23

EEN GOEDE LES BEWEGINGSONDERWIJS MET KLEUTERS VOORBEELD 2.1 DE BEGINSITUATIE Paul heeft al een overzicht van alle materialen gemaakt. Hij heeft nog even wat foto’s van de berging gemaakt voor hij wegging van school. Om het zichzelf niet al te moeilijk te maken de eerste keer, besluit hij morgen alles zelf, voor de bel gaat, klaar te zetten. Dat geeft hem rust en dan kan hij eventueel nog dingen aanpassen. In drie kwartier moet dat lukken, de eerste keer. Het wandrek is leidend voor de indeling. Die zit vast aan de muur. Paul schetst een tekening, zodat hij de zaal indeelt in vier vakken. Ook de wachtbanken tekent hij alvast in. Voor ideeën voor de activiteiten kijkt hij in de ‘blauwe map’. Handig zo’n naslagwerk. Misschien staat er ook meer informatie in over de verschillende niveaus. Voor de uitleg moet hij echt nog even goed gaan zitten. Er is zo veel te vertellen: regels, afspraken, volgorde, tips, organisatie. Paul bedenkt hoe lang zijn uitleg mag duren en oefent een paar keer wat hij allemaal wil zeggen met een stopwatch erbij. Dat past nooit. Ik heb maar 45 minuten, bedenkt Paul. Het zou mooi zijn als de kinderen 8 à 10 minuten bij ieder onderdeel kunnen spelen. 2.1.2 Voorkomen is beter dan ... Zodra de les al een beetje vorm krijgt in je hoofd, doemen er ook allerlei scenario’s op die voor onrust kunnen zorgen: • Al die kleuters moeten altijd plassen. Wat doe ik daarmee tijdens een gymles? • Die ballen vliegen natuurlijk allemaal in de rondte. Kan ik dat voorkomen? • Hoe kan ik in vier vakken tegelijk aanwezig zijn? Is dat nodig of kan ik dat anders oplossen? • Wat doe ik als een kind valt, of in zijn broek plast? • Niet alle kinderen kunnen even goed met elkaar samenspelen. Dat wordt geheid ruzie. • Annabel is in de klas altijd zo onrustig en huilt heel snel. Dat zal in het speellokaal niet anders zijn. • Als ze het spel nou niet snappen? • Als de ballen nou te hard zijn? • Als een kind nou niet durft te springen? • Straks vergeet ik op mijn horloge te kijken en kom ik met mijn tijd in de knoop. • Ik wil wel dat alle kinderen in hun eigen vak blijven. Hoe voorkom ik dat het een rommeltje wordt? • ... Door vooraf dit soort doemscenario’s al te bedenken en een mogelijke oplossing te bedenken, creëer je een stuk meer rust in je hoofd. VOORBEELD 2.2 REGEREN IS VOORUITKIJKEN Paul bedenkt dat hij de plasketting meeneemt naar het speellokaal. Niks nieuws voor de kinderen, dus dat is gelijk duidelijk. Hij heeft één blinde muur in het speellokaal. Dat is ook het vak waar met de ballen gespeeld mag worden. Om een rommeltje te voorkomen, mag niemand naar de tuin van de buurman. Dit is wel een regel waar hij heel streng in gaat zijn. Hopelijk lukt dat. Paul besluit om in iedere ronde bij het diepspringen te beginnen. Hij verwacht dat daar de meeste hulp nodig is en dan ziet hij wel waar Doemscenario’s 12 13 14 11 9 10 63 1 2 3 4 5 6 7 8

24 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication