53

53 enige opties. De bond wil daar in de nieuwe opzet van de jeugdopleiding verandering in brengen, getalenteerde kinderen weer veel meer in grote groepen laten trainen. Dat beperkt de kosten en, nog belangrijker, talentvolle jonge spelers krijgen in grotere groepen van spelers van vergelijkbaar niveau de gelegenheid elkaar te beconcurreren en te motiveren en zo naar een hoger niveau te stuwen. Grotere groepen getalenteerde kinderen, dat moet de situatie zijn bij de gecertificeerde tennisscholen, waar de beste jonge spelers via de verenigingen en de talentendagen als vanzelf in terechtkomen. De KNLTB benadrukt overigens dat ouders en kinderen op geen manier gedwongen worden om zich aan te sluiten bij een van de gecertificeerde scholen. Dat blijft altijd een eigen keuze. Trainen bij een school in het netwerk biedt wel een aantal voordelen. Zo zijn deze scholen voorafgaand aan de samenwerking grondig doorgelicht en beoordeeld door een certificeringscommissie en hebben zij zich bij het zetten van hun handtekening verbonden aan het MOT, het Meerjaren Opleidingsplan Tennis. Het plan geeft de opleidingsvisie van de KNLTB voor de lange termijn weer, is gebaseerd op verschillende erkende visies en input van experts en dient als leidraad voor tennisleraren. En voor ouders van kinderen vanaf tien jaar die trainen bij een van de gecertificeerde scholen, is er een tegemoetkoming in de kosten. GEEN VERPLICHTING “Dat laatste is door een enkeling wel eens beschouwd als een drukmiddel, maar dat is het niet”, legt Reijnders uit. “Het is niet meer dan een stimulans om meer getalenteerde kinderen bij elkaar te brengen. Want uiteindelijk gaat het ons om de gestelde doelen. We willen meer, betere spelers voortbrengen en richting de top tien van de wereld. Er zullen nu zeker ouders en toptalenten zijn die zeggen: ‘Wij zitten prima waar we zitten, het is een goede locatie en er is een goede trainer.’ Daar hebben wij geen probleem mee, niks is verplicht. Je komt dan niet in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming, maar we nodigen je nog steeds uit voor trainingen op het Nationaal Trainingscentrum in Almere, je wordt nog steeds uitgezonden naar grote toernooien, dat blijft zo. Het moet geen kwestie van ‘wij, zij’ worden.” Kwaliteit staat centraal in de nieuwe structuur van de jeugdopleiding. Dat geldt voor de spelers, maar net zo goed voor de scholen. De tennisbond heeft bewust geen minimum of maximum gesteld aan het aantal bovenbouw- en onderbouwscholen en wil de vrijheid hebben om een school toe te voegen of te laten afvallen. Dat kan elke twee jaar gebeuren. “Zo’n toetredingstraject start ongeveer zes maanden voordat een school eventueel wordt gecertificeerd. Maar tussentijds wordt de kwaliteit van de scholen natuurlijk wel scherp in de gaten gehouden. Dat zal ook een van mijn belangrijkste taken zijn, om goed in het vizier te houden. Hoe staat het ervoor, hoe gaat het met de ontwikkeling, hoe houden beide partijen zich aan de afspraken? Dat soort zaken. Want zij mogen ons net zo goed aan de gemaakte afspraken houden. We moeten elkaar scherp houden, daar gaat het om.” t INTERNATIONAAL BEPROEFDE WERKWIJZE ALS FUNDAMENT Een van de kernpunten voor de KNLTB in de nieuwe opzet van de jeugdopleiding is de intensieve samenwerking met tennisscholen in de boven- en onderbouw. Zeven bovenbouwtennisscholen en 26 onderbouwtennisscholen zijn een partnership aangegaan met de KNLTB. De trainingen die zij verzorgen, moeten echter wel enige eenduidigheid hebben, geschoeid zijn op dezelfde leest. Ze zijn dan ook samengesteld volgens de principes van het MOT, het Meerjaren Opleidingsplan Tennis, gevangen in het boekje Route naar de Top. Het plan vloeide niet uit de pen van de KNLTB, maar werd samengesteld na raadpleging van een groot aantal bronnen met grote autoriteit in de internationale tenniswereld. Het kwam tot stand aan de hand van de visie van de concepten ‘Long-Term Athlete Development Model’ en het ‘Athletic Skills Model’. Daarnaast gaven ex-topspelers en topcoaches hun input, werd gebruikgemaakt van de bestaande kennis en ervaring van de KNLTB en is gekeken naar de jeugdopleidingen van andere landen. Zo werd de tennisstructuur van Australië, Amerika, Duitsland, Zwitserland, Frankrijk, Canada, Engeland en België in kaart gebracht. “Met een benchmarkanalyse hebben we gekeken waar deze structuur verschilt met onze opleiding”, zegt Jan Siemerink, Directeur Sportief van de tennisbond. “Met deze informatie hebben wij het bestaande, interne tennisplan van de KNLTB herschreven. Bewust is gekozen om het plan compact te houden, zodat het ook werkelijk raadpleegbaar is voor trainers en ouders.” Het MOT geeft een breed en onderbouwd inzicht in de tennisvisie van de KNLTB. De inhoud van het plan omschrijft hoe talentvolle tennissers getraind worden om hun vaardigheden zo optimaal mogelijk te ontwikkelen en uiteindelijk de top te halen. De ‘biologische leeftijd’ van de tennisser is hierin een belangrijk aspect. Talenten ontwikkelen zich optimaal wanneer zij in de juiste fase van hun ontwikkeling de juiste vaardigheden trainen. De KNLTB onderscheidt diverse fases, met ‘FUNdament’ (5-8 jaar) als beginfase en ‘Tennissen om te winnen’ (18/19+ jaar) als eindstation. Het is een internationaal beproefde werkwijze. Siemerink: “Met een wetenschappelijke formule kan de piek van de groeispurt van een kind voorspeld worden. Met die informatie kan bepaald worden in welke fase een kind zit en welke factoren het best trainbaar zijn in die periode. Maar het blijft raamwerk; het is aan de tennisleraar om er maatwerk van te maken.” Het MOT is een leidraad voor alle tennisscholen in het netwerk, maar wat Siemerink betreft, is het relevante kost voor elke tennisleraar. “Het is voor tennisleraren goed om te weten wat de visie is van de KNLTB en hoe zij dit zouden kunnen toepassen in hun lessen. Bijvoorbeeld de theorie over de biologische leeftijd. Ook de communicatie met ouders is belangrijk voor de leraar. Het MOT geeft ouders van tennissers per ontwikkelfase tips en aandachtspunten. Het is als leraar goed om hiervan op de hoogte te zijn.” Het MOT vind je op Knltb.nl en Centrecourt.nl.

54 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication