16

BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 33 | 2021 16 ACHTERGROND HERDENKEN het gesprek over deze thema’s enigszins dreigde te verzanden. De stadsgesprekken dwingen ons om opnieuw met alle betrokken organisaties te kijken hoe we vormgeven aan een inclusief Hoorn. En hoe we ervoor zorgen dat mensen zich niet terugtrekken op een eiland, maar met elkaar in gesprek gaan.’ PIJNLIJKE GESCHIEDENIS Waar Vlissingen en Hoorn zich richten op zelfonderzoek en -reflectie, kiest Tilburg een heel andere manier om stil te staan bij het slavernijverleden: herdenken. Vier jaar geleden kondigde burgemeester Theo Weterings de komst aan van een herdenkingsmonument voor ‘alle nazaten van slaaf gemaakten’. Het monument moet volgend jaar een plaats krijgen op het Johan Stekelenburgplein, aan de noordkant van het station. ‘Het slavernijverleden vormt een uiterst pijnlijke geschiedenis, die in Tilburg bij een grote gemeenschap leeft,’ zegt Early van der Geld, voorzitter van Gedeeld Verleden, Gezamenlijke Toekomst Tilburg. ‘We vinden het belangrijk dat daar meer ruchtbaarheid aan wordt gegeven. Dat er een zichtbare en herkenbare plek is waar je kan herdenken, samenkomen en elkaar ontmoeten.’ Dat Tilburg als eerste Brabantse stad een herdenkingsmonument krijgt, heeft volgens Van der Geld alles te maken met de fraters van Tilburg. ‘De fraters van Tilburg speelden een belangrijke rol in het koloniale en neokoloniale systeem op Curaçao en in Suriname, bijvoorbeeld door het stichten van scholen. Ook de bekendste pastoor van Tilburg, Peerke Donders, was actief in Batavia en Suriname. Hun aanwezigheid heeft ervoor gezorgd dat er in Tilburg relatief grote Antilliaanse en Surinaamse gemeenschappen zijn ontstaan, waar men zich steeds sterker bewust is van het slavernijverleden. Het is heel belangrijk dat we dat bewustzijn een plaats kunnen geven.’ Het Tilburgse gedenkteken wordt na Amsterdam, Rotterdam en Middelburg het vierde slavernijmonument in Nederland. Volgens Van der Geld voorzien de monumenten in een behoefte. ‘Ze vervullen een belangrijke rol bij herdenkingen als Keti Koti. Maar ze zijn ook waardevol voor toevallige voorbijgangers die een tekst op een gedenksteen lezen en zichzelf vragen beginnen te stellen over wat er in het verleden is gebeurd. Daarmee dragen de monumenten bij aan het verspreiden van kennis, bewustwording en wederzijds begrip.’ De verschillende initiatieven om stil te staan bij het slavernijverleden, laten zien dat steeds meer gemeenten van hun verleden willen leren. Dat ziet ook slavernij-onSURINAME De oude koffie- en cacaoplantage Frederiksdorp is tegenwoordig hotel/landgoed derzoeker Karwan Fatah-Black, universitair docent koloniale geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Fatah-Black: ‘Steeds meer gemeenten zijn bereid om hun eigen aandeel in de koloniale geschiedenis of de geschiedenis van de slavernij onder de loep te nemen. Ze gaan er terecht van uit dat je eerst gedegen empirisch onderzoek moet doen, voordat je het politieke besluit neemt om ruimte te maken voor herdenking of excuses. Als je niet goed scherp hebt wát je herdenkt, boet het herdenken zelf ook aan betekenis in.’ Volgens hem laten de onderzoeken duidelijk zien dat de slavenhandel niet alleen een overzeese aangelegenheid was, maar overal in Nederland zijn vertakkingen had. ‘De handel in en de inzet van tot slaaf gemaakten heeft overal sporen nagelaten. Van Harderwijk, waar de soldaten aanmonsterden voor de overtocht naar Suriname, tot Park Rusthoff in Sassenheim, een onderdeel van een voormalig landgoed dat is gefinancierd uit de opbrengsten van koffieplantages in Suriname en Guyana.’ VERRE VAN COMPLEET De onderzoeken die in verschillende gemeenten lopen, worden ondersteund door landelijke onderzoeksprojecten zoals Mapping Slavery, een publieksgeschiedenisproject dat zich richt op het Nederlandse slavernijverleden en het hieraan verbonden erfgoed. Dat neemt niet weg dat het beeld van de Nederlandse slavenhandel verre van compleet is. Fatah-Black: ‘Er is ontzettend veel dat we nog niet weten. In 2018 is er bij station Hoofddorp een herdenkingsstrook voor het slavernijverleden ingericht met de tekst: “Wat is gebeurd, is niet voorbij”. Zo’n gedenkplaats is natuurlijk heel waardevol, maar ik vind het jammer dat daar geen onderzoek aan vooraf is gegaan. In de Haarlemmermeer circuleert een verhaal dat de afschaffing van de slavernij destijds door Amsterdamse kooplieden is tegengehouden, met als argument dat ze het geld van de plantages nodig hadden voor de inpoldering van de Haarlemmermeer. Ik heb niet kunnen verifiëren of het waar is, maar het zou voor de gemeente Haarlemmermeer interessant zijn om te weten. En het zou zo’n herdenkingsplek ook een extra dimensie geven.’ Volgens Fatah-Black komt de toenemende aandacht voor het koloniale- en slavernijverleden niet uit de lucht vallen. De discussie over roofkunst en de excuses van koning Willem-Alexander voor het Nederlandse geweld in Indonesië lieten al zien dat er in Nederland een toenemende bereidheid is tot zelfreflectie op het koloniale verleden. De aandacht voor koloniale én hedendaagse misstanden werd vorig jaar bovendien stevig aangewakkerd door de Black Lives Matter-beweging. Toch moeten gemeenten er volgens Fatah-Black voor waken dat initiatieven die gericht zijn op het slavernijverleden, geen loos gebaar worden. ‘Je kunt als gemeente makkelijk zeggen: we huren een onderzoeksbureau in om ons slavernijverleden uit te zoeken. Dan toon je dat je bereid bent om naar het verleden te kijken, kun je bij wijze van spreken een jaar later je excuses maken en heb je aan je verplichtingen voldaan. Maar de grote vraag is natuurlijk: wat dóé je met de uitkomsten? Dan heb je het over het verband tussen geschiedenis en hedendaagse thema’s als raciale ongelijkheid en discriminatie in het dagelijks leven. Dáár moet je als stad het gesprek over voeren.’ ‘ Er is ontzettend veel dat we nog niet weten’

17 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication