18

en haat naar zijn eigen volk te botvieren, en wraak te nemen. Een van zijn volgelingen herinnerde zich een vloek die Mohammed uitriep naar de leiders van de Quraish: “De Profeet zegt, ‘O Allah! Vernietig de leiders van de Quraish, O Allah! Vernietig Abu Jahl bin Hasham, Utba bin Rabi’a, Shaiba bin Rabi’a, Uqba bin Abi Mu’ait, Umaiya bin Khalaf.” Al deze mannen werden gevangen genomen of gedood tijdens de slag bij Badr. Een van de Quraish leider die genoemd werd in de vervloeking, Uqba, pleitte voor zijn leven, “Maar wie zal zorgen voor mijn kinderen, O Mohammed?” “Hell,” antwoordde de Profeet van Islam, en bij beval dat Uqba gedood zou worden. Een andere Quraish hoofdman, Abu Jahl werd onthoofd. (Abu Jahl, die trouwens “Vader van Onwetenden” wordt genoemd, een naam die is gegeven door Moslim kroniekschrijvers; zijn echte naam was ‘Amr ibn Hisham). De Moslim die het hoofd vol trots had doorgesneden, droeg zijn trofee en nam die mee naar Mohammed en zei: “I heb dit hoofd afgehakt en het tot de Apostel gebracht, en zei, “Dit is het hoofd van de vijand van God, Abu Jahl.” Mohammed was zeer verblijd. “Bij God, bij Wie geen ander is, is het werkelijk?” riep hij uit, en bedankte Allah voor de dood van zijn vijand. De lichamen van al degenen, die in de vervloeking genoemd werden, werden in een put geworpen. Zoals een ooggetuige het verklaarde, “Later zag ik degenen die vermoord waren tijdens de slag bij Badr en hun lichamen werden in een put geworpen, behalve het lichaam van Umaiya of Ubai, want hij was een dikke man, en toen hij over de grond getrokken werd, raakten delen van zijn lichaam afgescheiden, voordat hij in de put geworpen werd.” Toen beschimpte Mohammed hen, en noemde hen “mensen van de put” en stelde een theologische vraag: “Hebben jullie gevonden, wat God jullie heeft beloofd als waar te zijn? Ik heb gevonden wat mijn Heer mij beloofd heeft waar te zijn.” Toen men vroeg waarom hij tot dode lichamen sprak, antwoordde hij: “Je kunt wat ik zeg beter horen dan zij, want zij kunnen mij niet antwoorden.” De overwinning bij Badr was een legendarisch keerpunt voor de Moslims. Mohammed claimde zelfs dat de legers van de engelen de Moslims geholpen hadden om de Quraish te verslaan – en dat soortgelijke hulp zou komen in de toekomst aan de Moslims die trouw zouden blijven aan Allah: “Allah heeft jullie geholpen bij Badr, toen jullie een verachtelijk klein leger waren; daarom vrees Allah; dus mag je je dankbaarheid tonen. Herinner dat jullie tot de Getrouwe zeiden: ‘Is het niet genoeg voor jullie dat Allah jullie zal helpen met drieduizend engelen, die speciaal gezonden waren? Ja, als je standvastig blijft, en juist handelt, zelfs als de vijand naar jullie toe zouden snellen met grote spoed, dan zal jouw Heer je helpen met vijfduizend engelen, die een verschrikkelijke veldslag maken” (Koran 3:123-125). Een andere openbaring van Allah benadrukte dat het vroomheid en toewijding was, en geen militaire macht, dat de overwinning was behaald bij Badr: “Voor jullie is er is altijd een Teken geweest in de twee legers die elkaar in de strijd ontmoeten: een was aan het vechten voor de zaak van Allah, de andere bood weerstand tegen Allah; zij zagen met hun eigen ogen dat die tweemaal hun aantal was. Maar Allah helpt degene, wie Hem bevalt met Zijn hulp. Hierin is een waarschuwing voor degenen die ogen hebben om te zien” (Koran 3:13). Een andere passage in de Koran beweert dat de Moslims louter passieve instrumenten waren bij Badr: “Het is niet jullie die hen hebben verslagen, maat het was Allah” (Koran 8:17). En Allah zou zelfs zulke overwinningen geven aan vrome Moslims zelfs al zouden zij geconfronteerd worden met een grotere overmacht dan welke zij meegemaakt hadden bij Badr: “O Profeet! Wek de gelovigen op tot de strijd. Zelfs als er 20 onder jullie zouden zijn, geduldig en volhardend, dan zouden ze duizend ongelovigen overwinnen, want dat zijn mensen zonder verstand” (Koran 8:65) 18

19 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication