4

Ik ben natuurlijk niet de inhoudelijke expert, maar heb mijn ervaring gebruikt om vooral overzicht te houden – en om te allen tijde de rust te bewaren en de koers vast te houden. Complexiteit reduceren, samenhang aanbrengen, mensen motiveren en werken als een team. Er zijn op metaniveau natuurlijk ook wel overeenkomsten tussen het ruimtelijk en het sociaal domein: het gaat om ingewikkelde regelgeving, en dus over complexe systemen met veel gebruikers van veel verschillende organisaties. Het is dan goed dat je behendig met soms tegenstrijdige belangen om kan gaan en voortdurend probeert verbanden te leggen. Daarbij moeten we natuurlijk wel blijven proberen om de bestuurlijke doelen te realiseren. Ik voel me thuis in die wereld en in een dergelijke rol.’ De Leidse bestuurskundige Paul ’t Hart liet onlangs in de Volkskrant optekenen dat de angst regeert in Den Haag. Dat zou ertoe leiden dat een groot deel van de energie en creativiteit gaat zitten in het organiseren van de verdediging. Herken je dat? En zo ja, kan de DSO-aanpak helpen om die angst te doorbreken? ‘Uiteraard herken ik dat. De nieuwe tijd vraagt om een nieuwe ambtenaar. Spirit, betrokkenheid en ondernemingszin zijn belangrijke kwaliteiten. Je moet niet bang zijn, resultaten boeken, vertrouwen opbouwen – en zo ruimte creëren om het project of programma te ontwikkelen. De DSO­aanpak kan zeker bijdragen aan het doorbreken van de angstcultuur: als je met kleinere componenten bouwt, loop je in alle opzichten minder risico. Wat dat betreft was het BIT­advies een steun in de rug. Natuurlijk heb je een robuuste infrastructuur nodig voor alle informatiestromen. Maar ook daar kun je zaken simpeler en beter behapbaar maken. Ik ben ervan overtuigd dat we dit resultaat niet hadden kunnen boeken met de traditionele aanpak van eindeloze verantwoording, lange lijnen en stroperige besluitvorming. De nieuwe DSO­aanpak is niet zaligmakend, maar helpt ons wel in de goede richting. Een omgeving die zich rap ontwikkelt, vraagt om wendbaarheid, snelheid en flexibiliteit. Een van de dingen die ik me na lezing van ’t Harts artikel bijvoorbeeld realiseerde, is dat er binnen de overheid vaak de neiging bestaat om alles te willen dichtregelen, zodat er niks mis kan gaan. Dat is natuurlijk een misvatting, die bovendien heel veel tijd kan gaan kosten. Ik probeer de stijl te hanteren dat ik liever vergiffenis vraag omdat we een foute keuze hebben gemaakt, dan dat we overal toestemming voor vragen. Dat geldt natuurlijk ook voor mijn team; ik zal ze daar vrijwel altijd in steunen. Hoewel je natuurlijk altijd je gezonde verstand moet blijven gebruiken.’ Zijn er vanuit het DSO nog meer leerpunten te melden? ‘We hebben gedurende de rit ook standaarden ontwikkeld voor de plannen, regels en het aanvragen en melden. Deze hebben we in de ontwikkelcyclus opgenomen, en dat hadden we misschien niet moeten doen. Omdat het ontwikkelen van standaarden een heel ander ritme vraagt, en echt iets heel anders is dan software ontwikkelen, hadden we daar een 4 apart traject van moeten maken. Met meer capaciteit en een wat langere adem. Maar ja, de politieke ambitie lag zo hoog dat er niet de tijd was om het te doen zoals het eigenlijk had gemoeten. Ook hadden we de leveranciers er eerder bij moeten betrekken. Daar zit namelijk zo veel knowhow, creativiteit en ook kracht – die kwaliteiten moet je in zo’n ontwikkeltraject zeker benutten, zonder dat je je daarmee overigens aan één marktpartij bindt.’ Hadden we het direct ‘in de markt’ moeten zetten? ‘Dat is het andere uiterste. Ik denk dat het juist wel goed is geweest dat we het vanuit de overheid ontwikkeld hebben. Stap voor stap, met gerede partijen. De overheid heeft ontzettend veel kennis en kunde in huis. Daar hebben we volop gebruik van gemaakt. Maar je moet dat wel goed blijven besturen, want samenwerken gaat nooit vanzelf.’ ‘maar we zijn natuurlijk nog niet klaar’ Kun je een voorbeeld noemen? ‘Rijkswaterstaat is natuurlijk een club die ontzettend goed is in de planning van projecten; ze hebben een uitgebreid instrumentarium om projecten en programma’s goed te beheersen. Dat hebben we natuurlijk gebruikt. Een ander voorbeeld: ook inhoudelijk hebben we ontzettend veel digitaal beschikbaar en is er nog een wereld te winnen. Zo hebben we de ‘informatiehuizen’ zoals die indertijd bedacht waren even geparkeerd, maar dit kan in een volgende fase natuurlijk prima worden ingezet en uitgebouwd. Overigens spreken we niet meer van ‘informatiehuizen’, maar van ‘informatieproducten’: het hoeft niet groot en ingewikkeld te zijn, als het maar werkt en dienstbaar is aan het grote geheel.’ Ten slotte, hoe gaat het nu verder met het Digitaal Stelsel Omgevingswet? Gaat dat goed komen? ‘Dat denk ik zeker. We hebben in de afgelopen jaren heel fijn samengewerkt, vooral ook interbestuurlijk. Ook dat behoort tot de voorlopige opbrengst van het programma. We gaan nu een nieuwe fase in, waarin we focussen op aansluiten, vullen en oefenen. Als we die gezamenlijke energie vast weten te houden, komt het zeker goed. De pioniersgeest die bij het ontwikkelen hoort, moeten we blijven koesteren. Ik blijf zelf voorlopig nog verantwoordelijk voor de afbouw van het basisniveau, en werk goed samen met het Kadaster om een soepele overgang naar de beheerfase te bereiken. Daarna zien we wel verder.’ Meer weten over het DSO? Kijk op de website www.omgevingswetportaal.nl/ wet­en­regelgeving/dso

5 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication