BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 25 | 2021 SERIE 35 van het vmbo. In 2008 rekende de parlementaire commissie-Dijsselbloem hard af met al deze onderwijsvernieuwingen: politiek en ambtenaren werden geleid door tunnelvisie, en hadden met de praktische effecten van het ‘nieuwe leren’ nauwelijks rekening gehouden. Dit genas het ministerie van het uitstorten van nieuwe plannen over het onderwijsveld, afgezien van het ‘passend onderwijs’, waardoor vanaf 2012 kinderen met specifieke problematiek weer samen met de andere kinderen naar school gaan. De concentratie op onderwijsvernieuwingen is in de plaats gekomen van de rol van het ministerie in het managen van de financiële handel en wandel van scholen. Tot midden jaren tachtig zag het daar tot op vrij groot detail op toe. Dit veranderde onder invloed van bezuinigingen, deregulering en een ‘terugtredende overheid’. In 1995 werd de ‘lumpsum’-financiering ingevoerd in het middelbare, en in 2006 in het basisonderwijs: schoolbesturen gaan zelf over de praktische besteding van het geld. Hiermee gaf het ministerie veel macht uit handen om bijvoorbeeld direct salarissen te sturen. Er is daardoor een machtig systeem van PO- en VO-raden ontstaan, waarin schoolbesturen zitting hebben, die steeds meer scholen onder zich hebben met steeds minder bestuurders. Deze concurreren met elkaar en sturen op rendement, omdat hierdoor de financiering wordt bepaald. De kwaliteit van het onderwijs en de beleving van de leraar worden aan die logica ondergeschikt. CHAOS Sinds de eeuwwisseling is de rol van het ministerie dus beperkt. De vrijheid van onderwijs is voor met name confessionele bewindslieden ook een goede reden om niet te veel te willen interveniëren. Toch stapelen de laatste jaren de ADVERTENTIE SAVE THE DATE SRO CONGRES 03/11/2021 Meer informatie? Website: www.sro.nl/congres • Twitter: @NVSRO • LinkedIn: NV SRO Het onderwijs heeft een afkeer van centrale sturing problemen zich op: het lerarentekort en de daling van het onderwijsniveau in rankings van de OESO zijn reden tot zorg. De overheid heeft weliswaar vaste referentieniveaus ingevoerd voor bijvoorbeeld rekenen en taal, maar vindt het moeilijk te bereiken dat die ook worden gehaald. Zij overlegt met een chaotisch veld van besturen, lerarenbonden en tal van innovatieplatforms, die allemaal beleid afvuren op scholen. Die ontwikkelen volgens onderwijskundigen Geert ten Dam en Sietske Waslander hierdoor een zekere resistentie tegen beleid – terwijl er nu juist wél verbetering nodig is. Het trauma van mislukte onderwijsvernieuwingen en de mantra van deregulering leiden samen tot een afkeer van centrale sturing, ten faveure van wat beleidsmakers met een lelijk woord aanduiden als ‘lenige netwerksturing’. Dat viel tijdens de pandemie te merken aan de terughoudendheid van minister Slob om regie te nemen met betrekking tot coronamaatregelen. Door die afkeer richt het ministerie vooral projectbureaus op voor kwaliteitsverbetering, zonder concreet iets af te dwingen. Zij laat het effectief aan scholen zelf over of concepten als ‘gepersonaliseerd leren’ aan de kwaliteit bijdragen. Een kentering is wat dat betreft wel in zicht met betrekking tot bijvoorbeeld burgerschapsonderwijs: Slob onderkent dat het onderwijs meer moet doen om democratische kennis en waarden over te brengen. Een wet die scholen dwingt meer ernst te maken met burgerschapsonderwijs ligt nu bij de Eerste Kamer. In de regering die deze zomer wordt geformeerd, zien de bewindspersonen voor onderwijs zich dus geplaatst voor grote uitdagingen. Onder andere op het gebied van vrijheid van onderwijs, het stelsel, en de kwaliteit spelen problemen als kansenongelijkheid, segregatie, lerarentekort en niveaudaling. Overzicht houden is daarbij al lastig, maar nog lastiger zal het voor de nieuwe minister zijn om de regie terug te nemen ten opzichte van dit complexe veld. ‘Maatwerk’ en ‘draagvlak’ zijn vanzelfsprekend van belang, maar ontslaan de overheid niet van haar verantwoordelijkheid. Essentieel daarbij is de politieke wil om het ministerie zijn rol op te laten pakken.
36 Online Touch Home