20

Pieter Brueghel de Jonge, ‘De koning drinkt’. Firenze, Museu Stibbert De boerenbruiloft vertrekt van een vast stramien. De bruid staat centraal, als koningin van de dag. Ze is het middelpunt van het feest, maar blijft passief: ze drinkt niet of neemt niet deel aan het feestgedruis. Muziek en kabaal zijn alomtegenwoordig, soms duiken ook poetzemakers en maskerades op. Ook de aanwezigheid van bedelaars wordt voor één keer getolereerd. Als er traantjes opduiken, steken de schilders daar meteen de draak mee. Zo staat het op een prent van Pieter Balten: ‘Nu schreyt de bruyt, nochtans ik wedde, sy sal weder lachen als sy is te bedde.’ Waar gespot wordt met de bruid, krijgt ze vaak de trekken van een manwijf mee of trekt ze grimassen. Zoals in Wenende bruid met bloemenkrans, waarin een oudere vrouw het gezelschap krijgt van twee mannen. De oudste neemt haar bemoedigend bij de arm. De jongste houdt een po vast, teken van maagdelijkheid. Wie van de twee de gelukkige is, is niet duidelijk. Het schilderij suggereert dat het om een ongewoon huwelijk gaat. Bruegels voorgangers, zoals Frans Verbeeck, Pieter Van der Borcht en Pieter Aertsen, zetten de dans in. De laatste met een curieus tafereel van De eierdans,gelinkt aan carnaval of Pasen. Maar het was Bruegel zelf die het genre van de boerenbruiloft en boerenkermis een nieuwe injectie zou geven. In zijn uitgekiende, subtiele composities kan je het gebeuren van dichtbij volgen. Bovendien werd het rauwe realisme in zijn prenten en schilderijen getemperd door empathie. De satire was bij Bruegel geen hoofdzaak. Zigzaggen Zijn zonen hernamen de motieven, waarschijnlijk via bewaard gebleven tekeningen. Pieter Brueghel de Jonge verzadigde de markt met kopieën, Jan Brueghel de Oude ging een stap verder. Bij de ‘Fluwelen Brueghel’ denken we meteen aan landschappen en barokke bloemstillevens. Maar in Cassel hangen ook twee prachtige werken in het feestthema. De bruiloftsdans, tintelend van leven en kleur, schilderde hij op jonge leeftijd voor zijn vertrek naar Italië. De kermis van Sint-Joris, uit de collectie van de Britse Queen, verraadt dan weer zijn kennis van de miniatuurkunst. Hij schetst een prachtig droomlandschap, waardoor feestende boeren zich zigzaggend een weg banen in de richting van een goed verstopte kerk. De tentoonstelling verwijst ook naar een van de prototypes van het genre, Pieter Baltens kermistafereel waarin een klucht of cluyte werd opgevoerd. Ook Maarten I van Cleve, een andere specialist, krijgt een zaaltje. In zijn Sint-Maartensfeest koppelt hij het profane aan het religieuze: de stoet van Bacchus aan Sint-Maarten die zijn mantel deelt met een arme. Maar op dat moment voelen we ons al lichtjes overvoerd van de drukke kermistaferelen, propvol actie en gecodeerde details. Het Musée de Flandre is zodanig opgegaan in zijn onderwerp, dat het zich vergaloppeert in een overdaad aan minder sterke werken.

21 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication