0

… in de schrijfresidentie - interview Stef Duron - 30 januari tot 13 februari ‘23 Katrien Ryserhove Vlaamse auteur, scenarioschrijver en zaakvoerder van een uitgeverij en productiehuis bio °1957 - Beernem Na een carrière als lerares begon ze in 2003 met het schrijven van haar eerste non-fictie: Hector, de moorden van Beernem. Een jaar later publiceerde ze de historische non-fictiethriller: De moorden van Beernem. Beide boeken waren gebaseerd op ware feiten en op de boeken van haar vader Alfons, dat in 1991 werd verfilmd als “De Bossen van Vlaanderen”. Daarna richtte Ryserhove zich op fictie. In 2005 publiceerde ze Regie Mortis, het eerste deel in een serie rond het politieduo Jan Hoffer en Tina van Tacq. Daarna volgden Het Wodkameisje (2006), De Forummoorden (2007) en En nu, Bojana? (2010). In 2008 schreef Ryserhove de literaire thriller en standalone: Milde waanzin. In 2012 schreef ze Zaak: De Zutter, een vervolg op De moorden van Beernem. Zij kreeg toestemming om documenten van het betreffende gerechtsdossier in te kijken. In het boek vertelt ze vanuit het perspectief van Julienne De Zutter, zus van het slachtoffer en voornaamste getuige in het proces. Het boek vormde de aanzet tot een verfilming in 2015. © foto’s + bewerking - Stef Duron 1

Vooraleer het over het doel van jouw verblijf hier in Beauvoorde te hebben, wil ik eerst graag wat informatie over jezelf weten. Onder impuls van mijn ouders heb ik gestudeerd voor leerkracht Nederlands-Geschiedenis en heb ongeveer 20 jaar les gegeven. Maar … niet met de volle goesting. Want ik wou eigenlijk schrijven en acteren. Het begon met een dagboek en later, op mijn 22ste , schreef ik een eerste roman, die werd (nog) niet uitgegeven. Ik was niet tevreden over de kwaliteit, want ik had gewoon onvoldoende tijd om het goed te doen. Toen leerde ik mijn man kennen. Dan ben je gelukkig en je wil werken. Acteren en verder studeren waren niet langer belangrijk. Ik bleef echter wel schrijven. Mijn vader (Alfons) was toen volop bezig met ‘De moorden van Beernem’, die verfilmd werden onder de titel ‘In de bossen van Vlaanderen’. Ik vond het top dat hij iets had waarin hij zich kon vastbijten. Zo’n thema wou ik ook en dan natuurlijk evenveel tijd om te schrijven. Mijn vader voelde me goed aan en zei: “Ik heb een onderwerp voor jou.” Hij diepte een jaargang op van het heemkundig tijdschrift ‘De appeltjes van het Meetjesland”. Hij wees me op een drietal bladzijden waar geschreven werd over Judith. Ik herinnerde me nog dat we in de lagere school leerden over Boudewijn met de IJzeren Arm, maar die Judith werd er eigenlijk nooit bij vernoemd. Het verhaal greep me direct bij de keel en ik ging op zoek naar de historische context. Over de 9de eeuw, de tijd waarin Judith en Boudewijn leefden, zijn erg weinig documenten en geschriften teruggevonden. En toen ik startte met mijn research bestonden er nog geen computers en was er geen internet. Mijn archief stelde in de eerste jaren dan ook niet veel voor: een fichebak met een honderdtal trefwoorden. Bovendien kon ik enkel in de schoolvakanties op zoek gaan naar gegevens. In de algemene werken over het ontstaan van Vlaanderen en de Karolingische cultuur vond ik telkens dezelfde feiten terug: de schaking van Judith door Boudewijn en de uiteindelijk erkenning van hun huwelijk door Karel de Kale, meer niet. Over de afkomst van Boudewijn spraken de historici elkaar bovendien voortdurend tegen. Daarom stelde mijn man voor om een sabbatjaar te nemen, … en ondertussen ben ik nog altijd in mijn sabbatjaar. Toen ik 35 werd, leed ik aan slapeloosheid. Samen met mijn therapeut kwamen we er snel achter dat het niet kunnen ‘schrijven’ er de oorzaak van was. Daarom stelde mijn man voor om een sabbatjaar te nemen, … en ondertussen ben ik nog altijd in mijn sabbatjaar. Tijdens dat sabbatjaar schreef ik enkele toneelscenario’s en wou die op de planken brengen. Daarvoor heb je acteurs nodig, maar ik had niet het geld om beroepsmensen te betalen en ik kreeg geen amateurs mee. Op een bepaald moment, mijn vader was toen al zes jaar overleden, was ik die mislukkingen zo beu, dat ik dacht: nu schrijf ik een monoloog en ik breng hem zelf. Maar waarover? Een gedachte flitste door mijn hoofd: ‘De moorden van Beernem!”. Ik zou het verhaal vanuit het standpunt van de vrouw benaderen. Omdat dit zodanig goed in mijn hoofd zat en ik heel weinig moest opzoeken, schreef ik – tot mijn eigen verbazing - deze monoloog in drie dagen tijd. Ik beschreef de zus van Hector De Zutter, het meest bekende slachtoffer. Daarnaast kroop ik ook in de huid van Cecile Van Outryve d’Ydewalle en in die van haar meid. Ik bracht dit stuk dertig maal op de planken. De première mocht ik spelen in het kasteel van Henri d’Udekem d’Acoz te Ruddervoorde. Door alle media-aandacht werd de vraag naar de boeken van mijn vader aangezwengeld, maar die waren al jaren uitverkocht en ik was financieel niet in staat om die alle vier opnieuw uit te geven. Daarom vatte ik die vier werken in één boek samen en gaf ‘de moorden van Beernem’ zelf uit. Dat was 2 mijn eerste uitgave. Gedurende de volgende maanden deed ik niks anders dan naar boekhandels rijden om er mijn boeken af te leveren. De voordrachten volgden elkaar snel op, wat mij een goed inkomen bezorgde. In 2005 werd ik, met het goedvinden en de steun van mijn man, zelfstandig en is zo onze uitgeverij ‘Het Moment’ ontstaan. Ik verdiepte me meer en meer in die ‘moorden van Beernem’. Ik slaagde erin om van alle kinderen van de zussen van Hector De Zutter een schriftelijke toestemming te verkrijgen om het assisendossier van hun broer in te kijken. Een halfjaar later kreeg ik ook van het parket-generaal die toestemming om in het rijksarchief van Beveren het dossier in te kijken en mijn opzoekingswerk concreter maken. Het dossier telt 1 453 (!) verhoren. Ik begon dit te lezen en zag het hele verhaal voor ogen. Vooral het leed én de moed van Julienne, de lievelingszus van Hector De Zutter, trof me. Daarom schreef ik mijn tweede boek “Zaak De Zutter” in romanvorm. Ik wou haar leven vertellen. In 2012 kwam dat boek uit. De boekvoorstelling werd druk bijge

woond. Door het enthousiasme van de mensen begon ik te praten over het maken van een langspeelfilm. Iedereen in mijn kennissenkring bleek mee te willen werken. Met 16 mensen richtten mijn man en ik de vzw Kwestigen Nacht op. Het was eind 2012. In 2015 draaiden we daadwerkelijk de film “Zaak De Zutter”. De film kwam bij Kinepolis terecht en bracht in de pluche zetels 24 000 kijkers voor het witte doek. Daarmee waren we in 2016 de twaalfde best verkochte Vlaamse film. Na de première van de film en de vele filmvoorstellingen dacht iedereen dat ik in het spreekwoordelijke zwarte gat zou terechtkomen. Helemaal niet. Het was tijd voor mijn ‘Judith en Boudewijn’. Al die jaren was ik gegevens blijven verzamelen. En nu kon ik me volledig wijden aan het schrijven van mijn trilogie over ‘Judith, de stammoeder van de graven van Vlaanderen’ mijn levenswerk! Tussendoor wil ik je vragen hoe je keuze op Beauvoorde is gevallen om te werken aan het derde deel van je trilogie over ‘Judith, de stammoeder van de graven van Vlaanderen’? Ik had, zoals eerder gezegd, overal heel wat zoekwerk verricht: in bibliotheken in België, maar ook in andere landen zoals Nederland, Frankrijk, Engeland, maar vooral online. Ik heb sedert de voorstelling van ‘Het Prangende’, deel twee in oktober ’22 bewust gewacht met het schrijven van “Het Pure”. Waarom in Beauvoorde? Wel, deel III van mijn trilogie start in het jaar 860. Op dat moment is Boudewijn de ‘comes’ van de pagi Flandrensis en Mempiscus. En vanuit Beauvoorde, met de auto of de fiets, kon ik mijn opzoekwerk verder zetten in de sfeer van de streek waar Boudewijn met de IJzeren Arm ooit leefde. En hier kon ik veertien dagen verder werken, in alle rust, zonder voordrachten, geen huishoudelijk werk, … Gewoon in stilte daaraan kunnen werken! Zalig! Hoe heb je dit opzoekwerk gedurende 20 jaar in eerste instantie kunnen combineren met je job en al het andere wat je dagelijks bezighield? Het is al meer dan 25 jaar een doorlopend project geweest, waarbij ik elke kans greep om daaraan te werken. Mijn man en ik zijn verliefd op Engeland en hebben daar al vele tochten gemaakt. Hij moest voor zijn werk regelmatig naar Londen en dan ging ik mee en keek ik daar in de bibliotheken om van alles op te zoeken. Omdat er weinig over de 9de eeuw geschreven staat, kwam ik veelal dezelfde info tegen. Beetje bij beetje vulde ik alles aan. Het is pas in 2016-’17 dat ik daar fulltime aan werk. Daar horen ook mijn voordrachten bij. Daarbij vraag ik mij af hoe je door het weinige dat over de 9de eeuw terug te vinden is, een evenwicht vindt tussen feiten en fictie? Op mijn voordracht geef ik dit voorbeeld. Judith wordt verplicht om te huwen met de koning van Wessex. Ze vertrekt eind oktober 856 en pas vier jaar later keert ze terug, tweemaal weduwe geworden. Van die vier jaar heb ik exact zes officiële feiten over haar terug3 gevonden, maar in gespecialiseerde werken over het dagelijkse leven in de vroege middeleeuwen kon ik de context reconstrueren. Bij problemen vergeleek in de gegevens over de Romeinse tijd met die van de latere middeleeuwen. Wanneer voorwerpen, gebruiken en verhalen dezelfde bleven, durfde ik veronderstellen dat die in de vroege middeleeuwen ook bestonden. Zelf ben ik echt kritisch over wat ik schrijf, in de zin van is dit wel mogelijk. Ik vraag ook regelmatig hulp aan experten, zoals Bert Gevaert (gevechten), Luit van der Tuuk (Dorestad), Raakvlak (Brugs Erfgoed). Verder laat ik mijn personages zelf aan het woord, wat ik ook in mijn misdaadboeken doe. In ‘het Prangende’, het tweede deel van de trilogie, beschrijf ik de periode waarbij Boudewijn hier in Vlaanderen verblijft en Judith in Wessex. Boudewijn ontwikkelde zich hier in die periode tot een volwassen man, terwijl Judith als jong meisje in die tijd twee keer gehuwd was en tweemaal weduwe werd. Hun gevoelens zijn uiteraard puur fictie, maar ik probeer me zo goed als mogelijk in te leven. Ik schrijf ook traag en hetgeen ik maatschappelijk vermoed, wordt tijdens mijn opzoekwerk meestal bevestigd. Wanneer ik één pagina per dag kan schrijven, ben ik al heel tevreden. Als het écht goed gaat, dan kan dit uitzonderlijk wel eens drie bladzijden zijn. Daarbij raadpleeg ik ook mijn Diets Woordenboek. En op die manier vliegt de tijd. De middelen voor je opzoekingswerk zijn in de loop van tijd enorm geëvolueerd. Nu is het zo dat je online veel meer vindt. In het begin was het roeien met de riemen die er waren, met een fichebakje erbij. In het begin dat ik een computer had, was het schoorvoetend googelen en vaststellen dat je daarmee

snellere stappen kon zetten. Nu krijg ik van alle academici scripties, teksten en vermeldingen. De Oxford University waar ik ook een account heb, houden me op de hoogte. Ook van universiteitsstudenten die thesissen hebben gemaakt, krijg ik interessante info toegespeeld. Zo heb ik ontdekt dat er toen veel paardengraven waren. In die tijd was een paard zo belangrijk dat het zelfs – in bepaalde gevallen – een eigen graf kreeg. Dat zijn details, die ik kan verweven in mijn verhaal. In ‘Het verhaal van Vlaanderen’ op Eén komt Judith ook aan bod. Hoe heb je dit onderwerp in deze reeks ervaren en ga je akkoord met de wijze waarop dit gebracht werd? Ja en nee. De actrice die Judith vertolkt, is een volwassen vrouw. In de 9de eeuw waren ze misschien sneller rijper en volwassener dan nu, maar zij kon onmogelijk zo’n vrouw zijn. Judith was amper 15 jaar toen ze te Senlis gevangen zat! Wat mij nog stoorde was dat Boudewijn in dit verhaal zomaar even binnenwandelt, Judith vastneemt en zoent. Alsof Boudewijn te Senlis, waar zij opgesloten zat, daar zomaar als dief kon binnensluipen en wist waar ze zat. Anderzijds vind ik wel dat dit mooi verfilmd is. Dankzij het ‘verhaal van Vlaanderen’ krijgt onze geschiedenis maar ook de geschiedenis in het algemeen de aandacht die ze verdient. Deze serie is een technisch hoogstandje, wat ik wel bewonder. Wat ik beschrijf in mijn trilogie is bovenal een historisch verhaal met veel oog voor details, waarin een prachtig liefdesverhaal verweven zit. De Karolingische cultuur stond in de 9de eeuw op een hoog niveau. Met mijn boeken wil ik een zo correct mogelijke context schetsen, weg van de vroegere Vandaar dat ik ervan droom mijn eigen ‘Judith-film’ te maken, maar door de enorme kost daarvan, zal dit mij waarschijnlijk niet lukken. Maar daarover dromen doe ik wel en wie weet? Ook ben ik benieuwd naar de reacties van de lezers van jouw boeken? Enkele citaten “Langs deze weg wilde ik je laten weten je roman Judith Het Prille gelezen te hebben. Ik heb ervan genoten, van het oprechte verhaal, de beschrijvingen gaande van voeding tot natuur. … Ik denk dat dit boek in deze tijden zeker een steun voor velen kan betekenen.” & “Ik heb net je boek beëindigd. Ik heb er toch echt van genoten. Wat een mooi verhaal, geplaatst in de historische context. Jij kan dat nogal zeg.” & “Over Judith. Eerlijk gezegd, ik beschouwde ‘het Prille’ vooral eerder als verplichte lectuur. Eerlijk gezegd, het heeft me in grote mate geboeid, heel ongewoon en voor mezelf verrassend. Ik heb het in 9 dagen graag uitgelezen. En ik heb er zelf van gedroomd. Dit is geen captatio benevolentiae*, maar een gemeende lof. Algemeen: je hebt het je zelf wel heel moeilijk gemaakt door een deels autobiografische kalverliefde te combineren met de neerslag van een heel grondig gedocumenteerd historisch verhaal.” & “Dag Katrien. Ik heb jouw boek met ontzettend veel goesting gelezen. Je bent er in geslaagd de spanning vol te houden tot het einde. Schitterend. Jouw taal is heel aangenaam en plastisch. Ik kon me zo in het verhaal inleven. Je gebruikt een mooie taal met dikwijls mooie beeldspraak. Had ik nog les gegeven dan zou ik die beelden eruit gehaald hebben als voorbeeld. Ik denk zelfs dat ik mijn leerlingen enthousiast had gemaakt om het boek te lezen in het kader van de geschiedenis van de Middeleeuwen. Jouw beschrijving van burchten, tornooien, eetgewoontes en eten zelf, de kledij en zoveel meer boeiden me enorm en getuigen van heel, heel wat opzoekingswerk. Ongelooflijk knap. Proficiat!” & (*) – het winnen van sympathie t.o. de auteur Je bent nu gestart met het derde deel van de trilogie over Judith. Is er nog specifiek een historisch onderwerp of een tijdperk waarover je graag zou willen schrijven? Na Judith? Eerlijk gezegd: niet. Waar ik wel al mee bezig ben, is het schrijven van het scenario voor de film over Judith. Dat is heel leuk om te doen, omdat ik dan geen opzoekwerk meer hoef te doen. En dat ik mij echt op het beeld kan focussen. Met haar voordracht tilde Katrien de toehoorders in het koetshuis van het kasteel Beauvoorde van hun stoelen en voerde hen mee naar de negende eeuw, naar het boeiende en verrassende leven van Judith, de stammoeder van de graven van Vlaanderen. Via hetmoment.ryserhove.be vind je alle titels en inhoud van de boeken die Katrien Ryserhove schreef en ook hoe je ze kan bestellen. 4

SCHOONVOORDE Maandag 30 januari 2023. Ik nam afscheid van mijn man en bleef alleen achter in Beauvoorde, alleen in mijn schrijversresidentie, waar ik zo naar verlangd had en die me nu beangstigde. De volgende morgen trok mijn hart nog meer samen. De stress had mij in zijn greep, stress omwille van het alleen zijn, de eenzaamheid, het gemis. Ik miste mijn man, maar ook mijn vertrouwde omgeving, het contact met de mensen op straat, in winkels, op café. In Beauvoorde was geen café of koffiehuis open. Winter- en weekstop. Ik sloot me op in de keuken. Ik plooide mezelf terug in dat nest waar voedsel en warmte was. Ik was ongelukkig en kon niet schrijven. Zo moest mijn hoofdpersonage van mijn boek zich gevoeld hebben! Die plotse gedachte werd een lichtpunt. Nu wist ik hoe ik haar emoties kon beschrijven. Ik voelde een lichte ontdooiing, mijn verkrampte hart kreeg weer adem. Die avond kon ik slapen. De derde dag voelde beter, de kamer vertrouwder. Ik kon werken. Ik kreeg zin in het schrijven en het schrijven kreeg weer zin. Ik begon eindelijk aan ‘Het Pure’. Het derde deel van mijn trilogie over ‘Judith, de stammoeder van de graven van Vlaanderen.’ Het ging. Het schrijven verdreef de eenzaamheid. Het werd zondag. Mijn man kwam! Welkom, oh, zo welkom was hij. We gingen wandelen, dronken een glas in ‘Poele Bart’, het plaatselijke cafeetje, en trokken daarna naar zee. Heerlijk. Elke stap, elk woord was waardevol. Werd zo intens beleefd! En dan het afscheid. Weer moeilijk. Ik wou weg van de residentie, wou mensen om me heen en belandde opnieuw in café ‘Poele Bart’. De cafébaas herkende mij en knikte vriendelijk. Ik koos een tafeltje achteraan en loste een sudoku op. Er gingen klanten weg en er kwamen nieuwe binnen. Uiteindelijk bleven een vijftal mensen hangen. Dirk, de cafébaas vroeg of ik er niet bij kwam zitten. Ik werd getrakteerd en ik trakteerde …. We lachten, we dronken en we dronken wellicht te veel, maar we verbroederden en verzusterden. Het werd later. We werden vertrouwelijk. We werden familie. We beloofden om de volgende vrijdag weer samen te komen. De tweede week werd het werk zelfs plezant. Ik toerde rond: naar Sint-Winoksbergen, Saint-Bertin … Het voelde beter en beter. Ik zat niet langer in mijn cocon. Het schrijven vlotte en mijn zoektocht leverde nieuwe gegevens op. Op vrijdagavond trok ik zoals afgesproken opnieuw naar ‘Poele Bart’. Mijn nieuwe vrienden kwamen allemaal en verwoordden exact wat de eerste ontmoeting voor ons allemaal betekend had: een uitzonderlijke avond tussen mensen die elkaar spontaan begrepen. Rita had haar accordeon mee en speelde de pannen van het dak. Wij zongen en dansten en dronken. Bovenal vierden we feest. Ik hoorde erbij, bij hen, bij ‘Schoonvoorde’! Op zondag 12 februari gaf ik mijn lezing over ‘Judith, de stammoeder van de graven van Vlaanderen’ voor een volle zaal. Ik vertelde en genoot. Het was goed geweest. Dank aan Herita, dank aan Sieglinde en Veronique voor deze prachtige kans. Dank voor de vriendschap van ‘de bende van Schoonvoorde’: Rita, Danny, Carine, Johan, Guido, Christine en Dirk. Hartelijke groet, Katrien Ryserhove 5 © foto - Stef Duron

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
Home


You need flash player to view this online publication