20

BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 45 | 2020 20 ESSAY RUIMTE DANA KROMHOUT MASTERSTUDENT JURIDISCHE BESTUURSKUNDE AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN JOACHIM BEKKERING MASTERSTUDENT JURIDISCHE BESTUURSKUNDE AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN Het verkeerde beeld van de pilot bestond vooral over het tijdsbestek van de procedures en het aantal regels waaraan projecten zouden moeten voldoen. Dit vertekende beeld zorgde voor ontevredenheid bij de initiatiefnemers. Ook het feit dat na de pilotprocedure de reguliere procedure nog moest worden doorlopen, was voorafgaand aan de deelname aan de pilot niet helder. Het tweede knelpunt betreft de communicatie binnen de pilot zelf. Het communicatieproces tussen de verschillende partijen verliep regelmatig stroef. Zo was het voor het transdisciplinair team en de adviescommissie niet duidelijk hoe de intake van projecten door de commerciële club precies verliep en waar het oordeel om een project wel of niet door te laten op was gebaseerd. Ook binnen het transdisciplinair team zelf verliep de communicatie niet optimaal. Per project werden er twee tot drie personen aangewezen die ermee aan de slag zouden gaan. Het gevolg daarvan was dat alleen die personen op de hoogte waren van de status van het project. Een adequate terugkoppeling ontbrak vaak. Tussen het team en de adviescommissie verliep de communicatie ook niet altijd goed. De commissie was er bijvoorbeeld niet van op de hoogte welke projecten er werden behandeld door het transdisciplinair team. Ten slotte voelde de gemeenteraad zich niet voldoende geïnformeerd. Dit alles geeft blijk van het ontbreken van duidelijke procesafspraken, voorafgaand aan de start van de pilot. CULTUURVERANDERING Het derde knelpunt heeft betrekking op de cultuurverandering die het werken volgens de Omgevingswet met zich meebrengt. Zoals hierboven al werd aangestipt, verandert de Omgevingswet de ‘nee-tenzij’ in een ‘ja-mits’ benadering. Uit het onderzoek blijkt dat er bij de pilot nog regelmatig volgens de oude werk- en denkwijzen werd gewerkt. Binnen de overheidsorganisatie hadden enkel de ambtenaren die bij de pilot betrokken waren de nieuwe benadering helder voor ogen. Dat was vaak anders voor gemeentelijke medewerkers die een grotere afstand tot de pilot hadden. Deze drie knelpunten zijn valkuilen waar bij de implementatie van de Omgevingswet rekening mee gehouden moet worden. Uit de knelpunten vloeit een aantal aanbevelingen voort. Het is ten eerste van belang dat inwoners de juiste verwachtingen hebben, van de overheid en van het proces zelf. Met name is het van belang dat inwoners goed op de hoogte zijn van de regels waar zij aan moeten voldoen, de vergunningen die zij moeten aanvragen en de procedures die ze moeten doorlopen. Bij de pilot was één van de problemen dat inwoners niet goed wisten dat ze nog een normale Awb-procedure moesten volgen na afloop van het pilotproces. Met de invoering van de Omgevingswet wordt meer initiatief gevergd van inwoners. Zo dienen zij zelf op zoek te gaan naar draagvlak binnen de gemeenschap. De wet vraagt namelijk samenspel tussen inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden. De gedachte van de wetgever is dat daardoor meer wederzijds begrip bij burgers, bedrijven en overheden wordt gecreëerd. Uit de pilot blijkt dat dit zorgt voor een verhoging van de werklast voor inwoners. De gemeente moet de initiatiefnemer van een project hierover goed informeren en daarbij begeleiding bieden. De kans op onderschatting van de daadwerkelijke werklast voor inwoners is groot. Daarnaast moet de inwoner die op zoek is naar draagvlak voor een project zelf de kritische vragen en opmerkingen van buurtgenoten van een antwoord voorzien. Ook deze emotionele last moet niet worden onderschat. ONVOLDOENDE BETROKKEN Behalve communicatie over de geldende regels en de procedures in de richting van de inwoners, is ook communicatie binnen het gemeentehuis van belang. De gemeenteraad moet regelmatig worden ingelicht over lopende projecten. Tijdens de pilot bleek dat de gemeenteraden zich onvoldoende betrokken voelden. Dit had tot gevolg dat raadsleden en fracties buiten de pilot om met burgers contact zochten om op een andere manier de projecten te realiseren. Dit kwam het pilotproces niet ten goede. Daarnaast speelde de organisatie van de pilot in Noordwest-Fryslân een belangrijke rol. De les daarvan is dat ook de ‘ Gemeenteraad voelde zich niet voldoende geïnformeerd’ communicatie tussen de verschillende betrokkenen bij de realisatie van een project van groot belang is. Het is aan te raden om hier van te voren goede procesafspraken over te maken. De toetsende rol van de gemeente verandert in een meer faciliterende rol. Het ‘jamits’ principe in plaats van het ‘nee-tenzij’ principe vergt een andere manier van werken binnen de gemeentelijke organisatie. De Omgevingswet bestaat voor een belangrijk deel uit een cultuurverandering die veel vraagt van een overheidsorganisatie. In de praktijk van de pilot verliep de cultuurverandering stroef. Alleen de ambtenaren die bij de pilot betrokken waren werkten al op de nieuwe manier. De rest van de organisatie werkte nog volgens het oude ‘nee-tenzij’ principe. Een gestructureerde manier van communiceren bleek essentieel te zijn, ook binnen de organisatie. Daarom is het belangrijk dat al in een vroeg stadium de gehele organisatie vertrouwd is met de nieuwe werkwijze die voor de Omgevingswet nodig is. Een goede samenwerking tussen de verschillende overheden is ook belangrijk voor een soepele implementatie van de Omgevingswet. Integraliteit is van belang bij het opstellen van het omgevingsplan en het behandelen van aanvragen, maar ook voor het opstellen van een projectbesluit en een omgevingsvisie. Dat draagt bij aan de, door de Omgevingswet beoogde, snellere en betere besluitvorming. Daarom is het verstandig als de verschillende betrokken overheden nu al periodiek met elkaar aan tafel gaan om de integrale manier van werken met elkaar vorm te geven. Dit essay is geschreven met medewerking van Annalies Outhuijse, secretaris van het bestuur van de Academie van Franeker en advocaat bij Stibbe, en Heinrich Winter, hoogleraar bestuurskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen.

21 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication