0

KienhuisHoving informeert Graafwerkzaamheden Door graafwerkzaamheden is in 2013 schade veroorzaakt aan een elektriciteitskabel van Liander. De vraag is of degene die de graafwerkzaamheden heeft uitgevoerd (X) aansprakelijk gehouden kan worden voor de schade. Omdat bij graafwerkzaamheden regelmatig schade wordt veroorzaakt aan kabels en leidingen is er vanaf 2008 wetgeving tot stand gebracht, te weten de Wet Informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION), het Besluit Informatie-uitwisseling ondergrondse netten (BION) en de Regeling Informatie-uitwisseling ondergrondse netten (RION), tezamen “De Grondroerdersregeling”. Op grond van deze regeling rust op de netbeheerder een informatieplicht jegens de grondroerder. Hij moet aan de grondroerder binnen 1 werkdag na de graafmelding de relevante gegevens verstrekken, waaronder een tekening van de situatie ter plekke. Op de grondroerder rust een zorgvuldigheidsplicht. Hij moet een graafmelding doen, onderzoek doen naar de precieze ligging van de onderdelen van de netten op de graaflocatie en op de graaflocatie moet gebiedsinformatie aanwezig zijn. Deze algemene zorgvuldigheidsverplichting is uitgewerkt in de ‘Richtlijn zorgvuldig graafproces’ (hierna: de Richtlijn). Op grond van deze Richtlijn moet de grondroerder vóór de aanvang van de werkzaamheden onderzoek verrichten naar de precieze ligging van kabels en leidingen door ter plaatse proefsleuven te graven. Het Hof Amsterdam oordeelde in het geval van Liander, dat de grondroerder niet verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld. Zo heeft de grondroerder volgens het hof aan de minimumvereisten uit de WION voldaan. Zij heeft een graafmelding gedaan en twee proefsleuven gegraven op een afstand van 75 cm van elkaar, voordat zij over is gegaan tot het slaan van de nieuwe damwand. De Hoge Raad oordeelde echter (HR 25-05-2018, ECLI:NL:HR:2018:772) dat de grondroerder in de gegeven omstandigheden niet mocht volstaan met het graven van (slechts) twee proefsleuven. Art. 5 BION legt (weliswaar) een informatieverplichting op de netbeheerder, maar de grondroerder mag daar niet zonder meer op vertrouwen. Of het vertrouwen gerechtvaardigd is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Hier hecht de Hoge Raad belang aan het feit dat de kabel al in 1956/1957 is gelegd en de tekening uit dezelfde tijd dateert, en voorts dat daarna in de jaren tachtig ter plaatse nog werkzaamheden hebben plaatsgevonden. Van de netbeheerder kan onder die omstandigheden niet verwacht worden nauwkeurige informatie te verschaffen. Deze column is geschreven door: Marlies Knook, advocaat Bouwrecht Mail: marlies.knook@kienhuishoving.nl tel.nr. 053-4804266 21 21 Bovendien had X de Richtlijn onvoldoende in acht genomen. De Hoge Raad oordeelt dat het graven van (slechts) twee proefsleuven niet zonder meer voldoende is. De Hoge Raad maakt aldus ‘korte metten’ met de overweging van het hof dat het vertrouwen dat de grondroerder mag hebben in de tekening gezien art. 5 lid BION zwaarder meeweegt in de door de rechter te maken afweging dan vroeger het geval was. Volgens het hof mag de grondroerder in beginsel uitgaan van een kaart die tot op één meter nauwkeurig is. De Hoge Raad hecht veel waarde aan de ‘best practice rules’ van de Richtlijn. Conclusie: Grondroerders doen er verstandig aan om bij hun werkzaamheden in elk geval de Richtlijn in acht te nemen nu deze maatgevend is of in het voorkomende geval door de grondroerder de vereiste zorgvuldigheid in acht is genomen. Het is niet zo –zoals door het hof verondersteld – dat sinds de in werkingtreding van de Grondroerdersregeling grondroerders (dus) minder snel aansprakelijk zijn.

1 Online Touch

Index

Home


You need flash player to view this online publication