47

SPECIAL 47 steding. Uit een door Ieder(in) zelf recent uitgevoerd onderzoek onder zijn achterban, blijkt dat 43 procent minder vaak naar dagbesteding gaat en 19 procent helemaal niet. ‘Het is opvallend dat er best veel zorg is doorgegaan’, vindt onderzoeker Nannes. ‘Zeker omdat het een risicogroep betreft, die mogelijk wat huiverig is om hulpverleners over de vloer te krijgen. Daarentegen hebben veel cliënten de zorg natuurlijk ook echt nodig.’ Ook hier lijken ambtenaren wat somberder gestemd. Zij hebben het beeld dat veel meer zorg en ondersteuning is stopgezet. Als de zorg werd stopgezet, gebeurde dat veelal op initiatief van de aanbieder, zo blijkt uit het onderzoek van I&O Research. Een op de vijf Wmo-cliënten koos er zelf voor. Ook gebeurde het dat de hulp na overleg tussen de hulpverlener en de cliënt werd stopgezet. ALTERNATIEF ‘Opvallend is dat slechts weinig cliënten in het onderzoek aangeven dat er een alternatief is geboden voor de minder verleende zorg’, stelt Nannes. Als er al een alternatief werd geboden, ging het vooral om (video)bellen. Ambtenaren hebben het idee dat er veel vaker alternatieven zijn geboden. ‘Het heeft er de schijn van dat een aanzienlijk deel van de sociaal domein ambtenaren niet weet hoe aanbieders zijn omgegaan met de zorg na het uitbreken van de crisis’, stelt I&O Research voorzichtig. Volgens wethouder Langens is in haar gemeente vol ingezet op alternatieve vormen van hulpverlening. ‘Er is veel hulp en ondersteuning digitaal voortgezet, er zijn praatjes in de voortuin gemaakt; aanbieders zijn heel creatief geweest.’ Dat ziet ook een medewerker uit Steenwijkerland. ‘De meeste hulp is naar mijn idee doorgegaan, al hebben aanbieders wel veel alternatieve vormen ingezet, zoals videobellen en deurbezoek.’ ‘Veel Wmo-aanbieders hebben op hele creatieve wijze de zorg gecontinueerd’, weet Stokman. Waar in het begin bijvoorbeeld de dagbesteding terugliep, werden al snel andere middelen in de strijd gegooid om op zijn minst contact te blijven houden. ‘Maar er werden bijvoorbeeld ook wandelclubjes gevormd.’ Er is onder cliënten wisselende tevredenheid over het alternatieve aanbod. ‘Het is beter dan geen zorg’, stelt een cliënt. Een ander vindt ‘videobellen prettiger dan fysiek contact’. Ontevredenheid is er ook. ‘Praktijkondersteuning werkt niet virtueel’, stelt een van de cliënten. ‘In plaats van een dagdeel hulp per week gaat het nu om een telefoontje van twintig minuten om de week’, stelt een ander. ‘Telefoneren is oppervlakkiger en minder persoonlijk. Elkaars reactie zien is belangrijk’, merkt weer een andere cliënt op. Ook beleidsambtenaar Kruimer uit Berg en Dal is niet overwegend positief over de geboden alternatieven. ‘Met beeldbellen heb je toch niet dezelfde connectie. Aanbieders zien het huis niet en missen voor een belangrijk deel wat er echt speelt.’ Als er door de coronacrisis problemen ontstonden in de zorg en ondersteuning, zijn die volgens een op de vijf cliënten goed door de gemeente opgelost. Bijna evenzoveel cliënten (17 procent) vindt juist van niet. MINDER HULP De hulp is in september en oktober weer meer op gang gekomen, maar de helft van de cliënten bij wie de zorg door de coronacrisis was verminderd of stopgezet, ontvangt nog steeds minder hulp dan voor medio maart. Van de cliënten met minder zorg tijdens de coronacrisis geeft één op de vijf aan nu meer hulp nodig te hebben, omdat zij minder zorg of ondersteuning hebben ontvangen. Ruim een derde van cliënten die aanvankelijk minder hulp kreeg, geeft aan dat de zorg weer op het oude niveau is. Ambtenaren lijken over het algemeen het idee te hebben dat de zorgverlening weer goed op gang komt, zo blijkt uit het onderzoek, al is dat niet overal het geval. Een medewerker van Steenwijkerland ziet dat aanbieders van met name huishoudelijke hulp de laatste tijd weer aan de bel trekken, omdat door de tweede golf cliënten de hulp weer afzeggen. ‘Ze vragen ons hoe dat nu moet.’ In Asten is de zorg en ondersteuning nog niet op het oude niveau, weet wethouder Spoor. Ook Ieder(in) geeft aan dat de zorg nog lang niet op de het oude niveau is. ‘Bij iets meer dan de helft is de zorg helemaal hervat’, aldus Soffer. STIJGING AANVRAGEN Spoor ziet daarnaast dat er de afgelopen maanden minder aanvragen waren voor met name jeugdhulp en Wmo-begeleiding. ‘Mogelijk krijgen we straks te maken met een flinke stijging van het aantal aanvragen.’ In de Astense begroting is de (mogelijke) impact van corona op onder meer de jeugdhulp en de Wmo in kaart gebracht. ‘Het kan het zijn dat mensen langer wachten met hulp zoeken, waardoor eerder duurdere zware hulp ingezet moet worden’, aldus de begroting over de jeugdhulp. Een inschatting van de eventuele extra kosten kan de gemeente nog niet maken. Dat geldt ook voor de Wmo. ‘Er is een risico van een boeggolf aan aanvragen. Door de coronacrisis hebben de mensen hun mel‘ Gemeenten moeten goed opletten of de vraag uitblijft’ dingen/aanvragen Wmo mogelijk uitgesteld.’ Die zorgen worden gedeeld door Arnold Bloem, strategische beleidsadviseur van Noordoostpolder. ‘Je ziet nu dat het aantal jeugdhulptrajecten afneemt. Wat de gevolgen daarvan zijn voor de langere termijn is nog niet duidelijk, maar dat dit gevolgen zal hebben wel.’ De uitgestelde zorg, ook bij de Wmo, kan leiden tot verergering van de problematiek. De tweede golf, waarin we nu zitten, kan daarnaast opnieuw tot uitgestelde zorg en vervolgens de inzet van zwaardere zorg vergen. Samen met de verwachting dat het aantal hulpvragen straks zal toenemen, kan dit nog wel eens tot financiële problemen bij gemeenten leiden, vreest Bloem. Daar sluit Soffer zich bij aan. ‘We zien nu al een extra toeloop op de Wmo-hulp en jeugdhulp. Wij zien tegelijk dat de financiën bij de gemeenten onder druk staan. Wij vinden dat de mensen om wie het gaat niet de dupe mogen worden van gekissebis tussen rijk en gemeenten over geld.’ Gezondheidseconoom Schrijvers weet niet of de uitgestelde vraag of verergerende problematiek per se tot een extra toename van Wmo en jeugdhulp zal leiden. ‘Het kan zijn dat er verborgen vraag blijft. Het formuleren van een zorg- of hulpvraag betekent al dat je in staat bent die vraag bij jezelf te onderkennen, dat je een beetje vertrouwen hebt dat het met hulp beter zal gaan. Mensen met bijvoorbeeld een depressie zien dat niet snel.’ Hij vindt dat gemeenten daar alert op moet zijn. ‘Gemeenten moeten goed opletten of de vraag uitblijft.’ Schrijvers vindt bovendien dat gemeenten jaarlijks aan cliënten moeten vragen hoe het echt met ze gaat. ‘Die reflectie moet je inrichten.’ Op basis van dat gesprek – dat wat Schrijvers betreft een wettelijke verplichting zou moeten worden – moet worden besloten tot meer of minder zorg en ondersteuning. Vanwege corona moet dat gesprek naar voren worden gehaald, vindt de gezondheidseconoom. ‘We hebben een belangrijk jaar gehad met twee coronagolven. Vraag aan de mensen wat ze willen als er weer een derde golf komt; dat is een toekomstgerichte vraag.’ ‘Toegangsgesprekken zijn uitgesteld of digitaal gevoerd’, weet Soffer. ‘Het zou goed zijn als gemeenten in ieder geval actief contact leggen met mensen met een hoog gezondheidsrisico.’ BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 47 | 2020

48 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication