20

WATERBEHEER Kennisprogramma zeespiegelstijging Vorig jaar is het meerjarige Kennisprogramma zeespiegelstijging van start gegaan, een initiatief van de minister van Infrastructuur & Waterstaat en de deltacommissaris om Will Borm (Borm & Huijgens): “Een open Haringvliet en Grevelingen? Zout hoort in de zee. Wees juist zuinig op het zoete water.” door dijken en het afsluiten van zeegaten. Ik snap die hang naar ‘herstel’ niet. Een open Haringvliet en Grevelingen? Zout hoort in de zee. Wees juist zuinig op het zoete water.” Verbazing Overtollig rivierwater zoveel mogelijk via de IJssel wegleiden, is een belangrijk uitgangspunt op de 2120-kaart. Nu gebeurt dat vooral via de Waal. “Bij Fort Pannerden, het belangrijkste verdeelpunt van de afvoer van de Rijn en zijn zijtakken, wordt het meeste water naar de Waal gestuurd”, stelt van Buuren. Maar daar ligt het land veel lager dan rond de IJssel en het is zeer dicht bevolkt. Meer water naar de IJssel biedt meer veiligheid.” Het is een optie bij afvoeren van meer dan 16.000 kuub per seconde bij Lobith, verduidelijkt Van Buuren. Kok ziet zijn eigen huis - hij woont in het IJsseldal - liever niet verdwijnen. “Nou gaat het daar natuurlijk niet om, maar mij ontgaat de logica. Ja, er zit een grens aan de hoeveelheid water die de Rijn en Maas kunnen afvoeren en extremen worden door klimaatverandering mogelijk groter. Maar het beeld dat de hoeveelheid rivierwater alsmaar blijft stijgen, klopt niet.” Borm voorziet nog een ander probleem. Door die brede IJssel kan de Rijn bij Lobith zo laag komen te staan dat er geen schip meer kan varen. Van Alphen verbaast zich over de verbinding op de kaart tussen Maas en Waal. De rivieren werden in de vorige eeuw gescheiden, scheepvaart ertussen is mogelijk via de schutsluizen bij St. Andries en Andel. Van Alphen: “Die scheiding was niet voor niets. Bij hoge rivierafvoeren leverde het onbeheersbare gevolgen op voor de waterstanden, met risico’s op overstromingen. Ecologisch zou een verbinding waardevol kunnen zijn, maar die moet dan wel veilig zijn.” Van Alphen noemt het strategisch “een mooie gemeenschappelijke uitdaging voor ingenieurs en ecologen”. met vele partners te anticiperen op een mogelijk snellere zeespiegelstijging (méér dan één meter aan het eind van deze eeuw) dan in de deltascenario’s is meegenomen. Het Kennisprogramma moet meer inzicht geven in mogelijke gevolgen voor de wateropgaven en ruimtelijke inrichting, en voor de volgende herijking van het Deltapro - gramma in 2026 adviezen geven hoe hierop te anticiperen. Zowel de WUR-onderzoekers, de TU Delft en Adviesgroep Borm & Huijgens dragen bij aan het traject binnen het Kennisprogramma, waarin langetermijnopties worden verkend (‘spoor 4’). Verhuizen Naast kritiek is er ook lof. Bijvoorbeeld voor de geschetste ‘havens’ of hubs in zee. Een open zeeverbinding voor de Rotterdamse haven is op den duur onhoudbaar, zeggen zowel Kok als Borm. Een modern knoop- en overslagpunt in zee kan zorgen dat de handel daar niet onder lijdt. Grote containerschepen kunnen hun lading via een hub snel op kleinere transportschepen overladen. Ook het behoud van de kustlijn kan op steun rekenen. Kok: “We mogen offensief denken. Noord-Holland opgeven is in de komende honderd jaar niet aan de orde.” Een dubbele duinenrij ziet Borm echter niet zitten: “Suppleren houdt ergens op”. Hij pleit al jaren voor een lange ringdijk voor de Hollandse kust en eventueel ook Zeeland. “Nederland is simpelweg te klein om op termijn de extra zoetwaterberging te creëren die nodig is bij een zeespiegelstijging van anderhalf tot twee meter. Die extra ruimte vind je alleen in zee.” Zutphen, Eindhoven of Maastricht als het nieuwe Amsterdam vindt iedereen een verstandig idee, maar tegelijk een ware uitdaging. Van Alphen: “We weten dat metropolen de natuurlijke neiging hebben om te blijven groeien. Hoe doorbreek je die tendens?” Kok: “Als we dat met zijn allen willen, dan kan het natuurlijk. Daarover moeten we de discussie aangaan.” Borm adviseert een verbod op woningbouw in de diepst gelegen polders. “Economisch gezien is het ook niet rendabel om oneindig water te gaan verpompen.” De lege polders gebruikt hij in dat geval wel liever voor zoetwaterberging dan voor ‘zilte teelt’ of nieuw veen. Waterberging creëert tegendruk tegen zoute kwel, zodat naastgelegen landbouwgronden langer kunnen worden gebruikt. “Ook dat kan prachtige vogelgebieden opleveren”, benadrukt hij. “Voordat het veen weer is aangegroeid zijn we duizenden jaren verder.” 20 WATERFORUM NR 7

21 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication