31

Waterkwaliteit Non-target screening Om toxische druk te kunnen bepalen, is snelle identificatie van nieuwe stoffen in het milieu essentieel. Het speurwerk naar onbekende componenten - non-target screening - is een tak van sport waarvoor ook drinkwaterbedrijven veel belangstelling hebben. Zij willen hun ‘grondstof’ immers goed in de gaten houden. Bij Vitens wordt het grondwater periodiek gescreend op nieuwe stoffen. En wanneer er in bronnen eenmaal sporen zijn aangetroffen, wordt onderzocht of er trends waarneembaar zijn. Ook wordt onderzoek verricht naar wingebieden, om op tijd eventuele naderende verontreinigingen te detecteren. Bernard Bajema, projectleider op het Vitens laboratorium: “We gebruiken vooral vloeistofmassaspectrometrie om nieuwe componenten te ontdekken, omdat die erg gevoelig is. Vinden we een onbekende stof, dan willen we natuurlijk weten wat het precies is. We raadplegen dan de grote bibliotheken, vaak in samenwerking met universiteiten.” Dat kan een hele puzzel zijn. Het kan immers om een pesticide of farmaceutische component gaan, maar evengoed om een van de vele natuurlijke humuszuren of afbraakproducten daarvan. Bajema: “We concentreren ook monsters om in diverse bioassays te onderzoeken of zo’n nieuwe component biologische effecten heeft. Denk bijvoorbeeld aan de Caluxtest voor oxidatief vermogen.” Leo Posthuma (RIVM, Radboud Universiteit) “12.000 stoffen is veel, maar bij elkaar wordt vaak nog geen halve procent van alle 140.000 in Europa geproduceerde stoffen gemeten.” STOWA presenteerde in 2016 ook een adviespakket voor bioassays, een selectie van een tiental tests uit de meer dan honderd beschikbare, commerciële assays. Waterschappen en waterlaboratoria hadden twijfels, maar “de kogel is door de kerk”, aldus Posthuma. “Met een msPAF-bepaling voldoe je aan de eis in de Kaderrichtlijn Water om een beeld te scheppen van de ecologische waterkwaliteit, en bioassays zijn vaak nog een tikje exotisch in de huidige praktijk. En ook kostenoverwegingen spelen uiteraard mee.” Er wordt inmiddels gewerkt aan een tweede versie van het bioassayadviespakket. Posthuma: “De feedback die we kregen, is daarin meegenomen. We selecteren en valideren tests die gevoelig zijn in milieurelevante concentraties en letten op gebruiksgemak, snelheid, high-throughput en kosten. Sommige van de tests spitsen zich ook toe op specifieke locaties. In een landbouw- of kassengebied zijn doorgaans andere stoffen bepalender dan benedenstrooms van een rioolwaterzuiveringsinstallatie.” Het Hoogheemraadschap van Delfland ligt in het rode gebied op de PBL-kaart. “De waterkwaliteit is nog onvoldoende, daar maken wij ons uiteraard zorgen over”, reageert Marcel Belt, lid van het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap. “Ook voor onze ambities in biodiversiteitsherstel is het belangrijk dat de toxische druk fors daalt.” Delfland gebruikt data van het reguliere meetnet en projectmatige metingen om via msPAF de toxische druk te monitoren. “Incidenteel voeren we ook bioassays uit. Wij kijken of en hoe deze ervaring in de toekomst kan worden meegenomen. Dat doen we in overleg met Kennisimpuls Waterkwaliteit.” Eén getal Een berekening plus een reeks assays. De sleutelfactor Toxiciteit klinkt nog niet als één handzame, heldere waarde voor toxische druk die burgers en beleidmakers graag zien. “Helaas, de realiteit is complex. Bij toxische druk is het nooit één meting en je weet het”, reageert Stefan Kools, wetenschappelijk onderzoeker en adviseur ecotoxicologie bij KWR. “Wat een resultaat in een bioassay precies betekent voor mens en milieu is vaak al een complexe vraag. En dan wil je ook nog liefst direct weten welke stoffen erachter zitten. Met die uitdaging worstelt de hele wereld. De meetmethoden zijn beduidend praktischer en robuuster geworden de afgelopen decennia.” Om toxische druk te meten moeten eigenlijk twee werelden samenkomen, aldus Kools. De chemie en de biologie. De toenadering is er zeker, benadrukt hij. “Dat zie je bijvoorbeeld in de ontwikkeling van specifieke bioassays, testen die zich richten op een bepaalde subgroep aan stoffen, zoals hormoonverstorende stoffen, PFAS of dioxines. Maar er valt nog een slag te maken. Belangrijk is dat we de komende jaren veel resultaten en ervaringen blijven uitwisselen.” Ook Osté stelt dat je voorlopig niet ontkomt aan een “batterij aan technologieën” voor de meting van toxische druk. “Dat is prijzig. Maar als je als maatschappij zoveel stoffen gebruikt, moet je ook de middelen vrijmaken om de bijbehorende effecten te monitoren.” Aan de andere kant, de razendsnelle vooruitgang in ICT, micro-elektronica, moleculaire technieken en sensoren maken de ontwikkeling van een goed meetpakket weer een stuk makkelijker, besluit hij bemoedigend. WATERFORUM SEPTEMBER 2020 31

32 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication