45

COACHES 45 ontwikkeling van tennisleraren heeft de KNLTB een belangrijke plek ingeruimd voor wat het zelf het ‘Technisch Concept’ noemt. Het concept is kort gezegd een technische blauwdruk gebaseerd op analyse van topspelers. Door goed te kijken naar de techniek van toppers kunnen voor elke slag enkele aandachtspunten worden opgesteld die voor elke tennisleraar praktisch bruikbaar zijn. Natuurlijk zie je ook bij topspelers verschillen, maar veel principes in de bewegingen zijn hetzelfde. Zo kunnen uiteindelijk alle tennisleden profiteren van wat de toppers zo goed doen en wordt de basistechniek van heel tennissend Nederland naar een hoger plan getild. Dit doel is de KNLTB veel waard. Het Technisch Concept moet dan ook concreet vorm krijgen in een workshop Internationale Tennistechniek die tennisleraren maar liefst twaalf PO-punten oplevert en die gegeven zal worden door een aantal aansprekende namen uit de technische staf van de KNLTB, onder leiding van Directeur Sportief Jan Siemerink. Overeenkomsten in techniek. Bij de bond zal een commissie zich over elke inzending buigen en een zorgvuldige afweging maken. De commissie houdt daarbij in gedachten dat de te beoordelen bijscholing een leuke, attractieve toevoeging aan het aanbod moet zijn, maar gaat natuurlijk ook uit van een aantal heldere kwaliteitseisen. “Daarbij wordt grofweg uitgegaan van twee pijlers”, aldus Pavel. “Een workshop of cursus moet allereerst duidelijke leerdoelen hebben. Het moet dus volkomen helder zijn wat de deelnemers er kunnen leren en of de deelnemers hun kennis ook werkelijk uitbreiden. Verder moet de spreker, de persoon die de workshop geeft, een erkend expert zijn op het gebied van het onderwerp. Via een curriculum vitae van de persoon in kwestie moet aangetoond worden welke kennis diegene binnen het onderwerp heeft opgedaan en welke ervaring hij of zij heeft.” KOSTENNEUTRAAL Bijscholingstrajecten kosten geld en ook de KNLTB ontkomt er meestal niet aan van deelnemers aan cursussen inschrijfgeld te vragen. Het is echter geen doel van de bond om met het POcursusaanbod geld te verdienen. “We streven ernaar de KNLTB-bijscholingen kostenneutraal te houden”, verklaart Pavel. “Om een idee te geven: de workshop Tenniskids 1 duurt twee volle dagen, is twaalf punten waard en kost deelnemers 75 euro. Bijscholing van externe partijen zijn meestal wel iets duurder. Dan kan een cursus van vier punten toch ook al snel tegen de zeventig of tachtig euro lopen. Wij zitten als KNLTB ook wel eens iets hoger, maar dat heeft er vaak mee te maken dat wij zelf weer iemand moeten inhuren om de bijscholing mogelijk te maken. Dan gaan de kosten omhoog.” Pavel benadrukt overigens ook dat er meerdere manieren zijn om bij de KNLTB aan te haken op het gebied van PO. “Zo zijn er soms tennisscholen die intern een cursus aanbieden voor hun medewerkers en daar wel PO-punten aan willen hangen. Dan kunnen ze bijvoorbeeld iemand met voldoende kennis inhuren, maar wel zelf zaken als accommodatie, maaltijden en koffie regelen. Het is in dat geval vooral een service naar hun leraren toe. Voor die acht of vijftien leraren in dienst betaalt de school een gehele bijscholing en dat kost de leraren zelf dus niks. Het kan wel zijn dat wij de school vragen de bijscholing, eventueel tegen een kleine vergoeding, ook open te stellen voor andere leraren. Dan kunnen wij direct ons aanbod uitbreiden.” TECHNISCH CONCEPT Dat aanbod moet in de nabije toekomst in ieder geval nog worden uitgebreid met een workshop op het gebied van tennistechniek. Bij de “DE TOPPERS DOEN ALLEMAAL HETZELFDE” Martin Bohm, Hoofdbondscoach bij de KNLTB, stond mede aan de basis van het Technisch Concept. Tijdens het KNLTB Trainerscongres in december liet hij videobeelden van enkele topspelers tegelijkertijd afspelen om zo de overeenkomsten in techniek te tonen. “Neem bijvoorbeeld de fore- en de backhand”, zegt een bevlogen Bohm. “In mijn presentatie heb ik beelden laten zien van Roger Federer, Thomas Berdych, Gaël Monfils en Stan Wawrinka: ze doen allemaal min of meer hetzelfde. Ze draaien allemaal snel hun schouder in en beginnen de slag van achteren allemaal met het racketblad boven de hand waarmee ze slaan. Dat is geen toeval. Deze jongens hebben allemaal minimaal de kwartfinales van een grandslamtoernooi bereikt.” De beelden (zie ter illustratie ook de stills linksboven) tonen dat genoemde spelers ook in het vervolg van hun slag vrijwel hetzelfde doen om tot een goede, krachtige slag te komen. Bohm: “Er is bij allemaal ook sprake van een zogenoemde cross-over. Het blad mag niet achter de bal blijven. Als je dat wel doet, levert dat bij de forehand een soort ruitenwisserbeweging op. Dat leidt misschien tot veel spin, maar in modern tennis moet je doorslaan, een echte klap kunnen geven. Zo werkt het op internationaal niveau. Ze spelen zeker met veel spin, maar ze slaan ook verschrikkelijk hard. We willen tennisleraren meekrijgen in deze denkwijze.” t

46 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication