0

In de schaduw van de St.Audomaruskerk werd een jongen geboren in Vinkem, in een huisje in de Zomerweg (foto onder: links), op de hoogdag van Sinksen, in het jaar 1936. Het was een feestdag en de klokken luidden. De minne, Liza Ingelaere, had het zoveelste kindje op de wereld geholpen. Toen was dit zo: de moeders bevielen thuis. Moederhuizen bestonden niet en ja, ze wilden het allemaal thuis doen gebeuren. De jongen groeide op, ging naar school bij de Zusters. Daar mochten we met blokken spelen. ‘Ma mère’ opende een kooitje en daar zat een schaapje in. Ook was er een kermismolen. Ze had ook vele spelletjes om ons te amuseren. Daarna moest ik naar de jongensschool (foto onder) bij meester Gaston Peeters, waar ik al snel vriendjes kreeg: Jef Alderweireldt, Jef Debrock, Jef Debruyne en nog vele anderen. (klasfoto op volgende pagina) Ik leerde hier veel mensen kennen. © foto’s - Gerard & Christiane Top-Dequeecker - rechts: archief Lucien De Witte - scan: Willy Baelen 1

Klasfoto 1946 Gemeentelijke Jongensschool Vinkem - boven Walter Rabaey, Godfried Woutters, Georges Persyn, Gerard Top, Jozef Debrock - midden Gilbert Dewaele, Roger Aernoudt, Lionel Claerhoudt, Adrien Alderweireldt, Walter Boudeweel, meester Peeters - onder Lionel Pouchele, ? (Alderweireldt), André Verdoolaeghe, Jozef Alderweireldt Gerard: “Meester Peeters was medewerker van het Rode Kruis en had zijn kantoor in het schoolgebouw (het lokaaltje tussen het klaslokaal en het private gedeelte op het gelijkvloers). Omdat hij meer tijd nodig had om gewonden van de oorlog te verzorgen, kregen zijn leerlingen daardoor minder les, …”. In het jaar dat ik 10 werd, besloten mijn ouders naar Houtem te verhuizen, op een boerderij in de Westmolenhoek nr. 3. Die hoeve stond tijdens de oorlog onder water. De hoeve had geen uitweg om er met de fiets of een auto te rijden. Er was een kerkweg via een andere hoeve. Enkel met laarzen aan kon je de hoeve bereiken. In de zomer kon ik er met de fiets naar school, wanneer de kerkweg er droog bij lag. Je moest er wel zigzag door de putten laveren. ’s Winters was ik genoodzaakt in het dorp bij Octavie De Hem, mijn grootmoeder langs vaders kant, te blijven slapen. Op school leerde ik wat vriendjes kennen met o.a. Paul Dequeecker, Willem Debaenst en nog vele anderen. Vier jaar later moest ik thuis blijven, omdat er van verder studeren geen sprake was. Daarbij was ik ook niet zo’n beste leerling. Werken op de hoeve was de leuze. Zo zat ik rap in het gaen het was zelfs opletten in het water. Je kon zó diep stappen dat het water in je botten dreigde te lopen. 2 bare weg mee te verharden. Het puin kregen we gratis, maar het vervoer diende duur betaald te worden. reel en moest ik vader helpen bij het landwerk. Na de wateroverlast leek onze hoeve op een woestenij. Door het harde werk konden we er samen iets van maken. Enkel de lange uitweg van anderhalve km door weiden, land en afsluitingen tot aan de openbare weg, baarde ons zorgen. We moesten dus door de aardeweg, waar geen steen te bespeuren was. Dit kon enkel met laarzen aan We hadden twee paarden nodig om door de uitweg te geraken. Om de uitweg van enige verharding te voorzien, haalde mijn vader steenslag van oude huizen op, wat op de duur een onbegonnen werk leek te zijn. Daarna konden we puin van de bunkers uit Adinkerke krijgen, dat door de firma Baert uit Veurne nabij de hoeve van Gerard Goderis werd gestort. 75 camions waren er nodig om 500 m uitweg vanaf de open

We haalden nog steenslag bij en konden op die manier tot halfweg de uitweg geraken. Op die plaats konden we de schoven van onze oogst in vummen (in balkvorm getast) of schelven (cirkelvormig met een top getast) plaatsen. Langs de weg stond de dorsmachine. Het graan en het stro werd door onze dappere paarden naar de hoeve gebracht. Door de jaren heen zijn w’ er in geslaagd om de dreef tot aan het einde met steenslag te vullen en hadden we min of meer een berijdbare weg. Als 18- à 19-jarige was ik goed bevriend met Paul Dequeecker. Die had 4 zussen en 2 jongere broers. Eén zusje trok mij aan en op zondag kon ik haar zien. Ze woonde niet ver van ons zodat ik haar met de fiets kon zien vertrekken naar de zondagsmis. Dan haastte ik me door de kerkweg, waar ik bij de hoeve Vanhee nog snel van schoenen moest wisselen. Zo kon ik haar nog net bijbenen en reden we samen het laatste eind tot aan het dorp voor de wekelijkse zondagsmis. En ja … ze zal ook niet té rap gereden hebben, denk ik. Want ze zag me ook wegrijden. De eerste vlinders in de buik? Door mijn vriendschap met haar broer Paul en de bezoekjes bij hem thuis had ik de kans om haar wat meer te zien. En zo is de vonk ontstaan. Door de dienstplicht werd ik opgeroepen om soldaat te zijn. 18 maanden waarvan de eerste drie bij de gezondheidsdienst in Gent, de volgende 13 maanden in Soest en Lüdenscheid (D) en de laatste twee in Brussel. In die tijd schreven we elkaar één- tot zelfs tweemaal per week. Ik met nieuws uit het leger en zij met nieuwtjes uit het dorp. Zo ging dit door tot mijn afzwaai in 1957. Mijn vader kocht een auto, een witte Vauxhall van 9 pk. Zo konden wij samen naar de cinema in De Panne of naar Veurne. Films met Catharina Valente, Freddy Quinn. John Travolta bestond nog niet, maar ik was toen al blij dat we weer samen konden zijn en een afspraak voor de volgende zondag regelen. Op mijn 25ste mocht ik trouwen. Mijn ouders kochten een huis op het gehucht ’t Zwaantje in Wulveringem om er te rentenieren. Samen met mijn vrouwtje Christiane bleef ik op de hoeve wonen, waar voor mij het echte leven begon. 3 We trouwden op zaterdag 20 mei 1961. Een mooie bruiloft: alles verliep naar wens. Het feest duurde tot in de vroege ochtenduren. Door de lange dreef moesten we twee afsluitingen openen. M’n vader zei: “Blijf maar zitten. Ik zal dit wel doen”. Later vertelde m’n vrouwtje: “Toen wist ik niet waar ik naartoe ging”. Maar ja, dat was de liefde. Die is blind, wordt dikwijls gezegd. Maar maakt toch gelukkig … De dag na ons huwelijk moesten mijn ouders naar een kermis in Bulskamp. Ik moest ze brengen en ’s avonds terug ophalen. Christiane bleef ondertussen thuiswachten, samen met de grote hond. Ze was er toch niet zo gerust in. Ze was een beetje bang, zo ver afgelegen in ‘het hol van pluto’. Dat kon ik geloven.

Een week later verhuisden mijn ouders naar ’t Zwaantje. Wij namen de dieren en machines van onze ouders over. Een jaar later werd ons eerste kindje Nora geboren. 18 februari 1962. Ja, we kwamen een dagje te kort. Op kermissen en feesten kwam dit nog dikwijls ter sprake. Als ik het me goed herinner was het ditzelfde jaar dat we te horen kregen dat onze boerderij te koop was. Geen prettig vooruitzicht Uiteindelijk werd de hoeve verkocht aan een dame van adel. We hadden geluk: de nieuwe eigenares liet ons toe om er te blijven wonen. In 1965 kwam Conny, ons tweede dochtertje in ons gezin. Geboren op 9 november, twee dagen voor Sint-Maartensdag. Toen was het hard werken voor ons beiden. Er moesten 17 koeien gemolken worden. Met tractor en kar werd de melk via de lange dreef tot aan de openbare weg gebracht. Als 4-jarig meisje ging Nora in Houtem naar school en reed ze mee op de kar, tussen de melkkruiken, tot aan onze buren Goderis die haar mee naar school namen. ’s Avonds haalde Christiane haar op, samen met de kinderen Goderis. Een mooie overeenkomst. Een dikke twee jaren later ging Conny dan ook mee. Toen kwam de grote doorbraak: de ruilverkaveling. Die startte met het dempen van oude grachten en het graven van de nieuwe. De landerijen groeiden aan, eigendommen werden gecentraliseerd. Er werd een pompgemaal gebouwd nabij de Bergenvaart en een nieuwe brug. Een nieuwe baan in beton en een weg in asfalt behoorden tot dit project. De oude baan werd uitgebroken, land ‘samengebracht’ en drainage gedolven die het water naar de pomp leidde. Ongeloofwaardig voor ons … Voor ons was dit een zegen. Stel je voor: een nieuwe weg, na 25 jaar ploeteren door modder en slijk. Iets om nooit te vergeten: door de ruilverkaveling lag al onze grond rondom de hoeve. Maar zoals het spreekwoord zegt: mooie liedjes duren niet lang. Helaas was dit ons lot. Er werden plannen gemaakt om een Nato-toren in Houtem in te planten. In eerste instantie koos men voor de Moeren als locatie. Later zou die op het land van onze buren komen te staan, maar uiteindelijk kwam die midden een mooi stuk land van ons terecht. Terwijl onze oogst nog op het land stond te rijpen, kwam men het perceel uitmeten en werden er grote palen geheid. Ze reden letterlijk ‘grote straten’ dwars door onze haver, gerst en tarwe heen. Hele pleinen platgereden. De toren werd met grote kabels rechtgehouden: 5 trekka4 bels op onze grond en 3 op andere gronden. De trekkers vormen een kruispunt zodat het land in vieren was gesneden. ’s Avonds terwijl alles stil was, ging mijn vrouw eens kijken. Verslagen en schreiend kwam ze terug: “Onze schone oogst naar de vaantjes …”. Het kwam hard aan om zomaar in korte tijd je werk en inkomen vernietigd te zien. Maar … ‘de boer, hij ploegde voort …’. Gelukkig kwam er een nieuwe verkaveling. Na heel wat discussies geraakte het land verdeeld en werd het weer wat menselijk. Deze problemen waren van de baan en eindelijk konden we verder. Na haar studies huwde Nora met Erik Vanhee. Als renner hebben wij hem nooit in actie gezien. Een ongeval maakte een einde aan die carrière. Alles kwam goed en samen met hun kindjes Frederiek en Vincent vormen ze een gelukkig gezin in hun woning in De Panne. Wat wil je nog meer. Het leven is zo mooi als men het zelf mooi maakt. Conny trouwde met Dirk Delva. Ook zij zorgden voor een eigen stek en samen met hun kinderen Charlotte en Lizelot vormen ze een gelukkig gezin. Voor ons ging het boerenleven

verder, … maar weer met vallen en opstaan. Onze hoeve werd weer verkocht. Na het overlijden van de ouders van Christiane kochten we grond van hen. Daarna volgde de aankoop van ons (grond van het ‘disland’ OCMW). Door de jaren heen hadden we kunnen sparen en konden wij zelf de hoeve aankopen. Onze droom eindelijk in vervulling. Een hele opluchting: eindelijk vrij en van niemand meer afhankelijk, … na alle miserie en verdriet. Later kwam de grote beslissing. Het huisje in Vinkem dat ik voor een nonkel (’Boetje’ Baelden) (zie foto) had opgeknapt, kwam leeg te staan. Omwille van chronische rugpijn kon Christiane het zware werk op de hoeve niet meer aan. We besloten om naar Vinkem te verhuizen. We verpachten de gronden en verkochten de hoevegebouwen. Ik ging werken bij de firma Delva. Nu wonen we in Beauvoorde, zeer gelukkig in het voor ons ‘hof van het aards paradijs’. Voor hoe lang, ja dat is een vraagteken. [Redactie: Gerard maakte de onafgewerkte tekst van de hand van Christiane af. Het was zijn wens om dit te publiceren. Christiane overleed op 9 mei 2019 (°1939).] “Luister nooit naar iemand anders’ gedacht. Volg dat van jou en je zult zien dat het je lukt. En valt het soms zwaar om dragen, geef de moed nooit op. Lees mijn levensverhaal van het begin tot het einde. Je zal overtuigd zijn: alles kan …” aldus Gerard Top. © foto’s - rechts: Gerard en Christiane Top-Dequeecker ‘Boetje’ aan het raam en Gouden Huwelijk Gerard & Christiane (5/2011) - linksboven: archief Lucien De Witte (huis op de achtergrond) - scan: Willy Baelen - linksonder: woning Gerard & Christiane, anno 2021 (foto: Stef Duron) 5

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
Home


You need flash player to view this online publication