4

om de eerste compagnie Light Infantry van Gewest 14 te formeren en daarover het commando te voeren. Hij aanvaardde die opdracht, na rijp beraad. En toen hij eenmaal had gezegd: Het is goed, ik neem het aan, wisten zijn superieuren, dat de zaak in orde zou komen. Hi j heeft hen niet teleurgesteld in die verwacht ing; er zijn ui t - spraken van militaire chefs te over om dit te bevestigen. En zoals hij eens, met vaste hand, van uit 'het patriciershuis aan de Schiedamse singel 237, de woning van mr. Abr. v. d. Hoeven, zijn compagnie B.S.-ers bestuurde, zo bestuurde hij de laatste maanden van zijn leven de eerste compagnie van het toen in oprichting zijnde !1-3 R.I. Er zijn verscheidene beschrijvingen te geven van Jan de Waard en Jan van Dun: op vergaderingen in de bezettingstijd, bij de geheime wapeninstructies, op feestavonden, als gastheer, als soldaat, als organisator — een greep slechts uit vele mogelijkheden. Maar vooral zal hij bij de honderden, die onder hem en met hem hebben gediend bl ijven voortleven als een voor treffelijk commandant en een goed vriend. Hij heeft nooit naar populariteit gestreefd, maar hij was populair door zijn grote beminnelijkheid. Bij hen, die onder hem dienden, genoot hij een onbegrensd vertrouwen. Want hij was niet commandant krachtens zijn aan - stelling, maar krachtens zijn persoonlijkheid. Hij kwam op voor zijn manschappen. En al was het bekend, dat commandant De Waard en Commandant Van Dun alles in het werk zou stellen om iemand te helpen, slechts enkele ingewijden hebben geweten hoe hij, soms dag in dag uit, zijn tijd gaf voor en aan anderen. Met vaste hand bestuurde hij zijn compagnie B.S.ers vanuit het patriciershuis a. d. Schiedamschesingel 237." Ja, hij heeft gewerkt zolang het voor hem dag was. Zichzelf nooit ontziende. Hij wist zich volkomen weg te cijferen als het om anderen ging. En er zijn er, die het eerlijk en met dankbaarheid zeggen: Commandant Van Dun heeft mij geholpen, zoals mij nog nooit iemand heeft geholpen. Het gebeurt mij, dat ik oude 8.S.-ers ontmoet, die nooit zullen nalaten te vragen: Hoe gaat het met de familie van Dun, hoe gaat het met z'n verloofde? Dat vragen zij om Jan, van wien zij hielden. Hij kende de omstandigheden, waarin zijn manschappen verkeerden; hij kende hun moeil ijkheden, hun fouten en hun gebreken. Hij onderhield hen daarover, 6 _______________________________________________________________

5 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication