daarnaast moet een patiënt vertrouwen hebben in zijn behandelend arts.” Aspecten waar keuze van afhangt Patiënten kiezen in eerste instantie voor zekerheid. Ze willen genezen en ervan op aan kunnen dat het de juiste

1 e uitgave 2016 verschillende niveaus. “Ik vind dat je beide moet doen, ik zou ervoor kiezen om een voor de meeste mensen geschikte korte uitleg te geven. Met de mogelijkheid om hier en daar wat achtergrondinformatie aan te klikken. Want mensen zijn gewoon heel erg verschillend.” behandeling voor hun ziekte is. Afwachtend beleid vinden sommigen verschrikkelijk eng. Veel patiënten kennen iemand die ook prostaatkanker heeft gehad. Die ervaringen zijn zeker van invloed op de keuze die de patiënt maakt. “Sommige patiënten gaan daar ver in, die willen exact de behandeling krijgen die degene die ze kennen ook heeft ondergaan. Dan kiezen ze niet alleen voor dezelfde operatie maar dan willen ze ook in hetzelfde ziekenhuis behandeld worden en bijvoorbeeld ook robotchirurgie krijgen.” Beslishulp De beslishulp moet voor iedereen te begrijpen zijn. De deelnemende huisartsen gaven aan dat het belangrijk is om de informatie zoveel mogelijk te visualiseren. “Een plaatje van de prostaat is nodig, het is verbazingwekkend hoeveel mensen niet weten wat een prostaat eigenlijk is en waar die ongeveer zit.” “Wat ik merk is dat als ik spreek van een kans van 5% op een bepaalde bijwerking dat patiënten dat hoog vinden, terwijl als je dit uittekent en je hebt 5 bolletjes rood en 95 bolletjes groen de patiënt hier al heel anders tegenaan kijkt.” Patiënten kunnen zich volgens de geïnterviewden moeilijk voorstellen wat een bijwerking met zich meebrengt. Hoe patiënten beter op bijwerkingen kunnen worden voorbereid, wisten de meeste huisartsen niet aan te geven. Twee huisartsen gaven hierover wel tips: “De patiënten moeten er in ieder geval een langere tijd goed over nadenken. Zo’n beslishulp moet de patiënt niet even snel gaan invullen in de wachtkamer. Daarnaast is het goed als er in de beslishulp zou staan dat als de patiënt vragen heeft hij ook bij de huisarts terecht kan.” “Om te voorkomen dat patiënten informatie missen over de bijwerkingen en zich een beter beeld kunnen vormen is het belangrijk om ervaringen van andere patiënten in een filmpje te verwerken waar mensen indien zij het wensen op kunnen klikken.” Op de vraag of de informatie diepgaand of oppervlakkig moest zijn gaf het merendeel aan dat de informatie volledig moet zijn en daardoor automatisch ook diepgaand is. Wel moet rekening worden gehouden met patiënten van Vragenlijst na het doorlopen van het keuzehulpmiddel Na het digitaal doorlopen van het hulpmiddel kregen de huisartsen een online vragenlijst. Uit de resultaten blijkt, dat huisartsen verwachten dat de meeste patiënten het liefst zelf de behandelkeuze maken, hierbij gebruik makend van het advies van de arts. Gezamenlijk een beslissing nemen scoort hoog. De huisartsen denken dat een patiënt minder graag alleen de beslissing maakt. De beslissing over laten aan de arts zullen patiënten waarschijnlijk niet snel overwegen, zelfs niet als de arts de mening van de patiënt meeneemt. De huisartsen ervaren dat patiënten moeite hebben met het maken van een behandelkeuze. Ze beseffen dat hun mening invloed heeft op de beslissing van de patiënt. De huisarts vindt het belangrijk om de voorkeuren van de patiënt mee te nemen in de behandelkeuze. Huisartsen willen alle prostaatkankerpatiënt een keuzehulpmiddel aanbieden. De huisartsen zijn tevreden over het keuzehulpmiddel en denken dat het bij kan dragen tot gezamenlijke besluitvorming en het verbeteren van de patiëntzorg. Ze vinden de informatie duidelijk, begrijpelijk en makkelijk te volgen voor de patiënt. Vooral de heldere plaatjes, video’s, gesproken tekst, de keuzevragen en de mogelijkheid om informatie uit te printen werden genoemd als positieve aspecten. De huisartsen raden het gebruik van de keuzehulp aan en willen het hulpmiddel in de toekomst graag blijven gebruiken, al zal dit mogelijk invloed hebben op de consultduur. Als mogelijke barrières voor het gebruik noemt de huisarts dat patiënten moeten beschikken over een computer en dat enige handigheid met computers vereist is om te kunnen navigeren door het programma. De resultaten van het onderzoek worden gebruikt om de keuzehulp verder te verbeteren en de toepassing ervan in de praktijk te optimaliseren. Het doel is om het keuzehulpmiddel medio 2016 gereed te hebben. We zijn dankbaar dat de betrokken huisartsen, ondanks de drukke spreekuren, tijd hebben willen en kunnen maken voor het interview en het doorlopen van de keuzehulp. Namens de werkgroep ‘gezamenlijke besluitvorming’, MAASTRO clinic, Maastricht (op alfabetische volgorde): Adriana Berlanga, Esther Bloemen- van Gurp, Liesbeth Boersma, Philippe Lambin en Ben Vanneste 19 op één lijn 54

op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Van de Dikke Deur1 I want you! DOOR BAS MAIBURG, OPLEIDINGSDIRECTEUR HUISARTSOPLEIDING Van de Nederlandse Handbalbond tot La Caverne de Geulhem: velen voor mij gebruikten de slogan van Uncle Sam om leden, dan wel personeel te werven. Nu zet de Huisartsopleiding Maastricht deze bekende joker in voor de werving van docenten. Onze vacatures vindt u via onze homepage: www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl De priemende vinger van Uncle Sam wijst in de richting van u, als lezer van dit blad. Nee, geen grap, hoewel de afbeelding ook in veel cartoons over Amerika voorkomt. Ik ben uiterst serieus. Tien stafleden gaan de huisartsopleiding dit jaar verlaten. Pensioen en praktijk zou een aardige titel voor een glossy voor rentenierende huisartsen zijn, maar voor ons houdt het in dat veel kennis en ervaring ons gaat verlaten. Dat roept om vervanging. Neem bijvoorbeeld Huub Schepers. Deze zeer ervaren huisarts en huisartsopleider ’draait’ zowel een eerste- als derdejaarsgroep en gaat nu met pensioen. Daar helpt keepen in het eerste van de Huisartsopleiding geen moedertje lief aan. In zijn kielzog sleurt hij nog een andere troef van ons voetbalelftal mee, Koen Vanwersch. Sterke spits en huisartsbegeleider jaar 1. De combinatie van de huisartspraktijk en het werk voor de opleiding legt een forse claim op hem. Het hab-schap is niet een ‘dat-doe-ik-er-wel-even-bij’ baan. Het betekent een aanstelling van twee dagen, die stevig zijn gevuld met onderwijs(ontwikkeling), toetsing en… vergaderen. Dit alles in een gemotiveerd en goed samenhangend team, dat de nodige tijd inruimt voor sociale contacten. “Een warm bad”, hoor je van zittende en nieuwe stafleden. Zo’n seventies party tijdens het laatste team-uitje, dat is ook de huisartsopleiding: 40 jaar jong en steeds in beweging! De eerste afzwaaiers dit jaar waren Rianne Smals en Frans Schmeetz. Van Rianne begrijp je dat, als je het enorme voormalige pand van het kadaster in Roermond en haar nieuwe bewoners ziet: daar ligt gewoon meer (samen-) werk. Voor Frans ligt dit weer anders. Hij renteniert al even, maar hij is zich blijven inzetten voor de begeleiding van aios die niet vanzelfsprekend door de opleiding walsen. De eigen tijd die hij inmiddels heeft, vertaalde hij in een aantal prachtige 1 Verbastering van de naam van circusdirecteur uit Pipo de Clown schilderijen waarmee hij de opleiding ‘tekende’: transparantie en teambuilding, zo maar twee titels van zijn doeken. Gelukkig wordt het stokje van zijn begeleidingswerk overgenomen door Katrien Boots. Dat lag niet meteen voor de hand. Aan haar capaciteiten twijfelen we niet, maar het overnemen van een ander stokje, dat van een eigen praktijk, vergt ook haar nodige andere aandacht. En met haar praktijkswitch brengt dat het aantal vacante begeleidersplekken, als u goed met mij meegeteld heeft, op vijf. Wie missen we dan nog in dit afscheidsrijtje? Wie gaan we óók echt missen? Een zekerheidje is Mark Brueren, maar ook Paul Schrijver is hab-schap-afvaller-kandidaat. Mark wil zich na de nodige jaren als huisartsbegeleider meer focussen op zijn praktijk, en voor Paul lonkt, heb ik uit betrouwbare bron vernomen, de horizon van een hao-coördinatorschap. Dat laatste kan alleen maar als de huidige hao-coördinator verdwijnt. Helaas is dat zo. Stijn de Vries kiest, met o.a. het nieuwe leerwerkplan voor de huisartsopleider in zijn nalatenschap, als fervent roeier voor het ruime sop van de AOW-gerechtigheid. Als aandachtig lezer van dit blad vraagt u zich natuurlijk af hoe ze dat bij de opleiding nu gaan redden met het nieuwe landelijke opleidingsplan. Tien thema’s implementeren, deels nieuwe erbij zoals preventie, met tien ervaren stafleden minder. Uw vraag verwijst direct naar Tonnie van Kessel, één van onze curriculumcoördinatoren. Inderdaad, ook zij neemt dit jaar afscheid. Maar niet zonder stevig vóórwerk achter te laten voor dit omvangrijke plan. Ook zij ‘wants you’! Voor de diverse thema-groepen die zij met Gerrie Waagenaar aan het opstarten is, zijn nog enkele plaatsen beschikbaar. Een tweetal coördinatoren dus, die wij qua ervaring node gaan missen. Toch is de nood hier deels gelenigd. Voor de vacatures voor het HAO-coördinatorschap (u leest het goed, de functie wordt opgedeeld in twee vacatures) hebben we maar liefst vijf sollicitaties uit eigen staf mogen ontvangen. En voor de opvolging van Tonnie is Merijn van de Laar, gedragswetenschapper en voor een deel uit eigen kweek, gevonden. U komt hem nog tegen, houdt ook de medische TV-programma’s hiervoor in de gaten! Toch is inzetten van die eigen kweek slechts een doekje voor het bloeden. Zo laat Merijn elders in onze ploeg een gedragwetenschapper-gat achter. 20

1 e uitgave 2016 De staf zit niet stil zoals ik al zei. Liefst drie nieuwe huisartsbegeleiders zijn voor dit jaar al aangetrokken. Marjolein Oerlemans en Gaston Peek pakken beiden een eerstejaarsgroep op. Gaston liep ik bijna letterlijk tegen het lijf bij het hardloopevenement Zweit Veur Leid, en Marjolein is een zeer verdienstelijk pedaleur. U begrijpt het al, voor een functie als huisartsbegeleider paren wij graag ambitie aan conditie. Als derde nieuwkomer verwelkomen we Mathijs Limpens in de loop van dit jaar. Een zeer ervaren huisartsopleider. Met hun komst zien we de toekomst met veel vertrouwen tegemoet. De snelle rekenaars onder u sputteren nu waarschijnlijk even. En zij hebben gelijk: er staan dit jaar nog zeker drie habschappen open, twee voor een groep in Eindhoven en een voor een groep in Maastricht. Een extra beroep dus op onze collega’s “over-Maas”. Als lokkertje voor hen bieden we sinds januari onze nieuwe Eindhovense onderwijslocatie aan, Strijp-Z. Op de nominatie om - wat design en catering betreft - de evenknie van het al befaamde Strijp-S te worden, ook in Eindhoven. En over lokkertjes gesproken: huisartsbegeleiders ontvangen een fraaie arbeidsmarktoelage én eigen laptop/iPad met toegang tot de medische wereldliteratuur! Mogelijk verwondert u zich over onze gedragswetenschappers, gaan zij ook niet langzaam richting pensioen of (meer) praktijk? Dit jaar meldt zich alleen Jos Sleijpen als serieus pensioengerechtigde, maar voor hem behoort een jaartje bijtekenen zeker tot de opties. Dat neemt niet weg dat er absoluut plek is voor en nood aan een nieuwe gedragswetenschapper in onze staf. Uncle Sam’s I want you was overigens gebaseerd op een andere, Britse poster, drie jaar daarvoor. Hierop figureerde Lord Horatio Kitchener, veldmaarschalk van de Royal Army, als aandachtstrekker voor nieuwe manschappen voor het Britse leger. Hopelijk kan ik u, man én vrouw, verlokken tot een aantrekkelijke job in een aantrekkelijk team. Ik hoor graag van u! Opleiderstweedaagse Tel je zegeningen! DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID Nog niet zo lang geleden was de Kapellerput in Heeze een klooster, waar de paters Jezuïeten hun zegenrijke werk verrichtten. Inmiddels is het een conferentieoord, waar al vele malen de huisartsopleiders van het Maastrichtse instituut één van hun vele beloningen krijgen in de vorm van de traditionele Tweedaagse. Op 24 en 25 februari jongstleden was het samenzijn op veler verzoek georganiseerd rond het thema Praktijkmanagement (PM). De onderwijslijn PM voor de aios was uitgangspunt voor een inspirerend programma. Woensdagochtend in kleinere groepen brainstormen in de workshop: “Werk ik als huisarts zoals ik dat zou willen?”. Medisch leiderschap was de kern, en veel opleiders hebben daar veel van meegenomen. Na de lunch het Lagerhuisdebat, voor de eerste keer, maar zeker niet de laatste: het was een groot succes! Rond verschillende prikkelende stellingen (avondspreekuur, praktijkmanager) staken steeds twee sprekers een vurig voor- of tegenbetoog af, waarna onder bekwame leiding van opleidingsdirecteur Bas Maiburg (“the Speaker of the House”) vanuit de zaal geprobeerd kon worden om collega’s van kamp te laten wisselen. Waarna het hoog tijd was voor ontspanning in de vorm van een workshop zang bij Felix Punt of mindfulness door Marscha Luijkx. Het prachtige weer lokte velen ook naar buiten voor een wandeling door de omringende bossen. Na borrel en diner schijnt iedereen toch een gezonde nachtrust genoten te hebben, want op de tweede dag hadden alle opleiders geen moeite om zich in twee workshoprondes te buigen over een selectie van thema’s uit het aios-curriculum Praktijkmanagement: Patiëntveiligheid, Functioneringsgesprek, Verbeterplan, Conflicthantering of Time-management. Na de lunch een buitengewoon inspirerende afsluiting rond het LEAN-principe. Onder het motto “nooit meer zoeken” voerde huisarts Ulrich Schultz ons op levendige wijze langs de, veelal simpele, mogelijkheden voor verbetering van de logistiek in de huisartsenpraktijk. Het waren prachtige dagen, waarop hao-coördinator Stijn de Vries na zijn pensioen binnenkort met plezier en voldoening kan terugkijken! 21 op één lijn 54

op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Een stille revolutie Tussen Maas en Waal DOOR JOOST DORMANS, COÖRDINATOR BEDRIJFSVOERING HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Terwijl de vlag ‘40 jaar UM’ vrolijk wappert, heeft zich een stille revolutie voltrokken. De huisartsopleidingen van Maastricht en Nijmegen (inclusief ouderengeneeskunde) hebben in januari 2016 samen in Eindhoven een nieuwe onderwijslocatie, het STRIJP-Z-gebouw (zie www.strijp-z.nl), in gebruik genomen. Wat hieraan vooraf ging De ondertunneling van de A2 bij de Geusselt (we voorzagen lange files), het doortrekken van de A73 en de uitbreiding van het aantal opleidingsplaatsen maakten dat het managementteam (Paul Ram, Bas Maiburg en ondergetekende) van de huisartsopleiding besloten om een onderwijslocatie buiten Maastricht in te stellen. Enerzijds wilden we onze noordelijke aios een lange autorit en fileleed besparen en anderzijds was het al snel duidelijk dat als we moesten groeien het logisch zou zijn meer naar het noorden te schuiven. Zuid-Limburg leek verzadigd qua aantal stageplaatsen en de periferie was te klein om ons te voorzien van voldoende plekken in de klinieken. De regio Eindhoven is ‘booming’, veel high tech bedrijven zijn er gevestigd en veel grote bedrijven verplaatsten afgelopen jaren hun vestigingen van Zuid-Limburg naar noordelijke regio’s. De partners van onze aios zijn veelal hoogopgeleid en het vinden van een baan in ons ‘noorden’ lijkt gemakkelijker. Zoals de bakermat van de UM in 1974 begon met pionieren en vooral niet te bestuurlijk ingebed opereren, zijn we in 2011 pragmatisch gestart met een eerste onderwijsgroep in Eindhoven in voormalig huisartsenpraktijk ‘Het Schip’ van SGE. ‘Het Schip’ lag naast huisartspraktijk Strijp van Paul Schrijver. Met diens praktijkmanager konden we regelen dat iemand het pand opende en sloot en er een vrijwilliger (Henk) was om koffie te zetten en te zorgen dat de verwarming aan stond. De Strijp was nog niet ‘hot’ zoals nu, de naweeën van harde industriële saneringen waren en zijn nog voelbaar. Visies op samenwerking, onderwijskundige inzichten en allerlei innovatieve gedachten volgden later pas, misschien hadden we gewoon een goed voorgevoel. De financiering van de huisartsopleiding is altijd onafhankelijk geweest en de SBOH stond ons toe 1,5 ton te gebruiken om hiermee te experimenteren. De aios en huisartsopleiders waren al snel enthousiast; het voordeel voor hen was evident. Docenten moesten reizen en dat leverde gemopper 22 op, maar ook zij zagen de voordelen voor de betrokkenen. Geleidelijk aan kwamen noordelijke (externe) docenten en groepsbegeleiders in beeld, want ons-kent-ons in het Brabantse en doceren in Eindhoven voor en door de regio is aantrekkelijk. Een nieuwe dynamiek ontstond. Door de instroom van aios op woonplaats te ordenen konden we meer noord-groepen formeren. Zorgen zijn er natuurlijk ook altijd, zoals het verlies van couleur locale, minder overlegmomenten, waar is al dat ‘gedoe’ goed voor… Fase twee ontstond toen SGE besloot het pand waarin haar hoofdkantoor was gevestigd te verkopen. ‘Het Schip’ werd gekozen als nieuwbouwlocatie (direct aan de ring van Eindhoven, dicht bij Strijp-S en schuin tegenover het Evoluon). Het afbreken van ‘Het Schip’ was een serieuze hobbel, want het was een van de eerste producten van Jo Coenen, de voormalig rijksbouwmeester. Een voorwaarde voor nieuwbouw was dat er een markant gebouw voor moest terugkomen. In oktober 2012 kwam architect Michael Bol tijdens een uitje van de opleiding z’n plannen ontvouwen en luisteren naar de wensen van onze staf. Het werd een enerverende avond met mooie ideeën en concepten die de basis vormden voor meer. Plannen zijn mooi, maar er is ook geld nodig om de plannen tot uitvoering te brengen en dat was in die tijd nog niet zo gemakkelijk. Na een financier te hebben gevonden werd een bouwteam opgericht. De SBOH speelde hierbij een belangrijke rol. De SBOH heeft zich de afgelopen jaren ontpopt van financier tot facilitator. Een voorbeeld hiervan is de Schola Medica in Utrecht en de expertise van met name Cees Esser hierbij was zeer welkom. Globale schetsen werden bouwtekeningen en

1 e uitgave 2016 bouwtekeningen werden werkelijkheid. Ging het allemaal maar zo soepel. “Een WCD is een wandcontactdoos”. “Waar en hoeveel wil je er hebben?” Niet onze corebusiness dus. In de periode januari 2015 tot oktober verrees er een nieuw gebouw met twee verdiepingen. Het resultaat is een modern gebouw in een booming omgeving waarbij de hele verdieping op onderwijs is ingericht inclusief alle moderne audiovisuele apparatuur die daarbij hoort. Het nu en de toekomst De pay-off, dat is de tekst onder het logo, van het STRIJPZ-gebouw is ‘samen voor zorg en vernieuwing’. Samen betekent hier dat tal van organisaties onder een dak verblijven. Het gaat om KOH, Zorggroep DOH, Meetpunt Kwaliteit, LHV-huisartsenkring ZOB, Slimmer Met Zorg, SGE, RadboudUMC en Huisartsenpost Oost-Brabant. Ook hier verwachten we veel van in de zin dat een natuurlijke interactie, en dat begint bij de koffieautomaat, zal leiden tot nieuwe initiatieven. Voor opleiders zou je kunnen denken aan docentenoverleg en intervisie in de ochtend en ’s middags nascholing op dezelfde locatie in hetzelfde lokaal. Bijzonder is dat de huisartsopleidingen van Nijmegen en Maastricht samenwerken op één locatie. Gezamenlijk onderwijs aanbieden aan aios is de volgende stap. Nu is dat nog ieder voor zich (Maastricht negen groepen en Nijmegen twee groepen) maar het verweven van onderwijsprogramma’s is een kwestie van tijd. Ook is er een groep aios-ouderengeneeskunde van Nijmegen. In stilte heeft zich daarmee een revolutie voltrokken. Onderwijs voor en door de regio is de nieuwe realiteit. Uiteraard is dit alles inmiddels vervat in visiestukken en samenwerkingsintenties, maar de kern is samen onder een dak en dat samenwonen maakt de afstand tot elkaar letterlijk en figuurlijk klein. Het idee van onderwijslocaties in de regio krijgt landelijk opvolging zo is er een onderwijslocatie in Zwolle en Twente (bestaat al langer) en komt er een locatie in Den Haag. Aios solliciteren naar een opleidingsplaats op een locatie. De huisartsopleiding heeft daarmee een instrument ten behoeve van het allocatiebeleid. Zo starten er per maart 2016 twee groepen ‘Eindhoven’ en één groep ‘Maastricht’. In september 2016 twee groepen ‘Maastricht’ en één groep ‘Eindhoven’. Gevolg is dat niet langer de woonplaats van de aios bepalend is, maar de opleidingsplaats waar de aios voor is aangenomen. Hetzelfde geldt voor Nijmegen die Eindhoven ook als opleidingsplaats aanbiedt. U vindt gebouw Strijp-Z aan de Tilburgseweg-West 100 in Eindhoven. www.strijp-z.nl 'Nijmegen' ook in Eindhoven… Wat is daar aantrekkelijk aan? DOOR THEA TOEMEN, HUISARTS IN EINDHOVEN EN HUISARTSBEGELEIDER NIJMEGEN1 Zoals Joost Dormans hierboven vertelt over ‘Maastricht in Eindhoven’ en de Maastrichtse ‘noordgroepen’, zo vertel ik het hoe en van Nijmegen in Eindhoven, op dezelfde prachtige locatie Strijp-Z. En waarom we daar blij mee zijn. Nijmegen bestrijkt de provincies Gelderland, delen van Noord-Brabant en heeft van oudsher ook veel opleiders in Zuidoost-Brabant. Als Katholieke universiteit trok Nijmegen immers veel katholieke studenten en die kwamen veelal uit Brabant en Limburg. Zij keerden na hun studie terug om ‘thuis’ te gaan werken. Alhoewel menig opleider het leuk vindt om op een terugkomdag terug te gaan naar de voormalige studentenstad, werd ook steeds gevraagd naar onderwijs op locatie. Daarnaast vroegen organisaties in de regio aan Nijmegen 1 HAB Eindhovengroep voor de huisartsopleiding Nijmegen om hetzelfde om de opvolging in de regio te borgen. Bijna een kwart van de huisartsen in Zuidoost-Brabant is ouder dan 60 jaar. Er zijn in die regio straks veel nieuwe huisartsen nodig. Hoe kun je deze beter interesseren voor en binden aan een regio dan daar ook de opleiding aan te bieden? Zo heeft Nijmegen besloten om ook naar Eindhoven te komen. Maximaal 25% van de groepen (dat zijn er vier) gaat in Eindhoven plaatsvinden. Ter vergelijking: Maastricht heeft daar 50% oftewel negen groepen zitten. Logisch dat Maastricht met Joost Dormans als locatiemanager voor twee dagen vanuit de SBOH de logistieke kar trekt in Eindhoven. De huisartsopleiding in Nijmegen is anders georganiseerd dan die in Maastricht. In plaats van drie opleidingsjaren kent Nijmegen twee opleidingsfases: 23 op één lijn 54

op één lijn 54 Docenten 1e fase (de eerste jaars aios) Eindhoven vlnr: Eric Aalsma, Thea Toemen, Docenten 2e fase Yvon Siebelink en Hans van Gestel Fase 1 bestaat uit het eerste huisartsenjaar en een klinische stage van een half jaar. Fase 2 bestaat uit een tweede huisartsenjaar en stages van drie maanden bij respectievelijk GGZ en CCZ. Gedurende die fases blijven de aios in dezelfde onderwijsgroepen. In Maastricht is dat anders: daar worden voor elke stage nieuwe onderwijsgroepen gemaakt. Onze docenten (zie foto’s) zijn enthousiast: Yvon Siebelink en Hans van Gestel (2e fase) en Eric Aalsma, Thea Toemen , Petra Wopereis en Alfons Olde Loohuis (1e fase ). Het is een kans om met docenten van een andere huisartsopleiding te kijken waar we met behoud van onze ‘couleur locale’ kunnen uitwisselen en samenwerken om zo elkaars sterke punten kunnen benutten. Wat maakt Eindhoven voor ons aantrekkelijk? De regio Zuidoost-Brabant is met Eindhoven tegenwoordig een booming regio in Nederland, dat weten we allemaal. Denk aan Brainport waar vanuit de Technische Universiteit en bedrijven als Philips en voorheen chipfabrikant NXP een bakermat is ontstaan voor veel start ups, ook op medisch gebied. Het bruist in Eindhoven: op Strijp-S tijdens de Dutch Design Week in oktober, tijdens de lichtweek ‘Glow’ in november en op de vele (muziek)festivals en andere activiteiten. De regio is aantrekkelijk voor jonge ondernemende mensen (en voor de partners van onze aanstaande huisartsen?). Ook binnen de (eerstelijns)gezondheidszorg loopt de regio Zuidoost-Brabant mee voorop. In ons gebouw Strijp-Z zit ook een aantal verschillende eerstelijnsorganisaties: hoe goed gefaciliteerd wil je het hebben? Onze aios kunnen meekijken op allerlei gebieden van het vak en hier en daar hun steentje bijdragen, bijvoorbeeld in korte stages. Het geeft ons mogelijkheden voor onderwijs (kaderhuisartsen), stages, onderzoekjes en ideeën die we ook voor onze opleiding en aios in Maastricht en Nijmegen kunnen gebruiken. Voor de samenwerking met en inbedding in de regio trekken we samen de kar. Hiervoor hebben de opleidingen en organisaties regelmatig om de tafel gezeten. Daarna hebben Elsje van Beek, huisarts Eindhoven/juniordocent Nijmegen en Paul Schrijver, huisarts Eindhoven/docent Maastricht concrete mogelijkheden geïnventariseerd. Petra Wopereis, Alfons Olde Loohuis Enkele voorbeelden die gerealiseerd zijn of in de opstartfase zitten Een aios met extra interesse in cardiologie participeert in een mooi transmuraal project over hartfalen van huisartsen en specialistenen. Twee aios gaan binnenkort een workshop geven op het KOH2 congres voor doktersassistenten. Begeleiding van (intervisie) groepen van jonge huisartsen wordt via Stichting KOH aangeboden. Binnen de Huisartsen Kring Zuidoost-Brabant wordt momenteel serieus werk gemaakt van het oprichten van wagro’s (waarneemgroepen). Vanuit het Palliatief Netwerk Zuidoost-Brabant is een aios betrokken bij transmurale scholingen over de levenseinde problematiek. Het huisartsenlaboratorium “Diagnostiek voor U” draagt met haar uitgebreide samenwerking met huisartsen bij aan versterking van de eerstelijnszorg. Een docent van de opleiding droeg bij aan een Diagnostisch Toets Overleg module, die nu uitgerold wordt bij alle huisartstoetsgroepen in de regio. Last but not least: de zorggroepen in de regio (SGE, POZOB, DOH en Elan) werken graag samen. De SGE heeft gefaciliteerd in onze nieuwe behuizing. Bij POZOB en DOH lopen projecten over persoonsgerichte zorg door de praktijkondersteuner (en de huisarts) met docenten van de huisartsopleiding. Met innovatie- en organisatieprojecten timmeren deze Zuidoost-Brabantse zorggroepen ieder op eigen wijze aan de weg. Zij willen graag met hun kaderhuisartsen en expertise bijdragen aan ons onderwijs en aios de kans geven om deel te nemen aan hun activiteiten. Kortom, een uitdaging om met onze opleidingen Maastricht en Nijmegen alle mogelijkheden te benutten. En daarmee aan onze ‘moederinstituten’ bij te dragen. Wie eens wil komen kijken op onze mooie locatie is van harte welkom. 2 Stichting Kwaliteit en Ontwikkeling Huisartsenzorg, zie www.stichtingkoh.nl Op 28 juni 2016 is er een ontmoetingsdag ‘met de regio’. Huisartsen in opleiding uit Maastricht en Nijmegen ontmoeten eerstelijnsorganisaties en ziekenhuizen in Zuidoost- Brabant. Tijd: 13.30-17.00 uur in Strijp-Z. Dagvoorzitter is Thea Toemen. Info: thea.toemen@gmail.com 24

1 e uitgave 2016 Weten is Eten Nieuwe richtlijn Gezonde Voeding. Alweer? DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID Patiënten verwachten dat huisartsen met hen over voeding praten. Ze vinden huisartsen de beste bron voor voedingsinformatie en geven hoog op van hun betrouwbaarheid, deskundigheid, toegankelijkheid en duidelijkheid (Huisarts Wet 2007;50(4):155-8). Ja ja… Huisartsen zelf zien zich niet zo terug in het door hun patiënten geschetste ideaalbeeld. Een niet genoeg te prijzen houvast is dan heel vaak Thuisarts.nl. Het hoofdstuk “Ik wil gezond eten” helpt patiënt èn huisarts een heel eind verder. Maar het is voor het laatst bijgewerkt in september 2015, en op 4 november publiceerde de Gezondheidsraad alweer nieuwe richtlijnen voor gezonde voeding! Het Voedingscentrum vertaalt deze richtlijnen nog steeds in de Schijf van Vijf, de nieuwe is zojuist in maart 2016 aangeleverd. Naast de oude, vertrouwde adviezen (veel groente en fruit, minder zout, meer vis dan vlees, gezonde vetten, zuivelproducten enz.) wijzen we onze patiënten vanaf nu ook op het nut van meer peulvruchten, dagelijks een handje ongezouten noten, dagelijks thee, alleen gefilterde koffie , minder vruchtensappen (suiker!) en liever geen alcohol. Nou, daar kan ik in de keuken toch wel wat mee, althans grotendeels. Nu de beginnende lente bij mij het verlangen naar zomerse dagen al iets begint los te woelen, neem ik een voorproefje met deze Spaanse vissoep van Jamie Oliver: veel groente, olijfolie, peulvruchten, vis en zeevruchten, wat zuivel en geen toegevoegd zout. Alleen een glaasje verdejo kan ik er niet bij laten staan. Of twee…. Spaanse vissoep: Doe 1 ui, 1 venkelknol, 1 dikke wortel, 1 stengel bleekselderij en 2 knoflooktenen, alles in snippers, plakjes en blokjes, in een grote pan met 2 eetlepels olijfolie. Bak ze zacht in 12 – 15 minuten, de laatste paar minuten een theelepel paprikapoeder erbij. Rasp intussen de schil van een biologische sinaasappel (een vleugje Valencia!) en snij 5 tomaten in blokjes (of maak een blikje open) en voeg alles bij de groenten. Meteen 2 liter visbouillon erbij (mag van blokjes) en aan de kook brengen. Snij nu een kilo stevige vis in stukken van ongeveer 3 centimeter. Bijvoorbeeld kabeljauw en/of roodbaars en/of zeeduivel. Voeg zo’n handig bakje gemengde zeevruchten bij de soep en laat dit 5 minuten meekoken op laag vuur. Oh ja, doe er nog 8 grote tijgergarnalen of gamba’s bij, samen met 440 gram kekererwten uit blik. Serveren in mooi servies, met geroosterde stukken brood en (zelfgemaakte) aïoli. Zet er een bak geraspte manchego-kaas bij. Verantwoord smullen volgens de nieuwe voedingsrichtlijnen! 25 op één lijn 54

op één lijn 54 1 e uitgave 2016 In de leer “Succes hè, doc” DOOR KOEN VAN HELMOND, EERSTEJAARS AIOS Met verbijstering heb ik gekeken naar de inmiddels veelbesproken documentaire over de Levenseindekliniek, die onlangs op de publieke omroep werd uitgezonden. Voor degenen die het niet gezien hebben; het is de moeite waard om dit nog eens terug te kijken. Ook de hieraan gelieerde documentaire over de totstandkoming van de euthanasiewet, met als groot voorvechtster wijlen oud-minister van Volksgezondheid Els Borst, is een aanrader. Het is niet mijn intentie om in deze column een betoog te houden voor of tegen euthanasie, want daarvoor is dit niet het juiste medium. Daarbij is het ieders eigen keuze om, al dan niet vanuit persoonlijke overtuiging, mee te werken aan euthanasie of niet. Wat ik echter wel hoop is dat wij, als huisartsen en huisartsen in spe, met elkaar en met de patiënten de dialoog aan gaan. We verkeren namelijk in ons kleine kikkerlandje in de unieke positie dat euthanasie onder strikte voorwaarden gelegaliseerd is. Ik pleit ervoor dat we ons bewust zijn van deze mogelijkheid in de Nederlandse wetgeving en hier zorgvuldig mee omgaan. Na deze ietwat zware introductie wil ik het nu over het wel en wee van een eerstejaars aios hebben. Onlangs hebben we de jaarlijkse videotoets/consulttoets in moeten leveren ter beoordeling van de communicatieve vaardigheden. In tegenstelling tot de voorgaande jaren waren het dit keer geen 40 consulten waaruit 6 willekeurige werden gekozen, maar ging het om een selectie van je beste werk. Uren hebben ik opnamen teruggekeken om de selectie van de 6 beste te maken en uiteindelijk met een gunstig eindresultaat. Moeilijkheid was nog wel de voorwaarde dat het 6 verschillende ICPC-categorieën moesten zijn, waaronder 1 psychisch consult. Deze laatste categorie patiënten komt al liever bij de eigen dokter, maar zijn sporadisch ook bij de aios in de spreekkamer te vinden. Helaas blijkt aldaar dat ze liever geen toestemming voor een video-opname, waardoor je als aios achter het net vist. Ik had ditzelfde probleem terwijl de deadline met rasse schreden naderbij kwam. Tja, hoe moest ik dit nou gaan oplossen? Met mijn opleider besprak ik de penibele situatie en hij stelde voor om Harry* wat eerder te laten komen. Harry is een drank- en drugsverslaafde man van rond de 30 jaar oud die al enkele keren bij mij op het spreekuur is geweest. Hij is uitvoerig bekend geweest bij verslavingszorg en meldde zich enkele maanden geleden bij mij om te vertellen dat hij merkte dat hij steeds meer aan het gebruiken was. Harry schildert niet alleen graag, maar hij praat ook graag en is wat dat betreft een prettige gesprekspartner. Door de verscheidene consulten was er sprake van een beginnende vertrouwensband in de arts-patiënt relatie. Harry zou de week erop pas komen voor een vervolgconsult, maar was op mijn verzoek wel bereid om een week eerder te komen en vond video-opnamen geen bezwaar. Na een “succes hè, doc” begon het consult en al na 5 minuten wist ik dat dit een consult werd wat waardeloos was. Geen structuur, geen hulpvraag, geen duidelijk plan, etc. Uiteindelijk heb ik het, met wat tekst en uitleg over de context, toch ingeleverd op hoop van zegen. De beoordelaar vond het prettig dat ik een psychisch consult erbij had gedaan, maar heeft zijn oordeel vooral gevormd op de andere 5 consulten. Gelukkig! Met een gunstige uitslag en een “er moet nog wel een hoop ontwikkeld worden” ga ik vol goede moed aan de slag met mijn leerpunten. We komen er uiteindelijk wel! En Harry…..Harry meldt zich over enkele weken wel weer een keer. *Harry is een fictieve naam. 26

1 e uitgave 2016 In de leer To bare or not to bare1 DOOR ELEANA ZHANG, EERSTEJAARS AIOS Het is opvallend hoe vaak het kindervraagstuk ter sprake komt binnen de huisartsenopleiding. Wel of niet? Wanneer? En hoe combineer je dat met een carrière en duizend andere dingen? Als ik zou zeggen dat ik precies weet wat voor praktijk ik later wil, hoeveel ik wil werken, wanneer ik kinderen wil krijgen en hoeveel, en ook hoe ik dit alles moet combineren met een rijk sociaal leven, sporten, hobby’s, persoonlijke ontwikkeling, reizen etc. en dat ik nóóit last heb van twijfels over wat ik moet kiezen… dan lieg ik. Tegenwoordig worden we overspoeld met mogelijkheden. In plaats van, zoals vijftig jaar geleden, te kiezen tussen twee opties, worden wij geacht te weten wat uit een palet van honderd verschillende dingen het beste voor ons is. Het komt dan ook niet uit de lucht vallen, dat het aantal gefrustreerde twintigers en dertigers exponentieel toeneemt. We worden er tot op het pathologische af aan herinnerd, dat onze meest vruchtbare periode (voor de dames evenals voor de heren) reeds achter ons ligt en dat het toch echt wel tijd wordt om te baren. Zelfs de enkeling die puur in het moment leeft en nog niet volop toekomstplannen maakt, wordt gedwongen om te overdenken of hij/zij al dan niet aan recyclebare luiers toe is. Het is net een draaikolk waar je in wordt gezogen, als je niet oppast. Je werkgever benadrukt het, je hele vriendengroep lijkt te bezuinigen op anticonceptie en zelfs de patiënten die je onbevangen in je spreekkamer uitnodigt, laten er geen gras over groeien. Zo zag ik een kindje met hoestklachten. De moeder was zelf huisarts en vroeg me geïnteresseerd hoe het met de opleiding ging. Vervolgens stak ze geheel ongevraagd een epos af over haar eigen opleidingstijd: ze werd in de eerste maand van haar opleiding bezwangerd van haar eerste kind, om dat proces twee jaar later nog eens te herhalen. Terwijl ze uit de doeken deed hoe goed ze het allemaal had geregeld, drukte ze me op het hart dat ik écht hetzelfde, ‘superhandige’ procedé moest volgen. Intussen begon het resultaat van haar inspanningen voor mijn neus de hele praktijk bij elkaar te krijsen: een anticlimax van het kaliber Grieks drama. Na een hele reeks van gelijksoortige adviezen van ouders van patiëntjes, ging ik me toch maar afvragen wat ik nu wil. Gelukkig was daar Het dertigersdilemma: een boek dat belooft bijna alle aspecten van het leven van een dertiger te behandelen, gevolgd door praktische tips. Als wetenschapper heb ik het uiteraard niet erg op de psychobabbles uit zelfhulpboeken, maar vriendlief werd toevallig bijna dertig en een paar dagen eerder had hij met wat gemompel laten blijken, dat hij daar toch wat moeite mee had. Tien minuten later liep ik met een plastic tas met het boekje over straat - onder het mom dat het voor hém bedoeld was uiteraard. Volgens het boek kampt zo’n drie kwart van de hoger opgeleide dertigers met dilemma's rondom carrière, relaties, kinderen en huis. Het gepieker over de talloze keuzemogelijkheden en de weerstand tegen het beslissen, heeft zelfs de term quarterlife crisis de wereld in geholpen. Vroeger kwamen de existentiële vragen rond het vijftigste levensjaar; nu hebben wij als twintigers en dertigers al last van deze premature overgang. Maar volgens het boek kunnen we het beslissen ook niet uitstellen, omdat we dan het gevaar lopen, dat we de boot missen. De gepresenteerde cijfers over ongewenste kinderloosheid liegen er niet om. Na het schetsen van deze rampscenario’s volgt er echter een gapend hoofdstuk in het boekje, waarin ‘tips’ worden gegeven waar ik persoonlijk niet veel wijzer van werd. In een zich voortzettende staat van vertwijfeling, bezocht ik enkele weken later tijdens de visiteronde de heer en mevrouw M. Beiden zijn de negentig gepasseerd, maar nog even kwiek en scherp van geest alsof ze nog geen vijftig zijn. Ze vertelden, dat ze in hun tijd niet veel te kiezen hadden, “maar je maakt je eigen mogelijkheden”. Ondanks de wens van de ouders en de maatschappelijke maatstaven van die tijd besloten ze maar één kind te nemen, terwijl zussen en broers met niet minder dan een dozijn nageslacht thuiszaten. “Omdat dat is wat wíj zelf wilden.” Durven kiezen en doen wat goed voelt, is hun motto. Daar kan ik wel wat mee. Bovendien, waarom zien we al die keuzemogelijkheden eigenlijk als dilemma’s? Toen ik hun deur achter me dichttrok, wist ik wat me te doen staat: vieren dat ik nog alle vrijheid van de wereld heb om te kiezen. En mocht ik ooit tinnitusklachten krijgen van rinkelende eierstokken, dan zien we wel weer verder. 1 De titel is fictief en betreft "schijn-Engels" 27 op één lijn 54

op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Rubriek voor huisartsopleiders De laatste lijn van Stijn DOOR STIJN DE VRIES, OPLEIDERSCOÖRDINATOR Opleidersenquête Vorig jaar heeft meer dan de helft van de huisartsopleiders in Nederland (54% van de 2099 opleiders) meegedaan met de opleidersenquête. Hierin werden vragen gesteld over allerlei aspecten van het opleiden. De laatste opleidersenquête dateert uit 2007. De frequentie is lager dan de aios enquête. De twee hoofdvragen waren hoe vaardig opleiders zich voelen met betrekking tot de zes thema’s van het Landelijk Plan Scholing en Toetsing huisartsopleiders. De thema’s zijn: 1. Eigen expertise overdragen 2. Een leeromgeving van de praktijk maken 3. Inhoudelijk begeleiden 4. Toetsen en beoordelen van de aios 5. Begeleiden van het leerproces van de aios 6. Persoonsgericht begeleiden Het scholingsplan is te vinden op www.huisartsopleidingnederland.nl. Daarnaast werd per thema gevraagd in welke mate men zich ondersteund voelde door het eigen instituut. De resultaten zijn uitgesplitst per instituut waardoor je meteen kunt zien hoe Maastricht scoort ten opzichte van de andere opleidingen. “Wij” doen het over het algemeen goed, net als andere instituten. De verschillen tussen de instituten zijn niet groot 28 voor de meeste items. Ik noem enkele punten die mij zijn opgevallen: Maastrichtse opleiders voelen zich goed ondersteund bij het helpen van de aios om zich als persoon in de beroepssituatie te ontwikkelen en bij het omgaan met aios met afwijkende standpunten, stijl en manier van werken. Bij “zich vaardig voelen in het toetsen en beoordelen van de aios” scoren we laag in vergelijking met elders. Hoe dat komt, zijn we nog niet achter, het was een verrassende uitkomst voor ons. In vergelijking met andere instituten is er bij ons vaker (slechts) één opleider per praktijk met hulp van collegae die geen erkend opleiders zijn (“maatjes”). Het doet me goed om te zien dat de opleiders uit Maastricht het hoogst scoren bij “voldoende contact en uitwisseling met de opleiderscoördinator” evenals bij het belang van de terugkomdagen voor opleiders. De waardering voor onze voortgangsgesprekken is hoog. We scoren laag bij het “bijwonen van een patiëntencontact van de aios gevolgd door een nabespreking”. Dit bleek eerder al uit de aios-enquête en daar wordt momenteel aan gewerkt (verbeterplan HAO-team). We menen zelfs dat het al aan het verbeteren is. Opleiders uit Maastricht vinden dat dat er bij de koppeling voldoende rekening wordt gehouden met hun voorkeuren. Ze vinden ook dat de rol van de regionale opleidersvereniging binnen het instituut voldoende is, in tegenstelling tot andere instituten. Tot slot, het responspercentage was het hoogst voor Maastricht. Voor degene die de tabellen zelf wil bekijken: www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/ huisartsopleiding_peiling_2015.pdf Wij gebruiken de gegevens om sturing te geven aan ons beleid met betrekking tot scholing. Parttime werkende aios en opleiders Rond 30% van onze aios doet de opleiding parttime. Bij de meest voorkomend variant is de aios drie dagen per week in de praktijk in plaats van vier. De opleidingstijd wordt op een later moment, vaak in het derde jaar ingehaald. Opleiders werken ook regelmatig parttime en bij die combinatie kan het voorkomen dat beiden elkaar maar twee dagen per week zien. Dat is te weinig voor het leren van een vak waarbij continuïteit van zorg een van de hoofdkenmerken is.

1 e uitgave 2016 Daarom, voor opleiders die parttime werken: Als je een kennismakingsgesprek hebt met een aios, vraag dan of de aios in deeltijd wil werken. Als het antwoord ‘ja’ is, geef dan aan op welke dag(en) je er niet bent. Om te zorgen dat de gelijktijdige aanwezigheid in de praktijk van opleider en aios maximaal is, dient dat afgestemd te worden. Ik vind dat de aios daarbij bereid moet zijn om te schuiven met haar/zijn vrije dag om gelijktijdige aanwezigheid te maximaliseren. Certificering Een van de erkenningseisen voor een huisartsopleider is dat hij zijn praktijkvoering heeft laten toetsen via een door de beroepsgroep erkende methode. De RGS, de erkennende instantie, is met die eis lankmoedig omgegaan: bij veel opleiders is de erkenning verlengd, zonder dat de praktijk geaccrediteerd was. De RGS heeft nu vastgesteld hoe ze hiermee zal omgaan. De opleider zal uiterlijk per 1 januari 2019 aan moeten tonen, dat in de voorafgaande erkenningsperiode met de praktijktoetsing is begonnen of dat de toetsing heeft plaatsgevonden. Praktisch gezien houdt dat in dat als de lopende erkenning als opleider eindigt vóór 1 januari 2017 en de toetsing van de praktijkvoering in de afgelopen erkenningsperiode niet heeft plaats gevonden of als de opleider er niet daadwerkelijk mee begonnen is, de erkenning éénmalig verlengd wordt voor de duur van twee jaren (in plaats van de gebruikelijke vijf jaar). Aan deze verlenging is de voorwaarde verbonden dat de opleider voor de vervaldatum de toetsing heeft laten uitvoeren of er daadwerkelijk mee gestart is. Het einde van de gedoogperiode komt dus in zicht. Sinds medio 2015 zijn er meer instanties erkend die de praktijkvoering mogen certificeren. Voorbeelden zijn: TÜV, DEKRA en HaZo24. De opzet van de NPA- praktijkaccreditatie is de laatste jaren veranderd, niet zo vreemd gezien het gegeven dat men niet langer het monopolie op praktijkaccreditatie bezit. Een overzicht van de huidige aanbieders is te vinden op de site van de Landelijke Huisarts Opleiders Vereniging (LHOV), zie www.lhov.nl. De laatste jaren ligt de aansturing en de begeleiding van certificeringstrajecten (toetsing en borging van de kwaliteit) in handen van zorggroepen, daar moet je je ook als huisarts aanmelden. Centrale kwaliteitsmedewerkers overzien de stand van zaken in die regio. Voor de Limburgse opleiders is het goed om te weten dat alle Limburgse zorggroepen HaZo24 aanbieden. Vaak vindt de begeleiding van het certificeringsproces plaats in groepen van huisartsen. Omdat het in ons belang is dat onze opleiders gecertificeerd zijn, gaan we in overleg met de diverse zorggroepen om te zien of en hoe wij kunnen samenwerken en of faciliteren. Er is nog voldoende tijd om het proces te doorlopen. Mijn advies aan jullie is om contact op te nemen met diegene in je zorggroep die certificering onder haar hoede heeft. Veranderingen in het Opleidersteam Dit jaar nemen twee mensen uit het opleidersteam afscheid om een goede reden, te weten hun pensioen. Het gaat om Jos Sleijpen in december 2016 en mijzelf in juni van dit jaar. We hebben deze gelegenheid gebruikt om het team te evalueren. De uitkomst is dat mijn fulltime functie zal worden overgenomen door 2 parttime collega’s van wie er een zich vooral bezig zal houden met de opleiders en de ander vooral met het opleiderscurriculum. De sollicitatierondes vinden binnenkort plaats. Daarbij bestaat de wens om het team ook te versterken met actieve opleiders. Ik zal dat vanuit Roermond met interesse volgen zoals jullie zullen begrijpen. Dit is dus ook mijn laatste Lijn Het ga jullie allen goed. Ga vooral door met het opleiden van onze opvolgers. Dat dienen goede vaklui te worden en ook dienen ze -mede door jullie- voorbereid te worden op de rol van de huisarts van 2022. Zie daarvoor de LHV toekomstverkenning 2022, www.lhv.nl/uw-beroep/toekomstvisie-2022. Niet tot de volgende keer dus, opmerkingen en vragen zijn welkom (tot 7 juni): stijn.devries@maastrichtuniversity.nl telefoon: 043-3882993 29 op één lijn 54

op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Ex aios: hoe vergaat het ze? De toekomst op een Kubus DOOR JOLANDA VERSTRATEN, HUISARTS IN PANNINGEN professionals op die gebieden. Maar wellicht ook een stap verder. Zou het mogelijk zijn om daadwerkelijk gezonde voeding aan te bieden voor specifieke doelgroepen. Ik wilde graag de mening weten van mijn huidige patiënten. Creativiteitsversneller Ik wilde op een leuke manier een klein onderzoekje opzetten om te zien waar de behoeften van patiënten liggen. Daarom had ik een creativiteitsversneller nodig. Ik zocht wederom contact met een ondernemer, een ontwerpster, en liet kubussen maken zodat patiënten me konden vertellen en konden opschrijven waar zij behoefte aan hadden. Uitgaande van mijn globale bedrijfsplan had ik inmiddels drie pijlers waarop mogelijk verbeteringen konden plaatsvinden. Na het behalen van mijn huisartsdiploma ligt mijn toekomst in zekere zin weer open. Het biedt me in ieder geval nieuwe kansen. Kansen om origineel, inventief en daadkrachtig te zijn. Veel ondernemers die ik ken zijn erg creatief. De afgelopen jaren combineerde ik mijn opleiding met een eigen bedrijf en sport. Door de sport en het werken in een bedrijfsverzamelgebouw kwam ik snel in contact met ondernemers. En als afgestudeerd huisarts ben je immers ook ondernemer. Bedrijfsplan Waar wil je over vijf jaar staan? Wat doe je als zich 6000 patiënten bij je willen aanmelden? Schrijf daarop gericht een bedrijfsplan en we willen je wel helpen aldus de ondernemers die ik aansprak. Ik begon bij mijn eigen uitgangspunten, hoe werk ik zelf prettig? Ik wil gezond zijn, blijven sporten, lekker eten en goede koffie drinken. En als ik dat wil, willen anderen dat dan ook? Toekomst in preventie Mijn voorliefde voor (klachten van) het bewegingsapparaat wilde ik combineren met een aanbod voor preventie door het aanreiken van kennis over een gezonde leefstijl. Middels workshops, lezingen of door het aantrekken van andere 30 Leuke gesprekken Ik wilde graag weten hoe organisatie, communicatie en excellente zorg verbeterd konden worden. Per onderwerp liet ik een kubus maken. Het was even spannend of mensen daadwerkelijk iets op mijn kubussen zouden schrijven. Het resultaat was echter overweldigend. Het leverde nieuwe inzichten op en leuke gesprekken. Mijn enthousiasme groeide. Naar de praktijk De inventarisatie fase is nog niet helemaal afgerond. Direct na mijn afstuderen ben ik als waarnemer gaan werken in mijn opleidingspraktijk van het derde jaar. Ik heb de toestemming gekregen daar nu ook mijn kubussen te plaatsen. Daarna zal ik de vertaalslag naar de praktijk moeten gaan maken. Grote haast heb ik niet, de komende tijd wil ik nog graag gebruiken om mijn persoonlijke record in de atletiek aan te scherpen. Jolanda Verstraten • September 2015 afgestuurd als huisarts aan Huisartsopleiding Maastricht • 3-voudig Nederlands Kampioene 3000m steeple. Diverse deelnames aan EK • Bedrijf: Verstraten Medico • Website: www.jolandaverstraten.com/medico • Twitter: @jolanda_medico

1 e uitgave 2016 Vaardighedencarrousel bestaat 15 jaar! Op naar Eindhoven met de fantomen DOOR PAUL SCHRIJVER, DOCENT HUISARTSOPLEIDING EN HUISARTS IN EINDHOVEN De vaardighedencarrousel is inmiddels een begrip in Maastricht. Een strak geregisseerd, educatief programma, waarin eerstejaars aios een zestal vaardigheden doorlopen. Ze worden geobserveerd door huisartsopleiders of derdejaars aios. Al 15 jaar is dit een, door aios en observatoren, zeer gewaardeerd onderdeel van de opleiding. Het is telkens een geweldig karwei om alles in kannen en kruiken te gieten. Logistiek is het een enorme puzzel. Vooral de medewerking van OBP is hierin onmisbaar. We maken gebruik van heel veel mensen: Huisartsopleiders, derdejaars aios, eerstejaars aios, HAB’s en simulatiepatiënten. Deze moeten allemaal op tijd zijn en er moet vooral niemand ziek worden of in de file staan. De carrousel beslaat een zestal verschillende vaardigheden. Denk bijvoorbeeld aan het plaatsen van een spiraal (Mirena en T-Safe), het injecteren van een schoudergewricht, en de anamnese en onderzoek van schouder of knie. Van al deze vaardigheden zijn Praktijk Scorings Lijsten aanwezig (te downloaden via site www.huisartsopleiding.nl, kopje toetsing, kopje vaardighedentoetsen). Deze lijsten worden gebruikt door de observatoren om feedback te geven aan de AIOS. Vooral voor vaardigheden zoals het onderzoek van schouder en knie zijn simulatiepatiënten onmisbaar. Het is fantastisch om te werken met simulatiepatiënten. Zowel met de professionele simulanten van het Skillslab als de scholieren van een plaatselijke middelbare school. We betrekken deze scholieren bij de carrousel, omdat we het belangrijk vinden om te laten zien hoe een onderdeel van de opleiding tot huisarts eruit ziet. We kiezen scholieren, die geïnteresseerd zijn in gezondheid en geneeskunde. Ze worden door ons goed getraind in hun rol, een week vóór de carrousel. Erg leuk om te zien hoe ze deze rollen met enthousiasme spelen! Na één carrousel van anderhalf uur gaan de scholieren met een presentje naar huis en worden ze afgelost door twee nieuwe collega-scholieren. Op 21 april 2016 is de eerste vaardighedencarrousel in Eindhoven! Een unicum! Weer een nieuwe uitdaging erbij. Krijg maar eens alle fantomen van Maastricht naar Eindhoven. Volgens ondersteuner Kirsten Ritter is dat geen probleem. We zijn nu druk bezig in Eindhoven een nieuw netwerk voor simulatie-scholieren te regelen. Er zijn al gesprekken gaande met een middelbare school aldaar. De school reageerde erg enthousiast, dus dat zal wel lukken. Na elke carrousel gaan we flink aan de slag met alle evaluaties van observatoren en aios. Deze evaluaties leiden telkens tot kleine of grote veranderingen in de carrousel. Zo hebben we het station refractioneren eruit gehaald, omdat dit uit de NHG standaard is verwijderd. We hebben dit station vervangen door blaaskatheteriseren. In 15 jaar heeft de carrousel zich op deze manier ontwikkeld tot een professioneel en zeer gewaardeerd onderwijsmoment voor de aios. Zonder Kirsten Ritter, Arie de Jong en onze voorgangers (waaronder Frie Bekkers en Lilian Keijzer-Bors!) was de carrousel nooit geworden wat hij nu is. 31 op één lijn 54

op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Column Lotte DOOR T.E. GRIJS Een eerste ontmoeting met bepaalde mensen vergeet je nooit. Zo ook niet mijn eerste ontmoeting met Lotte. Ik was pas enige maanden bezig in mijn leven als dorpsdokter. Het zal een ochtend geweest zijn in het vroege voorjaar van 1980, ik vroeg in een gevulde wachtkamer naar de volgende patiënt, mevrouw Erhardt. Een afsprakenspreekuur kenden we in die tijd nog niet, de assistente legde de groene kaarten op mijn bureau op volgorde van binnenkomst van de patiënten in de wachtkamer. De kaart van mevrouw Erhardt bestond uit een pakketje van een viertal kaarten en ik had met een snelle blik gezien dat ze 53 was. Op mijn vraag stond ze op en kwam naar mij toe, tot in de puntjes verzorgd, ogend als begin veertig en heel mooi. Ze stak me een hand toe en zei kortaf “Lotte”. Ik liep voor haar uit naar de spreekkamer. Zachtjes voelde ik een klopje op mijn schouder: “Junger Herr, ein Herr lässt eine Frau vorgehen”, merkte ze fijntjes op en liep langs me de kamer in. Na deze bijzondere kennismaking heb ik haar in ruim dertig jaar vaak gezien. Zo’n twee tot drie keer per maand zat ze wel in de spreekkamer met klachten die geregeld van tractus wisselden, maar meestal in de buik gesitueerd waren. Voor de meeste klachten kon ik geen somatische verklaring vinden en kon haar ook niet overtuigen van de afwezigheid ervan, waardoor ze geregeld bleef aandringen op nader specialistisch onderzoek. En als ik haar dat al niet in Nederland gunde, stak ze snel de grens over waar het toch heel wat makkelijker was om in het specialistisch circuit rond te gaan. Van SCEGS had ik in die tijd nog niet gehoord, maar was toch al overtuigd van de noodzaak om te exploreren naar emoties en sociale omstandigheden in heden en verleden. Mondjesmaat gaf ze informatie prijs. Ze woonde alleen in een woningwetwoning in het dorp, ze had één zoon, die inmiddels het huis had verlaten. Na toch al een aardig aantal contacten was ze bereid om me iets mee terug te nemen in de tijd. Ze was geboren in Berlijn. Haar vader was gesneuveld in de Blitzkrieg in Polen, vijf jaar later onderging haar broer eenzelfde lot in Normandië. Ze bleef met haar moeder achter in Berlijn, waaruit ze in 1948 vluchtte naar het vrije westen en na de nodige omzwervingen kwam ze in Aken terecht. Hier vond ze haar man en een jaar later kwam hun zoon ter wereld. Van haar man ontbreekt vervolgens elk spoor in haar verhaal, “er ist fort”, verder kreeg ik er niets uit. 32 Jaren later, ze was inmiddels de zeventig gepasseerd, kreeg ik een telefoontje van de orthopeed, waar ze voor heupklachten onder behandeling was. Bij bloedonderzoek bleek de TPPA positief. Bij de “orthopedisch” voorzichtige exploratie had ze ziedend uitgeroepen: “Ich habe total nichts mit Männer, Männer sind Wölfe” en was de deur uitgevlogen. Met de nodige omzichtigheid zonder verder iets te weten te komen over eventuele bron heb ik haar naar de dermatoloog gekregen. In de jaren hierna takelde ze langzaam steeds verder af, haar hart en longen konden het lichaam alsmaar minder ondersteunen en ook het bewegingsapparaat begon haar behoorlijk in de steek te laten. In die tijd kwam ze al nooit meer in de praktijk en bezocht ik haar geregeld in haar woninkje. Telkens werd mijn aandacht getrokken naar een foto op het dressoir. Twee vrouwen Unter den Linden in Berlijn, een oudere en jongere versie van eenzelfde uitgave, waarvan de jongste zo uit de Babelsberg studio’s in Potsdam afkomstig leek te zijn. Bij een van de bezoeken begon ze over haar naderend levenseind. Ze stopte me een wilsverklaring in mijn hand en zonder verdere omhaal drong ze aan: “Wenn die Zeit kommt, haben Sie mich zu töten, Sie sollen Hermine töten, ich weiß dass Sie das tun können, sprechen Sie nur mit meinem Sohn. Ze wilde verder geen toelichting geven en totaal verbluft verliet ik het huis, in verwarring door haar koude bevel en de naam die ze noemde. Het gesprek met haar zoon was kort, op zijn achttiende was hij het huis uitgegaan, hij had weinig contact met moeder. Hij omschreef haar als een goed zorgende, maar gevoelskoude vrouw, een knuffel kon er nooit vanaf. Zij had heel wat relaties gehad, die echter nooit langer dan een week geduurd hadden. Na het neerleggen van mijn praktijkwerkzaamheden verloor ik Lotte uit het oog en hoorde later dat ze was opgenomen op de gesloten afdeling van het verzorgingshuis. Op oudejaarsavond kwam ik langs het huis. Terwijl her en der al heel wat vuurwerk werd afgeschoten, besloot ik even binnen te wippen en vroeg naar mevrouw Erhardt. Daarginds zit ze, wees de verzorgende, ze heeft al een tablet gehad, maar ze kalmeert maar niet. Ik liep naar haar toe, bevend over haar hele lijf zat ze in een hoekje voor het raam, helemaal in zichzelf gekeerd, voortdurend murmelend: “Die Russen kommen, die Russen kommen”. Er was geen enkel contact mogelijk. Ik ging weer naar buiten, een vuurpijl spatte in een helder kleurenpalet uiteen. Die Russen kommen, april 1945, overal wraakzuchtige soldaten, een kapotgeschoten stad, een bloedmooie vrouw, een weerloze prooi voor de wolven van de Russische steppen. Ik zette de kraag van mijn jas hoog langs mijn oren op en trok de muts wat dieper in mijn ogen.

1 e uitgave 2016 All in the Family ‘Blij omdat ze kiest voor een van de mooiste vakken die ik ken’ DOOR MAXIME EN HANS ROZESTRATEN, DOCHTER-AIOS EN VADER-HUISARTS Na een jaar als ANIOS op de SEH te Roermond miste ik de continuïteit van de patiëntenzorg en was de huisartsopleiding een bewuste keuze. Maxime Ik ben opgegroeid in een medisch gezin en zal in 2017 afstuderen als huisarts. Mijn zus Fleur is momenteel in opleiding tot cardioloog en mijn oudste zus Renée is oncologieverpleegkundige. Mijn vader Hans Rozestraten is praktijkhoudend huisarts in Spaubeek, mijn moeder is hier praktijkondersteuner en -manager. De praktijk ligt aan huis en is een echt familiebedrijf, een van de assistentes werkt er al meer dan dertig jaar! Dat ik huisarts zou worden, had ik vroeger nooit gedacht. Van jongs af aan zag ik mijn vader lange werkdagen maken. Er was toen nog geen HAP en de AIOS-en sliepen tijdens diensten bij ons in huis. De praktijk aan huis vond ik in die tijd vooral leuk voor slaapfeestjes. Al sinds mijn VWO-opleiding vind ik fanatiek sporten leuk en belangrijk. Tot vorig jaar heb ik gehandbald in de Nederlandse eredivisie en momenteel rijd ik met mijn paard dressuur. Ik heb veel respect en waardering voor de zorgvuldigheid waarmee mijn vader zijn beroep uitoefent. Hij kent zijn patiënten door en door en staat altijd voor ze klaar. Nu ik af en toe spreekuur heb in de praktijk, vertellen patiënten over wat ze met mijn vader of moeder hebben gedeeld. Op deze manier hoor ik veel mooie ervaringen. Veel patiënten reageren enthousiast als ze merken dat ik de dochter ben. Enkelen zeggen dat ze hopen dat ik de opvolger word. Een patiënte, bij wie ik de eerste keer op visite kwam, reageerde meteen nadat ik me had voorgesteld: “Dan weet ik tenminste dat ik een goede dokter krijg”. Vertrouwen tussen patiënt en arts is enorm belangrijk, mogelijk heb ik hierin dus een streepje voor. Of ik de praktijk ga overnemen is een veel gestelde vraag, maar die kan ik nog niet beantwoorden. Mijn vriend Hein en ik moeten eerst beslissen waar we ons willen vestigen; momenteel is hij bezig met zijn promotieonderzoek in Utrecht. Ongeacht waar ik zal gaan werken, gaat mijn voorkeur uit naar een duo- of groepspraktijk. Op deze manier kan ik met diverse collega’s ervaringen en kennis delen. Ik kijk met veel vertrouwen en enthousiasme uit naar mijn toekomst als huisarts. Hans Zoals Maxime al schreef, hebben onze kinderen het medische vak genetisch meegekregen. Toen Maxime vertelde dat ze huisarts wilde worden, was ik enerzijds verbaasd, anderzijds ook blij. Verbaasd, aangezien ik deze beroepskeuze nooit bewust gestimuleerd heb, blij omdat ze kiest voor een van de mooiste vakken die ik ken. Een vak met heel veel mogelijkheden waar ze zelf invulling aan kan geven. Natuurlijk spreken we ook wel eens over praktijkovername. Dit is vooralsnog onduidelijk en hangt onder andere af van de toekomstige arbeidssituatie van haar vriend. Het lijkt me prachtig om nog enkele maanden tot een jaar de praktijk samen te doen, maar daar wil ik niet te zeer op vooruitlopen. Eerst moet ze de opleiding maar eens afmaken en dan zien we wel verder. 33 op één lijn 54

op één lijn 54 1 e uitgave 2016 Gezondheidsrechtelijke kwesties Nieuwe wet, nieuwe kansen? DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE EN JURIST Wat betekent de nieuwe Wet kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg voor uw praktijk? Per 1 januari 2016 is de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) ingevoerd. Daarmee zijn de Kwaliteitswet Zorginstellingen (Kwzi) en de Wet Klachtenrecht Cliënten Zorgsector (Wkcz) komen te vervallen. Wat gaat dat voor u betekenen? Wat moet u doen om weer in de pas te lopen met deze wet? Minder administratieve lasten in het kader van “het roer moet om”? Voor praktiserende artsen zijn vooral hoofdstuk 2 (Goede zorg) en hoofdstuk 3 (Effectieve en laagdrempelige klachten en geschillenbehandeling) van belang en van directe invloed op de praktijkvoering. Hoofdstuk 1 van de Wkkgz gaat over de begripsbepalingen en de reikwijdte van de wet, waarbij opvalt dat ook solistisch werkende zorgverleners en aanbieders van andere zorg zoals cosmetische zorg en alternatieve zorg, er ook onder vallen. Goede zorg De nieuwe wet beoogt de kwaliteit van de zorg aan te scherpen en slechte en ondoelmatige zorg te weren. Daartoe is een aantal regels in de wet opgenomen; • Bij het in dienst nemen van een zorgverlener dient gecontroleerd te worden hoe deze in het verleden heeft gewerkt • De zorgaanbieder mag alleen zorg laten verlenen door zorgverleners en opdrachtnemers met wie een schriftelijke overeenkomst is gesloten1 • Voor alternatieve zorgaanbieders geldt de verplichting zorg te bieden die niet leidt tot schade of een aanmerkelijke kans op schade voor de gezondheid van de cliënt • Bij bepaalde zorgverleners kan een Verklaring omtrent gedrag (VOG) nodig zijn. Dit is het geval bij instellingen en solisten die Wlz-zorg2 verlenen en zorgaanbieders die GGZ verlenen met nachtverblijf 1 Met een overgangsregeling van een jaar 2 Wlz, Wet langdurige zorg • Werkgevers in de zorg moeten verplicht een melding doen bij de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) als een arbeidsrelatie wordt beëindigd wegens ernstige functioneringsproblemen en bij geweld in de zorgrelatie3 Kwaliteitseisen Er wordt van artsen verwacht dat ze gegevens verzamelen voor kwaliteitsdoeleinden. Er moet een systeem zijn voor veilig incidenten melden4 (VIM), waarbij nu meer dan in het verleden een wettelijke basis bestaat voor bescherming van de melder. Melden mag ook zonder toestemming van de patiënt5. Informatieplicht Er komt een uitbreiding van de informatieplicht voor artsen en andere zorgaanbieders. De patiënt dient geïnformeerd te worden over6: • De tarieven, kwaliteit en wachttijden van de zorg • De ervaringen van andere patiënten • Het al dan niet evidence based zijn van de zorg • Incidenten waarbij de patiënt een risico loopt of gelopen heeft7 • De Inspectie dient geïnformeerd te worden over calamiteiten en, anders dan onder de Kwzi, geldt dit niet alleen voor instellingen maar ook voor solistisch werkende hulpverleners (daar hoort ook bij het op voorgeschreven wijze rapporteren over het gedane onderzoek naar deze calamiteit) Effectieve en laagdrempelige klachten en geschillenbehandeling In het kader van verbeteren van zorg en wegnemen van onvrede bij patiënten, acht de wetgever een laagdrempelige klachten en geschillenregeling nodig. Het is niet langer voldoende om, conform de oude Wet Klachtrecht, een klachtenregeling te hebben en aangesloten te zijn bij een 3 Hieronder viel al seksueel misbruik 4 Met een overgangsregeling van een half jaar 5 Het is nog steeds mogelijk dat onder omstandigheden de officier van justitie beslag kan leggen op de VIM gegevens, dus 100% veiligheid is er nog steeds niet 6 Het zogenaamde recht op keuze-informatie 7 Deze plicht is sterker dan onder de WGBO, deze informatie moet ‘onverwijld’ worden gegeven, in het dossier worden opgetekend, onder vermeldingen van de betrokken personen 34

1 e uitgave 2016 klachtencommissie met een onafhankelijke voorzitter8. De aanscherping van de klachtenregeling onder de Wkkgz betreft de volgende eisen: • Een schriftelijke regeling voor laagdrempelige opvang en afhandeling van klachten • De zorgaanbieder stelt deze regeling vast in overeenstemming met een representatief te achten organisatie van cliënten • De zorgaanbieder brengt de klachten- en geschillenregeling onder de aandacht van cliënten • In de ketenzorg is een afgestemde behandeling van klachten verplicht • De zorgaanbieder is verplicht om een klachtenfunctionaris te hebben • De zorgaanbieder beslist binnen zes weken over een klacht9 • De zorgaanbieder is aangesloten bij een erkende geschilleninstantie10 die representatief is ingesteld Wat nodig was onder de Wkcz en niet meer nodig is onder de Wkkgz: • De zorgaanbieder hoeft geen klachtencommissie meer te hebben • De zorgaanbieder hoeft geen openbaar verslag van de klachtencommissie naar de IGZ te sturen Aan de slag? Heeft u al een VIM regeling? Voor die praktijken die nog geen VIM regeling hebben, is werk aan de winkel. Er is een overgangsperiode van een half jaar en per 1 juli 2016 moet de regeling werkzaam zijn en dient gerapporteerd te worden. Iedere praktijk dient alle VIM meldingen te registeren in een VIM systeem. Een incident is een niet beoogde gebeurtenis in de zorg met schadelijke gevolgen voor de patiënt. In het dossier moet informatie komen over de aard, toedracht en tijdstip van het incident en wie er bij betrokken waren. Bij overlijden11 is er een informatieplicht naar vertegenwoordigers en nabestaanden. Deze signalen over incidenten vastgelegd in een VIM systeem, moeten verdere analyse naar oorzaken van een bijna incident makkelijker en mogelijk maken. Deze gegevens zijn niet openbaar en mogen in procedures niet gebruikt worden12. Hoe zit het met uw keuze- informatie, is dat al inzichtelijk conform de nieuwe regeling? En dan de laagdrempelige klachten en geschillenregeling die per 1-1-2017 klaar moet zijn. Is er al een klachtenfunctionaris in de praktijk en is de regeling afgestemd met patiëntenorganisatie? Aansluiting bij een erkende geschilleninstantie is nog lastig omdat die er nog niet zijn. Wel is duidelijk dat deze erkende 8 Met een overgangsregeling van 1 jaar 9 Een eenmalige verlenging van 4 weken max. is mogelijk 10 De geschilleninstantie moet voldoen aan diverse eisen conform de Uitvoeringsregeling Wkkgz 11 En bij een calamiteit ook bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg 12 Alleen in uitzonderlijke gevallen mag het Openbaar Ministerie gegevens opvragen, zie ook noot 5 geschilleninstanties naast de behandeling van, de op praktijk niveau, niet opgeloste klachten, zich ook mag buigen over een schadevergoeding tot 25.000 euro! Deze onafhankelijke wettelijk erkende geschilleninstantie doet een bindende uitspraak binnen zes maanden. Knelpunten rond de nieuwe Wkkgz Behoudens de toename van de administratieve lasten voor de zorgverlener, is nog een aantal zaken niet geheel helder. Terecht heeft de KNMG een position paper13 doen uitkomen en heeft prof. mr. dr. Hendriks een artikel in het NtvG geschreven over deze nieuwe wet met vergaande gevolgen voor artsen14 waarin knelpunten en zorgen zijn neergelegd. Er zal nog een aantal zaken nader uitgewerkt moeten worden. Daarnaast is in de Wkkgz vastgelegd dat er na vijf jaar een evaluatie van deze wet zal plaatsvinden. De hoofdbezwaren van de KNMG tegen de Wkkgz waren: • De regeling ‘veilig melden’ biedt te weinig bescherming van melders tegen strafrechtelijke vervolging. Dat ondermijnt de meldingsplicht en verhindert het leren van fouten • De Wkkgz ontbeert waarborgen voor de positie van zorgverleners, die door een zorgaanbieder zijn gemeld omdat zij zijn ontslagen wegens ernstig verminderd tekortschieten in diens functioneren • Het ontbreken van minimale waarborgen voor de rechtspositie van artsen en andere zorgverleners in de klachtfase ondermijnt openheid • Met het afschaffen van de wettelijke verplichte klachtencommissie verliezen ook patiënten hun wettelijk recht op een laagdrempelige, onafhankelijke en deskundige beoordeling van hun klacht dicht bij de zorgaanbieder • De vermenging van klachten en schadeclaims bij de geschilleninstantie bevordert de claimcultuur en ondermijnt de kwaliteitsfunctie van het klachtenrecht Deze punten hebben echter niet kunnen verhinderen dat deze wet toch is aangenomen. Bij de vijfjaarlijkse evaluatie zullen deze punten ongetwijfeld terugkomen. Deze nieuwe wet, die de kwaliteit en veiligheidsregels aanscherpt en daarnaast een andere vorm van klacht- en geschillenbehandeling regelt, heeft flinke consequenties voor eerstelijnszorgverleners met een nog deels onduidelijke rechtspositie wegens het nog ontbreken van rechtswaarborgen voor aangeklaagden. Ook is er in eerste instantie weer een administratieve lastenverzwaring. Onduidelijk is wat dit gaat betekenen voor uw aansprakelijkheidsverzekering en uw rechtsbijstandverzekering. Het komende jaar zal wat dat betreft wel meer duidelijkheid komen. U kunt alvast aan de slag om uw praktijk weer aan te passen aan de eisen van de tijd. 13 Position Paper KNMG ten behoeve van plenaire behandeling wetsvoorstel Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg 17 september 2015 14 NTvG 2015; 159; A9799, 22-12-15 En toen was er de Wkkgz 35 op één lijn 54

Op één Lijn is een uitgave van: Vakgroep Huisartsgeneeskunde FHML Maastricht University Postbus 616 6200 MD Maastricht op1lijn@maastrichtuniversity.nl www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl www.familymedicinemaastricht.nl Based in Europe, focused on the world. Maastricht University is a stimulating environment. Where research and teaching are complementary. Where innovation is our focus. Where talent can flourish. A truly student oriented research university.

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
Home


You need flash player to view this online publication