95

LEERLIJNEN BEWEGINGSONDERWIJS MET KLEUTERS geving (arrangement) en kind (kenmerken) wordt de vaardigheid stabieler en daarmee beter bestand tegen verstoringen. De vaardigheid wordt makkelijker toepasbaar in andere situaties. Het gaat dan niet meer om de vaardigheid zelf, maar om het inzetten van de vaardigheid in vele verschillende situaties waarin de vaardigheid gebruikt wordt als middel om een doel te bereiken. Voorbeelden van variaties op activiteiten in taak, omgeving en kind kunnen zijn: • mikken met bovenhandse strekworp → met pittenzakjes, tennisballen, grote ballen enz ... • mikken met bovenhandse strekworp → hoog, laag, hard of zachtjes gooien • mikken met bovenhandse strekworp → eerst een rondje draaien voor je gooit, of drie keer springen voor je gooit of met je ogen dicht of je gaat bijvoorbeeld zittend gooien Wat zijn verwante activiteiten? Verwante activiteiten zijn specifieke variaties binnen dezelfde bewegingsuitdaging. Het zijn alternatieve activiteiten die gerangschikt worden onder hetzelfde bewegingsthema. Door eigen creativiteit en het raadplegen van bronnenboeken zijn er meerdere verwante activiteiten te bedenken. Verwante activiteiten worden gezien als variatie op een kernactiviteit en kunnen ondersteunend zijn bij het boeken van leerresultaat bij de kernactiviteit (Mooij e.a., 2011). Voorbeelden van verwante activiteiten kunnen zijn: • mikken met pittenzakjes tegen kranten → mikken met ballen in een open kast • diepspringen vanaf een kast → herhaald springen op een zwiepplank • het chaosdoelenspel met kegels omrollen → het chaosdoelenspel met kegels omschoppen met een bal FIGUUR 8.4 Verwante activiteiten en variaties Variatie 335 1 2 3 4 Alternatieve activiteiten Variatie op kernactiviteit 5 6 7 8 9 10 Een kernactiviteit Complexer 12 Variatie Eenvoudiger Groep 1-2 Groep 3-4 14 13 11 Verwante activiteiten Verwante activiteiten

96 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication