0

deel 1 De titel van dit verhaal kan wat misleidend zijn en de indruk geven dat ik in mijn jeugd op het kasteel Beauvoorde woonde. Dat was natuurlijk niet zo, maar vanaf mijn 6 jaar waren mijn jeugd- en familiejaren innig verbonden met alles wat zich in en rond het kasteel en zijn park afspeelde. Mijn ouders Willy en Jeannette Top–Stevens kwamen in 1945 vanuit Bulskamp in Vinkem wonen. Mijn vader was schoenmaker, een beroep dat in die jaren binnen een dorp nog een essentieel beroep was, gezien schoenen toen nog geen wegwerpproducten waren en nieuwe schoenen nog veel in het plaatselijke atelier werden gemaakt en hersteld. Daarnaast had mijn moeder nog een kleine schoenwinkel. Ik werd daar in 1947 geboren, een uitermate vruchtbaar naoorlogs kinderjaar in het toenmalige Vinkem/ Wulveringem met niet minder dan 16 geboortes! Het kasteel Beauvoorde met enkele bijhorende bezittingen was bij het overlijden van Jonkheer Arthur Merghelynck in 1908 door hem geschonken aan de Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde, maar zijn echtgenote Douairière Flyps kreeg tot aan haar dood in 1941 het vruchtgebruik en bewoonde tot dan het kasteel samen met haar broer Honoré en haar neef Léon Flyps. Deze laatste werd op zijn beurt in 1936 burgemeester van Wulveringem. Na het einde van de tweede oorlog begon de inrichting en “schuchtere” openstelling van het kasteel als museum voor het publiek. Hiervoor werd Lucien Lams, Ontvanger der Registratie en Domeinen te Veurne, als conservator door de Academie aangesteld. Henri Houck (foto boven) die sinds het begin 20ste eeuw in het actuele Bryarde Huis woonde en kleermaker/ barbier was, werd als “conciërge/gids” voor de schaarse bezoekers aangesteld. Als ik mij goed herinner werd toen ook reeds Julien Candaele, die een kleine boerderij op het einde van de Uilstond in Vinkem bewoonde, als tuinman aangesteld. Beginjaren 50 begon het bezoekersaantal gestaag toe te nemen, waaronder ook heel wat Franstaligen vanuit hun kustverblijf. Daarom werd naar iemand gezocht die “in bijberoep” als conciërge/gids de taak van Henri zou overnemen. Als eenvoudige mens heeft mijn vader altijd een grote historische interesse gehad, sprak hij redelijk goed Frans en gezien elke bijkomende frank voor het gezin welkom was, stelde hij zich hiervoor kandidaat en werd door Lucien Lams aangenomen. © foto boven - Henri Houck (dia-archief Lucien De Witte - scan: Willy Baelen) foto onder - Willy Top voor het kasteel Beauvoorde Zo verhuisden wij in 1953 van de Gouden-Hoofdstraat in Vinkem naar de Kasteeldreef Nr.1, waar het huis ook als schoenmakerij/winkel werd ingericht. Tot 1967 hebben mijn ouders beide taken in cumul uitgevoerd. Vanaf 1967 werd de schoenmakerij/winkel stopgezet en werd zowel het onderhoud kasteel en park als de toeristenrondleidingen “alleen door hen” uitgevoerd! Als gevolg van eerst een hartinfarct en nadien een hartstilstand met gelukkig goede afloop, dienden vader Willy (foto onder) en mijn moeder dit vele werk stop te zetten en verhuisden ze in 1975 naar Nieuwpoort voor een welverdiende rust. Een pittig detail bij de verhuis van Vinkem naar Wulveringem voor mij, was mijn gedwongen verwijdering uit het kinderdansgroepje die de reuzin Belle van Vinkem op haar uitstappen vergezelde. Er was in die tijd ogenschijnlijk wel wat rivaliteit tussen de twee zusterdorpen! 1

Onze tuin sloot direct aan op het kasteelpark dat toen nog niet doorlopend publiek- toegankelijk was, waardoor ik als zesjarige knaap plots een “onmetelijke en kind-avontuurlijke” privé speeltuin ter beschikking kreeg. Vanaf deze leeftijd leefde ik intens samen met de geluiden uit het kasteelpark. Tijdens de mooie zomerdagen met het gehamer van een specht tegen een boomstam, koekoekgeroep, duivengekoer, merelzang en vinkengekwetter. In zwoele zomernachten met de brulkikkers in de slotgracht achter onze tuin. Bij winterse storm was er het woeste windgedruis door de kale boomkruinen en toverde soms een lichtstraal van autolichten komende van boer Wackenier of Vandevelde, door de boomtakken grillige spookpatronen op mijn slaapkamergordijnen. Samen met Hugo Pyfferoen en andere leeftijdsgenoten zwierven we rond in het kasteelpark waar we wat in het oog werden gehouden door Julien en waar we van hem ook stiekem onze eerste sigaret kregen toen we een jaar of elf waren. Soms kreeg ik ook minder kind-leuke taken te doen zoals de jaarlijkse aalbessenpluk in de toen nog bestaande grote moestuin achter het kasteelpark, het uitschrapen van onkruid tussen de knobbelige stenen voor de kasteelbrug of het helpen boenen van de houten kasteelvloeren. Als jeugdige tiener werd ik ook dikwijls ingezet “als afsluiter” wanneer grotere groepen door het kasteel gegidst werden door mijn vader. Voor de jaarlijkse grote kasteelkuis en koperpoets charterde mijn moeder alle tantes en werd er een lange dag duchtig en vrolijk gewerkt. Ik vermoed dat de Academie hiervoor nooit veel zal betaald hebben! Op de kasteelzolders en toren kende ik kinderlijke fantasieën over spoken en ridders en was geïntrigeerd door de oude biljarttafel en een vreemdsoortige piano. Pas veel later wist ik dat dit een pianola uit de jaren 20 was die waarschijnlijk nog door mevrouw Flyps en meneer Léon bespeeld is geweest. Ook toen ik mijn toelatingsexamens voor de Koninklijke Militaire School voorbereidde, was de kasteelzolder een toevluchtsoord om rustig te kunnen studeren. Tot einde jaren vijftig, bij aanvang van de zomer, werd door Julien en mijn vader een zwart geteerde houten schuit vanuit de stallingen in de binnengracht gelegd. De schuit dateerde nog uit de jaren ver voor WOII en werd gebruikt om kleine onderhouds- of herstelwerken uit te voeren aan de kasteelmuren in de slotgracht. Zonder twijfel gebruikte de Douairière ook de schuit om zich bij warm weer rond het kasteel te laten roeien. Tientallen keren roeide ik staande op het houten achterdekje van de schuit de kasteelgracht rond. Hoewel ik nog niet kon zwemmen was dit geen reden voor onrust bij mijn ouders toen. 2 © foto boven - reuzin Belle van Vinkem en haar reuzenkinderen met Maurits Dejonckheere op de speelplaats van de kleuter– en lagere meisjesschool met vooraan links Mia Craeye en Michel Top (fotoalbum Palma Sampers - scan Herman Duron) - - foto midden - Moeder Jeannette voedert de zwanen. - foto onder - Jeannette en Willy aan de haard in het kasteel

Grote spanning was er altijd wanneer het begon te vriezen, want dan werd de kasteelgracht een gedroomde schaatsvlakte voor de dorpsjeugd. Het stuk onder de kasteelbrug was het kritieke punt om te weten of het ijs sterk genoeg was. Dikwijls was Albert Degrieck hier de eerste durver die de doorsteek waagde, gelukkig altijd met goede afloop. Ook was Albert Feys als wijze oudere man steeds van de partij om ons sierlijk achterwaarts onze naam in het ijs te leren schaatsen. Tot aan onze jongvolwassen jaren werd er bij strenge winters soms ijshockey nagespeeld met behulp van een kromme boomtak en een houtblokje, de “rijpere” jeugd was toen duidelijk nog snel tevreden…! © foto’s winterpret (album Palma Sampers - scan Herman Duron) © foto onderaan - dia-archief Lucien De Witte (scan: Willy Baelen) Bij de evacuatie van het Engelse/Franse leger via Duinkerke en de stranden tot aan De Panne begin juni 1940 werden grote hoeveelheden kogels en wat handwapens in de grachten rondom het kasteel gegooid. Midden jaren vijftig stelden we vast dat vooral in de voorgracht nog veel hiervan in het slijk was blijven steken. Voor onze kinderhanden was dit een boeiend zoekgebied voor de koperen kogels. Tussen een spleet van de straatstoep probeerden we, soms met succes, de kogelkop van de huls af te stampen om dan het vrijgekomen kruit met een stekje en steekvlam in brand te steken. In de huidige tijden zou hiervoor door omwonenden waarschijnlijk de 112 of DOVO opgebeld worden en zouden we zwaar gekapitteld zijn door de politie! Eén keer werd veldwachter Cyriel Missinne erbij geroepen toen Pol Feys bij zoekwerk in de achterste buitengracht een cilindervormig glad object in het slijk voelde. Er werd gedacht aan een obus en dat vonden we toch wat gevaarlijk om zelf te bergen. Toen Pol onder het oog van Cyriel “de obus” voorzichtig uit het slijk trok, bleek dit gewoon een lege wijnfles te zijn. Wat een anticlimax, waarbij door Cyriel helemaal geen opmerkingen werden gemaakt over onze zoekactiviteiten. In deze nog jonge tijd na het einde WOII simuleerden we ook soms gevechten rond en in de toen nog aanwezige grachten van het kerkhof en de ruimte tussen het kasteelpark. Om het kanongebulder na te bootsen gebruikten we oude verfpotten met een klein gaatje in de bodem. In de pot werd een stukje natte carbuur gelegd waarna het deksel stevig op de pot werd gestampt. Dan met de voet op de horizontaal gelegde pot werd een brandend stekje tegen het gaatje gehouden waarna het deksel met een luide knal van de pot vloog. Gelukkig voor ons is er nooit een pot zelf ontploft onder onze kleine voet. Aan de rechter parkingang stond aan de kant vlak naast onze tuin een prachtige wilde kastanjeboom. Wilde kastanjes waren toen voor de jeugd nog een verzamelobject en in het kastanje-seizoen was het soms een sport om via steengooien de kastanjes te doen vallen. Uiteraard kwamen ook nogal wat stenen in onze tuin terecht tot ergernis van mijn oudjes. In juli 1955 raasde een windhoos over Beauvoorde waarbij een enorme kastanje-tak afscheurde en dwars door ons pannendak op de bovenverdieping tot stilstand kwam. De enorme regenval zorgde ervoor dat de grote pan eieren die juist op tafel stond tot de boord met water vulde. Ik voel nog de schrik die ik toen als achtjarige knaap hierbij ondergaan heb. Het jaarlijkse kasteelhoogtepunt was uiteraard de samenkomst van de Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde met diner en de academische zitting “in” het kasteel. Hiervoor kwam traiteur Karel Reynaert met een uitgebreid team koken “in de kasteelkelder” en werd het diner “in de zaal” naast de kapel opgediend, met aansluitend academische zitting in de zaal naast de bibliotheek. In de actuele museumfilosofie van het kasteel is dit wellicht onvoorstelbaar. Om als jeugdige knaap Ernest Claes, Gerard Walschap, Stijn Streuvels (links op de foto), Karel Jonckheere … van dichtbij te kunnen aanschouwen en beluisteren was voor mij als kind een hele sensatie. 3

Begin deze zomer bezocht ik met enkele van mijn kleinkinderen het kasteel. Het is mooi vast te stellen welke menselijke en financiële middelen via Erfgoed Vlaanderen tegenwoordig voor het kasteel terecht beschikbaar staan tegenover de jaren waarin mijn ouders dit alles quasi alleen moesten zien te rooien. Bij het betreden van park en kasteel kwamen zoveel jeugdherinneringen bij mij boven die ik uiteraard met mijn aanwezige nageslacht probeerde te delen. In de toegangskoer van het kasteel wilde een vrijwilliger van Erfgoed Vlaanderen mij wat uitleg geven voor het kasteelbezoek. Toen ik hem meedeelde dat dit niet nodig was gezien ik mijn jeugdjaren in en rond het kasteel doorbracht, keek hij me bevreemd en wat ongelovig aan. Ik realiseerde mij dat hij en waarschijnlijk iedereen die in de laatste tientallen jaren in Beauvoorde is komen wonen, opgegroeid of zich als vrijwilliger voor het kasteel inzet, geen besef heeft van de rol die het kasteel en zijn park speelden voor de dorpsjeugd in de eerste decennia na het einde WOII. Daarom probeer ik hier voor de Dorpsgazette met een verhaal rond mijn verre jeugdherinneringen verbonden aan het kasteel dit enigszins te verduidelijken, maar ook om een lang geleden gemaakte belofte aan Stefaan uiteindelijk eens in te lossen! Michel Top >> deel 2 in het winternummer 2020 >> © foto - Stef Duron 4

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
Home


You need flash player to view this online publication