32

32 SERIE DE MINISTERIES DOOR: WIM DE JONG FOTO: ANP Het is waarschijnlijk het meest besproken en meest omstreden ministerie van allemaal: dat van onderwijs. In de populaire beeldvorming doet het altijd óf te veel óf te weinig Deze bijdrage gaat in op de ontwikkelingen in het middel - baar onderwijs, ofwel ‘de sjoelbak’ van elk mensenleven. HET MINISTERIE VAN ONDERWIJS VAN GELDVERDELER TOT KOP-VAN-JUT houd van het onderwijs, hoewel de vrijheid van onderwijs daarbij altijd op zijn minst met de mond is beleden. Het ontstaan van een apart ministerie voor onderwijs kan niet los worden gezien van de zogeheten ‘pacificatie’ van 1917. In de Eerste Wereldoorlog bleef Nederland neutraal. Terwijl Europa in puin werd gelegd, benutten Nederlandse politici de tijd om een aantal langslepende politieke conflicten op te lossen, door een grote grondwetswijziging. Door deze update van het in 1848 door Thorbecke cum suis ingevoerde parlementaire stelsel kreeg het moderne democratische bestel van Nederland vorm. Het algemeen kiesrecht en het evenredig kiesrecht werden ingevoerd, evenals de financiële gelijkberechtiging van openbaar en bijzonder onderwijs. Orthodoxe protestanten en katholieken waren sinds eind negentiende eeuw bezig aan een emancipatiebeweging onder leiding van hun voormannen Kuyper en Schaepman. In het brandpunt van die mobilisatie stond de zogeheten ‘schoolstrijd’, die draaide om het recht scholen op te richten waar onderwijs werd gegeven volgens de eigen levensbeschouwing. Dit recht bestond al sinds midden negentiende eeuw, maar niet om deze scholen ook te laten bekostigen. Op dat laatste waren voorstanders van de ‘vrije school’ gebrand, om de vrijheid van onderwijs écht realiteit te doen worden. In 1917 bereikten ze dat het principe van gelijkberechtiging voor alle lagere scholen ging DE MINISTERIES Historici van de Radboud Universiteit staan in deze serie stil bij de geschiedenis van belangrijke ministeries. Wat moeten de bewindspersonen over hun ministerie weten? Deel 7: Onderwijs gelden. Dat gaf de overheid veel meer te doen, wat een apart ministerie van onderwijs nodig maakte. Door de gelijkberechtiging viel te verwachten dat het toch al stormachtig groeiende bijzonder onderwijs nog groter zou worden, en de overheid moest erop toezien dat die scholen aan de stichtings- deugdelijkheidsnormen voldeden. Door hun overwinning hadden de confessionelen zich namelijk ook in het pak laten naaien: in ruil voor subsidie kreeg de overheid meer te zeggen over de deugdelijkheid van het onderwijs, hoewel niet over de inhoud. Scholen konden volgens wat later artikel 23 werd, zelf het onderwijs vormgeven als ze binnen een aantal zeer breed geformuleerde leerdoelen bleven. Toch opende dit in de honderd jaar daarna de deur naar steeds toenemende bemoeienis van het ministerie met de inCRISIS Zover was het in het interbellum nog niet. Het ministerie had de handen vol aan het managen van het almaar uitdijende bijzonder onderwijs, dat zich ook steeds meer op het middelbaar onderwijs ging richten, en aan het betaalbaar houden van het onderwijs toen de economische crisis zich eind jaren twintig aandiende. Bij docenten maakte het zich in die tijd niet populair: de vader van de schrijver Willem Frederik Hermans maakte in de jaren dertig maar liefst dertien loonsverlagingen mee. De dominantie van de katholieken en protestanten werd weerspiegeld in het feit dat ze tot de bezetting bijna alle ministers van onderwijs leverden. Het was dan ook van groot belang voor die partijen om de verworvenheden te beschermen en uit te bouwen. Bovendien moesten ze weinig hebben van inhoudelijk onderwijsbeleid: het was nu juist aan scholen zelf om dit te ontwikkelen. De openbare school moest zich vooral neutraal opstellen naar de vele minderheden die Nederland rijk was, en waar zij in de praktijk eigenlijk christelijk was, moest dat vooral zo blijven. In de Onderwijsraad, een orgaan dat het ministerie moest voeden met ideeën, leidde de weigering pedagogische of onderwijskundige ideeën toe te laten tot bittere strijd tussen de antirevolutionair Woltjer, en de progressieve pedagoog Philip Kohnstamm. Het gevecht dat daar geleverd werd gaat door tot op heden: bewindslieden van ‘confessionele’ partijen zoals het CDA of de ChristenUnie bewaken ‘artikel 23’ en geven feitelijk de voorkeur aan een ministerie dat zich niet al te veel op de BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 25 | 2021

33 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication