0

Postmodernisme in de muziek çBefore and Beyond è Stijn Rutten -­‐ AME DT-­‐1 (juni 2015) 0

Inhoud 1. INLEIDING 2 2. WAT ER AAN VOORAFGING AAN HET POSTMODERNISME: 2.1 Impressionisme → 1890 tot 1920 2.2 Het Modernisme → 1910 tot 1950 2.2.1 Expressionisme → ± 1905 -­‐ 1920 2.2.2 Neoclassicisme 2.2.3 Bruïtisme 2.2.4 Groupes des Six 2.2.5 Vrij klankidioom 2.2.6 Dodecafonie 3. HET POSTMODERNISME →1950 -­‐ 1990 3.1 Muisque Concrète → vanaf ± 1949 3.2 Elektronische muziek → vanaf ± 1950 3.3 Serialisme → vanaf ± 1950 3.4 Microtonale muziek → vanaf ± 1950 3.5 Aleatoriek → vanaf ± 1960 3.6 Van noot tot cluster 3.7 Minimal Music → vanaf ± 1970 3.8 Polystilisme -­‐ Citationisme 4. NA HET POSTMODERNISME 4.1 Spectralisme 4.2 New Complexity 4.3 De toekomst van de Kunstmuziek Bronnen 3 3 3 4 4 5 5 5 6 6 7 7 8 8 8 9 9 10 11 11 11 12 12 1 Postmodernisme in de muziek çBefore and Beyond è

1. Inleiding Bij het onderzoek naar de muziek van het Postmodernisme en de tijd ervoor en daarna, besefte ik me al snel dat ik -­‐ en ik denk velen met mij -­‐ juist van de kunstmuziek van de laatste twee decennia eigenlijk heel weinig weten. Natuurlijk geheel een eigen tekortkoming, laat dat even duidelijk zijn! Maar het is eigenlijk heel bijzonder dat je van de muziek van de Middeleeuwen misschien wel meer weet dan van de muziek uit je eigen tijd! Het is eigenlijk onmogelijk om in 20 minuten een goed, compleet beeld te schetsen van grofweg de laatste 65 jaar van de muziekgeschiedenis, omdat vooral onder invloed van de Massacultuur -­‐ met haar massamedia, de enorme technologische ontwikkelingen en de moderne communicatiemiddelen -­‐ ook de ontwikkelingen in de muziek een enorme vlucht namen. Toch ga ik proberen een weliswaar globaal overzicht te geven van van de ontwikkelingen van de kunstmuziek van de afgelopen 65 jaar, waarbij de nadruk zal liggen op het Postmodernisme. Ik heb mijn presentatie onderverdeeld in 3 aparte blokken, te weten: 1. Wat er voorafging aan het Postmodernisme 2. Postmodernisme → 1950 tot 1990 3. Na het Postmodernisme → 1990 tot nu Klassieke muziek? In de aanloop naar de 20e eeuw, maar vooral in de 20e eeuw zelf vonden er dusdanig veel ingrijpende veranderingen en vernieuwingen plaats, dat de term klassieke muziek ook niet meer op zijn plaats was. Alternatieve termen die men ging gebruiken waren: -­‐ nieuwe of moderne muziek -­‐ hedendaagse muziek -­‐ avant-­‐garde muziek -­‐ experimentele muziek -­‐ twintigste-­‐eeuwse muziek Geen van al die benamingen dekt de lading volledig en daarom wordt tegenwoordig vaak gesproken over kunstmuziek. 2 Postmodernisme in de muziek çBefore and Beyond è

2. Wat er aan voorafging aan het Postmodernisme: Van Laat Romantiek tot Postmodernisme → 1890 tot 1950 Om de Postmoderne muziek beter te kunnen verklaren moeten we even terugkijken naar de tijd die er aan vooraf ging. Door een verder groeiend individualisme en groter wordende diversiteit -­‐ iets wat we in de Romantiek al op zagen komen -­‐ bleek het steeds moeilijker om de verschillende stijlen en technieken in hokjes te plaatsen, maar ook om een algemene ontwikkelingslijn te schetsen; de muziek vertakt zich steeds verder om later te versmelten tot weer een nieuwe richting. 2.1 Impressionisme → 1890 tot 1920 Het Impressionisme wordt gezien als de laatste fase van de Romantiek, maar ook als aanzet tot het Modernisme. Het was een reactie op de (zware) Duitse Romantiek en moet hier vernoemd worden omdat het de aanzet was tot de vernieuwingsbewegingen van de 20e eeuw. Kenmerkend van het Impressionisme: -­‐ de muziek was veel meer sfeertekenend; niet de emotie maar de sfeer die het muziek opriep was belangrijk. -­‐ de muziek werd intiemer; men koos voor kleinere bezettingen en vormen. -­‐ het gebruik van alternatieve toonladders, zoals de pentatonische-­‐ en de heletoonstoonladder. Claude Debussy, de belangrijkste vertegenwoordiger van het Impressionisme zorgde eind 19e eeuw voor de emancipatie -­‐ de verzelfstandiging -­‐ van het akkoord dat daarmee loskwam van de melodie. Afb. 1: Claude Debussy 2.2 Het Modernisme → 1910 tot 1950 Tijdens het Modernisme onderging de tonaliteit spectaculaire veranderingen. Het uitgangspunt van het tonale stelsel met majeur en mineur toonladders, tonica -­subdominant -­‐ dominant (I -­‐ IV -­‐ V) begon te wankelen. Aan het begin ven de 20e eeuw gingen componisten de tonaliteit geheel anders behandelen en er ontstonden alternatieve toonladders, zoals: -­‐ pentatonisch -­‐ octotonisch -­‐ heletoonstoonladder -­Weer wat later ging men meerdere toonladders tegelijkertijd te gebruiken: -­‐ bitonaliteit -­‐ polytonaliteit 3 Postmodernisme in de muziek çBefore and Beyond è

Tenslotte liet men de klassieke tonaliteit geheel los en ontstond de atonaliteit, waarbij men gebruik maakte van de dodecafonie ofwel de twaalftoonstechniek. Onderstaand een overzicht van de stijlbewegingen uit de eerste helft van de 20e eeuw. 2.2.1 Expressionisme → ± 1905 -­‐ 1920 Net zoals het Impressionisme was ook het Expressionisme een reactie op de muziek uit de Romantiek. Vooral in Duitsland en Oostenrijk (Wenen) ging men hele expressieve, emotionele muziek schrijven met de bedoeling om extreme gemoedstoestanden zoals hysterie en krankzinnigheid uit te drukken in hele complexe muziek. Het Expressionisme werd gekenmerkt door: -­‐ atonaliteit -­‐ extreme dissonantie -­‐ hoekige, grillige en gebroken melodieën -­‐ een extreemregistergebruik van instrumenten Drie voorbeelden van Expressionistische componisten zijn: • Arnold Schönberg (1874 -­‐ 1951) Bijvoorbeeld zijn opera ‘Erwartung’ uit 1909 met één personage. • Anton Webern (1883 -­‐ 1945) • Alban Berg (1885 -­‐ 1935) 2.2.2 Neoclassicisme In het Neoclassicisme ontlenen componisten hun inspiratie vooral aan de muziek van de late 17e en 18e eeuw, in het bijzonder aan de werken van de late Barokmeesters (vooral Bach) en van Haydn en Mozart. Het is een stroming die we moeten plaatsten in de eerste decennia van de 20e eeuw. Enkele componisten die deze stijl vertegenwoordigden zijn: • Ferrucio Busoni (1866 -­‐ 1924) Zijn werken werden vooral geïnspireerd door Bach en Mozart. • Igor Stravinsky (in zijn ‘middenperiode’ tussen 1920 en 1940). In zijn ballet ‘Pulcinella’ gebruikt hij muziek van Pergolesi • Paul Hindemith (1895 -­‐ 1963) In ‘Lududs Tonalis’ gebruikt hij contrapuntische technieken behorend bij de fuga. • Sergej Prokofjev (1891 -­‐ 1953) De ‘Eerste Symfonie’ heeft als bijnaam ‘Klassieke’ en had door Haydn geschreven kunnen zijn, alleen dan in de 20e eeuw! Afb. 2: Sergej Prokofjev 4 Postmodernisme in de muziek çBefore and Beyond è

Ander modernistische stijlbewegingen 2.2.3 Bruïtisme Bruïtisme, uit het Frans: bruit = 'lawaai, geruis') is een futuristische muziekstroming die ontstond rond de jaren twintig van de 20e eeuw in Italië. In het Bruïtisme bestaat het compositorisch materiaal uit 'lawaai' of 'ruis', waarbij tonaliteit niet of veel minder ter zake doet. Bekende componisten zijn Marinetti en Luigi Russolo. Russolo schreef het pamflet ‘The Art of Noise’, waarin de stijlkenmerken uiteengezet werden. 2.2.4 Groupes des Six De groep van zes componisten ontstond in 1920 en zij wilden nieuwe Franse muziek maken. Hun idee was de Franse muziek te ontdoen van het Impressionisme van Claude Debussy en van Duitse invloeden, zoals het Romanticisme van Richard Wagner en Richard Strauss. De muziek van de groep wordt gekenmerkt door speelsheid en simpelheid, en vertoont een mengeling van invloeden van Stravinsky, Satie en populaire muziek, zoals Amerikaanse jazz en Braziliaanse dansen zoals de samba. Elke componist in het gezelschap had daarbij zijn eigen voorkeur; het was dan ook geen homogene groep. De zes componisten van deze groep waren: • Georges Auric -­‐ (1899-­‐1983) • Louis Durey -­‐ (1888-­‐1979) • Arthur Honegger (1892-­‐1955) (eigenlijk een Zwitser) • Darius Milhaud -­‐ (1892-­‐1974) • Francis Poulenc -­‐ (1899-­‐1963) • Germaine Tailleferre -­‐ (1892-­‐1983) (de enige vrouw in de groep) 2.2.5 Vrij klankidioom Na de verzelfstandiging van het akkoord bij Debussy en die van de tonaliteit en de enkele toon bij Schönberg ging Edgar Varèse (1863 -­‐ 1965) nog een stap verder; hij verzelfstandige het ritme, waardoor de traditionele relatie tussen melodie, harmonie en metrum volledig werd verbroken. Varèse componeerde muziek zonder melodie of harmonie en concentreerde zich op de pure klank, waardoor een autonome klank ontstond, ofwel het vrij klankidioom. Een voorbeeld hiervan is het werk ‘Ameriques opus 21’ uit 1921. Afb. 4: Edgar Varèse 5 Postmodernisme in de muziek çBefore and Beyond è

2.2.6 Dodecafonie Dodecafonie (Grieks: dodeka = twaalf en fonè = stem, geluid, toon) of twaalftoonstechniek is een compositiemethode in de muziek die ontwikkeld is door Arnold Schönberg (1874 -­1951). Schönbergs twaalftoontechniek maakt gebruik van een reeks, waarin elk van de 12 tonen eenmaal voorkomt. Deze reeks is als het ware het DNA van de compositie omdat zij het verschijnen van toonhoogtes reguleert, en wordt de normreeks genoemd. Omdat een enkele reeks onvoldoende variatie mogelijk maakte, gebruikte Schönberg tevens de "inverse" (horizontale spiegeling der intervallen), de retrograde (kreeftgang = van achter naar voor)) en de inverse retrograde van de rij, elk in alle transposities. Dat leverde 4 x 12 = 48 reeksen als basismateriaal op. Afb. 3: De vier variatiemogelijkheden behorend bij de dodecafonie. Daarnaast mochten: -­‐ de tonen samengevoegd worden tot twee-­‐, drie-­‐, of meer-­‐klanken -­‐ de tonen in elk octaaf gebruikt worden 3. Het Postmodernisme →1950 -­‐ 1990 We kunnen in de tweede helft van de 20e eeuw absoluut niet spreken van één of meerdere afgebakende stijlen; pluriformiteit (=veelvormigheid) is hét kenmerk van deze periode. Naast alle Westerse muziek uit het heden en verleden hebben we door toedoen van de Massacultuur ook de beschikking over muziek uit de rest van de wereld. Het is erg lastig om de verschillende stijlbewegingen precies te plaatsen qua tijd omdat ze veelal door elkaar heen lopen, elkaar overlappen. We zien dat componisten ‘deelnemen’ aan verschillende stijlbewegingen en dus in meerdere muzikale bewegingen hun bijdrage leveren tot de ontwikkeling ervan. Een veelgebruikte term aan het begin van deze periode in de kunst is Avant-­‐garde. In de muziek bedoelen we met Avant-­‐garde (= voorhoede) alle muziek die breekt met de klassieke en romantische tradities. Avant-­‐Garde is dus meer een verzamelnaam van verschillende nieuwe stijlbewegingen en is vooral experimenteel van karakter. Ook de term Experimentele muziek (vaak gebruikt als synoniem voor Avant-­‐gard) staat voor muziek die alle gebruikelijke opvattingen over muziek ter discussie stelt. 6 Postmodernisme in de muziek çBefore and Beyond è

De Amerikaanse componist John Cage (1912 -­‐ 1992) was een pionier in dit genre die er voor zorgde dat de Experimentele muziek serieus genomen wed. Bijvoorbeeld het werk 4’33” (1952) voor piano solo in drie delen en zijn later werk ‘ASLSP’ (As Slow aS Possible) uit 1987) voor orgel, waarvan een uitvoering, die begon in 2001 in het Duitse Halberstadt, 639 jaar zal duren! Elke verandering van toon, waar meestal jaren tussen zit, is een ware happening! Afb. 4: John Cage Onderstaand een overzicht van de verschillende stijlbewegingen die we tijdens het Postmodernisme kunnen onderscheiden. 3.1 Muisque Concrète → vanaf ± 1949 Musique Concrète was een Franse muziekstroming bedacht door Pierre Schaeffer (1910 -­‐ 1995), waarbij gebruik werd gemaakt van alledaagse geluiden die met behulp van elektronica werden verwerkt tot composities en geluidscollages. Het waren ruis-­‐ en toonstructuren, die elektronisch na bewerkt en via luidsprekers weergegeven werden. In tegenstelling tot de Elektronische muziek zijn de gebruikte materialen geen synthetische, maar 'realistische' geluiden uit de technische en natuurlijke omgeving zoals muziekinstrumenten of geluiden uit de natuur. Afb. 5: Pierre Schaeffer 3.2 Elektronische muziek → vanaf ± 1950 Elektronische muziek is een voortzetting van de eerder besproken Musique Concrète en bestaat geheel uit elektronisch opgewekte en gemanipuleerde klanken. Deze muziek wordt op tape vastgelegd en door afspelen van de tape ten gehore gebracht. De eerste experimenten dateren uit de jaren 50. Ook wordt Elektronische muziek op het podium ten gehore gebracht aangevuld met live-­‐instrumentale/vocale muziek. De principes van de Elektronische muziek vind je vandaag in synthesizers en computerprogramma's en dus in alle vormen van moderne muziek. 7 Postmodernisme in de muziek çBefore and Beyond è

3.3 Serialisme → vanaf ± 1950 De Twaalftoonstechniek (Dodecafonie) van Arnold Schönberg werd in de tweede helft van de 20e eeuw verder uitgebouwd; niet alleen de twaalf tonen van de chromatische toonladder werden geserialiseerd, maar men ontwikkelde het ordenen van reeksen door ook andere muzikale parameters zoals dynamiek en toonduur in serie te gaan zetten. Olivier Messiaen (1908 -­‐ 1992) gaf hiervoor de eerste aanzet, maar zette de ontwikkeling zelf niet door. Hij richtte zich op het vastleggen van duizenden vogelgezangen om die weer te verwerken in zijn composities. Het Serialisme werd wel verder ontwikkeld door twee van zijn leerlingen: Pierre Boulez (geb. 1925) en Karlheinz Stockhausen (1928 -­‐ 2007)). Afb. 6: Olivier Messiaen 3.4 Microtonale muziek → vanaf ± 1950 Bij deze stroming wijkt men af van het normale Westerse toonstelsel, waarin het octaaf in 12 gelijke intervallen van een halve toonafstand verdeeld is en gebruik men kleinere toonschreden dan een halve toonafstand. Bekende systemen zijn het kwarttoonsysteem, waarin het octaaf in 24 kwarttonen verdeeld wordt, en het 31-­‐toonssysteem met per octaaf 31 kleine stapjes, die diëzen worden genoemd. Er zijn echter nog talloze andere systemen. Harry Partch (1901 -­‐ 1974 ) was één van de eerste componisten die zich bezighield met microtonale toonsystemen. Afb. 7: Uitgebreide Tonaliteitsdiamant van Partch 3.5 Aleatoriek → vanaf ± 1960 Natuurlijk kon een reactie op het Serialisme niet uitblijven en onder aanvoering van de componisten John Cage (1912 -­‐ 1992) en Earl Brown (1926 -­‐ 2002) ontstond de Aleatoriek, de toevals-­‐muziek. Omdat hier het niet-­‐vastgelegde centraal stond kwam er ruimte voor toevalsfactoren en min of meer geleidde improvisatie. Hiervoor wordt ook een nieuwe manier van notatie ontwikkeld, namelijk de grafische notatie. Deze nieuwe notatievorm werd ook gecombineerd met de traditionele notatie. 8 Postmodernisme in de muziek çBefore and Beyond è

Afb. 8: Een grafische partituur van Karl Heinz Stockhausen 3.6 Van noot tot cluster Een aantal componisten gingen nog een stapje verder en wilden zich niet meer op de losse toon richten, maar meer op een massa van tonen ook wel cluster of klankveld genoemd. Hierin waren melodische lijnen, ritmische patronen en andere muzikale structuren moeizaam of niet meer te herkennen. Enkele componisten uit deze beweging zijn: • Yannis Xenakis (1922 -­‐ 2001) • Györgi Ligeti (1923 -­‐ 2006) • Karlheinz Stockhausen (1928 -­‐ 2007) 3.7 Minimal Music → vanaf ± 1970 Omstreeks 1970 ontstond een nieuwe stroming in de kunstmuziek waarbij de componisten weer terug gingen naar de kern van de muziek. Deze stijl werd Minimal Music genoemd en heeft als voornaamste kenmerken: -­‐ het gebruik van kleine motiefjes -­‐ veelvuldige herhaling van die motiefjes, soms met subtiele variaties gedurende een lange tijd -­stilstand in de vorm van lang aangehouden tonen -­‐ het accent ligt op consonante samenklanken -­‐ een duidelijk tempo 9 Postmodernisme in de muziek çBefore and Beyond è Afb. 9: Györgi Ligeti

Deze muziek geeft de suggestie van tijdloosheid’ en heeft vaak een meditatief, hypnotiserend karakter. Belangrijke vertegenwoordigers van de Minimal Music zijn: • Morton Feldman (1928 -­‐ 1987) • Steve Reich (geb. 1936) • Philip Glass (geb. 1937) Hij gebruikt zelf liever de term Theatre Music voor zijn composities. Zijn ‘Quatsi Tiologie’ -­‐ drie films waarvoor Glass de muziek componeerde die gaan over de relatie tussen mens, natuur en technologie -­‐ is een goed voorbeeld van het werk van deze componist. • John Adams (geb. 1947) • Simeon ter Holt (1923 -­‐ 2012) Nederlandse componist en vertegenwoordiger van de Minimal Music met zijn ‘Canto Ostinato’. Afb. 10: Philip Glass 3.8 Polystilisme -­‐ Citationisme Deze stijl wordt gekenmerkt door het al dan niet op parodistische wijze combineren van verschillende muzikale stijlen uit verschillende muzikale tijdvakken. Door sommigen wordt dit gezien als een duidelijk muzikale uiting van het Postmodernisme. Alfred Schnittke (1934 -­‐ 1998) was aanvankelijk avant-­gardist en sterk beïnvloed door uit het Westen overgewaaide compositietechnieken als Serialisme en Aleatoriek. Zoals velen van zijn generatie zou Schnittke deze stijl op den duur als onbevredigend gaan ervaren. Als reactie ontwikkelde hij daarom in de vroege jaren zeventig een nieuwe stijl, die door hemzelf Polystylisme werd genoemd. Een goed voorbeeld is zijn ‘String Quartet nr. 3’ uit 1983, waarin hij citeert uit Afb. 11: Alfred Schnittke -­‐ het ‘Stabat Mater’ van Orlando di Lasso -­‐ de ‘Grosse Fuge’ van Ludwig von Beethoven -­‐ het ‘D-­‐S-­‐C-­‐H-­‐monogram’ (Duitse spelling, vertaald: ‘D -­‐ Eb -­‐ C -­‐ B’) van Dimitri Shostakovitch Andere vertegenwoordigers van deze stroming zijn Luciano Berio (1925 -­‐ 2003), Arvo Pärt (geb. 1935) en de Nederlandse componist Otto Ketting (1935 -­‐ 2012). 10 Postmodernisme in de muziek çBefore and Beyond è

4. Na het Postmodernisme 4.1 Spectralisme De term Spectralisme (of eigenlijk Musique Spectrale) werd voor het eerst gebruikt door de Franse componist Hugues Dufourt in een artikel uit 1979. Samen met Gérard Grisey en Tristan Murail vormt hij de kern van een groep Franse componisten die in de loop van de jaren ‘70 een nieuwe compositiemethode ontwikkelden, gebaseerd op de akoestische eigenschappen van klank. Die bijzondere aandacht voor klank en klankkleur vonden we eerder al terug bij de muziek van Claude Debussy. 4.2 New Complexity New Compexity staat voor een nieuwe generatie componisten die muziek op een complexe, strikt academisch manier benaderen. Het ontstond in de jaren 80 van de vorige eeuw en wordt sterk geassocieerd met de Engels componisten Brian Ferneyhough en Michael Finnissy, die door hun onderwijs inspanningen tijdens de Darmstadt Summer Courses 'eerste golf' van de New Complexity componisten teweeg brachten Afb. 12: Brian Ferneyough New Compexity composities kenmerken zich door: -­‐ atonaliteit -­‐ zeer abstract vorm/structuur -­‐ dissonantie in geluid, -­‐ het gebruik van buitengewoon complexe notatie, die ernstige eisen aan de uitvoerder stelt. Afb. 13: Een bladzijde uit het ‘String Quartet nr. 3’ van BrianFerneyough 11 Postmodernisme in de muziek çBefore and Beyond è

Een compositie van Ferneyhough, bijvoorbeeld, bevat unieke dynamiek en articulatie voor bijna elke noot, die van de uitvoerende een uitgebreide, intensieve (voor)studie vereisen om de partituur zo nauwkeurig mogelijk uit te kunnen voeren. Dit zorgt er samen met microtonaliteit, complexe structuren en gelaagde antimetrische ritmes voor dat de New Complexity door de sommige critici als onuitvoerbaar wordt bestempeld. Aart Strootman schreef een interessante scriptie over de muziek van Michael Ferneyough met als titel: 'Metafysische Ritmiek -­‐ De benadering van het onmogelijke' 4.3 De toekomst van de Kunstmuziek Door bekende musicologen en muziekhistorici is al veel gezegd over de kunstmuziek van de 21e eeuw; eenduidig zijn de constateringen van Taruskin, Morgan, Griffiths en Dahlhaus -­‐ om er maar een paar te noemen -­‐ allerminst en wat de muziek in de toekomst zal brengen is vooralsnog onduidelijk. De kunstmuziek zal zich zeker blijven ontwikkelen en wellicht zijn er nog spectaculaire vernieuwingen op komst…. wie zal het zeggen? Hoe dan ook, het blijft gissen en het is daarom werkelijk…. Bronnen: Modern Music and After. Paul Griffiths Oxford History of Western Music. Richard Taruskin De rest is lawaai, Alex Ross Muzikale Stijlgeschiedenis, Wouter Steffelaar Leaving Home -­‐ Orchestral Music in the 20th Century, documentaire Simon Rattle 12 Postmodernisme in de muziek çBefore and Beyond è

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
Home


You need flash player to view this online publication