n SPECIAL 51 tenaar’ maar ook als een ‘goed werknemer’. De begrippen overlappen grotendeels, maar het goed ambtenaarschap vraagt net wat meer. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de extra eisen die volgen uit de Ambtenarenwet. Een ambtenaar dient zich ook in privétijd als goed ambtenaar te gedragen. ‘Een timmerman wordt mogelijk niet ontslagen als hij een hennepkwekerij thuis heeft. Hij kan dan nog best een goed werknemer zijn.’ HUISELIJK GEWELD met reisdeclaraties, mocht van de rechtbank Limburg niet worden ontslagen. ONKREUKBAAR De kernvraag is steeds, zegt De Bruijn, hoe gaat de kantonrechter – een civiele rechter – om met uitspraken van de bestuursrechter die eerder zijn gedaan in vergelijkbare gevallen. ‘Wat we nu zien, is dat de kantonrechters verwijzen naar de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, de hoogste ambtenarenrechter voordat de normalisering een feit was. Dat is een teken dat de kantonrechter rekening houdt met invulling van een norm als goed ambtenaarschap zoals de Raad dat in het verleden deed en nog steeds doet.’ Dat leidt ertoe, zeggen beide advocaten, dat ook de kantonrechter van ambtenaren een hoge mate van integriteit verwacht. Hij moet onkreukbaar zijn en het ambt geen schade toebrengen. De hogere integriteitsnormen volgen uit de Ambtenarenwet, de ambtseed of ambtsbelofte die de ambtenaar aflegt, uit het integriteitsbeleid dat wordt gehanteerd of uit interne gedragscodes. ‘Kijk maar naar de ambtenaar uit Hardinxveld’, zegt De Bruijn. ‘Door hennep te kweken schond hij het aanzien van het ambt, aldus de kantonrechter. Dat was verwijtbaar handelen, en dus reden om de arbeidsovereenkomst direct te ontbinden.’ Hier zie je ook goed het verschil met een stratenmaker of een bedrijfsadministrateur, zegt Stolwijk. ‘Voor iedere burger is het verboden om hennep te kweken, maar als een ambtenaar dat doet wordt hem dat extra zwaar aangerekend. Dat geldt ook voor andere niet-integere of strafbare privégedragingen. Bij civiele werknemers wordt in het algemeen minder streng gekeken naar gedrag in de privétijd. Grote kans dat de hennep kwekende stratenmaker door zijn werkgever niet was ontslagen.’ Stolwijk wijst erop dat ambtenaren zich niet alleen moeten gedragen als een ‘goed ambDe tendens die Stolwijk en De Bruijn tot nu toe zien, is dat de civiele rechter meegaat met de invulling van de norm van goed ambtenaarschap die door de bestuursrechter is ontwikkeld. De Bruijn: ‘Voor ambtenaren blijft een hogere mate van integriteit gelden. Dat is te begrijpen. Voor andere beroepen gelden ook hogere standaarden, zoals medici en advocaten. Als ik iets doe wat de advocatuur schaadt, dan kan mij dat ook zwaar worden aangerekend. Er vindt dus onderscheid plaats tussen medewerkers van overheidsinstanties, met een publieke taak, en mensen uit commerciële bedrijven.’ De normalisering heeft hierop geen invloed gehad. Wie dacht dat ambtenaren sinds de Wet normalisering door de rechter ‘gelijk’ worden behandeld als medewerkers uit de private sector, komt dan ook bedrogen uit. De Bruijn: ‘Neem de politieman, die is niet genormaliseerd, maar voor hem geldt een hogere mate van integriteit, en wel 24/7. Huiselijk geweld zal hem zeer zwaar worden aangerekend.’ Dat dit ook geldt voor ambtenaren komt niet zozeer door de Wet normalisering – die maakte van hen een ‘gewone werknemer’ – maar door de gedragscode die geldt op grond van de Ambtenarenwet. Toch ziet Stolwijk een verschil. Hoewel de kantonrechter dus net zo streng lijkt als de bestuursrechter, blijkt niet altijd even duidelijk uit de uitspraak welke normen zijn overtreden. ‘De Centrale Raad was daarin duidelijker: er werd nadrukkelijk naar de overtreden norm(en) uit de Ambtenarenwet of het integriteitsbeleid verwezen. De kantonrechter beperkt zich meer in algemene zin tot de conclusie dat er voor ambtenaren hoge integriteitseisen gelden, er is niet aan voldaan, terecht ontslag op staande voet.’ Toch is Stolwijk tevreden met wat ze nu ziet. ‘Vóórdat de Wet normalisering in werking trad, hoopten we dat de kantonrechter goed zou kijken naar wat de hoogste ambtenarenrechter al die jaren had gedaan. In de uitspraken die tot nu toe zijn verschijnen, lijkt de kantonrechter dat ook (impliciet) te doen. Wij raden overheidswerkgevers dan ook aan om ook naar die rechtspraak van de Centrale Raad te blijven verwijzen.’ BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 45 | 2020
52 Online Touch Home