0

Care and Public Health Research Institute op één lijn 57 practice what you teach Speel de HART- EN e r o VAATZIEKTEN QUIZ op pagina 6 & 7! Vakgroep Huisartsgeneeskunde | Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML) K a i d d p l e i n g H a r te n V aatz ie kt e n

Colofon Inhoudsopgave Oplage 2280 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Eefje de Bont en Babette Doorn Doelgroep Huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@maastrichtuniversity.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Canon Design Studio, Maastricht, CBS 12160 Fotografie • Pagina 3 gemaakt door Loraine Bodewes • Pagina 4, 13 (Luc Maartens), 23 en 36 gemaakt door Johannes Timmermans • Pagina 5 en 8 gemaakt door Appie Derks • Pagina 10 gemaakt door Sietske Goettsch • Pagina 13 (Suzanne Teunisse) gemaakt door www.ericvanhorrik.nl • Pagina 14 en 15 gemaakt door Joey Roberts Deadline volgend nummer 23 juni 2017 © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter: Onderzoek dat ertoe doet – Jean Muris Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten Nieuwe ronde, nieuwe kansen – Yvonne van Leeuwen De Hart- en Vaatziekten QUIZ De nieuwe cursuscoördinator – Robert Willemsen Uitgelijnd – Babette Doorn ‘Denkend aan Henk’ – redactie Jo Baggen prijs 2016 – Martin Brassé Clinicus van het jaar: Giel van Schoubroeck – Redactie Stellen zich voor Ineke Hussaarts, HAB jaar 3 Ruud Verhees, AIOTHO Suzanne Teunisse, HAB jaar 2 Luc Maartens, HAB jaar 3 Claudia Bartholomeus en Elles van Poortvliet, onderwijsplanners Korte lijntjes: boek verschenen – Redactie Afstudeersessies december 2016 Onderzoek Bruikbare Wetenschap – Jochen Cals Onderzoek doen kan je leren – Anouk Baghus Health in slums – Onno van Schayck WESP-en Kinderen met koorts – Rachèl Verhoeven en Jolijn Bohnen Gezonde Basisscholen en pesten – Eline Vere Urlings D-dimeer test – Eline Meijs ECG’s in het kader van CVRM – Niek van den Nieuwenhof Huisartsopleiding Hoofdzaken – Bas Maiburg Equilibre – Marieke Kools en Paul Schrijver In de leer: “Wie het oude niet eert, is het jonge niet weerd” – Koen van Helmond Ontwrichte toestanden – Eleana Zhang Wat niet weet, wat niet deert – TE Grijs Korte Lijntjes: Inauguratie Jako Burgers – Redactie Onbezorgd smullen van vlees, vis, groenten en fruit: kan dat nog? – Hendrik Jan Vunderink Weten is eten: Bodybuilding voor Senioren – Hendrik Jan Vunderink “Practice what you preach” – Rhea Heeringa Ervaringen van een HAB in een vluchtelingenkamp – Hendrik Jan Vunderink Ex-aios: hoe vergaat het ze? – Gideon den Ouden Gezondheidsrechtelijke kwesties – Arie de Jong en Jerôme van Dongen 3 4 5 6 8 9 10 11 11 12 12 13 13 14 14 15 16 18 19 20 20 21 21 22 24 Brengt de huisartsopleidingen van Nijmegen en Maastricht samen – LOVAH Eindhoven 25 Opleiders: het zijn net mensen – Laury de Jonge 26 27 28 29 30 31 32 33 33 35 36 2

Van de redactie Practice what you teach Op de redactievergadering voor dit nummer kregen de redactieleden een bord snert voorgeschoteld door Hendrik Jan Vunderink. Zomaar, omdat dinsdag 24 januari een koude dag was. We aten er roggebrood met spek bij. De soep had trouwens niets te maken met zijn nieuwe rubriek ‘Weten is eten’. Met mond en buik gevuld, verliep de vergadering vlotjes. Henk Goettsch: dit heb jij gemist. Niet getreurd: we hebben een speciaal afscheidsartikel voor je geschreven in dit nummer. We kwamen op diezelfde vergadering terug op de Masterclass Voeding van 16 december 2016 die wij hebben bijgewoond als ‘schrijvende pers’. Als kook- en eetliefhebbers herinnerden wij ons vooral de demonstraties van chefkoks op die dag. Al deze opnames kunt u trouwens terugkijken op het YouTube kanaal van de mediadienst Science Vision van Maastricht University. Nu ben ik geen dokter, maar mijn andere aanwezige collega’s zijn dat wel. Eén van hen, Rhea Heeringa, nam de moeite om haar grief over de sprekers met overgewicht op te schrijven onder de noemer ‘practice what you preach’. Hierop zei een andere huisarts: “ik houd spreekuur, geen preekuur”. Welk soort dokter bent u? Bent u van voorbeeldig gedrag? Zijn dokters ook niet nèt mensen? Deze discussie leverde mij wel de titel van dit redactioneel op: ”Practice what you teach”. Ik kwam erop toen ik recent de griep opliep. Zo’n ouderwetse griep met alles erop en eraan. Op de universiteit leren we studenten en aios het belang van zelfzorg. En wat doen we zelf? Inderdaad, ik lag ook met ipad op bed. Of wat te denken van ons CATCH project: stoppen met roken (tegen beloning!) voor bedrijven. Het project komt veel in de lokale en landelijke media. En welk bedrijf doet er niet mee denkt u? Inderdaad! Ondanks dit geneuzel kwam toch deze Op één Lijn net op tijd tot stand. Geen dun lentenummer zoals verwacht tijdens de snertvergadering. Veel nieuwe collega’s stellen zich voor. We hebben WESP-en en wetenschap. En de eerste column van de nieuwe voorzitter: ‘Onderzoek waar je beter van wordt’. Toeval? En Laury de Jonge constateerde ook al dat huisartsen(opleiders) nèt mensen zijn. We hebben de vaste rubrieken van aios in de leer, van Eleana Zhang en Koen van Helmond. Dank Koen dat je een selfie hebt gemaakt toen je door had, dat ik geen puf had om een nieuwe foto te maken. Je wordt vast een goede, begripvolle dokter! En we mogen weer genieten van de wijsheid van de senioren: bodybuilding voor senioren, de ‘Weten is eten’ rubriek van Hendrik Jan Vunderink. Preken voor eigen parochie noem ik dat. En meneer T.E. Grijs diept weer herinneringen op uit zijn grijze cellen. In de ‘middencategorie’ huisarts hebben we voor u twee jonge vaders. Ten eerste oud aios Gideon den Ouden die vertelt hoe het hem vergaat sinds zijn afstuderen als huisarts. Geheel anders zijn de belevenissen van Martijn Verhoeckx: hij ging kort voor Kerst 2016 twee weken helpen in een vluchtelingenkamp op Lesbos, via de Stichting Bootvluchteling. Deze kerstgedachte sluit aan bij de activiteiten van Onno van Schayck in India. Met het geld van een kerstcheque van onze vakgroep ging hij pionieren in de sloppenwijken van India. Wat is nou een kachelpijp op een gloeiende oven hoor ik u denken? Meer dan we soms denken. Armoedige omstandigheden zoals op Lesbos en in India nopen tot creativiteit en probleemoplossend gedrag. Dat leren wij er weer van. Practice what you teach, learn from practice. Speciale aandacht voor de nieuwe ronde van de Kaderopleiding Hart- en Vaatziekten. U kunt het niet missen. We proberen u lekker te maken met een quiz, u te verleiden voor deze bijzondere nascholing waarin u zich kunt verdiepen en bekwamen. Tot slot de vaste rubriek ‘Gezondheidsrechtelijke Kwesties’. Een mooi resultaat van interne samenwerking tussen Huisartsbegeleider mr. Arie de Jong en promovendus Jerôme van Dongen. Wat mag er wel en wat mag er niet binnen de kaders van het interprofessioneel overleg? In het kader van de zelfzorg maak ik in april een verre reis, naar Nieuw Zeeland. Offline, maar met mijn eigen papieren Kiwipedia dagboek. Ik hoop u uitgerust terug te zien in de zomer! Babette Doorn 3 op één lijn 57

op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Van de voorzitter Onderzoek waar je beter van wordt DOOR JEAN MURIS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM De financiële crisis van 2008 had in het hele land en zeker ook in Limburg en Zuidoost Brabant een flinke impact op de lokale economie en de gezondheid van de burgers. De Provincie Limburg investeert de laatste jaren veel in het bevorderen van de werkgelegenheid. Zij stimuleerde de samenwerking van partijen en investeerde ook in nieuwe verbindende ideeën. Er werd ingezet op gemeenteoverstijgende voorzieningen in de vorm van campussen. De Sociale Agenda Limburg bepaalt de richting voor een vitaler Limburg om in 2025 de eerste achterstanden in gezondheid en participatie van Limburgers ten opzichte van de rest van Nederland ingelopen te hebben. Hoewel Limburgers, als het gaat om gezondheid en participatie, er gemiddeld genomen op vooruit gaan, is er nog een structurele achterstand ten opzichte van het Nederlands gemiddelde. Daarnaast blijken Limburgers met een lage sociaaleconomische status gemiddeld 6 tot 6,5 jaar eerder te overlijden dan Limburgers met een hogere sociaaleconomische status. De ambitie is om hier een trendbreuk te realiseren. Samenwerking van kennisinstellingen, zorgverleners, burgers, overheid en bedrijfsleven is voor preventie en duurzame gezondheid essentieel. Te denken valt o.a. aan de Academische Werkplaatsen ( Publieke Gezondheid, Ouderenzorg, Duurzame Zorg) maar ook aan de onderzoekschools van onze Faculteit (FHML), Mosae Vita, de Maastricht Studie en de huisartsen en hun zorggroepen. De vakgroep Huisartsgeneeskunde onderhoudt banden met alle hierboven genoemde partijen en ondersteunt de ontwikkelingen ten behoeve van een betere ouderenzorg, anderhalvelijns zorg en interprofessioneel opleiden en leren. Wij willen dit niet vanuit een ivoren toren doen, maar via samenwerking. Voor dat laatste is deze regio bijzonder geschikt: de geografie (één universiteit, 3 ROC’s en 1 Hogeschool dichtbij elkaar), de proeftuinen (Anders Beter, MijnZorg, Blauwe Zorg), het project “De Gezonde Basisschool van de toekomst” en de broedplaats Heerlen vormen een dankbare en vruchtbare bodem voor doorontwikkeling en het bereiken van de hierboven genoemde ambities voor 2025. Nu ook de Gezondheidsraad dit jaar het rapport “Onderzoek waar je beter van wordt” heeft uitgebracht, komt een aantal lijnen nog sterker bij elkaar in Zuid-Limburg. Het volgende toekomstscenario wordt in dit rapport geschetst: het Universitair Medisch Centrum ontwikkelt zich tot de motor van onderzoek en innovatie van zorg en preventie in de volle breedte, met een sterk regionale functie. Dit impliceert een scherpe wijziging van de huidige koers die moet wordt gevaren door de UMC’s. Deze was voorheen vooral gericht op topklinische zorg en onderzoek. Het rapport pleit er juist voor dat de UMC’s steviger moeten inzetten op onderzoek naar kwaliteit en doelmatigheid van zorg en preventie. UMC’s investeren hiertoe substantieel menskracht en (eerste geldstroom) middelen in hun samenwerking met de aanbieders van intra- en extramurale zorg en preventie in de regio, met patiënten, gemeenten, GGD, hogescholen etc. Ze ontwikkelen zich tot een belangrijke dragende kracht van een regionaal netwerk met verleners van zorg en preventie. Om relevante vraagstellingen en maatschappelijke opgaven de ruimte te geven, bepalen beroepsbeoefenaren, patiënten en beleidsmakers in dit netwerk welk onderzoek prioriteit verdient. Zo kunnen onderzoeksresultaten goed in de praktijk van zorg en preventie worden toegepast. Onderwerpen als ziektelast, zorgkosten en prevalentie worden mede bepalend voor de keuzes van onderzoeksvragen. Wat betekent dit voor de huisartsgeneeskunde en de vakgroep Huisartsgeneeskunde? De Nederlandse huisarts wordt opgeleid tot een hoog kennisniveau, is communicatief sterk en heeft een duidelijke taakopvatting: het bieden van laagdrempelige huisartsenzorg op generalistische, continue en passende wijze. De huidige opleiding voorziet goed in de competentiegebieden: medisch handelen, communicatie, samenwerken en wetenschap en onderwijs. De vakgroep richt zich op al deze gebieden en stimuleert samenwerking tussen opleiding en onderzoek. Op het terrein van het onderwijs liggen de uitdagingen bij het interprofessioneel onderwijs; op het terrein van onderzoek liggen talloze onderwerpen en noden in de provincie Limburg. Samen optrekken met de huisartsen, de kaderopleidingen, de zorggroepen en stafleden van de vakgroep is ons doel. We doen al veel onderzoek op de genoemde terreinen, maar voor de verdere ontwikkeling van de wetenschapsagenda hebben we jullie aller inbreng hard nodig. Laat ons weten hoe we kunnen ondersteunen en verbinden. 4

1 e uitgave 2017 De kaderopleiding hart- en vaatziekten Nieuwe ronde, nieuwe kansen DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, UNIVERSITAIR HOOFD DOCENT Eind 2006 begon ik, op verzoek van Job Metsemakers, aan het ontwerp van deze kaderopleiding: een groot blanco blad. Goed om een writer’s block van te krijgen. Maar in september 2007 lag er toch een tweejarig curriculum dat deelnemers zou gaan vormen tot hartvaat-expert, goed uitgerust voor onderwijs, overleg met specialisten, Standaarden-Commissies etc. Wie zou dat willen? Dat werd meteen duidelijk: ambitieuze mensen, niet bang voor (nog) wat meer werk en met een grote liefde voor het hart. Vlak voor de start was een ‘cadeautje’ uit de hemel gevallen: een huisarts in opleiding die daarvoor een paar jaar de opleiding tot cardioloog had gedaan: Karen Konings. Ze wilde wel meedoen! Ze werd mede-coördinator en deelnemer tegelijk. Ze is nog steeds kroondocent. Vanaf het begin zinderde het. Met gretigheid werd geleerd. Het was een hele toer om docenten uit te leggen wat voor soort toehoorders ze zouden krijgen. Achteraf waren ze steeds verbaasd over dit bijzondere ‘publiek’, dat hen overlaadde met vragen. Maar juist door dit vraag en antwoord-spel ontstond de ‘body of knowledge’ van de kaderopleiding. Terugkijkend ben ik heel tevreden over wat we hebben neergezet. Je ziet mensen in twee jaar groeien in expertise, onderwijs-vaardigheden en zelfverzekerdheid. Je ziet vooral de kritische blik scherper worden ten aanzien van alles wat gezegd en geschreven wordt. Wat nog beter kan? Een aantal zaken. Bijvoorbeeld, men zou nog meer kunnen uitstijgen boven wat Karen altijd noemt: cijferfetisjisme. Relativeren van risicotabellen en afkappunten. En meer accent op maatwerk bij preventie: levensstijl en familie – en gemeenschapscultuur. De verhalen over burgerinitiatieven in zijn dorp door de wethouder van Laarbeek, is – wat mij betreft – een hoogtepunt! In totaal zijn nu 4 groepen van gemiddeld 18 mensen opgeleid. Ook uit Den Helder, Appingedam en – echt waar! – uit Willemstad, Curaçao. Rond 60% is actief buiten de eigen praktijk. Nog altijd komen de ‘klaren’ twee maal per jaar in Roermond bij elkaar voor eigen scholing. In de tweede groep, K2, zat Robert Willemsen. Hij was nog huisarts in opleiding, maar had ook al een paar jaar als longarts in opleiding achter de rug. Hij ging als een speer, en nu, na een proefschrift over acute hartklachten, zal hij mijn taak overnemen. Daar ben ik heel gelukkig mee. Zijn expertise en flair zullen velen inspireren. Met Karen zal hij een mooi duo vormen. Anneke Germeraad verlaat met mij het podium. Karin Aretz neemt haar plaats in. We wensen hen vooral genieten toe van deze gretig lerende, boeiende mensen. V.l.n.r.: Karin Aretz, Anneke Germeraad, Yvonne van Leeuwen en Robert Willemsen 5 de kaderopleiding hart- en vaatziekten | op één lijn 57

1 Al eeuwen worden er gevallen gemeld van een gebroken hart met fatale gevolgen. Eén aandoening past het best bij een dergelijk verhaal van ‘sterven van verdriet’. Deze aandoening is: A Takotsubo cardiomyopathie B Ventriculaire aritmie door Torsade de pointes C Het Brugada syndroom 2 Een artsenbezoeker wil u ervan overtuigen dat statines gecombineerd met cholesterolopnameremmers beter zijn dan statines alleen, bij patiënten met een doorgemaakt acuut coronair syndroom. Met welk getal biedt u het best weerstand tegen de mooie folder en dito grafieken die u voorgeschoteld krijgt? 3 Voor patiënten met lege artis gediagnosticeerd hartfalen, die als zodanig in het dossier van de huisarts vermeld staan, is de 5-jaars overleving: A 80% B 65% C 50% 4 Naast ST-elevaties op het ECG, bestaat er een ander kenmerkend, bijna pathognomonisch ECG-verschijnsel bij pericarditis. Dat verschijnsel is: A Spitse T-toppen B PTa-segment depressie C Osborn golven A Odds ratio B Relatieve risico reductie C ‘Number needed to treat’ Goede score bij de quiz? Verdiep je in het hart! In de quiz heeft u kunnen bewijzen hoe goed uw kennis is van hart- en vaatziekten. Nu bent u klaar voor de bijbehorende kaderopleiding! Ook al ging de quiz vlekkeloos, er is nog veel meer te leren. De kaderopleiding is bedoeld voor huisartsen die hun deskundigheid op het gebied van Hart- en vaatziekten (HVZ) willen vergroten. De kaderopleiding leidt deelnemende huisartsen op tot experts die worden opgenomen in het register van het College voor Huisartsen met Bijzondere Bekwaamheden (CHBB). Kijk voor ervaringen van collega’s die eerder de opleiding hebben gevolgd en meer informatie over aanmelden op de website http://goo.gl/kX180t of scan de QR Code met uw telefoon. 6 de kaderopleiding hart- en vaatziekten | op één lijn 57 Antwoordsleutel 1: A - 2: C - 3: C - 4: B - 5: A - 6: C - 7: B - 8: A - 9: C - 10: B

De Hart- en Vaatziekten QUIZ 5 Bij het vermoeden op spierpijn ten gevolge van simvastatine, is verandering naar een ander statine mogelijk. Welke van de onderstaande drie opties verdient in dit geval de voorkeur boven de andere twee opties? A Fluvastatine B Atorvastatine C Lovastatine 6 Wanneer u de uitslag van een 24-uurs bloeddrukmeting wilt gebruiken om het hart- en vaatrisico af te lezen in de SCORE risicotabel, dan gebruikt u als systolische bloeddruk in de tabel bij voorkeur: A Het 24-uurs gemiddelde van de systolische bloeddruk B Het 24-uurs gemiddelde van de systolische bloeddruk + 5 mmHg C Het 24-uurs gemiddelde van de systolische bloeddruk + 10 mmHg 7 U diagnosticeert atriumfibrilleren bij een 88 jarige patiënte met een zeker valrisico. U wilt haar beschermen tegen het optreden van een CVA. De voorkeur gaat uit naar: A Clopidogrel B Orale antistolling (vitamine K antagonist of NOAC) C Aspirine 8 Een jonge patiënte (26 jaar) heeft een regelmatige smalcomplextachycardie met retrograde P-toppen op het ECG. Dit alles past het best bij: 9 Onstabiele ischemische cardiale problemen onderscheiden zich van stabiele ischemische problemen. Het belangrijkste verschil wordt veroorzaakt door: A Atherosclerotisch debris in de kransslagader B Spasme in de kransslagader C Stollingsactivatie in de kransslagader 10 Een bètablokker verlaagt de bloeddruk vooral door: A Vertraging van de hartslag en dus verlaging van het hartminuutvolume B Remming van het renineangiotensine-aldosteron systeem C Zowel A als B is juist 7 A AV-nodale re-entry tachycardie B Atriumflutter C Atriale tachycardie de kaderopleiding hart- en vaatziekten | op één lijn 57

1 e uitgave 2017 Stelt zich voor De nieuwe cursuscoördinator DOOR ROBERT WILLEMSEN, HUISARTSONDERZOEKER In 2008 vond ik na ‘wat omzwervingen’ in de tweedelijn mijn plek in de huisartsgeneeskunde. Dankzij Gerrie Waagenaar en Yvonne van Leeuwen vond ik bijna parallel daaraan ook mijn weg naar de NHG Kaderopleiding Harten Vaatziekten. Die weg voerde naar Roermond, waar het allemaal gebeurt als het gaat om hart- en vaatziekten in de eerstelijn. Aldaar bleek de slogan van de gemeente (‘Roermond that’s all you need’) voor mij te kloppen. Gedurende twee jaar werkten we met 20 enthousiaste collega’s onder de bezielende leiding van Yvonne en Karen Konings aan het predicaat ‘kaderhuisarts hart- en vaatziekten’. De kaderopleiding bleek vakinhoudelijk het beste te zijn. Toponderwijs, diepgraven in onderzoek en kritisch kijken naar patiëntenzorg en richtlijnen - samen met ruimdenkende en bevlogen collega’s uit het hele land - vormden de ingrediënten daarvoor. En nu zijn we 9 jaar verder en gaat Yvonne met pensioen. Voor mij nog steeds een grotere contradictio in terminis dan een rond vierkant, maar het gaat er echt van komen. Eind 2017 start de vijfde kaderopleiding hart- en vaatziekten, voor het eerst zonder de ‘kader-moeder’ als coördinator. Ik ga dit van haar overnemen. Gelukkig blijft kroondocent Karen Konings wel. De ondersteuning krijgt dankzij de toevoeging van Karen Aretz (zij ondersteunt ook de Kaderopleiding Wetenschappelijk Onderzoek) aan het team nog een extra injectie. Het gaat voor mij een enorme uitdaging worden om de kwaliteit én sfeer die Yvonne heeft neergezet te waarborgen. De aanhoudend goede evaluaties van de opleiding maken dat consolideren mijn voornaamste doel zal zijn. Het hoge onderwijsniveau dat Yvonne met Karen heeft neergezet is onder meer te danken aan het selecteren van docenten en het durven breken met docenten die niet voldeden aan de wensen. Ik heb daarvan geleerd en zal de kwaliteit ‘Leeuwensiaans’ hoog proberen te houden. Ik hoop daarbij gebruik te kunnen maken van mijn eigen netwerk als huisartsonderzoeker en kaderhuisarts harten vaatziekten. En datzelfde netwerk gaat me hopelijk helpen om de onderwijsmodule statistiek en epidemiologie binnen de kaderopleiding verder te ontwikkelen. Verder is de kaderopleiding altijd een plaats geweest voor overzicht, ‘boven-de-stof-staan’ en debat. Zonder die elementen zou de kaderopleiding aan kwaliteit inboeten. Ook daar zal ik dus aan de bak moeten. Alleen dan zullen ook toekomstige kaderhuisartsen op weg van hun opleidingsdagen naar huis bevestigend knikken, wanneer ze voorbij zo’n Roermondse reclameposter wandelen. 8 de kaderopleiding hart- en vaatziekten | op één lijn 57

1 e uitgave 2017 Uitgelijnd Redactionele missers en respons DOOR BABETTE DOORN, HOOFDREDACTEUR Nu Henk is vertrokken uit de redactie, ben ik het laatste (maar niet het oudste) redactielid dat erbij was vanaf het begin in 1999. We maken het blad nog steeds met veel plezier en zijn altijd trots op onze uitgaves. Missers Er zijn ook wel missers, die vallen mij vaak meteen als eerste op, wanneer ik het papieren blad in handen heb. En geloof me, ik vind dat nog steeds niet leuk. Bij de artikelen maken we bijvoorbeeld 2 keer een kop: de chapeau en de titel. Dat is het format. Als een van beide ontbreekt, dan verzin ik de andere erbij. Soms gaat dat mis, zoals in het laatste nummer. Op pagina 37 schreef ik boven het mooie artikel van Abdelkader Bennaghmouch, huisarts in Roermond: ‘Dondersberg’. Met een s ertussen. Mijn fout liet ik weten aan de collega’s die geboren of werkzaam zijn in Roermond. En bij het schrappen in de eindredactie viel bij ‘Mijn Diabetes Profiel’ (pagina 14) het cruciale stukje ‘via de POH’ weg. Dit betrof de werving. De onderzoeker liet recent weten, dat de werving overigens goed verloopt. De afbeelding met de 3 cirkels bij Evidence Based Medicine (op pagina 28) hadden we heel bewust geschrapt vanwege de ruimte. Volgens auteur Niels Beurskens was dit beeld essentieel en ik beloofde hem via deze rubriek een herkansing aan. Bij deze: Respons We krijgen ook geregeld reacties van lezers, van jullie. Complimentjes vervelen nooit, maar nog leuker vinden we het, dat wanneer we een oproep doen aan de lezer, dat er dan echt serieuze reacties komen. Zoals op de oproep wie ons campagneteam wil versterken bij PR- en voorlichtingsbijeenkomsten. Dank! Oud WESP-en reageren ook geregeld. Dat is handig, want een groot deel wil huisarts worden en via deze lijntjes blijven we in contact. Zo stuurde een WESP een foto van haarzelf, terwijl ze ons blad las. Ze had net gesolliciteerd en was in afwachting van de plaatsing. Inmiddels is ze gestart als kersverse aios. En ik kreeg een foto uit Turkije van aios, inmiddels huisarts Candan Kendir (artikel pagina 8) waarin ze eindelijk de envelop met de papieren exemplaren had ontvangen. Bestellen van post is niet alleen daar een probleem. Ook bij een van onze aios die in Rotterdam woont en mailde, dat de bezorgers te lui zijn om een trap op te lopen en dan haar post terugsturen met de vermelding ‘geen brievenbus’. We besloten om het blad op te sturen naar de praktijk waar ze in opleiding is. Helaas kregen we (nog?) geen respons van de chef-kok van Beluga Hans van Wolde. Hij was spreker op de Masterclass op 16 december waarover in dit blad 2 artikelen staan. Hij begon over de beveroverlast en of er geen recept voor was. Aangezien Hendrik Jan Vunderink en ik in de zaal zaten en het laatste nummer met een beverstaartrecept (pagina 36) bij ons hadden, zijn we zo vrij geweest om hem persoonlijk een exemplaar te geven. De hoop, dat we van hem ooit wat horen, heb ik helaas laten varen… Beste lezers: blijf vooral reageren. We stellen het erg op prijs. 9 op één lijn 57

op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Onze taal, onze Henk ‘Denkend aan Henk’ DOOR BABETTE DOORN, SJEF SWAANS EN HENDRIK JAN VUNDERINK, TREURENDE REDACTIELEDEN Wie? Henk Goettsch. Begonnen bij de huisartsopleiding Maastricht op 1 maart 1988, werkzaam als gedragswetenschapper. Menig huisarts in opleiding werd door hem gevormd. Vanaf het begin (1999) was hij redactielid van Op één Lijn. Coauteur van ‘De Januskop’ (2002); een werkboek voor mannen voor de ontplooiing van hun gevoelsleven. Zo’n man dus. Henk was altijd betrokken bij de hele vakgroep Huisartsgeneeskunde, hij kende alle collega’s in het gebouw Debyeplein 1. Kwam trouw op de analoge fiets naar zijn werk, in weer en wind. Met zijn leren schooltas. Wie had vroeger niet zo’n leraar op de middelbare school? Maar die had waarschijnlijk niet zo’n onafscheidelijke bruine koffiemok! Henk bleef thuis vanaf 2017. Reden: pensioen. Op dinsdagmiddag 21 februari jl. was zijn afscheidsbijeenkomst. Al maanden van te voren kregen we een email van zijn naaste collega Priska Israel met het verzoek om een filmpje van maximaal één minuut op te nemen met een ‘herinnering aan Henk’. Het geheel werd, gemonteerd als “tearjerker”, aangeboden bij zijn afscheid. Het resultaat is onderdeel van ons Cultureel Erfgoed. Bij zijn afscheid nam Henk na het openingswoord snel de regie over. Wij gingen een vijf-gesprekkenmodel doen met vaste Psychisch Blok-acteur Cees Rullens op een zeepkist in de rol van patiënt. Mensen uit het publiek konden dokter spelen. Soms raakte de problematiek van de patiënt aan die van de dokter. En tussendoor was daar Henk, die samenvatte en de koers bepaalde. Even serieus als altijd, maar met een hoopvolle ondertoon. We blijven op de borrel tot het laatste eind, tot het grote licht wordt aangedaan. Het deed denken aan het einde van de zaterdagse dansavonden om middernacht. Het feest zit erop, het TL licht is onverbiddelijk. We moeten gaan. En Henk ook. Toch nog vlug een laatste afscheidscadeautje in de vorm van een gedicht in zijn favoriete rijmschema. Want taal was, zeg maar, zijn ding: Ollekebolleke voor Henk Gedreven zielknijper, Vaardige peuteraar Gaf ons zijn zaligheid Als rolmodel Sleet beste jaren als Huisartsenknutselaar Zonder te morren Voor ons op Deb1 Denkend aan Henk. We gaan zijn taalgevoeligheid missen. Of overgevoeligheid? Dat laatste in ieder geval aangaande correct taalgebruik. De discussies daarover waren zeer inspirerend. Het mooiste voorbeeld van wat taal kan: Henk vond een krantenkop: “Priester op non actief”… We gaan bij de redactie zijn rode potlood node missen… Denkend aan Henk. Ook bij het maken van dit voorjaarsnummer van Op één Lijn. In de hoop nog wat van Henk te horen, gooien we lijntjes uit via zijn privé-mail. Maar het blijft stil op die lijn. Henk lijkt er klaar mee. Wij nog niet met Henk. We denken nog een tijd aan Henk. Denken we. 10

Jo Baggenprijs 2016 Oogarts Marianne van den Maegdenbergh DOOR MARTIN BRASSÉ, HUISARTS TE VLODROP EN VOORZITTER STOOHN Op 7 december 2016 werd tijdens het oogheelkundig symposium voor huisartsen in Eindhoven voor de derde keer de Jo Baggen-prijs uitgereikt. De prijs werd uitgereikt door Martin Brassé, voorzitter van de “Stichting Onderwijs Oogheelkunde aan Huisartsen” (STOOHN). De prijs is vernoemd naar de grondlegger en initiator van de eerstelijns oogheelkunde: Jo Baggen. Jo was huisarts in Brunssum van 1961-1991 en promoveerde in 1990 op oogheelkunde in de huisartspraktijk en werkte jarenlang als bevlogen docent. Vanaf 1994 nam de STOOHN de organisatie van dit onderwijs over. Bijna 1000 huisartsen en 500 aios uit heel Nederland volgden een of meer van deze cursussen. De STOOHN heeft de prijs ingesteld voor personen die zich – net als Jo – op bijzondere wijze verdienstelijk hebben gemaakt voor de eerstelijns oogheelkunde. Vorige prijswinnaars zijn Prof. W.P.M.A. (Wiel) Lamers, emeritus hoogleraar oogheelkunde Maastricht en Paul Bergmans, huisarts te Geleen en voormalig voorzitter van de STOOHN. Op het drukbezochte symposium oogheelkunde voor huisartsen op 7 december 2016 werd de prijs deze keer uitgereikt aan Drs. Marianne C.A.J. Van den Maegdenbergh, oogarts Zuyderland Eyescan Oogzorgkliniek SittardGeleen. Tijdens de felicitatie toespraak werd zij geprezen voor haar inzet voor de eerstelijns oogheelkunde. Als huisoogarts is zij verbonden aan de STOOHN. Verder is zij mede inhoudsdeskundige bij de graderscursus die door de STOOHN i.s.m. Meditta tweejaarlijks wordt georganiseerd voor de graders fundusfotografie. Ze heeft meegewerkt aan meerdere boeken over oogheelkunde voor huisartsen: het bekende “rode boekje” oogheelkunde en aan het boek Oogheelkunde in de serie Praktische huisartsgeneeskunde. De prijs bestaat uit een glazen schaal voorstellende een vrije interpretatie van de oogfundus die gemaakt is door de glaskunstenaar Helma Brassé uit Roermond. We feliciteren Marianne nogmaals en hopen dat zij nog lang verbonden mag zijn aan de STOOHN. We hopen dat haar inzet een inspiratie mag zijn voor veel huisartsen om zich te verdiepen in de eerstelijns oogheelkunde. Clinicus van het Jaar: prijs beste huisarts Giel van Schoubroeck Giel van Schoubroeck met zijn vrouw Maandag 23 januari 2017 werden de jaarlijkse prijzen voor beste Clinici van het Jaar 2015-2016 uitgereikt door studentenvereniging MSV Pulse. In de categorie coschap “Huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde” werd huisarts Giel van Schoubroeck uit Tilburg uitgeroepen tot beste huisarts werkplekbegeleider. De praktijk aan het Korvelplein 10, de praktijk met collega huisarts Jeroen Rovers, heeft maar liefst 80 (!) coschappers een inspirerende stage geboden. Redactielid en AIOTHO Eefje de Bont liep destijds haar coschap in deze praktijk en herinnert zich deze plek als levendig, leerzaam en plaats waar coassistenten met veel enthousiasme worden ontvangen. 11 op één lijn 57

op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Welkom! Nieuwe collega's stellen zich voor Ineke Hussaarts Huisartsbegeleider huisartsopleiding Ik ben Ineke Hussaarts. Lang geleden vanuit de Randstad via Wageningen naar Maastricht gekomen omdat de onderwijsvorm mij aansprak. Gedurende mijn opleiding genoot ik erg van de kennismaking met Limburg: het leven en de natuur. Na omzwervingen in Tanzania en Guinee Bissau ben ik uiteindelijk in 1988 huisarts in Ospel geworden. Daar woon ik nu al bijna 30 jaar, heb er vier zonen groot gebracht en in al die jaren groeide de praktijk van klein naar groot, met steeds meer artsen, faciliteiten, personeel, zorgprogramma’s en management. Ik heb coassistenten in de praktijk begeleid, mijn collega aio’s en twee jaar geleden raakte ik enthousiast voor het onderwijs door een verpleegkundig specialist in de huisartspraktijk op te leiden. In mei jl. ontdekte ik dat ik te zeer vergroeid was met de praktijk en dat de uitdaging om te solliciteren naar de functie als HAB Jaar 3 op het goede moment kwam. Ik vind het heel bijzonder om als ervaren huisarts uit mijn comfortzone te komen en bewust onbekwaam te zijn. Het is een heel andere rol dan die in de spreekkamer maar erg inspirerend. Behalve met mijn werk in de praktijk heb ik mij ook bezig gehouden met bestuurswerk binnen de LHV, het initialiseren van de HAP in Weert, het opzetten van een zorgprogramma in onze groep. Ik ben kaderarts bewegingsapparaat, ben geregistreerd als huisarts met bijzondere bekwaamheid in de oogheelkunde en ben 9 jaar SCEN arts geweest. In mijn vrije tijd sport ik graag en dat kan van alles zijn: schaatsen, hardlopen, tennis, bergwandelen, fitness, skiën, wielrennen en sinds kort heb ik paardrijles. (Wat is dat moeilijk!!!) Ruud Verhees Arts in opleiding tot huisarts en onderzoeker (AIOTHO) Ik ben Ruud Verhees, 28 jaar en in december 2016 in de hoedanigheid van AIOTHO gestart op de onderzoekgang van de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Recent rondde ik het 2e jaar van de huisartsopleiding af en ik heb nu 9 maanden om fulltime verder te gaan met mijn onderzoek. Onder begeleiding van prof. Geert-Jan Dinant, prof. André Knottnerus en dr. Carel Thijs doe ik onderzoek naar het verband tussen influenzavaccinatie bij 60-plussers en sterfte. We weten, dat influenzavaccinatie bij ca. de helft van de ouderen de griep kan voorkomen en dus effectief is. Tot op heden is echter onvoldoende goed onderzocht, of influenzavaccinatie ook sterfte onder ouderen voorkomt. Hiernaar zijn vele studies verricht. Geen van deze studies bevat echter een goede controlegroep, waardoor onduidelijk blijft, of het verschil in sterfte daadwerkelijk toe te schrijven is aan vaccinatie. Prospectief onderzoek op basis van goede randomisatie met lange follow-up ontbreekt en het opzetten van nieuwe gerandomiseerde onderzoeken wordt als onethisch beschouwd. In 1991/1992 werd in Maastricht een grote randomized controlled trial (RCT) naar de effectiviteit van influenzavaccinatie onder ouderen verricht. Mijn promotieonderzoek biedt me de gelegenheid om deze gegevens te gebruiken voor sterfteanalyse. Tijdens de eerste twee jaren van mijn huisartsopleiding heb ik een grote genealogische zoektocht uitgevoerd - van Rijksarchief Limburg tot Centraal Bureau voor de Genealogie en alles daartussenin - om deze trialgegevens aan te vullen met sterftegegevens. Dit stelt mij nu in staat om o.a. na te gaan of de sterfte binnen deze groep ouderen verband houdt met influenzavaccinatie. Daarmee zouden deze studieresultaten de huidige manier waarop naar de zin van vaccineren gekeken wordt, kunnen beïnvloeden. Promotieonderzoek aan de Vakgroep Huisartsgeneeskunde sprak me om tal van redenen aan. Los van het feit, dat het thema relevant is en de algehele populatie betreft, biedt het me ook de mogelijkheid diverse competenties te ontwikkelen die ik later in mijn carrière als huisarts wil blijven inzetten. 12

1 e uitgave 2017 Susanne Teunisse Huisartsbegeleider huisartsopleiding Luc Maartens Huisartsbegeleider locatie Eindhoven Ik ben pas 40 jaar geworden en werk inmiddels alweer enkele maanden met veel plezier bij de vakgroep HAG als huisartsbegeleider van het psychisch blok in jaar 2. Mijn roots liggen in Eindhoven en Nuenen en ik heb zelf 11 jaar geleden de huisartsopleiding in Maastricht afgerond. Daarvoor heb ik een jaar kindergeneeskunde gedaan in een klein perifeer ziekenhuis maar ik merkte al snel dat mijn hart lag bij het prachtige vak van de huisarts. Ik sta graag dicht bij mijn patiënten en ben nieuwsgierig naar de mens achter de mens. Trefwoorden hierbij zijn: compassie, verbinding, aandacht en respect. Opleiden van jonge collega’s beschouw ik als een waardevolle toevoeging en uitdaging! Na het afronden van mijn opleiding heb ik eerst drie maanden als huisarts gewerkt in Aruba om me daarna te vestigen in Brabant. Op dit moment werk ik als waarnemend huisarts in de regio Eindhoven/Helmond. Ik ben getrouwd met mijn lieve man Eric en samen hebben we twee jongens van 5 en 8 jaar oud. Een van mijn passies is reizen en ontdekken van andere culturen. Tijdens mijn basisopleiding heb ik onder andere drie maanden Primary Care in Nepal gedaan en ben ik met de rugzak door Thailand en Maleisië getrokken. Ook heb ik Australië, Afrika en diverse bestemmingen in Europa bezocht. Tegenwoordig doen we dat op kleinere schaal door fijn op pad te gaan met onze geweldige camper. Daarnaast houd ik van tuinieren, dansen, duiken, snowboarden, paardrijden en het bezoeken van festivals. In de toekomst zal ik vaak op woensdag en donderdag te vinden zijn op onze locatie in Eindhoven. Mijn naam is Luc Maartens. Ik ben huisarts in Eindhoven sinds 1984. Een oude man dus met een hopelijk wat minder verouderd gedachtengoed. Toen ik wilde gaan studeren kon ik nog niet kiezen voor Maastricht als medische faculteit. Uiteindelijk kwam ik voor het eerst terecht in Maastricht toen ik startte met mijn promotieonderzoek bij Andre Knottnerus in 1996. Daar werd de basis gelegd voor mijn huidige activiteiten. Verandering van spijs doet eten. Als je als jonge dokter in een beroep stapt waar je gedurende de daarop volgende decennia een redelijk vastgelegd toekomstperspectief hebt, wil je af en toe weer eens een uitdaging zoeken. Nadat ik een aantal AIOS in mijn praktijk had opgeleid besloot ik mijn onderwijskundige activiteiten uit te breiden als HAB. Daar ben ik per 1 maart 2016 mee begonnen. Ik heb samen met mijn vrouw Jolande 4 kinderen en ben inmiddels bijna voor de vierde keer opa. Ik houd erg van sport en probeer met name mijn duurprestaties met hardlopen en fietsen op een acceptabel niveau te houden. Ik ben medisch verantwoordelijk voor de afdeling tophockey van Oranje Rood in Eindhoven en ga heel graag op vakantie naar verre windstreken. Het wekelijkse contact met de AIOS en de collega’s van de opleiding heeft een verfrissend effect en werkt stimulerend op mijn huisarts-activiteit op de andere werkdagen. Ik werk hoofdzakelijk op Strijp-Z in Eindhoven, een schitterende nieuwe “Noord- locatie” van de Maastrichtse opleiding met prachtige faciliteiten voor optimale didactiek. Kortom: de nieuwe spijs smaakt mij goed en blijkt een goede keuze. 13 op één lijn 57

op één lijn 57 V.l.n.r.: Elles van Poortvliet & Claudia Bartholomeus Elles van Poortvliet Planner Claudia Bartholomeus Planner Ik ben Elles van Poortvliet, 36 jaar. Vanaf 1 februari ben ik officieel in dienst bij de Huisartsenopleiding waar ik, samen met Claudia, inmiddels de planning verzorg. Daarbij is het de bedoeling, dat we alles rond het onderwijs, terugkomdagen, opleidersscholing, ruimtereserveringen enz. zodanig in de agenda verwerken, dat niemand elkaar in de weg zit, en dat iedereen weet waar hij wanneer moet zijn. Voorervaring hierin heb ik opgedaan bij het Onderwijsinstituut FHML waar ik coschappen heb gepland. Dat ging echter volgens een veel vaster stramien, hier is de planning wat vrijer en is soms wat improvisatie nodig. Ik ben hier aanwezig op maandag, dinsdag en donderdag. In mijn vrije tijd houd ik me graag bezig met mijn 2 kinderen, Janneke (6 jaar) en Bram (3 jaar). Wij houden allen erg van dieren waardoor we een kleine kinderboerderij thuis hebben: een hond, een kat, cavia’s, kippen en konijnen. Verder speel ik nog piano (net een stuk van Einaudi ingestudeerd) en vind ik het fijn om regelmatig uit eten te gaan, al dan niet tijdens vakantie. De opstart is geweest, het welkom was warm en inmiddels voel ik me al een beetje thuis op het instituut. Boek verschenen Graag attenderen wij u op het boek “Handboek effectieve communicatie in de huisartsenpraktijk”. Angelique Timmerman, docent bij onze huisartsopleiding is co-auteur van dit boek. Het boek is geschreven voor de praktiserende huisarts, maar is zeker ook bruikbaar voor aios, docenten en opleiders binnen de huisartsopleiding. Optimaal communiceren kan het consult en de praktijkvoering veel doeltreffender en plezieriger maken. Meer informatie op: www.prelum.nl/product/handboekeffectieve-communicatie-in-de-huisartsenpraktijk/ 14 Mijn naam is Claudia Bartholomeus en ik ben sinds 10 januari 2017 werkzaam bij de huisartsopleiding in de nieuwe functie van “planner”. Dat plannen doe ik samen met Elles van Poortvliet, ook nieuw in deze functie bij de huisartsopleiding. Hiervoor ben ik (o.a.) werkzaam geweest als secretaresse afdelingshoofd in het MUMC+, afdeling (vaat-)chirurgie. In deze functie werd er ook veel gepland en was het één van mijn taken om overzicht te hebben en allerlei activiteiten in te roosteren. Dit is ook de kern van mijn huidige functie en ik zie het daarom als een mooie uitdaging om er samen met Elles één geheel van te maken. Over mij persoonlijk: ik woon in Maastricht met m’n man Jerôme en 2 kinderen, Lori en Niek. In mijn vrije tijd ga ik er graag op uit en ontspan ik met familie en vrienden. Ik ben werkzaam op dinsdag, woensdag (ochtend) en donderdag. Ons gezamenlijk emailadres is: hao-planners@maastrichtuniversity.nl

1 e uitgave 2017 Pas afgestudeerd Made in Maastricht Afstudeersessie 6 december 2016 Afstudeersessie 6 december 2016 | V.l.n.r.: Elleke Cremers, Barbara Schiffelers, Femke Wouters, Rinske Hamers, Veerle Driesens, Myrthe Kersemaekers, Marlous van de Sande Afstudeersessie 13 december 2016 | V.l.n.r.: Ingeborg Heetman, Willemijn Zentjens, Jasper Vingerhoets , Dagmar Marcus, Ester Lemmink, Christianne Erens, Noud Dirckx, Sinh Din, Céline op den Kamp, Milou Schulten Afstudeersessie 13 december 2016 15 op één lijn 57

op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Bruikbare wetenschap Kort maar krachtig DOOR JOCHEN CALS, HUISARTS IN SITTARD EN UNIVERSITAIR DOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE In deze bijdrage vindt u een selectie wetenschappelijke artikelen van Maastrichtse makelij. Hiervoor selecteren wij artikelen die direct bruikbaar kunnen zijn voor de dagelijkse praktijkvoering. MDO: beter goed geleid dan geregeld ontregeld Interprofessioneel samenwerken is een hippe term die u ongetwijfeld de komende jaren gaat terugvinden op de agenda’s van beleidsmakers en verzekeraars. U zult ook ongetwijfeld denken dat u dat al jaren doet, en dat klopt. De meeste praktijken hebben multidisciplinair overleg, vaak gericht op de ouderenzorg. Jerôme van Dongen en zijn team hebben een aantal MDOs nauwlettend gevolgd (met video opnames) en ook deelnemers geïnterviewd op een gestructureerde manier. Ze wilden daartoe het proces van interprofessionele samenwerking beter begrijpen door de observaties tijdens de opnames te vergelijken met de persoonlijke ervaringen van de teamleden. De observaties (van de onderzoekers) toonden aan dat het uiteindelijke doel van het MDO (het gezamenlijk ontwikkelen van een gedeeld plan voor de besproken patiënt, met persoonlijke doelen en acties) heel regelmatig niet werd gehaald. Opvallend daarbij was dat de professionals dit zelf niet herkenden en de bijeenkomsten ervaarden als gestructureerd en met de patiënt centraal. Het onderzoeksteam stelt voor dat de structuur van MDOs kunnen worden verbeterd door een goede voorzitter. Daarnaast zeggen ze ook dat hun bevindingen reden zijn om de verschillende deelnemers eerst bewust te maken van zaken die verbeterd kunnen worden, omdat de professionals deze zelf niet meteen zien. Het is een stellige conclusie en de bevindingen zijn nou niet meteen een pluim voor de deelnemende MDOs. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik het ook wel herken. Vaak is het MDO ook een gelegenheid om elkaar even bij te praten over zaken en patiënten. Dat geeft hectiek en dat draagt niet bij aan een goede structuur. Wellicht is het dan meer interprofessioneel samenzijn in plaats van samenwerken. Gaat u ook eens opletten hoe dit gaat bij uw volgende MDO? Veilig darmkanker uitsluiten Ondanks het bevolkingsonderzoek darmkanker en de iFOBT test blijven we natuurlijk mensen met buikklachten op het 16 spreekuur zien. Het is niet eenvoudig om te bepalen wie je voor een coloscopie moet sturen en wie vooral niet, met name omdat de klachten van darmkanker, diverticulitis, IBD en prikkelbare darm syndroom nogal overlappen. Jean Muris was betrokken bij een nationale studie waarbij de onderzoekers 18 verschillende diagnostische modellen toetsten op een groep van 810 patiënten met persisterende buikklachten uit de Nederlandse huisartsenpraktijk. Deze patiënten ondergingen allen endoscopie en 37 bleken darmkanker te hebben. Van de 18 modellen (welke bestonden uit bevindingen uit anamnese en lichamelijk onderzoek, en sommige een fecaal occult bloed test) bleken de meesten darmkanker aardig goed uit te sluiten met negatief voorspellende waardes tussen de 93 en 100%. Het beste model (NICE-1) bleek 59% van de patiënten met darmkanker uit te sluiten met een negatief voorspellende waarde van 100% bij een sensitiviteit van 96%. Dit NICE-1 model heeft de volgende variabelen: leeftijd (met grenswaarde bij 40 jaar en bij 60 jaar), geslacht, pre/postmenopauze, diarree langer dan 6 weken, rectaal bloedverlies, palpabele massa in de buik, palpabele massa bij rectaal toucher en anemie. Met dit soort gegevens zou het dus wel mogelijk zijn om een groot deel van de patiënten een scopie te onthouden. Echter, zoals de auteurs ook terecht stellen bestaat er juist de neiging (bij zowel huisarts als patiënt) om laagdrempeliger coloscopie aan te vragen. Zo toont onderzoek aan dat patiënten geneigd zijn dit invasieve onderzoek te ondergaan bij een kans van minder dan 1% op pathologie. Hoe dan ook stellen de auteurs terecht dat dit soort modellen – waarop ook onze NHG Standaard is gebaseerd – in ieder geval behulpzaam kunnen zijn om de hoog risico patiënten te prioriteren. Dat kan bij toenemende wachttijden voor coloscopie dan ook wel weer handig zijn. Patroonherkenning-in-opleiding Patroonherkenning is een term die nogal eens valt in de huisartsopleiding. Elke huisarts herkent de waarde daarvan, hoe ongrijpbaar het patroon of de herkenning ook soms is. In het beoordelen van aios zijn patronen wellicht ook belangrijk. Marjolein Oerlemans en haar team met veel bekende namen van de huisartsopleiding deden kwalitatief onderzoek onder ervaren huisartsopleiders en vroegen hen of zij consistent gedrag herkennen bij aios tijdens het observeren van meerdere consulten in de tijd. Tevens waren

1 e uitgave 2017 de onderzoekers benieuwd of dit ook bij excellente en matig presterende aios zo is. De lezende opleiders onder u zullen nu al JA zijn aan het knikken want de ervaren opleiders in deze studie bevestigden inderdaad dat een aios een patroon kan vertonen in zijn consulten. De onderzoekers deduceerden uit de interviews dat dit consistente gedrag (ofwel patroon) zowel in de arts-patiënt interactie kan optreden alsook op het gebied van medische expertise van de aios. Voor de doorgewinterde opleiders is het hele artikel het lezen waard. Ik ben vooral benieuwd welke effecten deze bevindingen zullen hebben op de manier waarop we aios en ook coassistenten beoordelen en toch ook op de manier waarop we opleiden. Maatwerk bij schouderpijn Vraagt u wel eens een echo van de schouder aan? En deed u dat 10 jaar geleden ook? Ik durf te beweren dat u dat de laatste jaren vaker doet. Echografie is in opkomst, ook doordat veel fysiotherapeuten het toepassen en we daarmee ook op ons spreekuur te maken krijgen. Kaderhuisarts bewegingsapparaat Ramon Ottenheijm zette een unieke trial op om te bepalen of het inzetten van echografie bij patiënten met acute schouderpijn (<3 maanden) huisartsen kon helpen om gerichter de juiste aandoening te behandelen met de beschikbare behandelmogelijkheden (fysiotherapie, injectie, eventuele verwijzing naar de orthopeed). Zo wil je bij een bursitis of tendinitis calcarea liever een subacromiale injectie geven en stuur je de patiënt bij een tendinopathie liever naar de fysiotherapeut. In deze MUST studie waaraan huisartsen uit de Westelijke Mijnstreek deelnamen werden uiteindelijk 129 patiënten geïncludeerd, waarvan er 111 konden worden gerandomiseerd. Bij de helft kreeg de huisarts de echo uitslag, bij de andere helft niet. Na 1 jaar bleek 60% van de patiënten in de controlegroep hersteld. In de groep waarbij de huisarts op basis van de echo uitslag maatwerk kon bieden was 72,5% hersteld. Dat was niet statistisch significant. Op basis van deze trial hoeft de huidige NHG Standaard dus (nog) niet te worden aangepast. Het is wel een fraai voorbeeld van een gedegen wetenschappelijke evaluatie van de klinische waarde van een aanvullende diagnostische test die al heel breed wordt ingezet in de dagelijkse praktijk, maar waarbij in dit geval het effect op harde uitkomstmaten voor de patiënt ontbreekt. Referenties • Interprofessional primary care team meetings: a qualitative approach comparing observations with personal opinions. van Dongen JJ, van Bokhoven MA, Daniëls R, Lenzen SA, van der Weijden T, Beurskens A. Fam Pract. 2017 Feb;34(1):98-106. doi: 10.1093/fampra/cmw106. • Published diagnostic models safely excluded colorectal cancer in an independent primary care validation study. Elias SG, Kok L, Witteman BJ, Goedhard JG, Romberg-Camps MJ, Muris JW, de Wit NJ, Moons KG. J Clin Epidemiol. 2017 Feb;82:149-157.e8. doi: 10.1016/j. jclinepi.2016.09.014 • Should we assess clinical performance in single patient encounters or consistent behaviors of clinical performance over a series of encounters? A qualitative exploration of narrative trainee profiles. Oerlemans M, Dielissen P, Timmerman A, Ram P, Maiburg B, Muris J, van der Vleuten C. Med Teach. 2017 Mar;39(3):300-307. doi: 10.1080/0142159X.2017.1270427. • Ultrasound imaging to tailor the treatment of acute shoulder pain: a randomised controlled trial in general practice. Ottenheijm RP, Cals JW, Winkens B, Weijers RE, de Bie RA, Dinant GJ. BMJ Open. 2016 Nov 21;6(11):e011048. doi: 10.1136/ bmjopen-2016-011048 17 op één lijn 57

op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Onderzoek doen kan je leren Van idee naar een onderzoeksopzet DOOR ANOUK BAGHUS, AIOTHO Als kersverse AIOTHO heb ik in september deelgenomen aan de Start Class van The International Primary Care Research Training Curriculum. De cursus, die onderdeel is van de NHG Kaderopleiding Wetenschappelijk Onderzoek, is bedoeld voor (huis)artsen en anderen die werkzaam zijn in de eerste en nuldelijn met nog weinig onderzoekservaring. Er namen dan ook niet alleen jonge onderzoekers deel, maar ook huisartsen met al tientallen jaren praktijkervaring die in hun eigen praktijk een project wilden opstarten. Omdat ik nog maar twee weken was gestart met mijn promotietraject, sloten de inhoud en het niveau van de cursus goed aan en was de week een goede voorbereiding om met mijn onderzoek van start te gaan. Alles wat nodig is om van een idee naar een goede onderzoeksopzet te komen kwam aan bod, zoals het opstellen van een onderzoeksvraag en het vinden van een passende methode. Ondanks dat niet alle onderwerpen die aan bod kwamen even relevant waren voor mijn eigen onderzoek, vond ik het nuttig om brede basiskennis over wetenschappelijk onderzoek op te doen. Bovendien was er volop aandacht voor onze individuele projecten, omdat de theoretische achtergrond door het interactieve karakter en de kleinschalige opzet meteen kon worden toegepast. Het meest leerzaam vond ik om dagelijks een aantal projecten in subgroepen te bespreken onder leiding van een ervaren onderzoeker. Dit heeft me geleerd om kritisch naar mijn eigen onderzoeksprotocol te kijken en mee te denken met de projecten van anderen. De sfeer was erg goed. Alle docenten en deelnemers waren erg gemotiveerd en Karin Aretz en Geert-Jan Dinant hebben vol enthousiasme de week in goede banen geleid. Ook het internationale tintje van de cursus zal hebben bijgedragen: er waren niet alleen deelnemers uit Nederland, maar ook uit België, Duitsland, Indonesië, Brazilië en Uganda. Tijdens de pauzes en een avondprogramma met een stadswandeling en diner in Maastricht was er dan ook genoeg om over te praten. Ik kan alle startende onderzoekers aanraden om de cursus te volgen. Het heeft mij enorm geholpen om goed van start te gaan met mijn onderzoek en om in contact te komen met andere onderzoekers. Binnenkort staat het tweede deel van de cursus, de Advanced Course, op het programma, waarvan wij als deelnemers zelf hebben mogen meedenken over de inhoud. Ik hoop weer net zoveel waardevolle kennis en vaardigheden op te doen als tijdens het eerste deel. Ook kijk ik er naar uit om te horen hoe de andere deelnemers van start zijn gegaan met hun projecten. Informatie: www.familymedicinemaastricht.nl/what-we-do/ courses/researchtraining/ 18

1 e uitgave 2017 Crossing borders Health in slums DOOR ONNO VAN SCHAYCK, HOOGLERAAR PREVENTIEVE GENEESKUNDE Tijdens een eerdere kerstborrel bij Huisartsgeneeskunde ontving Onno van Schayck (collega’s konden suggesties aandragen) een bijdrage namens de vakgroep Huisartsgeneeskunde voor zijn India pilotproject ‘Health in slums’. Intussen is hij zover dat hij graag over de voortgang rapporteert. In de afgelopen jaren is er in sloppenwijken in Bangalore in India gewerkt aan het vinden van een oplossing om de blootstelling aan rook door het koken op open vuur te verminderen. Blootstelling aan rook is volgens de WHO de belangrijkste doodsoorzaak bij kinderen die in sloppenwijken wonen. Moeders ontwikkelen op jonge leeftijd COPD of overlijden aan longkanker zonder ooit sigaretten gerookt te hebben. In sloppenwijken kan men nauwelijks buiten koken, vooral door ruimtegebrek. Daarom wordt binnen gekookt en wordt men vele uren per dag aan rook blootgesteld. In het verleden heeft de Indiase overheid geprobeerd om ovens te maken en te distribueren maar dat is mislukt. De ovens waren te duur voor sloppenwijkbewoners die vaak niet meer dan 1 euro per dag verdienen. Bovendien waren ze te klein voor de grote gezinnen in sloppenwijken en pasten ze niet bij hun kookgewoonten. In een uitgebreid proces van luisteren, feedback en creatief samenwerken zijn nu oventjes ontwikkeld die weinig tot geen rook produceren, zeer goedkoop zijn en voldoen aan alle wensen en verlangens van sloppenwijkbewoners. De prototypen zijn af en worden nu binnenkort getest in een grote randomized clinical trial gesubsidieerd door NWO, waarbij de helft van een sloppenwijk doorgaat met de traditionele wijze van koken en de andere helft de oventjes krijgt. De persoonlijke blootstelling aan fijnstof (PM2.5) en CO wordt 24 uur gemeten bij alle deelnemers en de longfunctie en klachten worden bij kinderen en moeders meerdere malen vastgesteld gedurende minimaal een jaar. Daarnaast wordt bij alle deelnemers goed geëvalueerd hoe tevreden ze met deze oplossing zijn. Radio 1 en het NOS journaal hebben verslag gedaan van het in gebruik nemen van deze oventjes. Op de foto zie je de opnamen van het NOS journaal. Inmiddels heeft de regering in Delhi gevraagd of wij advies willen geven ten aanzien van de luchtvervuiling. Delhi is momenteel volgens de WHO de meest vervuilde stad in de wereld. Meer informatie vindt u op www.healthinslums.nl Onno van Schayck (links\0 tijdens een interview door de NOS 19 op één lijn 57

1 e uitgave 2014 2017 WESP-studenten: Jolijn Bohnen en Rachèl Verhoeven Paracetamolgebruik bij kinderen BEGELEIDERS: JOCHEN CALS, EEFJE DE BONT EN KIRSTIN PEETOOM Paracetamolgebruik bij kinderen met koorts na bezoek aan de huisartsenpost Vraagstelling Uit de praktijk en literatuur blijkt dat ouders hun kind vaak paracetamol geven wanneer het koorts heeft. Dit is echter niet altijd nodig of aanbevolen. Onderzoek laat zien dat onnodig geven van paracetamol nadelen kan hebben voor het herstel en het effect op algemeen welbevinden van een kind is nooit aangetoond. Richtlijnen adviseren daarom enkel bij pijn en ongemak paracetamol. Onderzoek naar paracetamolgebruik bij kinderen met koorts in de eerstelijn is schaars. Er is nog nooit onderzoek gedaan naar het gebruik van paracetamol bij kinderen met koorts na een bezoek aan de huisartsenpost. Hier worden echter de meeste kinderen gezien. Wij onderzochten dat wel. Studiedesign In deze studie hebben we 553 ouders van kinderen onder de 12 jaar met koorts twee weken na bezoek aan de huisartsenpost gebeld. Tijdens dit telefonische interview vroegen we naar paracetamolgebruik. Primair resultaat en conclusie 83,8% van de ouders gaf hun kind met koorts paracetamol na het bezoek aan de huisartsenpost. Gemiddeld werd in twee weken 11 tabletten paracetamol per kind gegeven, met uitschieters van 50 en 72 tabletten. Mogelijke verklaringen voor het frequent geven van paracetamol zijn angst van ouders voor ernstige complicaties en het vrij verkrijgbaar zijn van paracetamol in winkels. Bovendien hebben ouders het gevoel dat het algemeen welzijn van hun kind verbetert door paracetamol te geven en het idee dat ze daarmee iets kunnen doen voor hun kind. Het geven van paracetamol kan een manier zijn om met een ziek kind om te gaan in deze drukke, moderne maatschappij Deze studie laat zien dat we in de spreekkamer niet alleen dienen te letten op de juiste dosering paracetamol, maar ook op de juiste indicatie (pijn en ongemak). WESP-student: Eline Vere Urlings Pesten BEGELEIDERS: MAARTJE WILLEBOORDSE EN ONNO VAN SCHAYCK Pesten is een groot probleem met ernstige gevolgen. Er bestaan dan ook vele pestinterventies maar in geen van deze interventies komt een gezonde levensstijl terug. Tijdens ‘de gezonde basisschool van de toekomst’ (dGBvdT), waarbij een gezonde levensstijl wordt gerealiseerd, namen leerkrachten subjectief een afname in pesten waar. Wij onderzochten daarom de invloed van dGBvdT op pesten. Studiedesign Door middel van semigestructureerde interviews en een focusgroep met de directeur, projectleider en leerkrachten 20 van twee gezonde basisscholen zijn meningen over en ervaringen met pesten op school in kaart gebracht. Primair resultaat en conclusie De deelnemers zagen een afname in frequentie en ernst van pesten sinds dGBvdT. Dit leek te ontstaan door de structuur en professionaliteit die de pedagogisch medewerkers boden, een gevoel van samenhorigheid tijdens de gezamenlijke lunch en afname van verveling tijdens middagpauzes. Leerlingen lieten een verbeterde mentaliteit zien ten aanzien van pesten, en de rol van leerkrachten veranderde positief. op één lijn 57

WESP-student: Eline Meijs D-dimeertest BEGELEIDERS: JOCHEN CALS, EEFJE DE BONT EN ANGEL SCHOLS Gebruik van de bij trombo-embolische aandoeningen in de huisartsenpraktijk Vraagstelling Een D-dimeer point-of-care test (POCT) zou mogelijk een waardevolle toevoeging kunnen zijn aan het diagnostische arsenaal van de huisarts. Echter, alvorens de D-dimeer POCT in de huisartsenpraktijk te implementeren, is het zinvol om het huidige gebruik van de D-dimeertest in de diagnostische keten rondom longembolie en DVT in kaart te brengen. Studiedesign Een retrospectieve dossierstudie in een specifieke huisartsenpopulatie in de regio Sittard-Geleen; alle patiënten die in 2015 een DBC-code longembolie of DVT kregen of waarbij de huisarts een D-dimeer bepaalde werden geanalyseerd. Primaire resultaat en conclusie Ongeveer een derde van de met spoed verwezen patiënten naar de tweedelijn had een longembolie of DVT en bij circa een derde hiervan had de huisarts voorafgaand een D-dimeer bepaald. Van alle verwezen patiënten waarbij de huisarts geen D-dimeer had bepaald, had bijna 75% van de patiënten een longembolie of DVT. WESP-student: Niek van den Nieuwenhof ECG’s in het kader van CVRM BEGELEIDERS: JELLE STOFFERS, ROBERT WILLEMSEN, KAREN KONINGS Vraagstelling Wat is de kwaliteit van ECG beoordelingen door huisartsen in het kader van cardiovasculair risicomanagement (CVRM) en wat komt er uit deze ECG’s? Studiedesign Door middel van retrospectief dossieronderzoek bij 12 geselecteerde huisartsenpraktijken zijn er 852 in het kader van CVRM en DM zorg gemaakte ECG’s verzameld. 300 daarvan werden door een panel van experts (cardiologen en kaderartsen HVZ) geëvalueerd. Primair resultaat en conclusie Huisartsen achtten 53% van de totale 852 ECG’s normaal. De meest voorkomende afwijkingen waren: verdenking op oude infarcten en intraventriculaire geleidingsstoornissen. Het panel was het in 67% van de 300 gevallen volledig eens met de ECG interpretatie van de huisartsen. De meest voorkomende misinterpretaties waren oude infarcten en kamer hypertrofie. In 70% van de gevallen waren ze het ook eens met het gevoerde beleid. Deze resultaten kunnen gebruikt worden voor scholing. 21 op één lijn 57

op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Hoofdzaken Nieuwigheden BAS MAIBURG, HOOFD VAN DE HUISARTSOPLEIDING “Daar sta je dan. Je zag dit moment al zo vaak in je dromen, daar is ’t dan. De dag die je wist dat zou komen is eindelijk hier”. De eerste strofen van het Koningslied passen wel bij mijn overgang naar het hoofdschap. Per 1 januari was het zover: Jean Muris nieuwe vakgroepvoorzitter, Bas Maiburg nieuw hoofd van de huisartsopleiding. En ja, je voelt je wel een beetje staan. Eigen kweek – ik werk sinds 1991 bij de opleiding – en nu in een positie waarvan ik lang vond dat je die beter bij een andere opleiding zou kunnen gaan bekleden (“vreemde ogen”). Hoe is dat, als je formeel eindverantwoordelijk bent voor de opleiding? Hoe kijken je directe collega’s nu tegen je aan? Een beetje kroonprins voel je je ook wel als je gevraagd wordt voor zo’n functie. Het Koningslied vervolgt met: “Ben je er klaar voor? Kun je dat ooit echt zijn?”. Deze ietwat retorische vraag neemt niet weg dat ik me er aardig voor toegerust voel. Zeker na de afgelopen twee jaar de “hoofd-portefeuille” Personele Zaken behartigd te hebben. De nodige landelijke hoofdenoverleggen heb ik al meegemaakt en met Jean Muris heb ik de afgelopen vijf jaar nauw samengewerkt in een soort duo-hoofdschap. De evaluatie na twee maanden is in ieder geval positief. Er is al veel werk verricht, en de stemming en sfeer is goed. Niet op de laatste plaats door de soepele samenwerking binnen het managementteam van de opleiding. Met Gerrie Waagenaar – naast curriculumcoördinator nu ook adjuncthoofd van de opleiding – en Joost Dormans – coördinator logistiek en plaatsvervangend hoofd – is het goed toeven én werken. Samen met de overige coördinatoren wordt op daadkrachtige wijze aan het optimaal aansturen van de opleiding gewerkt. Waar wordt nu zoal aan gewerkt? Op de eerste plaats loopt het nodige beleid gewoon door, ondanks het aantreden van een deels nieuw managementteam. De werkgroepen blijven bezig met het vertalen van de nieuwe landelijke thema’s en KBA’s van het landelijk opleidingsplan naar een lokaal, Maastrichts en Eindhovens curriculum. De al eerder gegenereerde ideeën over de integratie van de diverse 22 sectoren binnen de vakgroep worden verder uitgewerkt. Ontwikkelingen staan nooit stil. Zo heeft de visie op Eindhoven rond de jaarwisseling een update gekregen. Streven naar een evenredige verdeling van opleidingsplaatsen over Maastricht en Eindhoven blijft van belang. Nieuw is dat we hierbij nu ook kijken hoe de voorkeuren van aios voor de twee opleidingslocaties van de huisartsopleiding Maastricht evolueren. En dat we toewerken naar een Noord- en Zuid team van docenten, afhankelijk van de locatie waar zij hun groepen begeleiden. De allocatie (=plaatsing van aios na het succesvol doorlopen van de selectieprocedure) speelt daarbij een rol. De hele procedure heeft niet de verwachte optimale verdeling en invulling van opleidingsplaatsen opgeleverd. Het is hard werken om voldoende aios in opleiding te krijgen. Desondanks toch enkele niet gevulde plaatsen, waardoor de werving van aios nog steviger aangezet gaat worden. Zo staat een duidelijkere positionering richting aios van de beide opleidingslocaties hoog op de agenda, en wordt er hard gewerkt aan de website en het inzetten van andere sociale media. En gaan we ons sterker profileren richting de groep basisartsen die in de diverse regionale ziekenhuizen werkzaam zijn, en bezig zijn hun definitieve keuze voor een vervolgopleiding te maken. Daarnaast heeft de allocatie van aios gevolgen voor de organisatie van opleidingsgroepen in Maastricht en Eindhoven. We willen complete (lees: driejarige) opleidingstrajecten van praktijk- en instituutsonderwijs aanbieden in Noord en Zuid. Logistiek gezien een behoorlijke uitdaging! Er is begin dit jaar meer veranderd dan het aantreden van de nieuwe vakgroepvoorzitter en het hoofd van de opleiding. Per 1 januari is nieuwe landelijke regelgeving voor de huisartsopleiding van kracht geworden. De CHVG heeft een nieuw kaderbesluit uitgebracht en ook het Besluit Huisartsgeneeskunde is op de schop gegaan. Belangrijke uitkomst hiervan is dat nog meer maatwerk voor aios in de opleiding mogelijk wordt. Zo is in het tweede jaar meer ruimte voor keuzestages en er lijkt meer inhoudelijke diversiteit mogelijk in de verplichte klinische stage van zes maanden. De CGS heeft het nieuwe landelijke

1 e uitgave 2017 opleidingsplan goedgekeurd, waardoor de nieuwe aios die in maart 2017 gestart zijn onder dit nieuwe plan met thema’s en KBA’s gaan werken. Zij krijgen te maken met de nieuwe programmatische toetsing: geaggregeerde beoordeling van kennis- en consulttoetsen, KPB’s, Zelfie’s en opleider- en mentorbeoordelingen. De vertaling van de landelijke plannen naar lokaal is nog een hele klus, waar we gestuurd door kwaliteitscoördinator Marie-Louise Schreurs, projectmatig mee aan de slag zijn gegaan. Niet alleen voor onszelf, want in november van dit jaar volgt een visitatie van de RGS waarbij de lokale plannen onder de loep genomen worden. Niet minder dan een onvoorwaardelijke herregistratie van het opleidingsinstituut voor vijf jaar is daarbij de inzet die we nastreven. Over de RGS gesproken, vanaf begin dit jaar gaan zij de herregistratie-voorwaarde wat betreft praktijkaccreditering handhaven. Onze HAO-coördinatoren Marieke Kools en Paul Schrijver zijn in dat kader al begonnen om de stand van zaken bij diverse opleidingspraktijken opnieuw te inventariseren. Inzet is om het verlies aan opleidingspraktijken door het eventueel niet voldoen aan deze herregistratie-voorwaarde tot een absoluut minimum te beperken. Ook op het eerder genoemde vlak van Personele Zaken zit de opleiding niet stil. Adriaan van de Sande gaat begin maart als huisartsbegeleider aan de slag met zijn eerste groep aios in Eindhoven. Cécile Henquet start op hetzelfde moment als gedragswetenschapper met haar eerste groep in Maastricht. Met Adriaan hebben we een ervaren huisarts in ons team erbij gekregen en met Cécile een ervaren psychotherapeut. Twee aanwinsten voor ons docententeam! De sollicitatieprocedure voor een nieuwe huisartsbegeleider per mei is in volle gang, en de inkt van de contracten van Oda Bauhuis (gedragswetenschapper, start 1 mei) en Cristel Achterberg (gedragswetenschapper per 1 augustus) is net droog. Beiden ervaren psychologen en therapeuten, van wie we de komst als docent met veel vertrouwen tegemoet zien. 23 Als nieuw hoofd van de opleiding wil ik graag een nieuw accent toevoegen aan de missie van de huisartsopleiding. Merkwaardig genoeg, in mijn ogen, ontbreekt daarin dat de huisartsopleiding een “gezondheid-bevorderende” organisatie is. Daarbij gaat het niet alleen over het opleiden van aios als nieuwe “gezondheid-bevorderaars”. Ook dient de opleiding als organisatie er oog voor te hebben dat aios op gezonde wijze opgeleid worden en medewerkers op gezonde wijze kunnen werken binnen de organisatie. Ik denk daarbij, naast een gezonde verhouding van werk en privé, aan zaken zoals voldoende afwisseling tussen staan en zitten (oeps, hoe lang zit ik nu al aan dit stukje te werken?), het nemen van pauzes en mail- en smartphone hygiëne. Het Koningslied eindigt met de regels: “Ik zal strijden als een leeuw, tot het jou aan niets ontbreekt, hou je veilig zo lang als ik leef “. Gaat wat ver als onderdeel van de functieomschrijving van hoofd. Een poging tot gezond houden, wil ik graag op mij nemen zolang ik hoofd ben. op één lijn 57

op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Equilibre Ons opleidersbestand: een dynamisch gegeven DOOR MARIEKE KOOLS EN PAUL SCHRIJVER, COÖRDINATOREN HUISARTSOPLEIDERS Deze keer twee thema’s in onze rubriek: de plaatsing van aios en feedback op de trainingsdag in januari. De koppeling van aios aan opleiders is geen sinecure. De aios, de hao en de opleiding hebben ieder hun eigen belangen. Ook fietst er regelgeving doorheen waar we ons aan moeten houden. Opleiders die teleurgesteld worden omdat ze geen aios krijgen, denken “Waarom ik?”, en “Hoe kan het, dat ze nog nieuwe opleiders aannemen, als ze er toch teveel hebben?”. Bij deze een poging om die vragen te beantwoorden en inzicht te geven in de dynamiek van ons opleidersbestand. Begin 2014 schreef Stijn de Vries hier ook al over in zijn ‘Lijn van Stijn’. Het ging toen om de wisselvalligheid tussen vraag en aanbod: het ene moment zijn er 14 opleiders tijdelijk zonder aios, terwijl enkele maanden later iedereen voorzien is. In dat laatste geval hopen we, dat er nergens een ontkoppeling plaatsvindt, want dan hebben we geen opleider meer achter de hand. Die golfbewegingen zijn er nog steeds: op het moment van schrijven hebben we in de regio noordoost slechts twee opleiders die onvrijwillig zonder aios zitten, waardoor ik een probleem heb bij een mogelijke ontkoppeling in het zuiden. Dit voelt erg krap. Daarentegen zijn er vanaf juni negen opleiders zonder aios, en dat is, in ieder geval voor mijn gevoel, teveel. Er zijn periodes waarin bijna al onze opleiders actief zijn en dat wijst er op dat we niet standaard te veel opleiders hebben. “Vroeger was dit anders”, denken de oudere opleiders. Dat klopt. In de tijd van continuïteit in het opleiden, zaten we in een groeiscenario: de opleiding (lees: aantal aios-plaatsen) groeide en er werd continu heel actief geworven om die vraag bij te benen. Omdat de groei van het aantal aios harder ging dan de aanwas van nieuwe opleidingspraktijken, moesten aios vaker dan nu verder reizen. Tegenwoordig zitten we in een consolidatiefase: De instroom van het aantal aios is stabiel. Een even stabiel aantal opleiders voldoet daarbij niet omdat: • de variatie in waar de aios wonen groot is en behoorlijk wisselt per startmoment (maart, juni, september en december). In totaal kunnen we genoeg opleiders hebben, maar een overschot in noord en een tekort in zuid. De middenregio proberen we zo veel mogelijk mee in te zetten, gericht op die noord-zuid variaties, maar daarmee heb je nog steeds niet altijd alle aios bediend. 24 • opleiders met pensioen gaan of voortijdig stoppen, waardoor opleidingspraktijken wegvallen, • opleiders zelf vragen om tijdelijk niet op te leiden, • aios met een parttime opleiding of tijdelijke uitval vanwege zwangerschapsverlof, een opleider langer dan 1 jaar bezig houden, we steeds meer op kwaliteit focussen, wat o.a. inhoudt dat we een spreiding nastreven van verschillende typen praktijken in onze regio’s. Dit alles maakt dat we speelruimte nodig hebben en dat we per periode bekijken of we voldoende opleiders hebben voor de volgende koppelrondes. Zeker weten we dat pas, als we weten waar de aios wonen, en daar zit een ander probleem: in de regio’s Midden-Limburg en Noordoost Brabant zitten de laatste tijd relatief minder aios. Ondanks dat we proberen de pijn wat te spreiden, is daardoor de discontinuïteit van het opleiden niet helemaal gelijk te verdelen en worden opleiders in die regio’s vaker teleurgesteld dan we willen. We hanteren zoveel mogelijk de reistijd van één uur voor de aios om praktijken te kunnen includeren, maar ook hier is het zoeken naar een balans. Laat duidelijk zijn: we gebruiken aios niet om goede opleiders te belonen en minder goede opleiders te straffen. Opleiders voelen dat soms zo, maar zo gaan we niet met hen om (ook al vinden sommige opleiders en aios dit best een gedachte om serieus te overwegen). Als iets niet goed is, vinden we, dat we dit duidelijk moeten maken, en dat we samen moeten kijken hoe het beter kan. En je kunt opleidersvaardigheden niet verbeteren, als we de aios weg houden waarmee je dat juist zou moeten oefenen en laten zien. Bovendien: welke criteria hanteer je om wel of niet die aios toe te kennen? Een gedachtenoefening waar je niet uit komt, want er zijn erg veel factoren die bijdragen aan de kwaliteit van een opleider en diens praktijk. Evaluatie trainingsdag voor opleiders januari 2017 Door Paul Schrijver We hebben de huisartsopleiders gevraagd om de trainingsdag van januari te evalueren. De respons was heel groot, waarvoor dank. Het was interessant om te zien, dat er een verschil van waardering zat tussen jaar 1 en

1 e uitgave 2017 jaar 3 opleiders betreffende de voordracht van Peter Lucassen over SOLK. De jaar 1 opleiders waren enthousiast, sommigen gaven wel aan dat het iets korter had mogen zijn. Jaar 3 opleiders gaven vaker aan dat de voordracht te lang was en sommigen onder jullie kenden de voordracht al van andere bijscholingen. Al met al werd de voordracht goed gewaardeerd. Ook de workshop SOLK kwam positief uit de evaluatie. Over het algemeen werden de rollenspelen en de aanwezigheid van aios zeer op prijs gesteld. EBM, of liever gezegd Academisch Opleiden, was de klapper van de dag! Nog nooit hebben we zulke leuke reacties van opleiders gehoord. Een greep uit de opmerkingen: ‘Verfrissend’ ‘Verrassend’ ‘Toepasbaar in de praktijk’ ‘Snelle manier om een artikel te doorgronden’ en als uitsmijter: ‘EBM gaat weer leven’! Academisch opleiden zal dus zeker een vervolg krijgen. Verder kwam naar voren dat kleine-groepen-onderwijs erg op prijs werd gesteld. Hier gaan we dan ook zeker mee door. De klimaatbeheersing was niet optimaal; dit hebben we al teruggeven aan van der Valk, omdat we de locatie voorlopig zullen handhaven. Erg prettig, zoveel evaluaties! Daarmee kunnen wij weer verder om ook in de toekomst de trainingsdagen nog uitdagender en praktischer te maken. Eindhovengroep Brengt de huisartsopleidingen van Nijmegen en Maastricht samen DOOR LOVAH EINDHOVEN Twee opleidingen met een Eindhovense stroming, één gezamenlijke locatie in Eindhoven, maar... nog twéé LOVAH afdelingen met ieder hun eigen activiteiten in Nijmegen en Maastricht. Vanuit de ‘Eindhoven groep’ ontstond steeds meer vraag naar leuke activiteiten, nascholingen en gezamenlijk onderwijs in en rondom Eindhoven om te zorgen voor meer binding tussen deze twee opleidingen. In augustus 2016 is een enthousiaste groep AIOS gestart met de oprichting van LOVAH Eindhoven. Op 14 oktober 2016 hebben we groen licht gekregen, we vormen nu de jongste afdeling van de LOVAH! Een unieke situatie, een afdeling vanuit twee verschillende opleidingsinstituten. Een belangrijk streven van LOVAH Eindhoven is om te zorgen voor een betere samenwerking tussen Maastricht en Nijmegen, met daarbij onder andere een betere stroomlijning van het onderwijs. Binnenkort zal bijvoorbeeld de eerste gezamenlijke onderwijsdag georganiseerd worden. Verder zetten we ons in om nieuwe geneeskunde studenten enthousiast te maken voor de huisartsenopleiding, met natuurlijk aandacht voor onze dependance in Eindhoven. Ook willen we leuke activiteiten en nascholingen in en rondom Eindhoven organiseren, waarbij ook weer de cohesie tussen AIOS uit Nijmegen en Maastricht nagestreefd wordt. Inmiddels hebben we een aantal geslaagde activiteiten achter de rug: de pubquiz met aanwezigheid van maar liefst een derde van alle Eindhovense AIOS, de eerste nascholing over melanomen en de LHK pubquiz, een gezellige voorbereiding op de halfjaarlijkse kennistoets. Komende maanden staan nog veel leuke activiteiten en nascholingen op het programma. Zo zal er deze maand een gezellige activiteit georganiseerd worden om de nieuwe AIOS welkom te heten, natuurlijk zijn de overige AIOS ook welkom! Om al het bovenstaande te kunnen bewerkstelligen, zijn we nog altijd op zoek naar enthousiaste leden voor onze LOVAH afdeling. Suggesties of ideeën zijn altijd welkom. Contactgegevens eindhoven@lovah.nl | www.lovah.nl www.facebook.nl/lovah.eindhoven 25 op één lijn 57

op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Onderzoek van onderwijs Opleiders: het zijn net mensen DOOR LAURY DE JONGE, HUISARTSONDERZOEKER “Aangezien de denkwijzen van mensen verschillen, zodanig dat sommigen gemakkelijker dan anderen de een of andere vorm van geloof omarmen, want wat de een leidt tot gebed kan de ander tot spotternij leiden, concludeer ik, dat iedereen vrij zou moeten zijn om voor zichzelf de basis van zijn overtuiging te kiezen, en dat geloof alleen zou moeten worden beoordeeld op de vruchten die het voortbrengt.” (Spinoza: Tractatus Theologico Politicus (1670)) Als begeleider van coassistenten of opleider van huisartsen in opleiding heeft u er vrijwel dagelijks mee te maken: de beoordeling op de werkplek. Werkplekbeoordelingen zijn belangrijk om een aantal redenen. Ten eerste omdat een beoordeling nuttige feedbackback kan genereren, wat het leren van een (huis)arts-in-opleiding kan sturen. Van goede feedback kan je immers (veel) leren: het kan wijzen op hiaten in medische kennis of verbeterpunten in communicatieve vaardigheden, kortom: op alles wat nog geleerd kan (of moet) worden. Ten tweede kan een beoordeling gebruikt worden om vast te stellen of een lerende “aan-de-maat” is. Daarmee heeft een opleider-beoordelaar een belangrijke rol in het adviseren of een lerende basis- of huisarts kan worden. Uit medisch onderwijskundig onderzoek blijkt dat de waarde van werkplekbeoordelingen niet zozeer afhangt van de kwaliteit van de beoordelingsinstrumenten of -methoden. De waarde hangt vooral af van de manier waarop deze instrumenten gebruikt worden. En dat hangt weer af van welke ideeën een opleider en lerende hebben over leren en beoordelen op de werkplek. Hier heb ik onderzoek naar gedaan. De deelnemers aan dit onderzoek waren beoordelaars die werkzaam in de praktijk of op de Universiteit waren, en huisartsen in opleiding. Hen werd gevraagd om stellingen over werkplekbeoordelen te sorteren. Een voorbeeld van een stelling was: “beoordelen moet vooral het leren van de AIOS sturen”. Deze, en nog 47 andere stellingen, moesten worden gerangschikt naar de mate waarin de beoordelaar het met de stelling eens of oneens was. De uitkomst zal u niet verbazen: de deelnemers verschilden in hun denkwijze. Door middel van factoranalyse kon een aantal groepen opleiders onderscheiden worden. Sommige opleiders vonden het prettig als een lerende zelf zijn leren stuurde, ook als dat betekende dat hij zelf in hoge 26 mate bepaalde waarop hij beoordeeld werd. Voor anderen ging dat te ver, zij vonden dat (ook) de opleider of het opleidingsinstituut zou moeten bepalen wat geleerd moet worden. Een tweede thema waarover opleiders van inzicht verschilden was de mate van standaardisering van een beoordeling. Sommige opleiders vonden het prettig om een scorelijst te hebben waarin precies staat waar een lerende aan moet voldoen. Anderen ervaarden ’de gedetailleerde scorelijst als een keurslijf; een beoordeling zou aangepast moeten kunnen worden aan de context van de beoordeling of aan de leervraag van de lerende. Zijn die verschillende denkwijzen een probleem? Of, om met Spinoza te spreken, beïnvloedt dit de kwaliteit van de vruchten die worden voortgebracht? Mijn antwoord : het hoeft geen probleem te zijn. Maar dan zullen opleider en lerende wel moeten spreken over verwachtingen en consequenties van gelijkeen verschillende denkwijzen over werkplekleren en-beoordelen. Het doel van zo’n gesprek zou zijn om te komen tot een gemeenschappelijk denkwijze; met ruimte voor eigenheid maar ook voor afstemming tussen de verschillende betrokkenen. Tijd dus om een leergesprek te wijden aan uw opvattingen over beoordelen en leren! Bent u geïnteresseerd in meer details? Het hele artikel staat online op: link.springer.com/article/10.1007/s10459-017-9760-7 Voetnoot Sjef Swaans, HAB en redactielid “ Het belang van de beoordeling op de werkplek kan niet genoeg benadrukt worden. Mijn ervaring als HAB is dat de opleider het meest van de AIOS ziet en daarom ook het best een beoordeling kan geven. Op welke manier dat gebeurt is van secundair belang en hangt ook af van de persoonlijkheid van HAO en AIOS. Maar: van cruciaal belang is dat alle beoordelingen feitelijk onderbouwd zijn. Dat aangegeven wordt op welke concrete gedragingen of gebeurtenissen de beoordeling gebaseerd is. Ook als de interpretatie van de observatie niet gedeeld wordt, of als de norm waaraan het gedrag moet voldoen niet erkend wordt , is toch het bespreken van de observatie de basis van de beoordeling. Dat is dan het gesprek waaraan in dit artikel gerefereerd wordt. Een eindbeoordeling bundelt diverse werkplekbeoordelingen en compenseert dan voor de verschillen in aanpak van de beoordelingen.”

1 e uitgave 2017 In de leer “ Wie het oude niet eert, is het jonge niet weerd” DOOR KOEN VAN HELMOND, TWEEDEJAARS AIOS Het is de avond voordat ik aan mijn laatste opleidingsjaar ga beginnen. Onder het genot van een glaasje whisky maak ik de balans van het afgelopen halfjaar op. Ik schrijf een halfjaar, want door mijn werkervaring op de spoedeisende hulp heb ik vrijstelling gekregen voor mijn acute zorgstage. Het was een half jaar in het teken van de oudere medemens door stages in de ouderenpsychiatrie en daarna in de revalidatie voor ouderen. Vooraf zag ik er best wel tegen op, want ouderen… ik had er eerlijk gezegd niet zoveel mee. Sterker nog, de enige oudere waar ik wat mee heb is mijn oma, een 93-jarige dame die ik eens in de twee weken op bel om even bij te kletsen. Dat was tot voor kort mijn enige referentiekader als het om ouderen ging en misschien is mijn oma niet helemaal representatief voor haar generatie; daar ben ik inmiddels wel achter. Zo woont zij nog zelfstandig zonder thuiszorg, gebruikt ze slechts 1 aspirientje per dag, fietst ze dagelijks twee keer twintig minuten op een roestige hometrainer (die ik hoogstpersoonlijk 17 jaar geleden in elkaar heb gezet) en leest ze twee kranten per dag. Toch heeft mijn oma ook zo haar problemen natuurlijk, dat zal ik niet ontkennen. Onlangs vertelde ze me nog dat ze een Ipad air had gekocht, want de gewone Ipad die ze had werd toch wat zwaar voor haar ietwat artrotische vingers. Tja, dat zijn inderdaad lastige dingen natuurlijk. Maar goed, zoals ik in de eerste alinea al stelde: “ik had niet zoveel met ouderen” en de nadruk ligt daarbij op had. Inmiddels, na een half jaar alleen maar patiënten van boven de tachtig jaar, ben ik oprecht anders over ouderen gaan denken. Ik ben er namelijk achter gekomen dat er maar bar weinig ouderen zijn zoals mijn oma. De meeste ouderen hebben namelijk geen Ipad en met slechts 1 aspirientje op een dag komen ze ook niet weg. Wellicht hebben ze thuis een hometrainer staan die wat minder roestig is, maar daar houdt het dan ook wel mee op. Als huisarts in opleiding zat ik overwegend ruim in mijn tijd voor de patiënt en ik heb dan ook deze kans aangegrepen om “de gemiddelde oudere” in Nederland te leren kennen. Ik heb gemerkt dat een hoop ouderen tevreden zijn over het leven dat ze nu leiden en dat ze meestal berusten in de fysieke ongemakken die met de leeftijd komen. Helaas heb ik ook een hoop ouderen gezien die het wat minder hebben. Ze kampen met het gemis van een partner of hebben geen familie in de buurt wonen die zomaar even op de koffie komt. Sommigen zijn afhankelijk van anderen voor bijvoorbeeld hun dagelijkse boodschappen of een bezoekje aan de kapper, maar ze voelen zich bezwaard om om hulp te vragen. Mijn ervaring in het afgelopen half jaar is dat sommige ouderen zichzelf wegcijferen omwille van het algemeen belang. Echter, zoals Albert Camus in zijn boek “De Pest” al schreef, wordt het algemeen belang gevormd door het geluk van ieder individu. In deze column wil ik een kleine lans breken voor juist díe kwetsbare ouderen in onze samenleving. Ze hebben het namelijk echt niet altijd makkelijk. Ik nodig c.q. daag iedereen uit om gewoon eens een keer met een oudere te praten en te luisteren naar hun verhaal. Hoeveel moeite is het om 1 keer per week een sociale visite en een ‘bakkie te doen’ bij een kwetsbare oudere? Een klein gebaar met een groots effect. Die ouderen… ik heb er wel wat mee! 27 op één lijn 57

op één lijn 57 1 e uitgave 2017 In de leer Ontwrichte toestanden DOOR ELEANA ZHANG, TWEEDEJAARS AIOS Had je vroeger als kind ook het idee, dat je alles kon worden, als je het maar graag genoeg wilde? Nou, ik wel. Totdat ik er op mijn achtste achter kwam dat zangeres worden nogal problematisch werd met mijn krakende post-tonsillectomie klankkast. Of dat ik op mijn dertiende een bril kreeg en dus vaarwel moest zeggen tegen de vluchtige droom om piloot te worden. Niet dat ik er lang om heb gerouwd maar het is grappig om te bedenken dat zulke momenten er evengoed toe hebben geleid dat ik vandaag de dag huisarts in wording ben. Ook tijdens mijn SEH-stage had ik een soortgelijk moment. Mijn eerste week op de SEH vloog voorbij: afwisselend, lekker veel actie en van tijd tot tijd de nodige dosis adrenaline. Maar dan volgt dag één van week twee… De eerste patiënt van de dag: man, begin veertig, groot, pezig en met een massa van zo’n dertig kilo per ledemaat. En nu: schouder uit de kom. Zijn gezicht is verwrongen van de pijn, en hij blijft maar schreeuwen tijdens het maken van de röntgenfoto’s. Door de open, akoestische ruimte van de SEH worden mijn gehoorbeentjes om negen uur ’s ochtends dus al lekker losgetrild. Een bijzondere warming-up om de dag mee te beginnen. “Eleana, jij wilde trauma’s doen, toch?” vraagt mijn supervisor, nadat de foto’s zijn gemaakt en de patiënt de nodige pijnstilling heeft gehad. Ik gooi de laatste slok koffie achterover en snel naar Traumakamer 1, klaar om aan de slag te gaan. Ik heb er zin in. De SEH- arts staat bij het hoofd, houdt de patiënt op z’n plaats en zegt mij aan de geluxeerde arm te trekken. Het is negen uur ’s ochtends en ik als ochtendmens ben nu op mijn best: met bovendien een paar jaar gedateerde karate ervaring uit mijn studententijd ben ik ervan overtuigd, dat ik die arm er wel weer ingetrokken krijg. Ik sluit mijn handen en vingers om de onderarm van de patiënt en begin te trekken. Ik zet me af tegen de ondergrond, hang met mijn hele gewicht in de lengterichting van de arm, zet mijn kaken op elkaar, knijp nog iets harder in de onderarm om mijn grip niet te verliezen en trek alsof mijn leven ervan af hangt. Geen beweging in die schouder. Ik hou vol. Mijn perifere visus vervaagt, gevoelsmatig begint tetanie van mijn spieren in te treden en mijn ogen puilen uit door de intracraniële drukverhoging. Nog steeds geen verlossende klik. Ik ga door 28 maar krijg het warm en benauwd en bedenk nog net dat ik beter een dunner shirt had moeten aantrekken of in ieder geval mijn deo had moeten meenemen, wanneer de SEHarts de veelbetekenende woorden zegt: “Eleana, je mag al beginnen met trekken hoor…”. Als ik om me heen kijk, zie ik de vriendelijke reus van een verpleegkundige naast mij grinniken. Er zijn collega-artsen die hun roeping al hebben gevonden, toen ze nog rondliepen in hun rode Buurman en Buurman laarsjes of toen ze een vogelbekdier moesten nadoen tijdens de eerste balletles. Maar ik, ik ben er niet zo één. Ik moet dingen dóen om te weten. En al doende weet ik dat werken met grote botten niet mijn sterkste kwaliteit is (maar gelukkig ook dat het huisarts-zijn wel mijn ding is!). Later hoor ik – niet geheel tot mijn verbazing – dat de zwaargewichten van de SEH de hoogste succespercentages hebben met schouder- en heupluxaties, en reanimaties niet te vergeten. Met mijn een meter zestig ga ik ze natuurlijk never nooit evenaren, maar dat betekent niet, dat ik het niet kan proberen. De komende maanden vraag ik tijdens de koffiemomenten gewoon een groot stuk taart bij mijn cappuccino.

1 e uitgave 2017 Loyaliteiten Wat niet weet, wat niet deert DOOR T.E. GRIJS Dinsdagochtend, de ochtend van de psychosomatiek was ik dit spreekuur in de loop van de jaren gaan noemen. Al voor negen uur had ik onbegrepen hoofdpijn, onverklaarbare nekpijn en buikpijn zonder medisch verklaarbare oorzaak gezien. Een beetje moedeloos tjokte ik naar de wachtkamer en riep mevrouw Berends. Ze zat in elkaar gedoken in een hoekje, ze schrok op en liep vervolgens met een vinnige pas langs me heen, de weg kende ze namelijk goed. Ze zat al, voordat ik de deur van de spreekkamer gesloten had. In een keurig grijs mantelpakje gestoken en vanonder een onberispelijk kapsel keek ze me vanuit een spits gezichtje met een verwijtende blik aan. Aan een vraag wat ik voor haar zou kunnen betekenen kwam ik niet toe. Ze stak meteen van wal. Nee, de pillen hadden weer niet geholpen, dat had ze ook wel gedacht toen ze vorige week uit de spreekkamer wegging. Zo ging het echt niet langer, ze had alle vertrouwen in de Nederlandse specialisten verloren, maar bovenal in mij en nu zou de orthopeed in Genk wel uitkomst bieden. De afspraak was al gemaakt. Of ik maar even de verwijskaart kon schrijven. Ik schreef en gaf de verwijzing, met een diepe, hoorbare zucht. Met een tegelijk triomfantelijke en neerbuigende blik verliet ze de kamer. “Grijze muis”, dacht ik nog boos. Ik heb haar niet meer gezien op het spreekuur, wel vier maanden later haar echtgenoot Frans. Hij had maagklachten. Het was allemaal druk in zijn schildersbedrijf, dat hij tien jaar geleden van zijn vader had overgenomen. In het begin was het allemaal prima gegaan, maar het laatste jaar ging het moeilijk. Hij kon zich moeilijk concentreren en was op het eind van de middag doodop. Hij weet dit alles aan de moeilijkheden in de relatie met zijn vrouw. Na een lange dag in het bedrijf was er ’s avonds geen rust voor hem weggelegd. Niets deugde in de ogen van zijn vrouw, hij dacht alleen maar aan werken, en wat leverde dat op, te weinig, zo uitte ze zich geregeld. Een fatsoenlijke vakantiereis zat er niet in, het oude gammele huis van zijn ouders hadden ze al lang moeten inruilen. De puberzoon, zo verweet ze hem, was onhandelbaar, hij had ook geen steun van zijn pa. Van intimiteit tussen hem en zijn vrouw was geen sprake. “In de diepvries kan het niet kouder zijn dan in haar onderbuik”, verzuchtte Frans. Tja, ik kon het me voorstellen, maar ik heb er wijselijk niets over gezegd. Frans vroeg tabletten om zijn maagklachten te verminderen, “een van mijn schilders helpen ze goed en ach, thuis, laat maar zitten en verder onderzoek ook, zo’n vaart zal het niet lopen.” Ik schreef Frans een zuurremmer voor en maakte een vervolgafspraak over twee weken. Ik zag hem pas twee maanden later, vermoeid ogend, bleek, vermagerd. Onmiskenbaar helemaal mis. “Nee Frans, je krijgt geen hogere dosering van de medicatie! Ik bel vandaag nog de specialist.” Frans vond dat ik wel meteen kon bellen, hij zou wachten. Dezelfde middag kon hij terecht. Een week later had ik de MDL arts aan de lijn. Het was goed fout met Frans, een pancreascarcinoom met ingroei in de maagwand. Dat was de eerste reden van het telefoontje, een tweede was dat Frans ieder verder onderzoek en behandeling resoluut van de hand had gewezen, aan zijn lijf geen verdere polonaise. Maar er was nog iets, van Frans mocht de specialist geen mededeling doen aan zijn vrouw en zoon over de aard van de ziekte. Toch wel bizar vond de specialist, maar hij wilde het verder aan mij overlaten. De volgende dag zat Frans al op mijn spreekuur. Niks meer aan te doen, hij had het wel verwacht, twee pakjes sigaretten per dag, een halve fles jenever, dat kon gewoon niet goed blijven gaan, zo bekende hij. “Maar wat er precies aan de hand is, dat blijft tussen ons beiden dokter, geen woord over de ware aard van de ziekte naar mijn vrouw en zoon, het is een grote maagzweer en de genezing zal wel maanden op zich laten wachten en daar blijft het bij. Ik zou haar medelijden niet kunnen verdragen en wat niet weet, wat niet deert.” Twee dagen later legde ik een visite af bij Frans. Op de gang eiste zijn vrouw meteen, dat ik Frans dezelfde dag nog zou laten opnemen in het ziekenhuis. Frans hield resoluut de boot af, het zou beslist beter gaan als we de medicatie zijn werk zouden laten doen. Mevrouw kon het er niet mee eens zijn. Ik begreep haar, maar ik liet niets merken. Ik koos de kant van Frans. 29 op één lijn 57

op één lijn 57 1 e uitgave 2017 De volgende ochtend belde de specialist met de mededeling dat Frans in de vroege ochtend in het ziekenhuis was overleden aan een inwendige bloeding. De dienstdoende assistent had mevrouw verteld dat Frans was overleden aan een bloeding in de buik, omdat de al langer bekende kwaadaardige tumor in een bloedvat was ingegroeid. Mevrouw was witheet, zonder verder een woord te zeggen, vertrokken. Met lood in de schoenen ging ik na het spreekuur op huisbezoek. De zoon maakte de deur open, keek me met een vernietigende blik aan en zei dat moeder geen prijs op een gesprek stelde en wierp de deur voor mijn neus dicht. Ik heb haar nog enkele malen in het dorp gezien, altijd wendde ze haar hoofd af. Korte tijd later verhuisde ze naar geboortedorp. Jaren later las ik de krant over een rechtszaak tegen de heer S. in Wintersveld. De man was aangeklaagd wegens misbruik van zijn twee dochters op jonge leeftijd. De heer S., zo ging door mijn hoofd, ze heette toch Schermer met haar meisjesnaam en kwam uit Wintersveld? Zou het…? Ik had de naam van de heer S. aan mijn broer kunnen vragen, hij was in die tijd raadslid in de gemeente waar Wintersveld deel van uitmaakt. Ik heb het er met hem nooit over gehad. Wat niet weet, ….. Symposium & oratie Jako Burgers 16 juni 2017 ‘ Persoonsgerichte zorg in richtlijnen: contradictie of paradox?’ ‘Persoonsgerichte zorg in richtlijnen: contradictie of paradox?’ is de titel van de oratie van prof. dr. Jako Burgers op vrijdag 16 juni 2017 in de Aula Minderbroedersberg 4-6 in Maastricht. Dit is een openbare lezing . Voorafgaand aan de oratie is er een symposium (op uitnodiging) over het thema. Richtlijnen zijn niet meer weg te denken uit de Nederlandse gezondheidszorg. Mede dankzij de richtlijnen die zijn ontwikkeld binnen het NHG-Standaarden programma, floreert de huisartsgeneeskunde in ons land. Toch is er de laatste jaren fundamentele kritiek, zodanig dat er zelfs gesproken wordt van een crisis. De principes van evidencebased medicine die ten grondslag liggen aan de richtlijnen zouden leiden tot een technocratische en prestatiegedreven geneeskunde die een persoonsgerichte, holistische benadering in de weg staan. Het symposium is op uitnodiging. De oratie (start 16.30 uur) is een openbare academische zitting. Deze lezing wordt opgenomen en is naderhand -net als de oratietekstopvraagbaar bij onze redactie. 30

1 e uitgave 2017 Symposium Onbezorgd smullen van vlees, vis, groente en fruit: kan dat nog? DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID EN 60-PLUSSER Een intrigerende vraag, vond ook onze hoofdredactrice, en dus nam zij mij (als schrijvende pers) mee naar het symposium over voeding nu en in de toekomst, dat onder deze titel op 16 december 2016 gehouden werd in Maastricht. We zagen een paar bekende collega’s in de collegezaal.1 Na vele presentaties door professoren, voedingsdeskundigen, koks en zelfs een entomoloog is mijn antwoord op de beginvraag een volmondig ja! Alleen dat “onbezorgd” is een rekbaar begrip, want je moet wel op een aantal zaken letten, vooral als je al wat ouder bent. Of als je huisarts bent van een oudere. Over voeding voor ouderen en zorgbehoevenden werden veel, en zeker ook voor huisartsen belangwekkende zaken verteld door prof. dr. ir. Lisette de Groot, hoogleraar Voeding en Ouderen uit Wageningen, en door prof. dr. Luc van Loon, hoogleraar fysiologie van inspanning aan het MUMC+ te Maastricht. Veel van de informatie komt uit hun gezamenlijke ProMuscle studie. Van Loon liet zien, dat behoud van spiermassa en –functie afhankelijk is van 2 anabole stimuli, die elkaar beïnvloeden: eiwitintake (voeding) en spiercontractie (beweging). Per dag heb je een turnover van spierweefsel van 1 – 2 %, dus binnen 50 – 100 dagen hebben al je spieren zich vernieuwd. Daar is veel eiwit voor nodig, zo’n 1,5 gram/ kg lichaamsgewicht/dag. En als de intake goed verloopt, zijn de verorberde aminozuren al binnen 2 uur verwerkt in nieuwe spiermassa: “je bent wat je eet (of wat je zojuist gegeten hebt”). De tweede anabole stimulus is spiergebruik, en wel elke vorm van fysieke inspanning. Van Loon c.s. hebben aangetoond, dat bewegen vóór de maaltijd, maar ook daarna, ervoor zorgt, dat de aminozuren effectiever gebruikt worden bij de spiereiwitsynthese. Er bestaat synergie tussen de beide stimuli. Maar ook zonder fysieke inspanning worden aminozuren nog verwerkt tot spier. De andere kant van de medaille is, dat immobilisatie en insufficiënte voeding heel snel leiden tot spieratrofie en krachtsverlies: 1 week bedrust zorgt, zelfs bij een normaal voedingspatroon, voor een spiermassaverlies van 1,4 kg. En in een onderzoek van De Groot in Wageningen bleken ouderen zes maanden training 1 Een van hen, de pas afgestudeerde Rhea Heeringa, heeft ook een artikel over dit symposium geschreven nodig te hebben om die spiermassa weer terug te krijgen. Citaat van Van Loon: “wat je in één week verkloot, kost zes maanden om weer goed te maken!” De Groot liet in haar presentatie zien, dat voedingsdeficiënties bij veel senioren een probleem vormen bij het Gezond Ouder Worden. Dit laatste gedefinieerd als voorkómen en terugdringen van beperkingen in het functioneren. Naast voldoende eiwit gaat het ook om voldoende vitamine D. In 2015 waren er in Nederland drie miljoen 65-plussers, waarvan 95% thuis woonde. De helft van hen heeft één of meer chronische aandoeningen. In woon-, zorg- en welzijnsinstellingen verbleven in dat jaar 140.000 senioren. Van die groep lijdt 20% in meer of mindere mate aan ondervoeding! In ziekenhuizen ligt dat percentage tussen 25-40%. Maar ook die thuiswonende 95% zal niet nauwkeurig het door de Schijf van Vijf voorgeschreven, meer mediterrane dieet volgen, dus daar ligt zeker een taak voor de huisarts(praktijk). Let er bijvoorbeeld eens op, of ouderen in uw praktijk het suppletie-advies voor vitamine D volgen. Als zij de benodigde 20 microgram/dag halen, geeft dat 20%28 % fractuurreductie bij valincidenten! Maar dat halen de meeste niet, want uit voeding haal je zo’n 5 microgram, en bij lekker weer nog eens 7 microgram door het zonnetje op je huid. Dus suppleren: vrouwen van 50–70 jaar dagelijks 10 microgram, boven de 70 iedereen 20 microgram. Wat betreft de voeding voor ouderen adviseert De Groot om het door het Voedingscentrum voor een bepaalde leeftijd en geslacht (internet: De Schijf van Vijf voor jou) geadviseerde menu nog eens te verrijken met eiwit, bijvoorbeeld met eiwitshakes van de drogist. Samengevat luiden de adviezen van beide hooggeleerden ten behoeve van behoud van spiermassa en –functie bij ouderen: • Blijf zo actief mogelijk, beweeg waar mogelijk • Zorg voor meer eiwitrijke voeding • Verdeel die over de hoofdmaaltijden • Neem wat extra eiwit voor het slapen gaan Of het allemaal zo makkelijk in praktijk te brengen is, weet ik niet zeker, maar ik denk wel, dat het voor de gemiddelde huisarts goed is om te weten. Vandaar, dat ik u er bij deze deelgenoot van heb gemaakt. PS: in de rubriek “Weten is Eten” meer praktische tips voor een eiwitrijke voeding! 31 op één lijn 57

op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Weten is eten Bodybuilding voor senioren DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID Eiwitrijke voeding, was dat niet iets voor topsporters, Schwarzeneggers en aanverwante types? Toch niet: tijdens de groei hebben kinderen en jongeren relatief meer eiwit in de voeding nodig, maar uit de ProMuscle studie van MUMC+ en WUR blijkt onomstotelijk, dat ook bij het klimmen der jaren een eiwitrijke voeding onontbeerlijk is om een beetje op de been te kunnen blijven (zie mijn artikel elders in dit blad). Het advies is een intake van 1,5 gram/kg lichaamsgewicht/dag. Voor een gemiddelde oudere van 75 kg wordt dat dan 112,5 gram eiwit per dag. Mijn volgende vraag, en natuurlijk ook de uwe, is meteen: wat is dat dan, eiwitrijke voeding? En valt daar nog iets smakelijks van te kokkerellen? Ik ben het gaan uitzoeken, en de opbrengst viel me niets tegen. Niet verrassend (want what’s in a name?) blijkt een ei het meeste eiwit per 100 gram te leveren: 27,3 gram! Dat komt voor een biologisch ei uit de M-klasse neer op 6 gram, waarvan 2/3 voor rekening komt van de dooier en niet van het wit... Ook kipfilet (altijd biologisch!) scoort hoog, 21,5 gram eiwit per 100 gram. Maar vis, en dan vooral zalm, scoort nog beter: 100 gram levert je 25 gram eiwit! En vergeet de zuivel niet: melk bevat 2 hoogwaardige eiwitten, wei en caseïne. Magere melk levert 3,9 gram eiwit per 100 gram (een glas is 200 gram), maar de wei is de grondstof voor al die poeiertjes en shakes die ik altijd alleen associeerde met de sportschool(types). Andere eiwitrijke voedingsmiddelen: peulvruchten, quinoa, schaal- en schelpdieren en allerhande noten, zaden en pitten. Genoeg houvast dus om de keuken mee in te gaan, en als oudere jongere had ik in een uurtje een smakelijke lunch op tafel voor 2 personen: spinazie-omelet met gerookte zalm. De omelet zelf levert in totaal 85,8 gram eiwit, dus 42,9 gram per persoon, wat al iets meer is dan 1/3 van de dagelijkse behoefte. Eigenlijk een heel goed idee voor de lunch na de anabole stimulans van het eieren zoeken: Vrolijk Pasen! Maak een mise-en-place van: - 4 eieren (24 gram eiwit) - 200 gram verse spinazie (10 gram eiwit) - 50 gram pijnboompitten (13,5 gram eiwit) - 10 gram gesnipperde bieslook (0,5 gram eiwit) (25 gram eiwit) Kluts de eieren, breng op smaak met peper en zout. Snijd de verse spinazie in reepjes en bak de groente met wat olie in de pan tot ze geslonken is. Schenk dan het eiermengsel erbij en bak de spinazie-omelet in c.a. 5-10 minuten gaar. Laat ‘m daarna een paar minuten afkoelen. Snijd in de tussentijd de bieslook fijn, en geef de pijnboompitjes een kleurtje door ze even te roosteren. Spreid een vel plasticfolie uit op het aanrecht en laat daar voorzichtig de omelet op glijden. Leg de plakken zalmfilet in het midden van de omelet. Verdeel hier de cottage cheese overheen, gevolgd door de fijngesneden bieslook en wat pijnboompitjes. Rol de omelet een beetje stevig op met behulp van het folie, draai de uiteinden dicht en laat hem body builden in de koelkast. Haal hem er na een half uurtje uit, verwijder de folie, snijd - 100 gram cottage cheese (12,8 gram eiwit) - 100 gram gerookte zalm in plakken in plakjes en serveer met wat tomaatjes en/of een frisse salade (avocado is ook heel eiwitrijk!) en wat lekker brood. En mocht je je willen voorbereiden op Maastrichts Mooiste, drink er dan een heerlijke eiwitshake bij uit de sportschoolpot. 32

1 e uitgave 2017 Ingezonden Practice what you preach DOOR RHEA HEERINGA, WAARNEMEND HUISARTS Na het symposium “onbezorgd smullen van vlees, vis, groenten en fruit; kan dat nog?”, ben ik teleurgesteld naar huis gegaan. De belangrijkste reden hiervoor: het falen van een rolmodel. Volgens de van Dale is een rolmodel: “iemand die op voorbeeldige manier voldoet aan een wenselijk geacht rollenpatroon”1. Als de meerderheid van de sprekers op een symposium staat te verkondigen wat gezonde voeding is terwijl ze zelf evident overgewicht hebben, dan vind ik dat op zijn minst gezegd geen voorbeeldige manier. Het maakt hun boodschap voor mij zelfs ongeloofwaardig. Weten we niet al jaren dat na-apen een belangrijke factor in opvoeding is? Het is een kwestie van volhouden: in de winkel zeg je iedere keer bedankt na het afrekenen van je boodschappen en warempel, op een dag bedankt je vierjarige dochter uit zichzelf de winkelier als ze haar mandarijntjes heeft betaald. Ik heb het gevoel dat we in ons werkende leven minder bewust bezig zijn met dit rolmodelschap of het effect van na-apen. Daar waar we weten dat rolmodellen ook in de geneeskunde en rol spelen2, zijn er nog steeds artsen die roken, overgewicht hebben of de hele dag op een stoel zitten. Gelukkig zijn er in ons vak, in mijn ogen, wel degelijk echte rolmodellen. Neem een huisarts die gaat wandelen met patiënten tussen de middag of een huisarts die 15 minuten per patiënt inplant omdat ze anders teveel stress ervaart. Een cardioloog die zich bewust is van het effect van na-apen en staand spreekuur houdt. Wat is het wenselijk geacht rollenpatroon? In hoeverre moeten we verantwoordelijkheid nemen? In welke mate kunnen we collega’s aanspreken op ongezond gedrag? Ik heb geen antwoorden op bovenstaande vragen maar vind het uitermate interessant en belangrijk om hier wel over in discussie te gaan met elkaar. Ben ik een goed rolmodel? Zeker niet altijd, maar ik ben me bewust van het effect van na-apen. Dus ga ik te voet of op de fiets mijn visites afleggen zodra dit ook maar een beetje kan qua afstand en tijdsplanning en geniet ik van de glimlach van de patiënten in het dorp waar ik regelmatig waarneem die de ‘wandelende dokter’ in de wijk inmiddels wel herkennen. Ik ben een voorstander van “practice what you preach”. Referenties 1 vandale.nl/opzoeken?pattern=rolmodel&lang=nn 2 Goed voorbeeld doet goed volgen: een zoektocht naar rolmodellen in het praktisch klinisch onderwijs; J.H. Stegeman NTVG Contextgeneeskunde, maar dan anders Ervaringen van een HAB in een vluchtelingenkamp INTERVIEW DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIELID “Mijn meest indrukwekkende consult was, denk ik, een van mijn laatste consulten. Ik zag een meisje van 8 jaar uit Congo met buikpijn. Ik vond na onderzoek eigenlijk geen goede medische verklaring voor de buikpijn, dus vroeg aan haar tante hoe het verder met het meisje ging. Het bleek dat ze pas 3 dagen geleden met de rubberboot waren aangekomen vanuit Turkije. De smokkelaar in Turkije had een andere vluchteling op de boot met een pistool gedwongen om de buitenboordmotor te besturen, zo gaat dat altijd. 33 op één lijn 57

op één lijn 57 1 e uitgave 2017 (maart 2016) zitten deze mensen zo goed als vast, want de immigratiediensten werken erg langzaam: per week worden ongeveer 100 vluchtelingen doorgeleid de EU in, maar in diezelfde week arriveren er 150 nieuwe. Dus is het kamp met ongeveer 5000 bewoners overvol, met getraumatiseerde mensen zonder uitzicht en ondergebracht in erbarmelijke omstandigheden, soms in containers, maar veelal in koepeltentjes met dunne matrasjes op de grond. In december dus, met ook op Lesbos nachtvorst en natte sneeuw. De gevolgen laten zich raden: veel lichamelijke klachten waaronder infectieziektes zoals scabiës, luchtweginfecties en veel psychische problematiek: slaapstoornissen, PTSS, paniekaanvallen, automutilatie, suïcidaliteit enz. Logisch dat de spanningen er regelmatig hoog oplopen, wat soms leidt tot opstootjes en verwondingen. De sfeer in het kamp is ook vaak geladen, er is continu politieaanwezigheid en er is zelfs een soort gevangenis op het terrein. Kort na vertrek was haar jongere zusje overboord gevallen en verdronken, omdat de bestuurder niet wist hoe hij met de boot moest draaien. Mijn patiëntje tegenover mij had dus haar zusje zien verdrinken. Geen wonder dat ze buikpijn had. Zoveel is een mensenleven waard op de grenzen van Europa.” Met dit verhaal begon het gesprek, dat ik had met Martijn Verhoeckx, huisarts en groepsbegeleider in het blok Acute Zorg in jaar 2 van de huisartsopleiding. In december jl. werkte hij 2 weken in vluchtelingenkamp Moria op Lesbos in Griekenland, voor de Stichting Bootvluchteling. Hij had zich aangemeld na het lezen van de oproep die een half jaar daarvoor circuleerde bij ons op het instituut. Het contact met en de begeleiding door de Stichting verliepen heel goed en professioneel. Bij aankomst op Lesbos kon Martijn zijn intrek nemen in de villa die beschikbaar is voor de tijdelijke medewerkers. Of villa… meer een studentenhuis: met z’n vieren op één kamer in wankele stapelbedden. Maar geen probleem, want het was een fijne, gemotiveerde groep van ongeveer 20 artsen, (GGZ-)verpleegkundigen en psychologen, ongeveer de helft uit Nederland, de rest uit Portugal, het UK, de USA en België. Deze groep verzorgde de eerstelijns spoedzorg tussen ’s middags 4 uur en ’s ochtends 9 uur. Overdag was Médecins du Monde verantwoordelijk. De zorg werd verleend vanuit twee cabins midden in het kamp, steeds door een team van 1 verpleegkundige voor triage en crowd control, 2 artsen en tolken uit het kamp zelf. Toen Martijn er was, bestond de kampbevolking voor ongeveer 50 % uit Syriërs, 15 % Irakezen, 15 % Afghanen, en de rest mensen uit Iran, Myanmar, Eritrea, Congo, Sierra Leone, Mali en Palestina. Een herkenbaar rijtje voor wie wel eens naar het journaal kijkt. Sinds de deal tussen de EU en Turkije 34 Het patiënten aanbod is een beetje vergelijkbaar met dat op de huisartsenpost in Nederland tijdens een avond-, nachtof weekenddienst, maar er zijn ook veel verschillen. Je ziet regelmatig mensen met on- of onderbehandelde chronische ziekten of lichamelijke klachten ten gevolge van geweld in het land waar men vandaan komt. Ook zijn er veel meer psychische klachten en het is veel moeilijker om te zorgen voor continuïteit van de zorg. Je moet veel improviseren, ook met medicatie dus dat zijn vaak interessante uitdagingen. Bij ernstiger casuïstiek worden de patiënten verwezen naar het ziekenhuis in de hoofdstad Mytilini, zo’n 20 minuten rijden verderop. Aan alles is wel te merken, dat de gezondheidszorg op het eiland volledig overbelast is. Het ziekenhuis beschikt bijvoorbeeld over maar één psychiater. Het geld, dat de EU beschikbaar heeft gesteld voor de opvang, was in december in ieder geval nog niet duidelijk aan verbetering van de omstandigheden op Lesbos besteed. Twee weken leverden een schat aan ervaringen en vaak heftige indrukken op en soms gevoelens van machteloosheid maar Martijn beschouwt het als een waardevolle tijd. Hij heeft het gevoel toch iets tastbaars te hebben kunnen doen voor de vluchtelingen. Hij overweegt ook zeker om nog een keer terug te gaan. Wie overweegt om zelf ook een bijdrage te gaan leveren kan voor meer praktische informatie of persoonlijke ervaringen contact opnemen met Reina Timmer, huisarts en medisch adviseur voor Stichting Bootvluchteling op Lesbos. Mail naar reinatimmer@hotmail.com of bel naar 0031-642268707. Martijn Verhoeckx is uiteraard ook bereikbaar voor het geven van verdere informatie via martijn.verhoeckx@maastrichtuniversity.nl

1 e uitgave 2017 Ex-aios: hoe vergaat het ze? Eindelijk een vaste stek DOOR GIDEON DEN OUDEN, HUISARTS IN ROERMOND Na een lange weg van herhaaldelijk uitloten voor de basisopleiding Geneeskunde, een jaar Nederlands Recht, HBO-Verpleegkunde en uiteindelijk het aanvechten van het niet meer mee mogen loten via de hardheidsclausule schrijven we juni 2014, eindelijk huisarts. Een nieuwe, spannende levensfase. Zal er wel genoeg werk zijn voor pas afgestudeerde huisartsen? Wordt het veel diensten doen? Of worden het korte dagwaarnemingen? Zal het me toch lukken een vaste stek te bemachtigen? Tijdens de laatste weken van mijn opleiding deed zich de kans voor een praktijk te gaan overnemen in Roermond. Helaas bleek dit net te vroeg te komen en waren er meerdere gegadigden waardoor uiteindelijk deze mogelijkheid aan mijn neus voorbij ging. De vaste stek moest even op zich laten wachten. Dan de overige opties maar exploreren. Via mijn laatste opleidingspraktijk kwam ik in contact met Medisch Centrum Elsloo, waar ik een langdurige ziektewaarneming kon doen. Gelijk een goede binnenkomer. Aan het begin van mijn opleiding was ik al eerder met mijn vrouw Mayke vanuit Maastricht naar Geulle verhuisd. Elsloo lag hier letterlijk om de hoek. Wat een geluk. In deze periode werd ook onze eerste zoon Samuël geboren. Toen het einde van deze waarneming naderde, deed zich de kans voor om als waarnemer aan de slag te gaan in Lindenheuvel te Geleen, bij huisartsenpraktijk Niessen. Ook direct voor langere tijd, zelfs met optie tot associatie, voor 3 dagen in de week. De overige dagen werden opgevuld met diensten en korte waarnemingen op andere plekken in de regio, zijnde Medisch Centrum Sittard Oost en Huisartsenpraktijk Munstergeleen. Via een oproep op het prikbord van de huisartsenpost Roermond kwam ik in contact met Huisartsenpraktijk G.H.M. ten Oever te Roermond. Collega ten Oever zocht een waarnemer en een mogelijke opvolger voor zijn praktijk. Het eerste jaar van mijn opleiding tot huisarts zat ik in een praktijk in Roermond, en in het ziekenhuis daar deed ik ook mijn spoedeisende hulpstage. Hierdoor voelde Roermond aan als thuiskomen. Er was direct sprake van een goede klik, niet alleen met collega ten Oever, maar ook met de assistentes en de rest van het ondersteunende personeel. Begin 2016 startte ik tevens met een mooi nieuw levensproject, de restauratie van een monumentale hoeve in Amby, Maastricht. Een jaar later, 1 januari 2017 volgde associatie, waarna in de nabije toekomst ook overname van de rest van de praktijk gaat komen. Hoe het allemaal kan lopen in een korte tijd, na een lange weg om huisarts te worden. En tijdens de afronding van dit artikel werd ook nog onze tweede zoon, Elíjah geboren. De praktijk in Roermond Gideon den Ouden, geboren 22-11-1978 te Tegelen Getrouwd met Mayke Janssens Twee kinderen, Samuël en Elijah den Ouden 35 op één lijn 57

op één lijn 57 1 e uitgave 2017 Gezondheidsrechtelijke kwesties Interprofessioneel teamoverleg DOOR JERÔME VAN DONGEN, ONDERZOEKER BIJ ZUYD HOGESCHOOL EN VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE1 Interprofessioneel teamoverleg: wat mag wel1 en niet rond het delen van patiënt informatie? Inleiding door Mr. Arie de Jong, huisarts in Goirle en jurist In “Op één Lijn” nummer 51 heb ik geschreven over het beroepsgeheim in het doolhof van het sociale domein. De overleg structuren zijn sindsdien niet minder geworden. Iedere huisarts of POH-S zit minimaal in een of meerdere overleg structuren. Recent heeft Jerôme van Dongen, gezondheidswetenschapper en onderzoeker (met name naar Interprofessioneel teamoverleg), samen met Loes van Bokhoven en mij een artikel geschreven, dat in de maand februari is gepubliceerd in het tijdschrift voor verpleegkundig experts: TvZ 1 (februari 2017). Gezien de relevantie van dit onderwerp publiceren we dit artikel ook in “Op één Lijn”. Achtergrond Door een toenemende vergrijzing die leidt tot een steeds groter wordende groep van mensen die te maken hebben met multimorbiditeit, neemt ook het aantal complexe zorgvragen toe (Campen van, 2011). Bovendien verandert de kijk op wat gezondheid eigenlijk is. Niet langer is dat ‘de afwezigheid van ziekte’. De nieuwe definitie van gezondheid impliceert, dat er vanuit een breder perspectief naar de patiënt wordt gekeken (lichaamsfuncties, mentale functies en beleving, spirituele en existentiële dimensie, kwaliteit van leven, sociaal-maatschappelijke participatie en dagelijks functioneren) (Huber et al., 2011). Zorg wordt dichter in de buurt van patiënten georganiseerd, waarbij zorg en welzijn goed op elkaar moeten worden afgestemd. Hierbij wordt er vanuit de huisartspraktijk steeds meer samengewerkt met zorgprofessionals van verschillende disciplines, maar ook andere betrokkenen zoals, bijvoorbeeld, welzijnswerk en woningbouwvereniging, wat ook wel interprofessionele samenwerking wordt genoemd. Een belangrijke schakel in die samenwerking is de verpleegkundige 1 i.s.m. dr. Loes van Bokhoven, huisarts in Elsloo en staflid vakgroep Huisartsgeneeskunde UM die als praktijkondersteuner samen met de huisarts interprofessioneel teamoverleg initieert. ‘Korte lijntjes’ tussen zorgverleners worden daarbij als succesfactor voor interprofessionele samenwerking ervaren (Cobben, van Dongen, van Bokhoven, & Daniels, 2016). Door deze ‘korte lijntjes’ kunnen zorgprofessionals op gemakkelijke wijze informatie uitwisselen, taken verdelen, elkaar gericht bevragen en adequaat verwijzen. Een diversiteit aan overlegvormen is de afgelopen jaren ontstaan. Voorbeelden hiervan zijn: het multidisciplinaire overleg (MDO), Hometeam, Sociaal Team, Wijkteam, en Interprofessioneel Teamoverleg. Al deze verschillende overlegvormen hebben een gemene deler, namelijk het afstemmen van zorg en delen van informatie rondom de hulpvraag van de patiënt. TEKSTBOX 1 geeft een beschrijving van de context van een dergelijk interprofessioneel teamoverleg. TEKSTBOX 1 Context Interprofessioneel Teamoverleg Een interprofessioneel team in de eerstelijn bestaat uit zorgprofessionals van verschillende disciplines, bijvoorbeeld huisarts, POH-ggz, POH ouderenzorg, maatschappelijk werker, fysiotherapeut, ergotherapeut en wijkverpleegkundige. Het team bespreekt regelmatig, bijvoorbeeld eens per maand, complexe zorgvragen. Denk aan kwetsbare ouderen en mensen met multimorbiditeit. Doel van het overleg is om samen te komen tot een gezamenlijk, integraal zorgplan. De voorzitter bereidt het overleg voor, maakt een agenda, bewaakt de tijd en structureert de bespreking. De teamleden brengen vooraf de te bespreken patiënten in, maar kunnen ook tijdens het overleg ad hoc acute zaken inbrengen. Bron: van Dongen et al. (2016) Voor het afstemmen van zorg en het delen van informatie, is uitwisseling van gegevens nodig. Voor het delen van patiënt-gerelateerde informatie zijn verschillende wetten en regels geldig. In dit artikel zetten we ze op een rijtje. Wanneer mogen we als team van zorgprofessionals 36

1 e uitgave 2017 patiëntgerelateerde informatie met elkaar delen? Patiëntgerelateerde informatie mag door zorgprofessionals niet zomaar worden gedeeld met anderen. Zorgprofessionals hebben namelijk een wettelijke geheimhoudingsplicht (KNMG, 2014). Op grond van artikel 88 Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) en de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) hebben artsen, tandartsen, apothekers, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, fysiotherapeuten, verloskundigen en verpleegkundigen een medisch beroepsgeheim. Voor verpleegkundigen en verzorgenden zijn ethische uitgangspunten voor de beroepsuitoefening, zoals geheimhoudingsplicht, verder uitgewerkt in de “Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgden” (V&VN, 2015). Ook voor maatschappelijk werkers is de geheimhoudingsplicht geregeld in de vorm van een beroepscode. Voor Verpleegkundig Specialisten is dit geregeld in een overgangsregel en Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB). Professionals in een team van BIGgeregistreerde zorgprofessionals, die allemaal rechtstreeks betrokken zijn bij de behandeling van de patiënt, mogen toestemming van de patiënt voor het uitwisselen van informatie veronderstellen, tenzij uitdrukkelijk verboden door de patiënt. Echter, wanneer een van de aanwezige professionals niet rechtstreeks betrokken is, of geen BIG-registratie heeft (bijvoorbeeld een ouderenadviseur van de gemeente), moet er volgens de wet toestemming worden gevraagd aan de patiënt om informatie uit te mogen wisselen. De patiënt (of diens vertegenwoordiger) kan de zorgprofessionals van hun beroepsheim ontheffen door hen toestemming te geven bepaalde informatie te delen met derden. Volgens de wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) dient deze toestemming vrijwillig, geïnformeerd en doelgericht gegeven te worden. Een patiënt kan slechts toestemming geven, als deze vooraf is ingelicht over het doel van de teambespreking, de inhoud en de mogelijke consequenties van gegevensverstrekking. Deze toestemming mag zowel mondeling als schriftelijk worden gegeven door de patiënt. Een schriftelijke toestemming wordt ook wel een machtiging genoemd. Er is een aantal voorwaarden waaraan een schriftelijke machtiging moet voldoen. Uit de machtiging moet duidelijk naar voren komen welke informatie mag worden verstrekt, aan wie de informatie mag worden verstrekt en voor welk doel. Met andere woorden: de machtiging moet duidelijk zijn geformuleerd en zo specifiek mogelijk zijn toegesneden op het doel (KNMG). Het is wenselijk om deze toestemming in het patiëntendossier aan te tekenen of de schriftelijke verklaring hierin te bewaren. Hiermee geeft de patiënt toestemming aan het team dat betrokken is bij de chronische zorg, zodat bij toenemende zorg behoefte die zorg ook ingezet kan worden zonder dat het team iedere keer weer opnieuw toestemming hoeft te vragen om samen te overleggen. Bij een team met professionals waarbij niet alle leden een zorgrelatie hebben met de patiënt, mag er in principe geen uitwisseling van informatie plaats vinden. Echter, in sommige gevallen is het onmogelijk om toestemming te vragen, bijvoorbeeld in het geval van zorgmijders. In dergelijke gevallen is het vragen van toestemming en vervolgens uitwisselen van informatie tussen partijen ingewikkeld en is er sprake van bemoeizorg. Voor de situaties die gedefinieerd kunnen worden als bemoeizorg, is de handreiking “Gegevensuitwisseling in het kader van bemoeizorg” door GGD Nederland, GGZ Nederland en KNMG geschreven (GGD, GGZ, & KNMG, 2014). Bemoeizorg wordt in deze handreiking omschreven als het bieden van (ongevraagde) hulp aan (zorgwekkende) zorgmijders met een (vaak) complexe problematiek, waarbij verbetering van de kwaliteit van leven en reductie van overlast als uitgangspunten dienen (GGD et al., 2014). In de handreiking wordt beschreven, dat tot het tijdelijk beperken van de rechten van de patiënt (waaronder het uitwisselen van persoonlijke informatie met anderen zonder diens toestemming) in de bemoeizorg alleen wordt overgegaan, als daartoe een evident belang aanwezig is. Het zal daarbij altijd moeten gaan om een dringend gezondheidsbelang (vitaal belang) van de patiënt, al dan niet gecombineerd met ernstige overlast die deze patiënt voor anderen veroorzaakt. 37 op één lijn 57

op één lijn 57 1 e uitgave 2017 In dergelijke gevallen is het van belang, dat de zorgprofessional die een signaal opvangt, de afweging maakt of er op basis van een van de Legitieme Uitzonderingsregels toch informatie mag worden uitgewisseld. Uitgangspunt binnen deze uitzonderingsregels is, dat informatie mag worden verstrekt, als er sprake is van een risico voor de gezondheid of veiligheid van de patiënt zelf, of anderen in diens omgeving, waarbij het belang van het doorbreken van de geheimhoudingsplicht en het adequaat ingrijpen zwaarder wegen dan de bescherming van de privacy van de betrokken patiënt. In de wet zijn de volgende uitzonderingen benoemd waarbij zonder toestemming informatie mag worden uitgewisseld. Legitieme Uitzonderingen 1. Een wettelijke verplichting Bij een wettelijke verplichting om gegevens te verstrekken is een zorgprofessional verplicht informatie aan derden te verstrekken. Een voorbeeld hiervan is de plicht voor de arts om bepaalde infectieziekten zoals hepatitis A, B en C of cholera te melden bij de gemeentelijke gezondheidsdienst (Wet Publieke Gezondheid). Verder verplicht de Wmo 2015 de arts informatie te verstrekken aan de gemeente, als de patiënt daarvoor toestemming heeft gegeven (ondubbelzinnig en doelgericht). 2 Conflict van plichten Als toestemming verkrijgen niet mogelijk is en een zorgprofessional ernstige schade aan de patiënt of aan een ander kan voorkómen door informatie aan derden te verstrekken, dan mag informatie met een beroep op een Conflict van Plichten aan derden worden verstrekt (KNMG, 2014). Voor zorgprofessionals die niet onder de WGBO vallen moet er sprake zijn van een ‘vitaal belang’. In TEKSTBOX 2 is een voorbeeld casus van een bemoeizorgtraject beschreven, waarbij het team de patiënt zonder toestemming toch mag bespreken. TEKSTBOX 2 Voorbeeld uitzondering: casus bemoeizorg Een praktijkondersteuner heeft van verschillende familieleden en buurtbewoners het signaal gekregen dat de (thuis)situatie van meneer X dermate ernstig is, dat hij een gevaar vormt voor zichzelf en voor buurtbewoners. Meneer is bekend met een drankverslaving en is in het verleden hiervoor meerdere malen onder behandeling geweest. De praktijkondersteuner brengt de situatie van meneer X en bijbehorende problematiek in tijdens het interprofessioneel teamoverleg en zoekt samen met het team naar een geschikte oplossing. Gezien de ernst van de situatie heeft de praktijkondersteuner voor het bespreken van de situatie van meneer X geen expliciete toestemming kunnen vragen. Van een conflict van plichten is slechts in zeer uitzonderlijke gevallen sprake. Het moet gaan om een noodsituatie. Deze zorgvuldige afweging dient de hulpverlener zelf te maken. Hij of zij moet kunnen verantwoorden waarom inbreuk wordt gemaakt op de geheimhoudingsplicht ten opzichte van de patiënt. TEKSTBOX 3 geeft een overzicht van de toetsingscriteria die van toepassing zijn op het conflict van plichten (V&VN. & NU’91., 2015). TEKSTBOX 3 Conflict van plichten (toetsingscriteria van Leenen) 1. Het is niet mogelijk om toestemming te vragen dan wel te verkrijgen. Alles in het werk gesteld om dit wel te doen. 2. De professional is in gewetensnood door zijn beroepsgeheim te handhaven. 3. Het niet doorbreken van het beroepsgeheim kan voor een ander (verdere) ernstige schade opleveren. 4. Het doorbreken van het beroepsgeheim kan (verdere) ernstige schade aan een ander voorkomen. 5. Het geheim wordt zo min mogelijk geschonden. 6. De professional ziet geen andere weg dan doorbreking van het beroepsgeheim om het probleem op te lossen. 7. Uit de jurisprudentie blijkt dat overleg met een collega die niet direct betrokken is, eigenlijk ook als een toegevoegd criterium gezien wordt. 3. Meldrechten Een meldrecht kan worden gezien als een variant die ligt tussen een wettelijke verplichting en een conflict van plichten. Een voorbeeld hiervan is een vermoeden van huiselijk geweld of ouderenmishandeling, waarvoor in Nederland geen meldplicht, maar een meldrecht bestaat. (zie figuur 1) Welke informatie mogen we met elkaar delen? Wanneer er volgens wet- en regelgeving informatie mag worden gedeeld, of wanneer de patiënt hiervoor toestemming heeft verleend, resteert nog de vraag welke informatie mag worden gedeeld. De zorgprofessional die informatie wil delen, of hierom wordt gevraagd, moet kritisch bewaken dat alleen relevante informatie van feitelijke aard wordt gedeeld ten behoeve van het bereiken van het uiteindelijke doel. Hierbij moet er gestreefd worden naar het zo min mogelijk verstrekken van aanvullende en vaak niet relevantie informatie: Less is more! 38

1 e uitgave 2017 JA Ja Gegevens uitwisseling in interprofessioneel teamoverleg Hebben alle teamleden een wettelijke geheimhoudingsplicht en zijn ze rechstreeks betrokken* bij de zorgverlening van de patient? echtstreeks patiënt? NEE Nee Wettelijk voorschrift *Rechtstreeks betrokken Alleen diegenen die rechtstreeks bij de uitvoering van de behandelingsovereenko mst zijn betrokken Bron: Wet bescherming persoonsgegevens Meldrecht **Criteria toestemming: 1: Vrijwillig 2: Patient is volledig geinformeerd 3: Doelgericht Patiënt eïnformeerd Conflict van plichten Nee NEE Heeft de patient toestemming** tiënt gegeven voor informatie uitwisseling? JA Ja Gegevensuitwisseling toegestaan Figuur 1: Flowchart gegevens uitwisseling interprofessioneel teamoverleg Tot slot Wanneer je als zorgprofessional patiënt-gerelateerde informatie tijdens een interprofessioneel teamoverleg wil delen met derden, behoort de patiënt hiervan op de hoogte te zijn. Uitgangspunt hierbij is dat er niet over een patiënt, of over een gezin wordt gecommuniceerd, maar met een patiënt of gezin. Patiënt en/of mantelzorger kunnen bijvoorbeeld worden uitgenodigd voor deelname aan het teamoverleg. Als deelname niet mogelijk of gewenst is, kan de zorgprofessional de patiënt tijdens een persoonlijk gesprek informeren over het teamoverleg. Tijdens dit gesprek geef je als zorgprofessional duidelijk aan welke informatie je graag met welke disciplines of instanties wil uitwisselen en wat hiervan concreet het doel is. Juist wanneer de patiënt centraal staat en actief betrokken en geïnformeerd wordt, zal toestemming vragen voor het delen van informatie zelden een probleem zijn. In uitzonderingsgevallen waarin toestemming vragen aan de patiënt niet tot de mogelijkheden hoort, bijvoorbeeld in het geval van bemoeizorg, kan een beroep worden gedaan op: wettelijke verplichting, conflict van plichten of meldrecht. Daarnaast dienen conform artikel 453 van de WGBO zorgprofessionals altijd te (be)handelen volgens de principes en professionele standaard van een goede hulpverlener. Tot slot is het verstandig om als zorgprofessional altijd goed stil te staan bij het doel van de informatie die je verstrekt, welke informatie je verstrekt en welke eventuele gevolgen dit met zich mee kan brengen. Literatuur • Campen van, C. e. (2011). Frail older persons in the Netherlands. The Hague: The Netherlands Institute for Social Research (SCP). • Cobben, C., van Dongen, J., van Bokhoven, L., & Daniels, R. (2016). Best practices interprofessionele samenwerking. Tijdschrift voor praktijkondersteuning, 1(11), 6-11. • GGD, GGZ, & KNMG. (2014). Handreiking Gegevensuitwisseling in de bemoeizorg. • Huber, M., Knottnerus, J. A., Green, L., van der Horst, H., Jadad, A. R., Kromhout, D., . . . Smid, H. (2011). How should we define health? BMJ, 343, d4163. doi: 10.1136/bmj. d4163 • KNMG. (2014). Het beroepsgeheim in samenwerkingsverbanden: Een wegwijzer voor zorgprofessionals: Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst. • V&VN. (2015). Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgden. Utrecht: V&VN. • V&VN., & NU’91. (2015). Hoe ga je om met het beroepsgeheim? Handreiking voor verpleegkundigen en verzorgden. Utrecht: V&VN. 39 op één lijn 57

Op één Lijn is een uitgave van: Vakgroep Huisartsgeneeskunde FHML Maastricht University Postbus 616 6200 MD Maastricht op1lijn@maastrichtuniversity.nl www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl www.familymedicinemaastricht.nl Based in Europe, focused on the world. Maastricht University is a stimulating environment. Where research and teaching are complementary. Where innovation is our focus. Where talent can flourish. A truly student oriented research university.

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
Home


You need flash player to view this online publication