20

31 december 2017 ‘Weet,’ zei Hij, ‘dat de bezitter meer zal worden gegeven, en de kleinere zal zijn kleinste aandeel moeten nemen’ (Lucas 19:11-28) De Heer Jezus Christus vertelt een gelijkenis over hoe een man naar een vreemd land ging om zijn koninklijke autoriteit te ontvangen en terug te keren naar zijn land. Hij riep tien van zijn bedienden en gaf ze elk tien gouden munten en gaf hen opdracht dit geld te verwerven ‘totdat Ik terugkeer’. En zijn medeburgers haatten hem en stuurden een plaatsvervanger met de mededeling dat ze niet wilden dat Hij Koning over hen werd. Toen deze edele terugkeerde naar zijn koninkrijk, riep hij zijn dienaren, aan wie hij het geld had gegeven, om te weten hoeveel wie had gewonnen. De eerste kwam en zei: "Ik heb er nog tien gewonnen tegen die van jou." De Heer prees en stelde gouverneur aan over tien steden. De tweede kwam en vertelde dat hij tegen één munt vijf munten had gewonnen. De Heer prees hem en stelde gouverneur over vijf steden. De derde kwam en zei: “Here, hier is Uw geld, ik bewaarde het in een zakdoek. Ik was bang voor u, aangezien u een strikt persoon bent, je neemt wat je geoogst hebt en niet wat je niet geoogst hebt”. De Heer zei: "Slechte slaaf, ik zal u beoordelen naar uw woord; Je weet dat ik een strikt persoon ben, maar waarom gaf je geen geld aan de speculanten en eis je rente bij terugkeer?" Hij vertelde de verdachten: "Neem het geld geef het aan hem die tien keer heeft gewonnen ... weet," zei hij, "de bezitter zal meer worden gegeven, en de kleinere zal zijn kleinste deel moeten nemen. En aan mijn vijanden die geen koning over hen willen zijn, breng ze hier en dood ze in mijn aanwezigheid”. Deze gelijkenis gaat over ons leven en onze dood, evenals over de komst van Christus. Toen Christus naar de hemel opsteeg om zijn vroegere macht en glorie te ontvangen, en net als de edelman van deze gelijkenis, verwaarloosde hij niet één van Zijn dienaren en schonk gaven aan iedereen. Niemand van hen bleef zonder gave, want God vergeet niemand, tegelijkertijd eist Hij van ieder van ons voor Zijn gaven, dat we ze moeten verveelvoudigen. Dan zien we in de gelijkenis degenen die niet willen dat de edelman koning over hen wordt. 20

21 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication