24

op één lijn 60 1 e uitgave 2018 In de leer Tranen van betrokkenheid DOOR ELEANA ZHANG, DERDEJAARS AIOS "Ik hoop dat jij dit niet vaak hoeft te doen." Zijn wijze, vredige ogen keken me vanaf het hoofdeinde van het hoog-laagbed aan toen hij deze woorden uitsprak. De heer P. was een eigenzinnige negentig-plusser die door de zorg van een trouwe hulp nog zelfstandig kon wonen. Uit zijn ogen sprak een lange levenservaring en zijn scherpzinnigheid liet al bij een eerste ontmoeting een glimlach na. Een doorleefde man, die zijn vrouw vijftien jaar geleden heeft moeten afgeven aan kanker, maar wier aanwezigheid nog terug te vinden was in de vele schilderijen door het hele huis. De heer P was een man die wist wat hij wilde, die het heft graag in eigen hand nam. Daarnaast was hij ook een vriendelijke man met veel gevoel voor humor. Een combinatie die ongetwijfeld heeft bijgedragen aan de succesvolle ondernemingen in zijn leven. Twee keer ben ik bij de heer P geweest, toen mijn opleider me vertelde over zijn euthanasiewens. Al meer dan tien jaar wist de heer P, dat hij uitgezaaide prostaatkanker had. Een paar jaar geleden kwam daar ook darmkanker bij. Tegen alle verwachtingen in bleef zijn ziekte lang stabiel. Nu kwam echter het keerpunt: hij werd septisch en icterisch. Hoewel we niet zeker wisten wat dit heeft veroorzaakt - en de heer P absoluut niet naar het ziekenhuis wilde om het te laten onderzoeken - konden we zonder twijfel inschatten, dat de prognose infaust was. Het kwam dan ook niet als een verrassing, toen de heer P zijn wens kenbaar maakte. Eu-thanatos betekent in het Grieks 'goede' of 'gelukkige' dood. Nou, één ding kan ik je zeggen, ik vind er niks gelukkigs aan. In mijn eerste jaar heb ik onder supervisie van mijn eerstejaarsopleider het proces van euthanasie al een keer zelf doorlopen. Het is mij dus niet onbekend. Toch blijft euthanasie een vreemd iets. Dit keer, bij de heer P, merkte ik het aan mezelf, doordat ik niet meteen vroeg om mee te gaan naar alle visites voorafgaand aan de dag van de euthanasie, nadat mijn opleider me bij deze casus had betrokken. Niks voor mij. Normaal ga ik juist zo vaak mogelijk bij de terminale patiënten langs, omdat ik het belangrijk vind, dat ze een bekend gezicht aan hun bed hebben in deze precaire tijd. Ik vroeg me af: wat maakt het, dat ik dat nu afhoud? Op de zonnige zaterdagochtend waarop de euthanasie ging plaatsvinden, liepen mijn opleider en ik de slaapkamer van de heer P binnen. Het was een volle kamer: de kinderen, hun partners, een kleinzoon en de hulp stonden om het bed heen waarin de heer P lag. Op de heer P en de hulp na, waren het allemaal onbekende gezichten voor me. Enerzijds schaamde ik me, dat ik de meesten voor het eerst zag, anderzijds realiseerde ik me waarom ik de ontmoetingen onbewust had afgehouden: iemand helpen doodgaan voelde zo onnatuurlijk, dat ik hoopte hiermee het hele proces en met name het verdriet eromheen op een afstand te kunnen houden. Op de rustige toon waarop hij altijd spreekt, vroeg mijn opleider aan het bed van de heer P of hij zeker wist, dat hij dit wilde. De heer P zei heel droog "Nee", en doorbrak zo met een laatste grapje de beladen sfeer van dat moment. Na het beamen van zijn wens, werd het infuus opengezet. De heer P viel in slaap en nog geen twee minuten later stopte hij met ademen. Door de chronische conjunctivale roodheid van mijn opleider twijfelde ik even, maar ik zag, dat zijn ooghoeken zich subtiel vulden met tranen: tranen voor een patiënt die hij al meer dan tien jaar kende en bij wie hij intensief betrokken was geweest, tranen omdat hij het toeliet dat de patiënt en zijn familie bekenden werden en dat hij geraakt werd. Een euthanasie uitvoeren zal voor mij altijd heel dubbel, beladen en ongemakkelijk blijven. Die zaterdagochtend leerde ik wat het verschil is tussen iemand behandelen en iemand echt raken als dokter. Een zoon zei bij het afscheid tegen mijn opleider, dat hij, als hij dichterbij zou wonen, hem als huisarts zou willen hebben. Want, “de dokters in het westen van het land (waar hij woont), hebben geen tijd voor de patiënt". De dochter gaf mij - een wildvreemde dokter - een knuffel, ongetwijfeld, omdat ze zo blij was met de betrokkenheid van mijn opleider. Dat is niet alleen behandelen, dat is mensen echt raken. Voordat het infuus aan werd gezet en de heer P insliep, keek hij me aan. Het leek, alsof hij wist hoe ik me voelde. "Ik hoop dat jij dit niet vaak hoeft te doen," zei hij vriendelijk. "Ik hoop het ook niet", antwoorde ik met een brok in mijn keel. Maar als het nodig is, zal ik er zijn. En het is oké om een traan te laten. 24

25 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication