15

BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 37 | 2021 ACHTERGROND 15 ‘Het coronavirus raakt ons allemaal’, sprak koning Willem-Alexander op 20 maart 2020, ongeveer een week nadat de eerste lockdown-maatregelen in Nederland waren genomen om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Dat het virus de hele samenleving zou treffen, was toen wel duidelijk. Maar hoe het op de samenleving zou neerslaan, was minder goed te voorzien. Anderhalf jaar later kunnen we constateren dat COVID-19 weliswaar iedereen heeft geraakt, maar niet iedereen in gelijke mate. Het virus, en de economische en maatschappelijke schokken die daarmee gepaard gingen, hebben sommigen harder getroffen dan anderen. En het lijkt erop dat de grootste slachtoffers van de crisis de mensen zijn die het ook vóór de pandemie al zwaar hadden. Met andere woorden: de coronacrisis vergroot de sociaaleconomische verschillen in de samenleving. Het gevaar van een ongelijke verdeling van de klappen van de crisis werd ruim een jaar geleden al door vijftien burgemeesters erkend. ‘De tweedeling in onze gemeenschap en de kansenongelijkheid nemen nog verder toe’, schreven ze in een brief aan het kabinet. En ook afgelopen zomer, toen zeshonderd burgers in zogenaamde ‘dialoogtafels’ met elkaar in gesprek gingen op zoek naar ideeën voor herstel en vernieuwing na de coronacrisis, kwam de ‘toenemende tweedeling’ als belangrijk aandachtspunt naar boven. De deelnemers uitten zorgen over toegenomen en uitvergrote verschillen in de samenleving. ‘We zitten met zijn allen in dezelfde storm, maar niet in dezelfde boot’, vatte één van de deelnemers samen. SCHEIDSLIJN Hoe ziet die tweedeling er precies uit? Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat de scheidslijn vooral op het sociaaleconomische vlak ligt. Voor mensen met een lager inkomen en opleidingsniveau zijn de gevolgen van de crisis het zwaarst. Bij die groep is het aantal besmettingen hoger en is de kans op ernstige gezondheidsproblemen als gevolg van het virus groter. Daarnaast hebben mensen in deze groep vaker een flexibel of tijdelijk dienstverband, waardoor ze vaker hun werk zijn verloren. Ook lopen hun kinderen een verhoogd risico op leerachterstanden als gevolg van de scholensluiting. Tot deze groep behoren relatief veel jongvolwassenen, mensen met een niet-westerse migratieachtergrond en mensen met een arbeidsbeperking. Hoe vergaat het deze kwetsbare groep in het herstel na de crisis? Zullen de scheuren in de samenleving zich automatisch herstellen zodra de pandemie voorbij is? Dat lijkt onwaarschijnlijk. De crisis is immers niet de oorzaak, maar slechts een versterker van de problemen. Voor een duurzame oplossing moeten de structurele oorzaken van de kloof worden aangepakt. Niet alleen de effecten van de crisis zelf moeten worden bestreden. De herstelstrategie zal ook de tekortkomingen van het sociale beleid van vóór de crisis moeten repareren, willen we de kloof dichten. De tweedeling was namelijk ook voor de pandemie al duidelijk zichtbaar. In de jaren voor de coronacrisis was er sprake van sterke economische groei en hoge werkgelegenheid, maar de onderkant van de samenleving bleef achter. Het aandeel huishoudens dat onder de lage inkomensgrens leeft (ongeveer 6 procent) is al sinds 2011 stabiel. Het aandeel huishoudens met problematische schulden (zo’n 8 procent) is sinds 2015 vrijwel niet gedaald. Het aantal dak- en thuislozen is tussen 2009 en 2018 zelfs verdubbeld, en het aantal daklozen tussen 18 en 30 jaar is in die periode verdrievoudigd, net als het aantal daklozen met een niet-westerse migratieachtergrond. DIEPERE OORZAKEN Een aantal diepere oorzaken van de groeiende kloof is te vinden in het Deltaplan Bestaanszekerheid, een manifest dat wethouders Rutger Groot Wassink (GroenLinks) van Amsterdam en Peter Heijkoop (CDA) van Dordrecht onlangs opstelden. Daarin luiden ze de noodklok over grote groepen mensen die moeite hebben om rond te komen, geen hulp krijgen van de overheid en als gevolg daarvan een onzeker bestaan leiden. Ze roepen het nog te vormen nieuwe kabinet op om van bestaanszekerheid een topprioriteit te maken. ‘Ik kan de urgentie van dit vraagstuk echt niet voldoende benadrukken’, aldus Groot Wassink. De crisis heeft de situatie nog schrijnender gemaakt, zien beide wethouders. Maar ook zónder pandemie was er reden genoeg om een Deltaplan Bestaanszekerheid op te stellen, vindt Heijkoop. ‘Ook vóór de coronacrisis hadden wij al grote zorgen over de bestaanszekerheid.’ Groot Wassink: ‘We hebben in de afgelopen decennia een soort kaalslag van neoliberaal beleid gezien waarin de sociale zekerheid steeds verder werd afgebroken.’ De stagnatie van het minimumloon en de gekoppelde uitkeringen is daarvan het duidelijkste voorbeeld. ‘Boven alles is het de hoogste tijd om het sociaal minimum te verhogen naar een realistisch niveau’, schrijven de wethouders in hun deltaplan. Daarnaast zijn de regels die mensen moeten helpen om hun inkomen te verzekeren te complex geworden. De menselijke maat is verdwenen, constateren de wethouders. Het is voor bijstandsgerechtigden nauwelijks te begrijpen wat ze wel of niet bij de gemeente moeten melden, geeft Groot Wassink als voorbeeld, maar als ze een fout maken, worden ze al snel als een fraudeur beschouwd. ‘Dat heeft enorme repercussies voor mensen.’ HARDHEDEN De verantwoordelijk minister is inmiddels bezig om de ‘ongewenste hardheden’ uit de wet te halen, merkt hij op. ‘Maar ik zou zeggen: de gewenste hardheid is ook flauwekul, dus daar moet je ook mee kappen.’ Een ander structureel probleem dat de wethouders aankaarten is het gebrek aan budget om mensen uit de bijstand aan het werk te helpen. De wet die over werk en uitkeringen gaat heet weliswaar de Participatiewet, maar die naam is misleidend, vindt Heijkoop. Want juist het participeren, of het meedoen, wordt door die wet belemmerd. Heijkoop: ‘Bij de totstandkoming van de Participatiewet hebben we met elkaar afgesproken dat we gaan werken aan een inclusieve arbeidsmarkt waarin mensen allemaal mee kunnen doen. Maar er zijn miljarden bezuinigd, waardoor die inclusieve arbeidsmarkt heel ver weg is geraakt.’ De middelen voor de begeleiding naar werk zijn in zo’n tien jaar tijd dan ook meer dan gehalveerd. Groot Wassink: ‘Als 95 procent van het budget voor de Participatiewet bedoeld is voor de uitkering, betekent dat dat er maar een klein gedeelte is wat mensen verder helpt.’ Ten slotte signaleren de wethouders dat het systeem van sociale zekerheid zich niet heeft aangepast aan de flexibilisering van de arbeidsmarkt, een trend die ook al jaren gaande is. Daardoor vallen zelfstandigen en flexwerkers vaak door de gaten van het vangnet heen, terwijl dat juist een groep is die vaak moeite heeft om rond te komen. Ook voor de schuldenproblematiek – zo’n 650.000 Nederlandse huishoudens hebben problematische schulden – geldt dat de onderliggende oorzaken in het pre-pandemie-tijdperk liggen. Nadja Jungmann, lector schulden en incasso: ‘Als je kijkt naar wat we nu weten, denk ik niet dat corona het grote probleem is. Vóór corona hadden we al een aantal structuurproblemen’, zegt ze. Nummer één: ‘Een groot

16 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication