78

Hoofdstuk 8 DE VERLOKKING VAN HET ISLAMITISCHE PARADIJS Hoe vreemd het ook in de oren van Westerlingen mag klinken, de veel genoemde maagden die Islamitische martelaars worden beloofd in het Paradijs, zijn zeker geen onderdeel van een mythe, en het is ook geen verdraaiing van de Islamitische theologie. Mohammed schetste een beeld van een ronduit materialistisch en weelderig sensueel Paradijs voor zijn volgelingen – dat alles bevatte waar een 7de-eeuwse Arabische woestijnbewoner van zou kunnen dromen: goud, mooie voorwerpen, fruit, wijn, water, vrouwen … en jongens. Natuurlijk slikte niet iedereen dit als zoete koek, zelfs gedurende de dagen van het leven van de Profeet. Tijdens een treffen met de Quraish (de Slag van de Loopgraaf), vroeg Mohammed aan zijn volgelingen: “Wie is een man, die van hier opstaat om te kijken hoe het met de vijand gaat, en terugkomt?” Hij beloofde dat hij Allah zou vragen dat die spion “mijn compagnon in Paradijs mag zijn.” Maar hij vond heen vrijwilligers, en dit maakte dat hij uiteindelijk de missie aan een van zijn mannen moest opdragen.1 Nog steeds is de belofte van het Paradijs een van de belangrijkste Raad eens.. • De Koran beschrijft het Paradijs in dusdanige woorden dat het duidelijk een plaats is om te zwelgen lichamelijke lusten. • Een van de kapers van de 11 September aanslagen op het WTC in New York, Mohammed Atta, had een “paradijselijk kostuum” in zijn koffer gedaan op die fatale dag. middelen waarop Mohammed zijn volgelingen motiveerde. Het maakte het vechten in een win-win-voorstel voor jihad: Als een Moslim krijger overwinnend was, genoot hij een oorlogsbuit op aarde; maar als hij gedood zou worden, genoot hij praktisch elke identificeerbare beloning in het hiernamaals – op een veel grotere schaal. Tijdens de slag van Badr drong Mohammed bij de Moslims erop aan, dat zij grote beloningen in het Paradijs zouden krijgen: “Bij God in wiens hand de ziel van Mohammed is, geen man zal vandaag gedood worden in het vechten met hen, met een vastberaden moed om vooruit te gaan, zonder terug te trekken, en God zal hem binnenlaten in het Paradijs.” Een van zijn strijders, ‘Umar bin-al-Humam, die dichtbij zat en dadels aan het eten was, was • Het Paradijs is alleen gegarandeerd voor hen die “doden of worden gedood” voor Allah. enthousiast geworden door deze woorden. “Goed, Goed!” riep hij uit. “Is er niets tussen mij en mijn binnengaan in het Paradijs, behalve door gedood te worden door deze mensen?” Hij gooide zijn dadels weg, snelde zich in het gevecht, en spoedig ontmoette hij de dood die hij gezocht had.2 Wat is er achter de Eerste Deur In het Paradijs verwachtte ‘Umar bin al-Humam om versierd te worden met “armbanden van goud en parels” (Koran 22:23) en “gekleed worden met fijn zijde en gouden lakens” (Koran 44:53). Dan zou hij achterover leunen “op groene kussens en mooie prachtige tapijten” (Koran 55:76), op “gouden kussens zitten ingelegd met kostbare edelstenen” (Koran 56:15), en eten van en drinken uit “bekers 1 The history of al-Tabari, Ta’rikh al-rusul wa’l-muluk, vol. VIII, The victory of Islam, vertaald door M. Fishbein, New York, State University of New York Press, 1997, 26 2 Ibn Ishaq, 300 78 trouwin iemands

79 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication