22

BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 04 | 2022 22 ESSAY RUIMTE BEELD: SHUTTERSTOCK FOTO: CORBIS / H.H. VAN ELASTIEK ESSAY EEN LAND Het nieuwe kabinet belooft zwart op wit om zich in te zetten voor een goede ruimtelijke inrichting van Nederland. De enorme ruimtelijke transformaties die op ons afkomen, moeten óók bijdragen aan goede omgevingskwaliteit. Maar hoe? Vooralsnog blijft het akelig stil als de vraag klinkt: hoe kun je een vergunning weigeren als deze niet aan de doelstellingen bijdraagt? Hulp van de nieuwe minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is onmisbaar om van de papieren tijger van ‘omgevingskwaliteit’ een bijtertje te maken. We komen er niet met visionaire bespiegelingen over het belang van een aantrekkelijke, duurzame en doelmatige leefomgeving. In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) wordt gesteld dat ‘het concretiseren en operationeel maken van leefomgevingskwaliteit moet gebeuren bij daadwerkelijke ruimtelijke ingrepen.’ De crux ligt bij de uitvoering. Omgevingsvisies moeten vertaald worden naar concrete inhoud, naar processen en naar regels voor vergunningen, toezicht en handhaving. Maar hoe doe je dat? Niemand die het weet. De rijksoverheid blijft tot op heden erg stil. Op aantasting van het nationaal belang van goede leefomgevingskwaliteit staat geen duidelijke sanctie. Provincies en vooral gemeenten krijgen een zorgplicht opgelegd voor omgevingskwaliteit, maar of en hoe ze aanspreekbaar zijn als ze die plicht verzaken, is onduidelijk. Goede omgevingskwaliteit is een abstracte doelstelling. De wet heeft nog twee andere hoofddoelen: een veilige en een gezonde leefomgeving. In deze sectoren werkt men van oudsher met streef- en grenswaarden om de milieu- en gezondheidskwaliteit te normeren. Omgevingskwaliteit daarentegen kun je niet normeren en afvinken, maar moet je interpreteren, steeds weer. Er is altijd afwegingsruimte. Kwaliteit is afhankelijk van plaats en tijd, en van de belangen van huidige en toekomstige betrokkenen. Wát goede omgevingskwaliteit is, daar moet je het met elkaar over eens worden. BAUKULTUR Goede omgevingskwaliteit staat of valt bij een ruimtelijk proces dat de omgeving eer aandoet. Het omvat veel méér dan prachtige architectuur. Dit inzicht zien we ook op Europees niveau, bijvoorbeeld in de Verklaring van Davos en het Nieuw Europees Bauhaus van de Europese Unie. De Europese landen streven naar een levendige Baukultur die acht criteria omvat. De eerste drie zijn bekenden uit de sfeer van ruimtelijke kwaliteit: de identiteit van een gebied, de schoonheid van een plek en de inpassing in de landschappelijke of stedelijke context. De volgende vier hebben te maken met de verbreding tot omgevingskwaliteit: functionaliteit, duurzaamheid, economische waarde op langere termijn en sociale diversiteit van gebieden. En tot slot het criterium van governance: dat omvat de processen, de participatie, de democratische waarden. Een centrale gedachte van de Omgevingswet is dat integrale afweging plaatsvindt op grond van het ‘ja, mits…’-principe. De overheid wil initiatieven uit de samenleving omarmen in plaats van met achterdocht bekijken. De nadruk ligt niet op het voorkomen van wat onaanvaardbaar is, maar op het bevorderen van wat gewenst is. Het accent ligt op visie, ambities en doelstellingen. De normen en regels zijn minder bindend dan ze voorheen waren. FLEXIBELE REGELS Dit vraagt een fundamenteel andere houding. De nieuwe wet veronderstelt een grote verantwoordelijkheid voor de publieke zaak, ook van (private) investeerders. En het vraagt om ambtenaren en bestuurders met het vermogen om samenhang te brengen in de kwalitatieve beoordeling van initiatieven: een integrale beoordeling dus. Dit vraagt om flexibele regels en om transparantie bij het afwegen van alle belangen. In het Schetsboek voor een omgevingsplan op kwaliteit stelden wij dat

23 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication