150

voortkomt uit landen als Iran, Libanon, Syrië, maar ook van vroegere “geallieerden” als Egypte, SaoediArabië, en Qatar.7 Hervorming of ontkenning? Wat vaak hand in hand gaat met de aanklachten voor Islamofobie is een vreemde onoprechtheid aan de kant van Moslimhervormers. In April 2005 had de krant Toronto Star een artikel met daarin een ongebreideld positief artikel over de Indonesische Moslim feminist Musdah Mulia, die bejubelde dat “het aan Moslims ligt, niet aan Islam, dat er genderongelijkheid bestaat” in de Islamitische wereld. Dit was een artikel in een lange reeks van artikelen die in de kranten en magazines is verschenen in de Westerse wereld, die de “ware” Islam neerzetten als een religie van vrede, tolerantie, vrijheid en pluralisme. Maar het idee dat “ware Islam” meer lijkt op een pacifistische Christelijke denominatie dan op de religie van Osama bin Laden, is simpelweg niet waar, en zelfs gevaarlijk misleidend. Het houdt de Amerikanen, maar ook Westerlingen in het algemeen, in het ongewisse over de echte motieven en doelen van de jihadisten. Mevrouw Mulia, volgens een journalist Haroon Siddiqui, “draagt een hoofddoekje (hikab), maar zegt erbij dat het niet verplicht is in Islam. Dit is een positie die steeds meer onderschreven wordt door een grote meerderheid van Moslimvrouwen in Indonesië, en zelfs in de wereld, die het niet doen en zich niet minder Moslim voelen.” Echter, noch Siddiqui, noch Mulia maken melding van de Islamitische traditie (overlevering) waarin de Profeet Mohammed het bevel geeft: “Wanneer een vrouw de leeftijd van menstruatie bereikt, dan past het haar niet als de delen van haar lichaam laat zien, behalve… gezicht en handen.”8 Ook vermelden zij niet, terwijl Mulia opmerkt dat zij “polygamie verbannen” wil zien, dat zij een extreem zware strijd zal hebben met haar standpunt, aangezien de Koran vertelt dat mannen “vrouwen kunnen trouwen naar hun wens, twee, drie of vier.”9 De journalist Siddiqui bejubelt Musdah Mulia: “zij is geen verwesterde seculiere feminist. Zij is een Islamitische geleerde, met een doctorstitel (Ph.d) van het Instituut voor Islamitische Studies” in Jakarta. “Zij onderwijst daar parttime, maar haar baan overdag is directeur van onderzoek bij het ministerie van Religieuze Zaken, waar zij het lastig maakt en prikkelend is voor de regering. Wanneer haar superieuren een witboek van overheidsbeleid uitgeven, waarin de religieuze wetten bijgewerkt worden, zoals vorig jaar is gebeurd, schreef ze een 170 pagina’s tellend kritisch antwoord, waaraan zowel haar superieuren als de conservatieven zich moesten ergeren.” Mulia was niet altijd zo’n steekvlieg. Zij is de “kleindochter geestelijke, zij ging naar Islamitische kostschool en groeide op in een strenge omgeving.“ Zij liet zelfs een glimp zien van haar jeugdjaren: “ik mocht niet hardop lachen. Mijn ouders stonden mij niet toe af te spreken of bevriend te worden met niet-Moslims. Als ik dat wel deed, moest ik verplicht daarna douchen.” Maar toen reisde ze naar “andere Moslimlanden” en realiseerde zij zich dat “Islam vele gezichten heeft. Ik opende mijn ogen. Een deel van wat mijn grootvader en de Ulema (geestelijken) mij leerden, was juist, maar de rest was mythe.” 7 Victor Davies Hanson, Cracked Icons, National Review, 17 December 2004 8 Abu Dawud, boek 32, nr. 4092 9 Koran 4:3 150

151 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication