7

7 gedaan door mensen die het niet breed hebben en helemaal niet kiezen voor flexibilisering. Dat moet gewoon een arbeidsovereenkomst blijven. Het is iets wat ik al langere tijd denk, maar dit was er een mooi voorbeeld van.” Het voorbeeld verleidt hem tot een bespiegeling van een belangrijk motief om te flexibiliseren, zoals dat ook naar voren komt uit onderzoek van het CBS. “Als andere concurrenten hetzelfde hebben gedaan en je wordt daardoor kapot geconcurreerd, kan ik me voorstellen dat je je gedwongen voelt om te volgen.” De zwakte van de Wet DBA is dat schijnzelfstandigheid nog steeds heel moeilijk bestreden kan worden. Ter verduidelijking gebruikt hij het voorbeeld van de caissières. “Als de supermarkt zegt ‘je mag je vrij laten vervangen, de enige eis die we stellen is dat je vervanging een VOG-verklaring heeft’, is het voor de Belastingdienst erg moeilijk om daar de vinger achter te krijgen.” Uurtarief In zijn oratie bij de benoeming tot hoogleraar Arbeidsrecht heeft Boot aandacht proberen te vragen voor de grote groep zzp’ers waar arbeidsrechtelijk iets mee is. “Er moet ook oog zijn voor de sociaaleconomische positie en niet alleen maar voor het puur juridische criterium ‘gezagsverhouding’.” De groep zelfstandigen die de zaken financieel en organisatorisch op orde heeft, hoef je wat Boot betreft niet onnodig te betuttelen. Maar rond de helft heeft geen invloed op zijn of haar tarieven en is afhankelijk van één of slechts enkele grote opdrachtgevers, constateert hij. Hij ziet dit als ‘gedwongen zzp’ers’, een kwalificatie waarop hij veelvuldig is aangevallen, onder meer vanuit belangenbehartigers als ZZP-Nederland. Boot begrijpt het sentiment: “Vraag je een zzp’er ‘ben je gedwongen om zzp’er te zijn?’, dan zijn er maar heel weinig die dat erkennen. Dat heeft misschien ook wel met psychologie te maken, omdat het een nare constatering is.” Hij kwam tot zijn kwalificatie op basis van gegevens van de Belastingdienst (te vinden in het SER-advies ‘Zzp’er in beeld’ uit 2010). “Zo’n veertig procent van de zzp’ers heeft een uurloon onder de € 15 en zestig procent een uurloon onder de € 20. Die getallen heb ik nooit weersproken gehoord.” Meer recente cijfers zijn niet openbaar, maar Boot acht het aannemelijk dat de tarieven in de tussentijd nauwelijks zijn veranderd. NOAB Gerrard Boot Hij zet zijn argument kracht bij door het uurtarief van € 15 af te zetten tegen het wettelijk minimumloon (€ 8,96 per uur bij een 40-urige werkweek). Het verschil onderaan de streep is minimaal, zo rekent hij voor: “Bovenop het minimumloon ontvangt een werknemer acht procent vakantiegeld. Bovendien heeft hij minimaal vier weken aan doorbetaalde vakantiedagen. De werkgever betaalt daarnaast een bijdrage aan werknemersverzekeringen, zoals WW en ZW,” somt Boot op. Genoeg reden dus om te constateren dat een grote groep het slecht heeft. Pakketbezorgers Een juridische strijd waarbij het onderscheid tussen werknemer en zzp’er is verduidelijkt, is de discussie rond de pakketbezorgers. “Hierover zijn uitgebreide civiele procedures gevoerd, als laatste bij het Gerechtshof Arnhem (bron: 17 augustus 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6621). Het Hof heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst en dat de pakketbezorgers echte ondernemers zijn.” Het Hof heeft haar uitspraak uitgebreid gemotiveerd. De pakketbezorgers hebben een behoorlijke ondernemersvrijheid, aldus Boot: “Ze moeten een eigen bus aanschaffen. Dat kan een 17 jaar oude Ford Transit zijn, maar ook een nieuwe Mercedes-bus. Dat maakt in je km-prijs enorm veel uit. Bovendien mogen ze zich voor een gedeelte van hun werk laten vervangen. Een pakketbezorger kan bij wijze van spreken zijn buurmeisje inschakelen.” Activa | Nummer 1 - 2017 Fotog r a f i e: Pau l To lenaa r

8 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication