26

66 2.2.1 Bewegen; drang tot bewegen 1 Actief, betrokken en intensief 2 3 4 5 6 7 8 Door hier vooraf over na te denken, zijn er veel speelminuten te winnen in een gymles. 9 10 Vertrouwen Veiligheid 11 12 13 14 Succesbeleving 2.2.2 Bewegen; zich competent voelen Kleuters, in tegenstelling tot peuters, begeven zich over het algemeen niet in moeilijkere bewegingssituaties dan zij zelf aankunnen. Ze verkennen en ontdekken. In een goede les hebben kleuters er belang bij dat ze deze bewegingsruimte en het vertrouwen om de bewegingssituaties te verkennen en te exploreren ook daadwerkelijk krijgen en ervaren. Ze voelen zich veilig in en met deze situatie. Als je kiest voor voldoende keuzemogelijkheden is hulp van jou als leerkracht niet meteen nodig. Laat de kleuter voelen en ervaren dat ze veel activiteiten en oefeningen zelf kunnen en tegelijkertijd, indien nodig, ook altijd bij de leerkracht terecht kunnen voor een alternatief. Vragen om hulp is ook een competentie. Kleuters die zich competent (Stevens, 2004) voelen, leren snel en veel. Succesbeleving, na een aantal keren uitproberen, is van belang. De ervaring de oefening na een aantal pogingen zelf te kunnen uitvoeren is van belang voor de competentiegevoelens van het kind. Een kleuter die kan vertrouwen op zijn eigen kunnen, is een kleuter die zich veilig voelt. Het aangeboden krijgen van verschillende bewegingssituaties en uitvoeringsmogelijkheden van waaruit gekozen kan worden is van groot belang. Van de leerkracht vraagt dit het kunnen inschatten van de bewegingsmogelijkheden van de Een kleuter beweegt veel en heeft nog moeite met lang stilzitten. Bewegen behoort tot de essentie van een kleuter. Een goede les komt het kind tegemoet in zijn behoefte aan veel bewegen en spelend leren bewegen. Als leerkracht sluit je hierop aan. Je houdt je uitleg kort en geeft de kleuters veel speel- en beweegtijd. In een goede gymles zijn kinderen een groot deel van de gymtijd actief, betrokken en intensief bezig. Dat wil niet zeggen dat de activiteit pas goed is als kinderen bezweet zijn na de activiteit. Ook bij bijvoorbeeld balanceren kunnen kinderen intensief, betrokken en actief bezig zijn. Het is van belang rekening te houden met de concentratie. Kleuters vinden het veelal moeilijk zich voor langere tijd op een voorwerp of bepaalde activiteit te concentreren. Ze hebben een korte spanningsboog. Zorg dus voor afwisseling, en houd je uitleg kort, pas de duur van de activiteiten aan de spanningsboog van de kleuters aan. Zorg dat een tikspelletje niet te lang duurt. Maximaal twee minuten en dan een nieuwe tikker is een goede tijdsduur. Bij de voorbereiding van en ook tijdens de les kun je je allerlei vragen stellen die kunnen helpen bij nog meer beweegtijd voor de kinderen: • Hoe ga ik efficiënt klaarzetten, wisselen en opruimen? • Hoe kan ik de groepen efficiënt en snel maken? • Hoe kan ik de uitleg kort, duidelijk geven? • Benoem ik de accenten tijdens of na het geven van het voorbeeld of laat ik alleen het voorbeeld zien? • Hoe voorkom ik lange onnodige wachttijden bij de activiteiten? • Zet ik één situatie neer of is het handiger twee schommels klaar te hangen voor zes kinderen? • Laat ik ze bij een tikspel, als ze af zijn, op de bank zitten of mag het kind dat getikt is een pylon omleggen en speelt het kind daarna weer mee?

27 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication