49

SPECIAL 49 de kwaliteit van de wijk en het leven van de wijkbewoners.’ En voor gemeenten is het een kans om de banden met de eigen inwoners aan te halen. ‘In de jaren tachtig hebben veel gemeenten samen met wijken en corporaties buurten enorm opgeknapt.’ BREDER Gemeenten willen graag dat die sociale en maatschappelijke koppelkansen worden benut, ziet Martijn van Lier, expert warmtetransitie bij adviesbureau Over Morgen. Hij adviseert gemeenten over de aanpak van de warmtetransitie en helpt bij aanmeldingen voor het programma Aardgasvrije Wijken. ‘Een van de beoordelingscriteria om aangewezen te worden als aardgasvrije wijk is dat je laat zien dat je de verduurzaming breder aanpakt. Vaak komt rioolonderhoud daarin terug of vergroening van de wijk. Je ziet in een aantal gemeenten dat men verder gaat en de transitie wil verbreden naar het sociaal domein, bijvoorbeeld door meer werkgelegenheid in de wijk te krijgen.’ Maar volgens Van Lier zijn succesvolle voorbeelden tot nu toe dun gezaaid. ‘De wil om de warmtetransitie te beschouwen als een onderdeel van een veel grotere wijkaanpak is er zeker, maar in de praktijk blijkt de uitvoeCOLUMN JAN VERHAGEN ring lastig.’ De gemeentelijke organisatie is daar mede debet aan, denkt hij. ‘Koppelkansen worden enthousiast genoemd in de aanvraag voor een aardgasvrije wijk, maar aan de opvolging schort het vaak. Dat komt vaak doordat zo’n aanpak dan verdeeld is over verschillende domeinen, en verschillende verantwoordelijke ambtenaren en bestuurders. De enige oplossing is om dat te doorbreken, om binnen de organisatie een breed programma in te stellen en duidelijk te maken dat het ieders verantwoordelijkheid is om die koppelkansen te zien en te benutten.’ Ook Anke van Hal, professor sustainable building aan Nyenrode Universiteit, ziet dat de schotten tussen de beleidsterreinen een sta-in-de-weg zijn bij een succesvolle integrale aanpak van het aardgasvrij maken van de wijk. ‘Het is lastig om die bestaande structuren te doorbreken, maar veel gemeenten zijn zich daar wel van bewust. Je moet het ook zien als een onderdeel van die transitie, van een lang proces waarin van alles zal gaan veranderen.’ De oplossing ligt niet in een nieuwe schets van de gemeentelijke organisatie, denkt Van Hal, maar in het opzoeken van de bewoners. ‘Ga eerst eens die wijk in, voordat je dingen op papier zet, en begin gewoon een gesprek: wat speelt hier nou? In sommige wijken speelt heel veel, maar de praktijk wijst uit dat dit vaak andere dingen zijn dan experts denken. Vervolgens kun je zorgvuldig kijken of je verbanden kunt leggen en dingen kunt combineren. Als je de bewoners daarbij betrekt, word je als gemeente veel serieuzer genomen en voorkom je dat mensen denken dat het allemaal voor hen wordt bepaald.’ FLEXIBEL Volgens Van Hal is het vooral zaak om flexibel te blijven in de lange weg die burgers en overheden nog hebben af te leggen in de warmtetransitie. ‘Overheden hebben de neiging om zaken technisch en financieel aan te vliegen. Er is een planning en die moet worden gehaald. Maar als uit gesprekken met een wijk blijkt dat het enthousiasme om van het gas af te gaan juist heel groot is, dan moet je die wijk vervolgens vooruit kunnen schuiven in de planning. Ook een goede voedingsbodem en enthousiasme is belangrijk.’ ROZENKRANS Voor katholieken is oktober rozenkransmaand. Voor drankliefhebbers is oktober wijnmaand. En voor gemeenten is oktober de maand van de eerste begrotingswijziging. Dat laatste is typisch Nederlands. In theorie gaat het als volgt. De wethouder van financiën komt in september met een ‘boekje’ met de begroting en de plannen voor het volgende jaar. Dan heeft de gemeenteraad eerst enkele weken om dat boekje te lezen en er vragen over te stellen. In oktober wordt het voorstel besproken in de commissies van de gemeenteraad. Vóór 15 november stellen alle gemeenten de begroting vast. Die datum staat in de wet. Vervolgens oordeelt de provincie voor 1 januari of de begroting ook sluitend is. In de praktijk gaat het anders. Inderdaad, de wethouder van financiën komt in september met het ‘boekje’ met de begroting en de plannen voor het volgende jaar. Maar dat is vaak al achterhaald als het van de drukker komt. De reden: Prinsjesdag. Op Prinsjesdag blijken gemeenten vaak veel meer of veel minder geld te krijgen dan in dat begrotingsboekje staat. In sommige jaren zijn geplande bezuinigingen in veel gemeenten alsnog overbodig – waarbij gemeenten zelfs al veel discussies hebben gevoerd over die bezuinigingen. In andere jaren zijn er opeens tekorten. In oktober komen veel wethouders dus met een eerste wijziging op de voorgestelde begroting. De gemeenteraden lezen daarom vaak de begroting niet maar wachten de eerste begrotingswijziging af. Want daarin staan de actuele cijfers. En de aangepaste jaarplannen. De gemeenteraden hebben vervolgens niet zes of zeven weken tijd, maar veel minder. Er zitten vaak maar drie of vier weken tussen de eerste begrotingswijziging en 15 november. Kan dat beter? Kan dat eenvoudiger? ‘ Maak 350 gemeenten een stuk efficiënter’ Kan dat efficiënter? Uiteraard! Geef de gemeenten tot 1 januari de tijd om de begroting in te dienen. Dan kunnen de wethouders Prinsjesdag afwachten en in één keer met een actueel voorstel komen. Dat maakt alle 350 gemeenten veel efficiënter. Okay, het leidt bij 12 provincies tot wat werkaanpassingen. Laten we dat nader bespreken. Maar laten we vooral zorgen dat alle 350 gemeenten voortaan een goede, democratische en efficiënte bespreking van de begroting en de jaarplannen kunnen maken. Daar heb ik deze maand wel een rozenkransje en een goede fles wijn voor over. BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 41 | 2021

50 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication